Ruim vier weken verbleef ik in Utrecht om op een huis van een stel vrienden te passen. Nu had ik nooit een hekel aan de Domstad, maar sinds die maand weet ik zeker dat ik het niet erg zou vinden om me in Utrecht te vestigen.
Nu woonde ik ook in een aardige en rustige buurt vlakbij het centrum en niet in Ondiep bijvoorbeeld of Leidsche Rijn. Die wijken staan niet zo goed te boek. Een tijd geleden werden twee homostellen de wijk uitgejaagd omdat Marokkaanse jongeren zich niet kon vinden in hun seksuele voorkeur. Alsof dat hun zaken zijn.
Goed, Utrecht heeft problemen zoals iedere stad in Nederland die heeft, maar ik heb er fijn vertoefd. Niet alleen weet ik nu hoe heerlijk het is om een tuin te hebben waar je rustig in de schaduw je boeken kunt lezen, koffie kunt drinken of een nieuwsgierige kat kan observeren, maar ook dat ik me thuis voel in een stad met dorpse eigenschappen. Utrecht voelt minder massaal dan Amsterdam en is in de zomermaanden minder druk. Je kunt op een zondagmiddag rustig langs de Oude Gracht wandelen zonder omver gelopen te worden door hordes toeristen. Dat kun je in de Amsterdamse binnenstad wel vergeten.
De laatste dagen van mijn verblijf was het al iets drukker nu de verse lading studenten de stad binnentrekt om zich te laten ontgroenen. Niet dat ik een hekel heb aan studentes overigens, ik kijk graag naar ze, maar bepaalde typische aspecten van het studentenleven staan me niet aan. Zelf heb ik aan de HKU gestudeerd, maar gelukkig heb ik me nooit bij een studentenvereniging aangemeld zodat ik geen enkele vernederingen hoefde door te maken om erbij te mogen horen.
Fijne plekken vind ik schaarse parkjes die de stad bezit: Griftpark en het Wilhelminapark. Prima strookjes groen om even bij te komen. Het Griftpark is niet het mooiste park in Nederland. Het is een typisch designpark, maar het is er levendig met ruimte voor skaters, eendenvoerders en bankzitters. Ook is er een stoort bistrootje waar je rustig aan de koffie van de omgeving kan genieten.
Ook een pluspunt: Utrecht telt maar liefst vier stripwinkels! Tenminste, ik heb er vier geteld, wellicht zijn het er nog meer. Blunder aan de Oude Gracht is de meest bekende van het stel en daar is ook een goede comicskelder te vinden met een verkoopster die weet waar ze het over heeft. Niet onbelangrijk. Ze hebben zelfs van bepaalde auteurs een hele reeks uitgaven op de plank staan. Wie zich wil inlezen in het werk van Grant Morrison, Alan Moore en Warren Ellis, om maar wat Britse namen te noemen die die kast rijk is, is bij Blunder dus aan het goede adres. Bij de Mariaplaats is nog een sympathieke comicswinkel. Wel staan daar sommige strips te flauw in de kast waardoor de rug wat krom is. Eeuwig zonde!
Een andere plek waar ik graag mijn tijd doorbracht is ’t Hoogt. Ik kom er al jaren. Toen ik audiovisuele media studeerde heb ik er nog eens een korte fictiefilm opgenomen. Een romantisch verhaal over een bezoeker die fan is van Steven Seagal en een serveerster. Ondanks zijn slechte smaak in filmhelden krijgen hij en het meisje toch iets moois met elkaar… Goed, ’t Hoogt is dus een prima plek om bijvoorbeeld even de krant door te nemen of om een filmpje te pakken. Overigens heerst daar bij het personeel wel dezelfde ziekte als elders op de terrassen van Utrecht en dat is dat ze om de haverklap komen vragen of je nog iets wilt drinken. Het consumeren wordt daardoor bijna een olympische sport en het geeft mij als klant een gejaagd gevoel. Dat moet toch niet de bedoeling zijn.
Petje af
Waar ik ook prettig zat was Le Journal. Het terras is midden op de Neude en daar heb ik samen met verschillende vrienden afgesproken. Binnen werd ik wel vriendelijk, doch dringend verzocht om mijn baseballcap van mijn hoofd te lichten. Er hangen zelfs verbodstickers aan de muur: geen hoofddeksels binnen. Dit verbaasde me enigszins. Probeert men hiermee een bepaald type klant te weren? Ik lag er verder niet wakker van, ik ben inmiddels gewend aan het feit dat ik een bad-hair-life leid en dat mag best in het openbaar. Bij Le Journal heb ik goede gesprekken gevoerd met Jeroen Mirck, Peter de Kock en stripmakers Rob van Barneveld en Matt Baay. Deze stripmakers wonen ook in de Domstad, maar vooral Matts aanwezigheid is vaak aan het straatbeeld af te leiden, want op menig lantaarn, muurtje of andere plakplek zitten stickers waar zijn konijn Bunbun op prijkt.
Utrecht is sowieso een konijnvriendelijke stad: er is een heus Nijntje Pleintje met daarop een standbeeld van het bekende konijn van Dick Bruna en er is een Dick Bruna huis in het Centraal Museum. Ook kon ik enkele stoplichten ontwaren met daarin het silhouet van Nijntje dat aangeeft of je mag lopen of nog even moet stilstaan. Je staat in Utrecht dus letterlijk even stil bij Nijntje.
Fantastisch dat een stad een bekende illustrator en zijn creatie eert! Waar zie je dat eigenlijk nog meer in Nederland? Bijna nergens. In Den Bommel staat een beeld van Heer Bommel, en in zijn geboortestad Rotterdam staat een monument voor Bommels geestelijk vader Marten Toonder. Wat mij betreft komen er meer standbeelden voor de grote stripmakers van Nederland. Cultuur en de mensen die ervoor verantwoordelijk zijn, moeten geëerd worden. En daar horen zeker stripmakers bij!
4 reacties op “Utrecht in de achteruitkijkspiegel”
Vreemde generaliserende woorden in het begin van je blog, genuanceerder mag van mij ook wel
Generaliserend? Het waren Marokkaanse jongeren die de homo’s hebben weggepest. Mogen we het beestje tegenwoordig niet meer bij zijn naam noemen?
Die reactie van Arjen doet me denken aan een blogpost die ik zelf ooit eens schreef. Er was me iets naars overkomen, maar omdat ik het woord ‘Marokkaan’ gebruikte, kwam meteen de Fatsoens-Gestapo langs om daarover te zeiken.
Ja, dat kan ik me nog herinneren. Heel flauw van die Fatsoens-Gestapo. Ik zeg: het beestje bij zijn naam noemen. Zo simpel is het.