‘I was born in Denmark 1978. I write and direct television shows for kids. I have a set of twins and not much time for anything. But when I have time I draw monsterdrawings on post-it notes… it is a little window into a different world, made on office supplies.’ Zo luidt het voorwoord van Sticky Monsters, een verzameling tekeningen van John Kenn Mortensen dat in 2012 werd uitgegeven door Square Peg.
Een kort en bondige introductie op een reeks illustraties waarnaar je uren kunt staren. Illustraties waarin bijvoorbeeld een groot ovaalvormig, harig monster met een lange spitsneus en een soort van gewei op zijn hoofd, achter een kind met een paraplu aan sluipt dat van steen tot steen springt. Of een vampierachtig meisje met grote oren en gevaarlijke tanden dat buiten de boomhut van een jongetje zweeft. Net boven de rand van de vensterbank staart het jongetje het meisje aan. Of een groep bleke, vettige creaturen met uitpuilende ogen, een grote bek en enorme klauwen als handen, die niet zou misstaan in een aflevering van Doctor Who. Ze lopen stampvoetend over de brug waar een jongetje met geruite pet onder schuilt.
De creaturen ademen soms de sfeer uit van een nachtmerrie of een horrorscenario, maar de andere keer lijken ze wel wat op de vriendelijke monstermuppets die je in Sesamstraat voorbij ziet komen.
Met dunne lijnen brengt Mortensen (die zichzelf online ook wel Don Kenn noemt) in zeer gedetailleerde tekeningen een bijzondere wereld tot leven, waar kinderen en monsterachtige verschijningen in allerlei vormen en maten de hoofdrol spelen. Een wereld die alleen bestaat op gele post-it-velletjes – vandaar de titel ‘Sticky’ Monsters – wat alle tekeningen een herkenbare lichtgele kleur geeft. In het boekje zijn de illustraties even groot als de originele afgedrukt. Juist omdat de tekenaar verder geen uitleg geeft en tekst ontbreekt, kun je je eigen verhaal bij het werk verzinnen. In wezen is het iedere bladzijde Halloween, zij het dan wel in het herkenbare handschrift van een verder bij mij onbekende illustrator.
Wie lang genoeg kijkt ziet bepaalde thema’s en patronen terugkeren. Zo houden veel kinderen een ballon in hun hand, of houden ze een zwevend monster aan een touwtje vast alsof ze een ballon zijn. Veel monsters komen voor op zee waar iemand met een bootje vaart. De creaturen achtervolgen de kinderen vaak opgemerkt, en als ze wel door het kleine grut worden gezien, dan staart het kind ze met grote ogen aan. Soms maken de monsterlijke verschijningen onderdeel uit van het landschap.
Het werk van Kenn was ik wel eens tegengekomen op Tumblr. Hij houdt zelf al sinds 2009 dit blog bij en ook heeft hij zelf een Tumblr. Toen ik eerder dit jaar het boekje Sticky Monsters bij de American Book Center zag liggen, moest ik het aanschaffen. Geregeld pak ik het op en sla ik het boekje ergens open. Telkens ontdek ik weer een nieuw detail: een specifieke blik of een klein element op de achtergrond dat ik niet eerder zag. Het is heerlijk bladeren en vertoeven in de excentrieke, monsterlijk leuke en magische wereld van John Kenn Mortensen.
Nu weet ik dat Brands een grote fan is van Katchor, dus het zal hem veel plezier hebben gedaan om deze interessante stripmaker eens aan zijn tafel te hebben gehad.
Want interessant is het werk van Katchor zeker. Nu kan ik daar wederom een essay over vol schrijven, maar het is wellicht beter om het interview gewoon te bekijken. Eerst komt Joost Zwagerman nog in de uitzending aan het woord trouwens, want van hem kwam een tweedelige bundeling uit van zijn essays over Amerikaanse kunst & cultuur. Ook erg boeiend.
Boeken is op dit moment een van mijn favoriete programma’s op televisie en een van de weinige uitzendingen die ik geregeld terugkijk op Uitzendingvergist.nl. Ik kijk namelijk al meer dan een jaar geen televisie meer en dat bevalt me best. Geen zapsessies meer, geen verloren uurtjes zombiestaren naar hersenloze televisie. Alleen nog heel gericht kijken via het web, dus ik kijk veel minder, maar zie en lees daarom des te meer.
Het is de schijnbare eenvoud van Boeken die me zo aanspreekt. Brands heeft iedere week schrijver of schrijvers aan zijn tafel en voert daar een boeiend gesprek mee. Dankzij het interview weet je altijd in grote lijnen waar het boek overgaat en of het iets voor je is. Door Boeken heb ik al veel nieuwe, interessante schrijvers ontdekt. Het programma is het bewijs dat je met een simpele opzet, heel kijkwaardige en geestverruimende televisie kunt maken.
Ter inleiding van het gesprek met Katchor schreef Brands een stuk over de tekenaar in de VPRO Gids deze week.
Zaterdag bezocht ik samen met Linda kadowinkel Gifted in Amsterdam. Linda moest daar wat kaarten van Kadolab afleveren die besteld waren en die ze samen met haar collega ontwerpt en maakt. Tot mijn grote vreugde verkopen ze in Gifted ook strips, waaronder van Peter Pontiac, Zone 5300 en er staat zelfs een hele vitrine waarin het werk van Frits Jonker staat tentoongesteld. Een echte Frits Jonker ShowCase dus.
Jonker is typograaf, letteraar en beeldfetisjist. Hij heeft een ietwat curieuze, maar boeiende hobby. 14 februari 2005 begon Jonker met ShowCase, een ‘fanzine’ in de vorm van een strook ter grootte van een derde van een A4-velletje: handgeletterde verhalen over alles wat hem interesseert. Unieke hersenspinsels over en met kunst, typografie, wetenschap, levensvragen en zaken waar geen directe aanleiding toe is. In de strookjes tref je bijvoorbeeld een aflevering aan waarin Frits alleen olifantjes tekent, of bepaalde beeldmerken opnieuw heeft ontworpen. Ook plaats hij wel eens beeldmateriaal dat hem boeit, zoals een stripplaatjes. Deze ShowCases fotokopieert Frits in maximaal 25 exemplaren en verspreid hij gratis onder vrienden en kennissen.
Gemiddeld maakt hij een aflevering per dag. Inmiddels zijn het er meer dan 2200 afleveringen. De eerste 1900 werden in 2012 door uitgeverij Xtra gebundeld in een telefoonboekdik boek getiteld ShowCase. Dat boek zie je op de foto staan, met in de vitrine allerlei extra’s die in de doos van ShowCase zitten, waaronder twee boekjes met portretten die Frits maakte op basis van profielfoto’s op Facebook, andere mini-boekjes, ansichtkaarten en een mp3-CD met daarop onder andere een aflevering van VPRO’s Vrije Geluiden, een in de jaren tachtig en negentig wekelijks uitgezonden radioprogramma geschreven door Jonker en gepresenteerd door Albert Ballintijn.
Ik probeer me te beperken tot ongeveer één aflevering per dag en dat betekent dat ik voor mijn gevoel vooral afleveringen niet maak. En afleveringen die ik niet maak zijn trouwens ook nog eens de beste. (pag. 276)
Eigenlijk is Jonker een blogger zij het dan dat zijn blog op een papierenstrookje verschijnt. Inmiddels zet Jonker zijn ShowCase ook online, wat hem een echte blogger maakt. Al ziet hij dat zelf misschien anders. Labels zijn in deze ook niet belangrijk. Een bijzonder boek is ShowCase in ieder geval wel.
Ik hoop Frits binnenkort te interviewen voor een Daily Webhead-video, want ik vind ShowCase een erg boeiend project.
Recently Irish writer Colum McCann visited the Netherlands to promote his new novel TransAtlantic. His Dutch publisher De Harmonie asked me to interview him about the book.
In TransAtlantic McCann connects three iconic crossings. The first non-stop Trans atlantic flight by aviators Jack Alcock and Arthur Brown in 1919; Frederick Douglass, toured Ireland in 1845 and ’46 to promote his subversive autobiography in which he describes his life as a black slave in America. Douglass finds the Irish people sympathetic to the abolitionist cause—despite the fact that, as famine ravages the countryside, the poor suffer from hardships that are astonishing even to an American slave. In New York 1998 senator George Mitchell departs for Belfast, where it has fallen to him to shepherd Northern Ireland’s notoriously bitter and volatile peace talks to an uncertain conclusion. All these narratives are connected by a series of remarkable women whose personal stories are caught up in the swells of history.
As in earlier work, McCann combines historic events with fictional elements, and lets real life characters cross paths with fictional characters:
‘One of the recurring themes for the past ten or twelve years of my writing life has been that nebulous line between what’s true and what’s not true. What’s real and what’s not real. What’s imagined and what is supposedly factual. And I like this territory. It’s good territory for a contemporary novelist to be in, because we get fed such a line of bullshit left right and centre by corporations, by governments and by ourselves. One has to doubt what is true and what is not true. There is a very distinct argument to be made that the imagined is as real as the imaginary. The character of Emily Ehrlich in my novel is as real to me as any journalist that would have been around in the early part of the 20th century. And what this does is that it puts the novelist in the position where he or she questions the notion of what’s authentic. And we must learn to question what’s authentic if we are going to live sort of valuable proper lives and not be exploited by artists, by corporations, by governments, by ourselves.’
Wat mij betreft komt de eerste Star Wars-film van George Lucas het beste tot zijn recht in de oude versie op een krakkemikkig VHS’je, het liefste nog met een 4:3 beeldverhouding. Pas dan ervaar ik de film weer zoals de eerste keer dat ik hem zag. Helaas, omdat de regisseur zijn films flink heeft versleuteld en aangepast, zal Star Wars nooit meer hetzelfde zijn.
Veel fans van het eerste uur kunnen dat moeilijk verkroppen, want hierdoor zijn ze niet langer in staat om een nostalgische trip naar hun jeugd te maken. Dat ze dit niet langer pikken is te zien in de prachtige documentaire The People versus George Lucas die in 2011 op Imagine te zien was.
Laatst kocht ik in de winkel van het Eye een deeltje uit de reeks BFI Classics, een reeks monografieën van het British Film Instituut over klassiekers uit de cinema. Will Brooker buigt zich in dit deeltje over de ruimtesaga maar beperkt zich tot de versie van de eerste film toen die nog gewoon Star Wars heette en niet A New Hope. Brooker is sowieso een held: eerder schreef de huidige directeur film- en televisiewetenschap aan de Kingston University in Londen zijn proefschrift over Batman als cultureel icoon waar ik voor mijn scriptie veel aan had. Will merkt terecht op dat er al heel veel over Star Wars is geschreven, maar altijd in de context van cultureel fenomeen, als blockbuster en special effects-film. Brooker is naar mijn weten de eerste die op wetenschappelijke wijze naar de film kijkt als tekst. Hij bestudeert de montage, beeldcomposities, kostuums en soundtrack.
Zo komt Brooker op een paar interessante observaties. De aantrekkingskracht van Star Wars zit, zo schrijft hij, deels in het feit dat Lucas allerlei culturele invloeden, mythes, iconen en genre-elementen in een blender stopte en daar zijn film uit destilleerde, maar ook in het gegeven dat de film een wereld suggereert die tot ver buiten het bioscoopscherm reikt. Een oude wereld die we als kijker even bezoeken en die na de aftiteling doorgaat: personages verwijzen naar plaatsen en gebeurtenissen uit het verleden die verder niet worden toegelicht. Dit prikkelt de verbeelding. Ook zien de ruimteschepen en droids er gebruikt en versleten uit. De soundtrack zit vol met (vervormde) geluiden uit onze eigen wereld, wat het geheel eerder natuurlijk doet klinken dan futuristisch. Interessant is dat Lucas als regisseur vooral leunde op de chemie tussen de castleden en zich weinig met ze bemoeide. Acteurs werden aangemoedigd dialoog naar eigen inzicht aan te passen, zolang als de essentie van de tekst maar intact bleef.
Fantastisch om te lezen! Ik krijg meteen weer zin om Star Wars te gaan kijken. Nu nog een VHS-recorder vinden.
Al een paar dagen zit ik diep met mijn neus in Het wonderland van Lewis Carroll, het nieuwe boek van literair criticus Carel Peeters. Een boeiende studie van de schrijver van Alice in Wonderland, die in het dagelijks leven Charles Lutwidge Dodgson heette.
Dinsdag 23 april werd Peeters’ boek gepresenteerd in Spui25. De auteur gaf een inleiding op het boek, Manon Uphoff vertelde over haar fascinatie voor Lewis Carroll en vertaler Nicolaas Matsier sprak over Carroll als brievenschrijver aan kinderen en las een paar brieven voor.
Carroll (1832-1898) kennen we natuurlijk vooral van de boeken Alice in Wonderland en het vervolg Through the Looking-Glass. Ik ken maar weinig mensen die deze boeken niet hebben gelezen en nog minder mensen die nog nooit van deze klassiekers gehoord hebben. Dat zegt wellicht iets over mijn sociale kring, maar meer over de status van klassieke schrijver die Carroll is toebedeeld.
Rondom Carroll is een bepaald beeld ontstaan. Voor de meeste mensen is hij de bescheiden Victoriaanse geestelijke, een verlegen in het zwart geklede wiskundige die in Oxford kleine meisjes mee uit wandelen nam en hun verhalen vertelde. We weten dat hij door de jaren heen bevriend was met tientallen jonge meisjes. Tijdens een van die uitjes waar een zekere Alice Liddell bij was, vertelde Dodgson een verhaal dat Alice in Wonderland zou worden.
Peeters toont dat de persoon Dodgson complexer in elkaar stak dan de mythe doet vermoeden. Lewis Carroll was een rebel en de schrijver van veel pamfletten en ingezonden brieven, een wiskundige, een maker van taalspelletjes die in populaire tijdschriften verschenen, fotograaf en iemand die graag beroemde mensen leerde kennen. Hij was uitgever van zijn eigen boeken. Carroll verdiende goed met zijn uitgaven maar stond vrijwel altijd rood omdat hij veel geld uitgaf aan liefdadigheid en vrienden. Maar hij was ook een zeer vrome en belerende vent die over allerlei pietluttigheden boze brieven schreef en liever niet zag dat men in het theater scheldwoorden gebruikte.
In wezen presenteert Peeters zijn onderwerp als een man met twee uitersten, waarbij Dodgson staat voor de vrome, pietluttige Victoriaan, en Carroll als de vrije, speelse geest die het liefste met kinderen omging. Peeters noemt Carroll ‘een wandelende paradox’ en ‘een prismatische persoonlijkheid waarin de verschillende kanten van zijn persoon, talent en karakter vaak onafhankelijk van elkaar opereren, als een colonne soldaten die allemaal een andere kant op marcheren, of als een orkest waarvan de musici niet naar elkaar luisteren.’ In hem woedde in wezen een strijd: zijn verlangens en vrije verbeelding versus zijn moralisme en pruderie.
Kindervriend
Carroll was een verwoed brievenschrijver en hij hield daar een nauwkeurig register van bij waarin hij ook een korte inhoud van zijn correspondentie opnam. Hierdoor weten we dat hij 98.721 brieven heeft verstuurd vanaf het moment dat hij dit register in januari 1861 begon. Daarbuiten correspondeerde hij nog als Curator van de Common Room van Christ Church. En wie weet hoeveel brieven Carroll al had geschreven voordat hij met het register begon. Maar goed, veel brieven dus. Veertig procent hiervan zijn schrijfsels met een overwegend plagerig toontje aan jonge meisjes. Carroll was dol op jonge meisjes en onderhield gedurende zijn leven vriendschappen met een honderdtal jonge dames. Al maakt Peeters duidelijk dat Carroll die vriendschappen ook wel gebruikte om contact met de moeders te krijgen.
Hij ging graag om met kinderen, dat gaf hem een soort rust in zijn hoofd die een heilzame werking voor Carroll had. Toch moesten de kinderen wel aan bepaalde voorwaarden voldoen voordat ze met ome Dodgson op pad mochten: de haren moesten los hangen en mochten niet opgestoken zijn, want dat hoorde zo.
Naakte meisjes
Toch had Carroll de vreemde voorliefde om jonge meisjes naakt, of ‘dressed in nothing’ zoals hij dat zelf omschreef, te fotograferen. Hoewel dat in het huidige tijdperk vol angst voor pedofilie als een nogal vreemde hobby gezien wordt, moeten we Carrolls interesse in naakte meisjes volgens Peeters vooral vanuit esthetisch oogpunt bezien. Men had in de Victoriaanse tijd een romantisch beeld van het kind als pure onschuld. Die naaktfoto’s waren in de ogen van Carroll een lofzang op die hemelse onschuld en puurheid.
Daar staat tegenover dat Carroll behoorlijk drammerig kon zijn als hij de moeders verzocht de kinderen naakt te mogen fotograferen. Helemaal overtuigd van Carrolls zuivere motieven ben ik dan ook niet. Dat komt ook omdat Peeters wat bedekt praat over de demonen die Carroll ’s nachts wakker hielden en die hij probeerde te bestrijden door wiskundige problemen op te lossen om zijn geest af te leiden. Meer duidelijkheid van Peeters had ik wat dit betreft wenselijk gevonden.
In zijn dagboeken schrijft de geplaagde Dodgson in 1863 bijvoorbeeld ‘Oh God, … take me, vile and worthless as I am… Help me to be Thy servant.’ En een jaar later: ‘Oh deliver me from the chains of sin.’ Kennelijk ging de vrome kindervriend toch ook gebukt aan een hoop schuldgevoel of verlangens die in zijn ogen niet door de beugen konden. Wederom voerde hij een strijd tussen uitersten.
Carel Peeters. Het wonderland van Lewis Carroll. Uitgeverij De Harmonie, € 17,90 ISBN: 9789076168456
‘Wie heeft zijn favoriete schrijver ontdekt door een boekwinkel in te stappen? En wie heeft zijn favoriete schrijver ontdekt doordat iemand je erop wees, je een exemplaar gaf of omdat je zijn werk toevallig in de bibliotheek tegenkwam omdat je oog op een omslag viel? Meestal vinden we de mensen waar we het meest van houden niet door werk van ze te kopen. We komen ze toevallig tegen, we ontdekken ze… we ontdekken dat we van hun werk houden….’ Dat is even, vrij vertaald, een van de interessante opmerkingen die auteur Neil Gaiman maakte in zijn keynotespeech op de Digital Minds Conference 2013. Maakte en maakt, want dankzij deze registratie, kun je de speech in zijn geheel horen en bekijken.
Gaiman is er zelf heel tevreden over, en niet onterecht. Een speech over het boek in het digitale tijdperk, over het ontdekken van schrijvers, over hoe de industrie, de uitgevers, platenmaatschappijen, schrijvers en kunstenaars zich moeten aanpassen aan digitale vormen van publicatie, en bovenal hoe we ons geluid kenbaar maken in een wereld waarin we een overdosis aan informatie krijgen. En over een leuk twitteravontuur en een lunch met stripmaker Art Spiegelman.
Gebruikmaken van sociale media betekent volgens Gaiman dat we zo veel mogelijk zaadjes moeten zaaien. Sommigen komen uit, anderen niet. Er is geen formule voor wat werkt en wat niet. De ene keer scoor je op Twitter, dan andere keer blijven de reacties achter. Probeer alles, durf te falen.
Home taping didn’t really kill music. Music’s out there doing just fine. More of it’s actually being made than ever, but the trick is becoming to find the good stuff. And for people who make the music to figure out how to monetize what they’re doing.
Kijk maar:
Wat ik goed vind aan Gaimans speech is niet alleen dat hij interessante ideeën presenteert, maar dat hij een verhaal vertelt. Hij verschuilt zich niet achter zijn uitgetypte speech en leest deze levenloos voor. Nee, hij kijkt zijn publiek aan, neemt zijn tijd en ontvouwt het verhaal alsof hij het ter plekke in hem opkomt. Prachtig.
Tot slot nog even deze video, waarin Gaiman zijn liefde voor het boek als fysiek object duidt.
Tijdens het KLIK! Amsterdam Animation Festival zat ik rond de tafel met de Amerikaanse mediaspecialist Brian Dunphy die lezingen geeft over South Park, een collega van de VPRO Gids en twee van Brians vrienden. Toen mijn collega haar voorliefde voor romcoms liet blijken, probeerden we elkaar af te troeven met films waar je van houdt maar waar je je eigenlijk voor dient te schamen. Guilty pleasures dus.
Ik kwam niet zo snel op een film, zelfs Highlander werd acceptabel bevonden, maar toen ik bij de zoveelste poging de naam David Hasselhoff liet vallen wees Brian me aan en riep: ‘You win! You definitely win with Hasselhoff!’
Ik beken: ik heb een zwak voor The Hoff, de Knight Rider die op miraculeuze wijze zijn enorme ego verteerbaar weet te houden door een even grote hoeveelheid zelfspot aan de dag te leggen. Ook voor andere acteurs die we met de letter B zouden categoriseren koester ik warme, doch platonische gevoelens: Sylvester Stallone, Bruce Campbell, Roger Moore en Arnold Schwarzenegger. Als het even kan, lees ik hun autobiografie. Die van Moore was droger dan de martini’s die zijn Bond-alter ego doorgaans drinkt, maar Hasselhoff en met name Campbell schreven zeer onderhoudende memoires.
Schwarzenegger, die het schopte van bodybuild-legende naar acteur tot gouverneur van Californië, schreef recent zijn autobiografie: Total Recall, het verhaal van mijn leven, uitgegeven door A.W. Bruna. Het is op zijn minst opmerkelijk te noemen dat de acteur die bekend staat om zijn gevatte oneliners meer dan vijfhonderd pagina’s nodig heeft om zijn levensverhaal uit de doeken te doen. Total Recall leest als een jongensboek voor vijftigplussers, waarin Arnold ieder avontuur zonder al te veel problemen tot een goed einde weet te brengen.
Sommige scènes hadden zo uit één van zijn films kunnen komen. Toen de Oostenrijkse Eik halverwege de jaren zestig een frequente bezoeker was van de bierhallen in München, gingen bier drinken en kroeggenoten in elkaar timmeren hand in hand: ‘Als iemand me raar aankeek of me om welke reden dan ook uitdaagde, zat ik er meteen bovenop. Ik gaf hem een schokbehandeling. Ik rukte mijn overhemd uit en liet de spieren onder mijn hemd zien. En dan sloeg ik ‘m knock-out. Soms zei mijn tegenstander als hij me zag gewoon: “Ach, wat maakt het ook uit. Laten maar een biertje nemen.”‘
Soms toont The Terminator zijn naïeve en ‘zachte’ kant, zoals het moment dat hij met verbazing toeziet hoe een Amerikaans vriendinnetje zijn scheermes gebruikt om haar benen en oksels te scheren. ‘Ik dacht dat harige benen en oksels normaal waren, omdat in Europa vrouwen zich nooit schoren of onthaarden,’ aldus Arnold. Je begrijpt opeens waarom hij daarna definitief ‘Hasta la vista, baby,’ tegen Oostenrijk zei.
Hoe zorg je er als onbekend auteur voor dat je wordt uitgegeven? Begin een blog! In 2009 startte Jourbert Pignon (pseudoniem van Joubert Pignon) een blog en plaatste korte verhaaltjes. Op een gegeven moment stuurde hij deze naar HP/De Tijd en werden ze gepubliceerd naast een interview met de auteur. Die publicatie leidde weer tot interesse van een aantal uitgevers. In oktober kwam Pignons debuut uit: Er gebeurde o.a. niets: een bundel zeer korte verhalen waarin absurditeit samengaat met de schrijnende duisternis die het alledaagse leven met zich mee kan brengen.
Of zoals Tommy Wieringa het boek omschrijft: ‘Joubert Pignon doet vrolijk verslag van zijn verkenning van de hel – een stem zoals de zijne hadden we nog niet.’
Ik sprak laatst met Pignon in Haarlem over zijn boek, zijn blog en zijn angst voor sommige schrijvers.
Marvel Comics: The Untold Story van Sean Howe, doet precies wat de titel belooft, namelijk de geschiedenis van Marvel uit de doeken doen. Howe laat geen enkele steen ongemoeid en naast de prachtige anekdotes van creatieve uitbarstingen, heel wat narigheid van de uitgeverij die ons Spider-Man, de Hulk, Fantastic Four, Iron Man en heel wat andere boeiende superhelden bracht. Op dit moment verslind ik het boek.
Deze week heb ik het hele hoofdstuk over Jim Shooter gelezen. Shooter was in de jaren tachtig editor-in-chief bij Marvel, oftewel: de hoofdredacteur van alle titels die uitkwamen. Ik heb altijd veel bewondering voor Shooter gehad, niet in de laatste plaats omdat ik als kind en later de strips die onder zijn supervisie uitkwamen erg goed vond, maar Howe schroomt niet om de minder goede kanten van Shooters perfectionistische karakter te beschrijven. Goh, die man heeft wel een paar rare fratsen uitgehaald zeg. Hij liet professionele tekenaars, mensen die echt wel weten hoe je en scène moet visualiseren, vaak pagina’s overdoen. Zoals ik het begrijp, werd hij door een groot deel van de staf gehaat.
Marvel Comics: The Untold Story is op vele momenten smullen maar voor een fanboy als ik ook erg ontluisterend: levende en dode striplegendes worden weer gewoon feilbare mensen. Des te meer wordt duidelijk dat de uitgeverij jarenlang gerund werd door directeuren die de ballen verstand van strips hebben. Marvel is namelijk jarenlang van het ene conglomeraat naar het andere doorverkocht en zeker in de periode dat het bedrijf naar de beurs ging, moesten aandeelhouders tevreden worden gehouden. Meer winst was het credo en dat ging altijd ten koste van de kwaliteit van het product en vooral ten koste van het werkplezier van de creatieven die het product maken.
Chris Claremont, de schrijver die zestien jaar lang van X-Men een succesvolle serie maakte, werd op een gegeven moment zonder bedankje aan de kant geschoven. De Amerikaanse stripgeschiedenis zit vol met dat soort nare voorbeelden, met als grootste voorbeeld wellicht wel Jack Kirby die jarenlang streed met Marvel om zijn originele tekeningen terug te krijgen. Goed, Kirby draaide op een gegeven moment wel door en claimde dat hij zo’n beetje het hele Marvel universum in zijn eentje had bedacht en dat Stan Lee’s rol nihil was in de creatie van Spider-Man, Fantastic Four en De Hulk. Wanneer er tegenstrijdige berichten zijn over hoe iets heeft plaatsgevonden, meldt Howe beide versies van de geschiedenis.
Vroeger verdienden de stripmakers die interessante personages bedachten nooit het geld dat die personages opbrachten. Alles viel contractueel onder ‘work for hire’ dus de uitgeverij bezat de copyrights. Stan Lee bedacht veel van zijn superhelden in samenwerking met mensen als Kirby en Steve Ditko, maar de rechten van al die superhelden liggen bij Marvel. Mensen als Kirby en Ditko verdienden dus niets aan de mega-opbrengsten van de Marvel-films bijvoorbeeld.
Dankzij alle vunzige details die Howe bovenhaalt, gaat de glans wel een beetje van Marvel af.
Natuurlijk: de comicsindustrie is een commerciële onderneming. Tegenwoordig wordt er veel meer geld binnengehaald met licenties en films over de superhelden dan de strips zelf. Wie ook nu nog Marvel Comics leest, krijgt door de vele crossovers, herstarts van series en ander stuntwerk het idee dat de marketingafdeling van de uitgeverij de strips schrijft.
Zo is men nu weer eens aan het stunten met Spider-Man. Na Amazing Spider-Man #700 zullen ze de serie stoppen en met Superior Spider-Man beginnen. En er wordt gehint dat Peter Parker de overgang misschien niet overleeft. Alweer. Scribent Dan Slott promoot zijn verhalen flink op Twitter, maar ondertussen zijn de fans onrustig en angstig over wat de marketingmensen nu weer hebben bedacht. Want, dat het hier vooral om marketing gaat mag duidelijk zijn. (Ook al beweert Slott in een interview met Newsarama.com – spoilers! – dat de veranderingen in Amazing Spider-Man niet plotseling uit de lucht komen vallen en dat dit event al lang geleden gepland is.) Alle eventcomics, iets waar Shooter wel zo’n beetje mee begonnen is trouwens, hebben maar een doel voor ogen: meer boekjes verkopen.
Marvel NOW!
De veranderingen in Spider-Man zijn onderdeel van de Marvel NOW!-Campagne: schrijvers en tekenaars van de ene serie worden opeens op een andere serie gezet. Superheldenteams worden lekker door elkaar gehusseld om een nieuwe dynamiek in de verhalen te brengen. Zo bevat het nieuwe team van The Avengers enkele X-Men, terwijl in X-Men er een tienerversie van Jean Grey rondloopt. (Grey stierf eerder in 2004 en schijnbaar ook in de jaren tachtig). Series worden stopgezet en krijgen een doorstart zoals Superior Spider-Man.
Het lijkt allemaal wat op naar wat DC Comicseen jaar geleden heeft gedaan: alle bestaande series stopzetten en met nieuwe 52 series bij nummer 1 beginnen. Een nieuw instapmoment om de mythe van hun superheldenstal te volgen. Nu zou dat ook meteen wat aanpassingen van deze helden betekenen, een soort van modernisatie waardoor de personages meer van deze tijd zijn.
Hoewel ik niet voor alle 52 nieuwe series kan spreken, viel de vernieuwing in Batman mij behoorlijk tegen. Deze week las ik de eerste bundel nieuwe Batman-verhalen The Court of Owls. Afgezien van een paar aanpassingen van zijn kostuum, dat nu wat meer lijkt op het pak uit de films van Christopher Nolan, zie ik weinig vernieuwing in de wereld van Bruce Wayne.
Spoilers!
Toch is het volgen van dergelijke verhaallijnen het leukst als je de comics per deeltje koopt. Dat doe ik al jaren niet meer: ik lees altijd trades die een paar maanden later uitkomen. Verzamelde comics zijn goedkoper dan ieder deeltje los kopen. Maar je betaalt daar als fan wel een prijs voor: over veel van de belangrijke plotpunten in Spider-Man hoor ik al via het web. Dat hoort nu eenmaal bij deze tijd en bovendien is het niet zo’n ramp: wat er gaat gebeuren zegt nog niets over hoe het gaat gebeuren.
Of Spider-Man nu sterft en hoe je de strip ook noemt waarin hij de hoofdrol speelt: uiteindelijk worden de ergste fouten, euh veranderingen, toch wel weer teruggedraaid, dus ik maak me er nog niet heel druk om.
Sommige fans wel trouwens: ik vind het altijd een genot om boze, verbaasde en andersoortige reacties online te lezen. De vele haatvideo’s over Brand New Daywaren indertijd zeer vermakelijk en ook SevenWebheads maakte een onderhoude vlog over het laatste nummer van Spider-Man. Wie niet wil weten wat voor twists Dan Slott heeft bedacht, moet vooral de video niet kijken. Voor de rest: enjoy!
Ode aan stripmakers
Nog even terugkomend op het boek van Sean Howe: ik vind Marvel Comics: The Untold Story voor fanboys en stripliefhebbers zeker een aanrader. Ondanks alle nagerigheid is het boek toch vooral het verhaal van de stripmakers die de superhelden van Marvel al jaren tot boeiende personages maken. Het is een ode aan hun bloed, zweet, tranen en geniale uitspattingen.
Een nadeel van het boek is wel dat er geen illustratiemateriaal in staat. Dat heeft van alles met copyrights te maken. Gelukkig heeft Howe een zeer levendig Tumblr-blog en Facebook-pagina waarop allerlei juweeltjes uit de archieven van Marvel te zien zijn.
Sean Howe. Marvel Comics: The Untold Story Harper Collins. SBN: 9780061992100; ISBN10: 0061992100
Donderdag wordt het boek Er gebeurde o.a. niets gepresenteerd bij Athenaeum in Haarlem. Het is een ‘roman-in-korte-verhalen’ zoals auteur Joubert Pignon het werkje zelf omschrijft. Mijn favoriete stripheld Spider-Man speelt een kleine rol in een van de verhalen.
De auteur was zo vriendelijk om me de tekst toe te sturen:
STEM (1)
Op straat zie ik een man die ik van vroeger ken. Hij lijkt gek geworden. Hij fietst slingerend over straat en schreeuwt er hardop bij. De mensen op straat kijken verschrikt op. Als de man de mensen ziet kijken schreeuwt hij naar ze. Bij de pinautomaat zie ik de man weer. Hij is van zijn fiets gestapt, maar schreeuwt nog steeds. Ik sta achter hem in de rij. Als de man aan de beurt is, steekt hij geen pasje in de gleuf. Hij staat alleen maar te schreeuwen met zijn fiets aan de hand. Na een minuut stapt de man op zijn fiets en fietst weg.
Vroeger kwam ik vaak in de Haarlemse stripwinkel Nou En?!. Ik kocht stripboeken en bleef rondhangen in de winkel, omdat ik, wanneer ik lang genoeg in de winkel bleef rondhangen, bier kreeg van de eigenaar. De winkel had een aantal vaste klanten. Die kochten strips, praatten met elkaar en wachtten tot ze bier kregen. Een van de vaste klanten was een rocker met een zware basstem. Toen ik zijn stem voor het eerst hoorde, herkende ik zijn stem meteen. Het was een stem uit het verleden, die ik ooit eens door de telefoon gehoord had. In de winkel kocht de rocker altijd stripboeken van Spider-Man. De rocker vertelde dat Spider-Man zijn grote voorbeeld was, dat hij wilde zijn zoals hij. De rocker vertelde dat hij van plan was een boek over zijn vader te schrijven. Hij kwam altijd op de fiets. Hij was er erg zuinig op. Hij had de fiets van zijn vader gekregen.
Toen we een jaar of tien waren lazen mijn beste vriend Harold en ik altijd samen stripboeken. Op een dag lazen we in een nummer van Spider-Man een lezersbrief waarvan de toon ons niet aanstond. We vonden de man een enorme sukkel. De naam en de woonplaats van de schrijver stonden onder de
brief. Haarlem. In het telefoonboek zochten we de man op. We draaiden zijn nummer. Er werd opgenomen. Een basstem zei de naam van de briefschrijver. Een harde, diepe stem. Harold en ik schrokken, riepen snel: ‘Sukkel!’ in de hoorn en hingen op.
Die brievenpagina in de Nederlandse uitgaven van Marvel Comics kan ik me nog goed herinneren. Zelf heb ik er ook wel eens een schrijfsel aan gewaagd die ook gepubliceerd werd. Niets mooiers kon ik me op die leeftijd voorstellen om mijn eigen brief in een Spider-Man comic te zien staan. Nou ja, behalve een bezoekje aan de redactie dan. Dat heb ik ook eens meegemaakt, maar dat is een verhaal voor een andere keer. De brievenpagina was een handige manier van de Juniorpress redactie om een vinger aan de pols te houden en te horen wat er onder de lezers speelde, welke series ze graag vertaald wilden zien en hoe ze bepaalde verhalen vonden. Al had de Nederlandse redactie natuurlijk geen invloed op wat er in Amerika geproduceerd werd, in het geval van sommige series maakten ze wel een selectie van wat ze wel en niet uitgaven.
‘Er gebeurde o.a. niets gaat over een jonge verkoper in een dierenwinkel die meer van het leven wil, maar niet precies weet wat. Uit een knarsende, schurende collage van zeer korte verhalen ontstaat een relaas over werken te midden van cavia’s en goudvissen, over een gestoorde buurman, drank, liefde, literatuur, verdwijnende vriendschappen en de dood. Met een droogkomische stijl weet Joubert Pignon de lezer te verwonderen. Er gebeurde o.a. niets is het verhaal van iemand die wil ontkomen aan zichzelf, maar uiteindelijk niet in beweging kan komen. Ondertussen nadert, onder andere, het onheil,’ aldus de flaptekst.
Er gebeurde o.a. niets wordt uitgegeven door Atlas Contact en ligt vanaf eind volgende week in de winkel. Het boek wordt donderdag 4 oktober gepresenteerd vanaf 19:30, bij boekhandel Athenaeum Haarlem (Gedempte Oude gracht 70 Haarlem)
Er is de laatste tijd veel aandacht voor Thé Tjong-Khing (Purworejo, Indonesië, 1933) die het prentenboekengeschenk van de kinderboekenweek 2011 illustreerde. Zijn werk wordt tentoongesteld in het Kinderboekenmuseum in Den Haag en er verschijnt een boek over de illustrator.
Thé werkte met grote namen als Annie M.G. Schmidt (Abeltje), Guus Kuijer (Olle), Miep Diekmann (Wiele wiele stap) en Els Pelgrom (Kleine Sofie en Lange Wapper). Zijn tekstloze prentenboek Waar is de taart? werd een hit bij zowel kenners als kinderen en de illustraties bij sprookjes, mythen, Bijbelvertellingen en prinsessenverhalen die hij de afgelopen tien jaar maakte, zijn lovend ontvangen. Met drie Gouden Penselen, de Woutertje Pieterse Prijs, de Deutsche Jugendliteraturpreis en de Max Velthuijsprijs voor zijn gehele oeuvre is Thé Tjong-Khing de meest gelauwerde kinderboekillustrator van Nederland.
Kennismaking Het boek Thé Tjong-Khing: Van strip tot sprookje van Joukje Akveld en Annemarie Terhell is een kennismaking met het leven en werk van Thé. Zijn jeugd in Indonesië, de emigratie naar Nederland, de Toonderjaren en de overstap naar het kinderboek worden onder andere behandeld. Behalve met Thé Tjong-Khing zelf spraken de auteurs met uitgevers, schrijvers, collega’s, leerlingen en theatermakers die Thé’s werk op toneel brachten. Het boek staat boordevol illustraties, inclusief enkele nooit eerder gepubliceerde tekeningen.
Het boek over Thé verschijnt deze week bij Uitgeverij Lannoo.