Categorieën
Boeken

Wilt u niet aan mijn jasje trekken: De relatie tussen politiek en pers

Wilt u niet aan mij jasje trekken! is een uitspraak van Ruud Lubbers tegen een opdringerige verslaggever en de titel van het boek van Eric Vrijsen waarin hij de relatie tussen politici en journalisten onder de loep neemt. Fijn leesvoer in aanloop naar de verkiezingen.

Vrijsen is politicoloog en sinds 1990 werkzaam bij het weekblad Elsevier. Hij zette zijn eerste stappen als parlementair verslaggever in de vroege jaren tachtig. Vrijsen scheeft zijn boek vanuit zijn eigen ervaring. Naar aanleiding van door hem geschreven stukken werpt de journalist een verhelderend licht op gebeurtenissen, personen en rellen uit de Haagse politiek.

Vrijsen schrijft toegankelijke studies van Pechtolds populisme en cabareteske optreden in de kamer, beschrijft de opkomst van Mark Rutte en analyseert hoe Harry van Bommel de rel rondom zijn vermeende seksuele intimidatie jegens een personeelslid van de ambassade in Jordanië onschadelijk maakte. De casestudies riepen bij mij vaak een gevoel van herkenning op. Het zijn namelijk verhalen die in de afgelopen jaren prominent door de pers zijn behandeld.

Soms brengt Vrijsen dingen met elkaar in verband die tot schokkende conclusies leiden: Hij beschrijft bijvoorbeeld uitvoerig hoe het vermeend martelen van Irakese gevangenen door Nederlandse militairen er toe leidde dat het leger een belangrijke leider van de Taliban liet gaan. Hij mocht niet verhoord worden zodat de minister buiten schot zou blijven. Die vreesde voor nieuwe verhalen in de pers over martelingen door de MIVD. Drie weken na de vrijlating van de leider voerden de Taliban een massale aanval uit in Chora, waarbij een Nederlander en 50 tot 80 Afghaanse burgers omkwamen. Wie weet had die vrijgelaten leider bij verhoren informatie over deze aanval prijsgegeven. Misschien hadden zo veel slachtoffers voorkomen kunnen worden. Dat laatste is een gok van de auteur, maar zijn conclusie is niet ondenkbaar.  Vrijsen illustreert in het betreffende hoofdstuk mooi hoe de angst voor negatieve pers kan leiden tot verkeerde beslissingen. De macht van de Nederlandse pers kan groot zijn, al is de relatie tussen journalisten en de politiek een symbiotische. Beide spelers hebben elkaar nodig.

De belangrijke rol van Wilders

Geert Wilders karikatuur. Bron: Eppo.

Doordat Vrijsen al een tijdje meegaat op het Binnenhof kent hij veel politici persoonlijk. Dat levert soms interessante onthullingen op. Zo blijkt Geert Wilders een hartelijke vent te zijn die vroeger zeer benaderbaar was. Vrijsen en Wilders spraken geregeld af in Hotel Wilhemina in Venlo om bij te praten. Dat was voordat Wilders met zijn kruistocht tegen de islam begon en continue bewaking nodig had.

Vrijsen analyseert de rol die Venloze politicus vervult in Den Haag. Het politieke bestel heeft iemand als Wilders broodnodig om de verveling te verdrijven: ‘Zonder Bolkestein, Fortuyn, respectievelijk Wilders zou het publiek de belangstelling voor de politiek compleet verliezen, zeker in tijden van economische voorspoed,’ zegt Vrijsen. Dat soort gasten zorgen immers voor ophef en schudt het ingedutte parlement wakker.

Daarbij weet Wilders abstracte vraagstukken te concretiseren: ‘Uit het grote vraagstuk van de migratie en integratie pikt hij vernuftig de voorvallen en incidenten waarbij het grote publiek zich iets concreets kan voorstellen.’

Feuilleton
Waarom volgt het publiek de gebeurtenissen in Den Haag? Omdat het een groot theater lijkt, een feuilleton met vaste spelers. Het is vermakelijk om hun schermutselingen te volgen. Aangezien journalisten ook gewoon kranten moeten verkopen en kijkcijfers dienen te scoren, bericht iedereen over dezelfde zaken, uit angst iets belangrijks te missen. Deze nivellering in de berichtgeving maakt dat de Haagse soap overal vrijwel hetzelfde is, of je nu de krant leest of het NOS Journaal kijkt.

De politieke werkelijkheid is in de afgelopen dertig jaar veranderd: ging het vroeger vooral over ergens in het midden uitkomen als het om geschillen ging, zijn politieke conflicten nu erg ad hoc. Den Haag is erg onvoorspelbaar en kort van adem geworden. Iets wat Vrijsen mooi aanduidt met de incidentendemocratie.
Het lijkt wel of er elke dag weer een nieuw relletje te noteren valt in Den Haag. Dit is deels waar, maar de beeldvorming is tegelijkertijd wel erg eenzijdig. Journalisten zijn daar verantwoordelijk voor.

Wedstrijddemocratie
Vrijsen schrijft  dat journalisten graag controversiële onderwerpen behandelen, maar de thema’s negeren waarover de politieke partijen het stilzwijgend eens zijn. Een relletje is immers nieuws. Het gevolg daarvan is een systematische vertekening van de politieke werkelijkheid. Er is geen sprake meer van een krachtmeting tussen ideeën, de beeldvorming is die van een wedstrijd tussen politici en tussen partijen. Daarmee doen journalisten de lezers tekort vindt Vrijsen: De eenzijdige nadruk op het wedstrijdelement leidt uiteindelijk tot de onterechte voorspelling dat het land onbestuurbaar wordt, doordat de keizers massaal wegvluchten bij de middenpartijen en zich nestelen bij de protestpartijen op de linker- en rechterflank. Een verontrustende gedachte.

Eric Vrijsen – Wilt u niet aan mijn jasje trekken!
Balans, € 17,95
ISBN:9789460032424

Deze recensie is ook op de site van Zone 5300 gepubliceerd.

Categorieën
Boeken

Duel: Eindelijk weer een echte Zwagerman

Het Boekenweekgeschenk werd dit jaar geschreven door Joost Zwagerman. Tenzij je in de afgelopen weken onder een steen hebt geleefd is dat geen nieuwe informatie. Toch schenk ik met veel plezier even aandacht aan Zwagermans novelle Duel want het boek is een genot om te lezen.

Het is alweer een maand geleden dat ik Duel las, en nog steeds kan ik met plezier terugdenken aan de avonturen die museumdirecteur Jelmer Verhooff heeft moeten doorstaan in deze novelle. Jelmer Verhooff is trouwens een typische Zwagerman-naam, net als Emma Duiker trouwens. Duiker is de kunstenares die een niet-geringe rol speelt in het noodlot dat Verhooff ontvalt en in de beschadiging van het kunstwerk Untitled No. 18 van Mark Rothko. De museumdirecteur slaat een gat in het canvas van Rothko’s schilderij, dat 30 miljoen euro waard is.

‘Voor zijn ogen zag Verhooff gebeuren wat nog niet was gebeurd en op datzelfde ogenblik al gebeurd leek te zijn: zijn hand, de vuist, het canvas. Hij had nooit een schilderijdoek horen uitscheuren. Er klonk een scherp gekraak als van een boomtak die in tweeën breekt – een onverwacht grof geluid voor zo’n frêle stuk linnen.’ schrijft Zwagerman in Duel.

Zwagerman begint bij de beschadiging en blikt daarna terug op wat er voorafging. Ook al voel je aan welke weg het verhaal zal inslaan, toch geeft de auteur de plot een onverwachte wending en een afloop die met een flinke dosis sardonisch genoegen gelezen dient te worden.

In een interview vertelde de schrijver er het volgende over:
‘Het idee is ontstaan uit het verhaal van de directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam, die na de tijdelijke sluiting van zijn museum in z’n eentje als antikraak in het museum ging wonen. Een prikkelende jongensfantasie. En uit een krantenberichtje over een multimiljonair die z’n eigen Picasso van veertig miljoen dollar per ongeluk kapotslaat. De titel Duel verwijst naar verschillende botsingen: die van de jonge kunstenaar met de gevestigde orde, de botsingen van belangen in de kunstwereld, maar ook naar de tweestrijd van de hoofdfiguur.’

Het verheugt mij zeer dat er van Zwagerman sinds 2002 eindelijk weer eens een verhaal is verschenen. Ik ben een bewonderaar van zijn schrijfwerk, zowel van wat hij in romanvorm heeft gepresteerd als de non-fictieboeken die hij schreef, zoals Hitler in de Polder & Vrij van God en zijn essaybundel over popmuziek, Perfect Day. Daarnaast zie ik hem graag oreren in programma’s als De Wereld Draait Door. Als Zwagerman spreekt hang ik aan zijn lippen. Bij wijze van spreken natuurlijk.

Rasverteller
Wat ik zo aangenaam vind aan de boeken van Zwagerman is dat hij een echte verteller is. Als je een boek van hem leest, dan is het alsof je volgens de oude traditie, rond het kampvuur zit en Joost met een stevige vertelstem een verhaalwereld inleidt. Je bent je er altijd van bewust dat er sprake is van een geconstrueerde werkelijkheid, waar je dan vervolgens volledig in meegaat.

Daarbij weet Zwagerman geestig de wereld te typeren. Ik kan dan ook erg van dit soort beschrijvingen genieten: ‘Een Marokkaan met een hoeveelheid gel in het haar van minstens tien zaadlozingen, bracht hen naar het Westelijk Havengebied, terwijl de house door de taxi klabangde.’

Gelukkig liet Zwagerman recent in DWDD weten dat hij de smaak van fictie weer te pakken heeft en dat hij weer een roman gaat schrijven. Wat mij betreft liever vandaag dan morgen. Nou ja, hij zal wel na de Boekenweek beginnen, gezien het feit dat er nog een hele promotour op stapel staat.

Overigens zijn mijn collega journalisten veelal lovend over Duel.

Titaantjes
Voor de 75ste keer de Nederlandse Boekenweek, ter propaganda van het Nederlandse boek, van 10 t/m 20 maart. Het thema is dit keer Opgroeien in de letteren. Jong zijn staat centraal. Maar dat maakt even niet uit. Ik schrijf hier immers over het Boekenweekgeschenk, de rest is geen bijzaak maar vooral mooi meegenomen. Bij aanschaf van 12,50 aan boeken krijg je Duel gratis. Ga dus deze week na de boekwinkel en koop een boek, maakt niet uit welk, zolang je maar met Duel naar huis kunt. Geef het andere boek desnoods aan je schoonmoeder. Mocht je geen schoonmoeder hebben of haar niet kunnen uitstaan, dan kun je ook het boekenweekgeschenk bemachtigen door een jaarabonnement op de openbare bibliotheek te nemen.

Categorieën
Boeken

Volwassenen zijn ook maar amateurs

Op een doodnormale dag liep ik door de American Book Center (ABC) in Amsterdam, op de eerste verdieping waar ik mij tussen de strips en filmboeken het meeste thuis voel. Er stond een kar volgestapeld met boeken, vaak meerdere exemplaren van dezelfde titel, klaar om in de kasten gezet te worden. Eén boek trok mijn aandacht. Misschien omdat het een paperback was tussen de verzameling hardcovers, maar waarschijnlijk omdat dit het enige exemplaar leek te zijn. Een uniek boek tussen een berg dubbelaars.

Het bleek een nieuw boek te zijn van een van mijn favoriete schrijvers, Michael Chabon. Manhood for Amateurs stond erop de voorkant. Een titel die me meteen aansprak. Manhood for Amateurs is Chabons eerste non-fictie boek. Sterker nog: het werkje is autobiografisch. Mijn interesse was gewekt. Ik volg Chabon al sinds ik de film Wonder Boys zag en later de roman las waarop die film gebaseerd is. En hoewel ik tot twee keer toe zijn sleutelroman The amazing adventures of Kavelier & Clay niet doorkwam, beschouw ik mezelf als een fan van deze schrijver. Daarbij woont hij in Berkeley, de stad in the bay erea waar ik woonde van 1995-96. Kortom, dit boek moest ik lezen. Het leek immers alsof het speciaal voor mij was neergelegd, dit singuliere exemplaar op een kar vol met boeken. Ik heb me prima vermaakt met Manhood for Amateurs. Niet in de laatste plaats omdat Chabon op openhartige wijze toegeeft dat volwassenen ook maar wat aankloten maar dat we het in tegenstelling tot het jonge grut dat we voortbrengen, goed weten te faken dat we weten wat we doen:

‘This is an essential element of the business of being a man: to flood everyone around you in a great radiant arc of bullshit, one whose source and object of greatest intensity is yourself. To behave as if you have everything firmly under control even when you have just sailed your boat over the falls. “To keep your head,” wrote Rudyard Kipling in his classic poem “If,” which articulated the code of high-Victorian masculinity in whose fragmentary shadow American men still come of age, “when all about you are losing theirs”; but in reality, the trick of being a man is to give the appearance of keeping your head when, deep inside, the truest part of you is crying out, Oh, shit!’

Wat mij betreft is bovenstaand citaat een mooie omschrijving van de schrijnende onkunde waar we in het dagelijks leven mee te maken hebben. Zoals de medewerker van de helpdesk van je internetprovider die niet meer weet over het aan de praat krijgen van je verbinding dan dat er op het blaadje voor zijn neus staat. En dat is meestal bar weinig. Of de expert in de elektronicawinkel die schijnbaar minder weet over de videocamera die je wil gaan kopen dan jijzelf. Of die babbelaar op het feestje die het gesprek altijd weet te laten draaien om die drie feitjes die hij wel weet.Ik vind dat wanneer er sprake van service moet zijn, de bieder daarvan verdomd goed moet weten wat hij doet. In dagelijkse situaties echter, faken we het allemaal wel eens. Vaak leer je door gewoon in het diepe te springen en aldoende te ontdekken waar je precies mee bezig bent. Daar is op zich niets mis mee. Dat een van mijn favoriete schrijvers dat toegeeft, beschouw ik als een troost.

De uitgebreide recensie die ik van Manhood for Amateurs schreef, staat deze week op het blog van de ABC.

Categorieën
Boeken Film

De hype rond Stieg Larssons Millennium

Vanaf vandaag draait de film Millennium: Mannen die vrouwen haten van Niels Arden in de bioscoop. Deze film is het eerste deel van een trilogie, gebaseerd op de boeken van de journalist Stieg Larsson.Ik heb geen van de boeken gelezen en de persvoorstellingen van de film door drukte moeten laten schieten. Toch ben ik nieuwsgierig geworden naar deze film. Laatst prees mijn tante de drie boeken van Larsson aan, stond er een mooi interview van Gerhard Busch in de VPRO Gids met de regisseur en hoofdactrice Noomi Rapace en van de week besteedde het actualiteitenprogramma Nova 8 minuten aan de film en het fenomeen eromheen. Want net als andere mode-boeken als Harry Potter en De Da Vinci Code, is met de drie boeken van Larsson sprake van een hype.De film MILLENNIUM: mannen die vrouwen haten is gebaseerd op de gelijknamige bestseller, de eerste uit de Millennium-reeks van Stieg Larsson. De twee andere boeken uit de reeks zijn De vrouw die met vuur speelde en Gerechtigheid. In 2008 was Stieg Larsson de tweede best verkopende auteur in de wereld – na Khaled Hosseini met De Vliegeraar. Wereldwijd zijn bijna 20 miljoen exemplaren verkocht, waarvan ruim 500.000 in de Benelux.Zelf heeft Stieg Larsson het succes niet meer mee kunnen maken. Voordat zijn eerste boek gepubliceerd werd overleed hij in 2004, op vijftigjarige leeftijd, aan een hartaanval. Hij was onderzoeksjournalist in Zweden, en autoriteit op het gebied van racisme en sociale issues.Feit en fictie
In het item van Nova komen enkele interessante zaken naar voren. Fans van de boeken bezoeken locaties uit de verhalen, een gids leidt ze rond Stockholm en toont het appartementencomplex waar de hoofdrolspeler Mikael Blomkwist zou wonen. Ik vind de drang om naar dat soort plekken te gaan om de fictieve wereld te legitimeren en/of de beleving daarvan te vergroten, een fascinerend fenomeen. Zelf heb ik een paar maanden geleden enkele locaties uit Spiderman-strips in New York bezocht. Het zoeken naar feitelijke plekken in fictie en naar fictie op bestaande plekken is mij dus niet vreemd. (Het artikel dat ik hierover schreef verschijnt in het nieuwste nummer van Stripschrift dat 18 augustus uitkomt.)Verder herken ik me in de uitspraak van acteur Michael Nyqvist (die Blomkwist vertolkt) dat hij vroeger nooit zin had om hype-boeken te lezen. Ikzelf heb ook de neiging om de Potters en Da Vinci-codes links te laten liggen, juist omdat ze al door iedereen gelezen worden. ‘Ik was toen nogal een snob en wilde niet lezen wat iedereen las,’ zegt Nyqvist in het item van Nova. Kennelijk ben ik ook een snob. Nu heb ik na het zien van de film The Da Vinci Code nog steeds geen hoge pet op van de boeken (ja, ja, zonder ze gelezen te hebben, sue me!), maar ben nu toch wel benieuwd naar de reeks van Larsson. Eerst maar eens de film kijken. Een film biedt je immers de kans om het verhaal, of een deel van het boek, in twee uur tijd te ervaren. Bovendien zit in de film de actrice Noomi Rapace en die wil ik wel in actie zien. Ik ben na het lezen van het interview en het Nova-item erg nieuwsgierig naar haar geworden.

Noomi Rapace.
Bron: Cinema.nl.

(Lees hier een recensie van de film.)
Korte inhoud Millennium
Twee tegenpolen, Mikael Blomkvist en Lisbeth Salander. Hij is een charmante man en een kritische journalist van middelbare leeftijd, en uitgever van het tijdschrift Millennium. Zij is een jonge, gecompliceerde vrouw met zwartgeverfd haar, piercings en tatoeages, én een uitermate goede hacker. Samen vormen ze een ongewoon, maar sterk team.Mikael wordt benaderd door oud-zakenman Henrik Vanger. Veertig jaar geleden is de zestienjarige Harriët Vanger op mysterieuze wijze verdwenen en vermoedelijk vermoord. De zaak is echter nooit opgelost en inmiddels verjaard. Toch wil Henrik Vanger graag dat Mikael zich hier nog eens op stort. Aanvankelijk lijkt het onderzoek nergens op uit te lopen. Totdat Mikael met hulp van Lisbeth op een spoor stuit dat rechtstreeks naar een zeer duister en bloedig familiegeheim voert.Lees ook

:

Categorieën
Boeken Strips

Boekrecensie: Eisner/Miller

In mei 2002 brachten Frank Miller en Charles Brownstein een weekend door bij Will Eisner in Florida. Brownstein interviewde de twee stripgiganten; de vele uren tape resulteerden in 2005 in het boek Eisner/Miller – het boek kwam een paar maanden na het overlijden van Will Eisner uit. Brownstein schreef de gesprekken op als een dialoog tussen Eisner en Miller. Eisner/Miller is een boek dat iedere stripliefhebber gelezen moet hebben.

Will Eisner is een van de pioniers in de stripwereld en werd beroemd met zijn strip The Spirit (waar Miller overigens vorig jaar een filmversie van maakte). Nadat hij jaren werkte aan instructieboeken in stripvorm, begon hij in de jaren zeventig met het maken van meer persoonlijke verhalen. Volgens de legende zou Eisner de term graphic novel hebben bedacht om zijn strip A Contract with God aan een uitgever te slijten. Geen enkele serieuze uitgever zou immers geïnteresseerd zijn in het uitgeven van een strip, maar hetzelfde werk een grafische roman noemen gaf de uitgave de nodige allure. Naast A Contract with God maakte Eisner nog andere graphic novels als The Plot en The Dreamer, wat gaat over zijn ervaringen in de stripindustrie.Frank Miller is op zijn eigen manier een grootheid. De laatste jaren staat hij vooral bekend om zijn serie Sin City en het historische epos 300 die allebei verfilmd werden. In de vroege dagen van zijn carrière drukte Miller een nadrukkelijke stempel op superhelden als Daredevil: de reeks die hij schreef en tekende en die geïnkt werd door Klaus Janson is legendarisch. Ook blies hij Batman nieuw leven in met The Dark Knight Returns. Hierin zette Miller een cynische en fascistische versie van Batman op leeftijd neer die perfect paste in de jaren tachtig – een tijd waarin de Koude Oorlog even heel erg heet leek te worden.

Leesgenot
Het is eindeloos fascinerend om de twee grootheden uit de stripwereld met elkaar te horen converseren – en vooral ook discussiëren – over de geschiedenis van Amerikaanse comics, de invloed van nieuwe technologie op het medium en de strijd tegen censuur. Het boek is rijk aan illustraties van Miller, Eisner en andere stripmakers, bevat een aantal foto’s van de gesprekken en bestaat uit korte hoofdstukken die thematisch zijn ingedeeld. Uit de gesprekken komt duidelijk naar voren hoe verschillend de werkwijzen van Eisner en Miller zijn. Waar Eisner eerst de positie van de tekstballonnen bepaalde en, inkte om vervolgens een pagina in potlood te tekenen en te inkten, koos Miller er bijvoorbeeld bij de graphic novel Sin City: Family Values voor om eerst alle pagina’s te tekenen, daarna de tekst op de pagina te inkten en dan pas de potloodtekeningen in de inkt te zetten.

Het is in de kunst van het weglaten dat beide heren elkaar op het vlak van stijl ontmoetten. Eisner en Miller vinden dat je in een strip lang niet alles hoeft te tekenen – je kunt elementen suggereren, de lezer maakt het plaatje toch zelf in zijn hoofd af. In wezen is de stijl van beide stripmeesters impressionistisch. In Millers Sin City-reeks is dat goed duidelijk. Hij gebruikt een sterk zwart-wit contrast en vol silhouetten en schaduwpartijen. Vaak bevat de achtergrond slechts enkele details.Guns for hire
Eisner en Miller waren ten tijde van het interview al jaren goed bevriend, al waren ze het lang niet altijd met elkaar eens. Juist de momenten dat ze met elkaar in discussie gaan, komt de lezer het meeste te weten over hun visie op de strip.Over tekentechnieken kan de aspirant-stripmaker dus veel leren van Miller en Eisner. Wat betreft hun inzichten over de stripindustrie trouwens ook. Ze geven een paar goede tips over hoe je een voet tussen de deur krijgt bij uitgevers en klappen flink uit de school over de stripindustrie. Ze vertellen over hoe bitter Jack Kirby al die jaren was omdat hij vond dat Stan Lee alle credits voor hun creaties kreeg. Volgens Miller wilde Kirby ooit een boek schrijven met de titel: Excelsior, My ass!.

Eisner vertelt dat in de begindagen van de comicsindustrie uitgevers oppermachtig waren. Ze wisten makkelijk de rechten te verwerven van personages. Als een stripmaker met een goed idee kwam, was hij verplicht alle rechten ervan over te dragen aan de uitgever, anders kon hij verdere opdrachten wel vergeten. Eisner was bij Bob Kane thuis toen die terugkwam met het contract dat hij had gekregen voor Batman. Het enige wat Kane voor zijn creatie terugkreeg was de belofte van werk en een afgesproken bedrag per afgeleverde pagina. Geen gouden bergen dus. Die kreeg Kane jaren later, toen hij een advocaat inschakelde. Hij kreeg nooit de rechten meer van Batman, maar werd wel financieel gecompenseerd. De uitgevers lieten merken dat als de stripmaker slechts een gun for hire was en gemakkelijk vervangen kon worden voor een andere werker als hij niet na behoren presteerde. Volgens Eisner en Miller had dit tot gevolg dat de beroepsgroep jarenlang met een minderwaardigheidcomplex kampte. Pas in de jaren tachtig ontstond er een royaltysysteem voor stripmakers. Dit hing samen met de opkomende cultus rondom bepaalde makers zoals Frank Miller, Todd McFarlane en anderen.

Brownstein, Charles – Eisner/Miller.
Dark Horse Books – 19.95 dollar
ISBN 1-56971-755-9

Deze recensie is ook gepubliceerd op het stripblog van Zone 5300.Lees ook:

Categorieën
Boeken

Mike leest The Rough Guide to Bob Dylan

Ik hou van Rough Guides: het zijn net spoedcursussen in pocketformaat. Ik vind het fijn om in een korte tijd in een onderwerp te duiken en daar dan van alles over te lezen. Een Rough Guide – de naam geeft het al aan – is niet allesomvattend, maar een goed begin om elementaire kennis op te doen. Op dit moment zit ik geregeld met mijn neus in The Rough Guide to Bob Dylan geschreven door Nigel Williamson.

Eigenlijk was ik al jaren een fan van Dylans werk zonder dat ik het echt doorhad. Ik kende het nummer ‘Mr. Tambourine Man’ in de versie van The Byrds, ‘All along the Watchtower’ eerst van U2, later van Hendrix en uiteindelijk van Dylan zelf. Met Dylan zelf maakte ik kennis via Wonder Boys, de film van regisseur Curtis Hanson waar Amerikaans bekendste troubadour de track ‘Things Have Changed’ voor schreef. Dylan won terecht een Oscar voor dit prachtige nummer. De soundtrack van deze film zit overigens vol met prachtige klassiekers van onder meer Neil Young, John Lennon en Van Morrison. Op een zekere dag kocht ik dit schijfje bij Concerto in Amsterdam en er ging een nieuwe wereld vol oude popnummers voor me open. Ik was vooral onder de indruk van het viertal Dylan-tracks, waaronder het prachtige ‘Not Dark Yet‘. (Zie hier een recensie over de film.)

Ik raakte geïntrigeerd door het eigenzinnige stemgeluid van Dylan. Je houdt ervan of niet. Ik vond het prachtig; had nog nooit zoiets gehoord. Nou ja, dat laatste is niet helemaal waar – natuurlijk had ik Dylan ooit wel eens horen zingen, maar de kracht van de songs en zijn performance waren tot dan toe nog niet tot mij doorgedrongen. Mijn enthousiasme voor de film Wonder Boys was het begin van een ontdekkingsreis naar het oeuvre van Dylan die met de Rough Guide een verdere verdieping vindt.

Boegeroep
In een kleine 400 pagina’s schrijft Williamson uitvoerig over het leven en de carrière van Dylan, de albums (tot 2004, het jaar van publicatie), de films met en van Dylan, de bootlegs en de 50 beste songs die Bob ooit maakte. Uiteraard staan ‘Things Have Changed’ en ‘Not Dark Yet’ ook op die lijst. Over sommige dingen lees ik niet voor het eerst, zoals het incident op het Newport Folk Festival op 25 juli 1965. Daar trad Dylan voor het eerst op met elektronische versterking en dat werd hem door het folkpubliek niet in dank afgenomen. Volgens de legende werd de muziek overstemd door boegeroep en kwam Dylan later terug met een akoestische gitaar om de boel te lijmen. Williamson weet deze mythe in de juiste proporties te plaatsen. Zo zou een deel van het publiek helemaal niet tegen het nieuwe geluid van Dylan zijn en het juist hebben toegejuicht en was het publiek vooral ontevreden over de korte duur van het optreden.

Dat is zo mooi aan de verhalen rondom Dylan: mythe, waarheid, fictie en wishful thinking lopen naadloos door elkaar. Iets waar de zanger vanaf het eerste uur zelf aan mee heeft gewerkt door zijn afkomst mooier voor te schilderen dan het was. Zo zou hij wees zijn en bij het circus hebben gezeten. Interessant is ook dat Dylan net zo goed als zijn publiek op zoek was naar een voorbeeld om zich aan te kunnen spiegelen. In zijn tienerjaren was hij onder de indruk van James Dean en Little Richard. Later werd Woody Guthrie zijn grote voorbeeld. Hij wilde zelfs een tijdje dat zijn vrienden hem alleen nog maar met Woody aanspraken. Tegelijkertijd zagen hele volkstammen Dylan als grote leider en voorbeeld. Dylan heeft zich altijd verzet tegen het feit dat men hem de stem van een generatie noemde – hij was de koning van de protestbeweging door de sociaal-kritische songs die hij vooral in het begin van zijn carrière maakte. Williamson vertelt dat Dylans manager, Albert Grossman er zelf bij de pers op hamerde dat ze Dylan zo noemden in hun stukken. Zoals Bob zelf zingt in Things have changed: ‘All the truth in the world adds up to one big lie…’

In de Rough Guide brengt Williamson de zanger weer terug naar menselijke proporties zonder zijn bewondering voor Dylan te verloochenen. Ik heb het boekwerk nog niet uit, maar lees met sneltreinvaart door het leven van Dylan en kan haast niet wachten tot ik lees over Dylans religieuze dwalingen als born-again christian en de ontwaking daarna. (Die hele periode is een goed voorbeeld dat ook Dylan ook maar een feilbaar mens is.) En ik kijk uit naar het stripalbum Bob Dylan revisited dat ik erna wil gaan lezen. En misschien dat ik daarna het eerste deel van Chronicles, het eerste deel van de autobiografie van Dylan, nog eens uit de kast haal, want hierin is schrijver Dylan soms net zo onduidelijk en ongrijpbaar als met sommige songteksten.

Wordt vervolgd…

Lees ook:

Categorieën
Boeken Strips

Leeshonger

De stapel met nog te lezen boeken wordt alsmaar hoger en hoger. Het lijkt soms wel of ik de papiermassa nooit meer voor kan blijven. Boeken die ik voor mijn lol lees, voor mijn werk om op de hoogte te blijven, cadeaus van de literaire soort en die boeken die je bij toeval ziet liggen in de boekhandel en meteen je aandacht grijpen. En natuurlijk een stapel te recenseren strips.Eigenlijk geeft zo’n stapel nog te lezen ook een fijn gevoel. Er ligt immers nog heel wat in het verschiet.Tegenwoordig lees ik veel dingen door elkaar. Nu lees ik bijvoorbeeld een boek over Bob Dylan, over persoonlijkheidstypes, een non-fictie werk van Michael Chabon en een luxe uitgave van een Wolverine-reeks. Bij sommige boeken kom ik niet verder met lezen dan enkele hoofdstukken of passages. De roman over Satan (dat blijft toch een eindeloos interessant sprookjesfiguur blijft) waar ik in begon tijdens de vlucht naar New York heb ik al twee maanden niet meer aangeraakt. Simpelweg niet meer aan toegekomen. Het boek over de legendes van het Chelsea Hotel dat ik in New York kocht, las ik daarentegen op het laatste kwart na uit en ligt nog op het nachtkastje te wachten.
Al die verschillende verhalen vormen een groot metaverhaal in mijn hoofd. Net zoals alle stukken tekst van verschillende blogs ook ergens een plekje krijgen in de bibliotheek van het brein.Ik praat en schrijf graag over boeken en lezen. En het liefste eigenlijk als ik nog met een bepaald werk bezig ben. Meer nog dan erna. Als je nog lekker in het verhaal zit en de afloop van het avontuur nog niet bekend is.
Daarom ga ik vanaf nu meer schrijven over de boeken en strips die ik aan het lezen ben. Geen heel uitgebreide recensies, maar observaties of kort opgeschreven waarom het werkje aandacht verdient.

Categorieën
Boeken

Schrijfblog: Schrijven op muziek

Dinsdagavond interviewde muziekkenner Leo Blokhuis thrillerschrijver Esther Verhoef tijdens de Avond van het Spannende boek. Ze hadden het over de invloed van muziek op Verhoefs schrijfwerk.Het interview vond plaats in de zaal The Max van de Melkweg, waar ter gelegenheid van het spannende boek een nieuwe editie van The Power of Plots plaatsvond.
Esther Verhoef, auteur van vele thrillerboeken, schreef Erken mij, het geschenkboek voor Juni – de Maand van het Spannende Boek. Eerder pende ze titels als Alles te verliezen, Close-up en Rendez-vous. Ook schrijft ze samen met haar man thrillers onder de naam Escober. Voordat ze als thrillerschrijver begon, schreef ze handleidingen zoals hoe je het beste katten kunt fokken. Het gesprek ging over de liedjes die Verhoef gebruikt bij het schrijven.

Verhoef met haar man Berry. (foto: Gerlinde de Geus/Bron: Power of Plots)

Nu lees ik zelf weinig thrillers. Laatst kwam ik voor het eerst sinds jaren weer met dit genre in aanraking en was ik blij verrast van het boek dat ik las. Ik ben niet erg bekend met het werk van Verhoef. Het is echter altijd interessant om schrijvers over hun vak te horen praten. Zeker als de schrijver in kwestie intensief gebruikt maakt van een soundtrack bij haar boek. Boeken met geluidsband
Verhoef selecteert bijvoorbeeld op voorhand bepaalde tracks die haar zullen helpen een personage uit te diepen. Als ze een nummer heeft gekozen die goed bij de sfeer van een scène past, gaat dit nummer telkens op repeat als ze met die betreffende scène bezig is. Verhoef is een schrijver die vaak teruggaat naar een tekst en deze herschrijft totdat ze er helemaal tevreden over is. Het nummer draaien die bij die scène hoort helpt haar om weer in de sfeer van het betreffende segment te komen.Welke muziek gebruikt ze dan zoal? Dat is heel uiteenlopend. Van Rammstein tot Frank Sinatra. Op haar website heeft ze playlists bij haar boeken staan. ‘Om mensen een idee te geven, maar je hoeft er niets mee te doen als je het niets vindt,’ vertelde ze dinsdagavond aan Blokhuis.(Blokhuis toonde zich een geïnteresseerd interviewer die heel handig de zaal bij het gesprek wist te betrekken door wat vragen aan het publiek te richten. Slim, want het geroezemoes vanuit de bar was oorverdovend en erg storend. Maar dat even terzijde.)Ook interessant vond ik het feit dat Verhoef zich helemaal ingraaft als ze met een boek bezig is. Tijdens het schrijven wil ze zich alleen op het boek concentreren en er zo min mogelijk buiten doen. Ook bezoekt ze locaties die in haar boek voorkomen. Zo heeft ze eens een middag in een hotelkamer in Parijs doorgebracht, luisterend naar de omgeving, de ruimte in zich opnemend. Die informatie kan ze dan maanden later oproepen en gebruiken om een zo nauwkeurig mogelijke sfeerbeschrijving te formuleren.Muziek gebruiken als inspiratiebron is erg herkenbaar. Vaak kom ik door het luisteren van muziek op verhaalideeën. En bij het monteren van een video kan een zorgvuldig gekozen nummer ook uitkomst bieden om snel een sfeer neer te zetten.Intuïtief
Wat ik ook nog bijzonder vond aan Verhoefs manier van schrijven, is het feit dat ze heel intuïtief te werk gaat. Ze schrijft bijvoorbeeld soms het laatste hoofdstuk eerst om daarna uit te vogelen hoe het verhaal precies in elkaar zit. Anders dan bijvoorbeeld schrijfster Natasja van Loon, waarvan ik weet dat ze de plot van tevoren helemaal schematisch uitwerkt voordat ze gaat schrijven. Van Loon gebruikt overigens ook muziek bij het schrijven van haar boeken. (Zie onder andere dit video-interview dat ik vorig jaar van haar maakte.) Ook Ronald Giphart, die tegenwoordig een videodagboek bijhoudt van zijn schrijfproces, plot eerst voordat hij aan de slag gaat. Over zijn muziekkeuze heeft hij het nog niet gehad.Lees ook:

Categorieën
Boeken

Column: Dimitri, bedankt!

Tot mijn genoegen heeft de Vlaamse schrijver Dimitri Verhulst maandag de Libris Literatuurprijs 2009 gewonnen met zijn boek Godverdomse dagen op een godverdomse bol.

Bij deze wil ik de jury bedanken voor het uitverkiezen van Verhulsts boek. Maar vooral de Vlaamse schrijver moet bedankt worden om zo’n prachtige titel aan zijn werk te geven. Het schenkt mij een sardonisch genoegen dat deze heerlijke titel de hele dag door de lezers van de journaals uitgesproken gaat worden in dit Nederland der vertrutting.

Dit Nederland waar een Bond tegen het – fucking – vloeken bestaat die denkt volwassen mensen te moeten opvoeden en dat hoopt te doen door stationsmuren vol te plakken met kinderachtige leuzen. Het LageLand waar omroepen werknemers schorsen omdat ze een beetje bloot in bladen verschijnen en die geen tegenspraak dulden tegen niet-letterlijke interpretaties van een oud stoffig sprookjesboek. Een niet zo NederigLand waar de christenen aan de macht zijn door vooral alle belangrijke beslissingen uit te stellen uit angst de coalitie te breken, maar ondertussen van alles lopen te verbieden en welhaast tot in de slaapkamer komen controleren of je wel vroom leeft. En waar aan de andere kant oppositiepartijen met één programmapunt het premierschap denken te halen. Een Waterland waar een dwaze man de Ark van Noach na laat bouwen en menig brievenbus laat volstouwen met een reclamefolder voor het scheppingsverhaal.

Ik hoop dat de moraalridders van Nederland iedere keer als Verhulsts boek vandaag bij naam wordt genoemd, binnensmonds zullen vloeken van ongenoegen.Godverdomse dagen op een godverdomse bol! Zeker weten!Lees ook:

Categorieën
Boeken

Boekrecensie Ik zie ik zie: De Aarsman Collectie

Elke donderdag schrijft Hans Aarsman in de Volkskrant een column naar aanleiding van een nieuwsfoto. Een selectie van de beste columns zijn recent gebundeld in Ik zie, ik zie: De Aarsman Collectie.Hans Aarsman (fotograaf en schrijver van romans en toneelstukken) bestudeert de nieuwsfoto nauwgezet en ziet details die alleen na grondige observatie als evident beschouwd mogen worden. Deze details vormen de bouwstenen voor een boeiend relaas die de lezer anders naar foto’s doet kijken.Kuiken
Aarsman heeft oog voor markante foto’s. Zoals die waarop Poetin, de toenmalige president van Wodkaland, in zijn handen een kuiken vasthoudt en zijn zachte gevederde vriend indringend aankijkt. Indringend en goed kijken is de kern van wat Aarsman doet. Alleen zo zie je bepaalde zaken niet over het hoofd. Zoals op de foto van receptioniste Saya die ook op de cover van Ik zie ik zie: de Aarsman collectie staat. Op het eerste gezicht een aantrekkelijk Japans meisje. Wie goed kijkt ziet dat ze een robot is. De meeste lezers zullen dit feit pas ontdekken als ze de foto voor de tweede keer zien en Aarsman ze erop wijst.Ieder detail kan de aanleiding voor een column zijn, zelfs de varens in de tuin van het Witte Huis waar een paparazzo klaar ligt om Bush en de zijnen te fotograferen op een 911-herdenking: ‘Zou niemand in het Witte Huis weten dat varens schaduw en vocht nodig hebben, zo’n beetje alles wat het grasveld voor het Witte Huis niet kan bieden? Ze zijn van plastic, kan niet anders. […] Plastic varens, dat kan alleen de regering-Bush bedenken.’Aarsman interpreteert, beweert en weet dankzij zijn soepele pen te overtuigen. Daarbij laat hij zo nu en dan zijn associatievermogen de vrije loop, zoals bij de foto waarop de Noord-Koreaanse leider Kim Jong-il een duikboot inspecteert. Aarsman schrijft bij deze foto een caberesk stukje tekst waar de grote leider flink in de maling wordt genomen. Hetzelfde trucje past hij toe bij maar liefst twee foto’s van George W. Bush. Kennelijk heeft hij het niet zo op onnozele dictators met grootheidswaan.

Detail foto Justin Lane/EPA.

Wat Aarsman schrijft hoeft niet per se waar te zijn natuurlijk. In zijn beschrijvingen geeft de observator ook iets van zichzelf vrij. Soms roept dit ontroering op, zoals met de foto waarop een massa politieagenten zich op straat heeft verzameld. Een jonge collega van hen is net begraven, doodgeschoten toen hij een auto aanhield. Het is niet zozeer de compositie van de foto die aangrijpt als wel het feit dat in het licht van de dood, kleine hobbels in het leven onbelangrijk worden. Het is een universeel thema dat passend verbeeld wordt door de honderden geuniformde agenten op de foto. Aarsman geeft deze nieuwsfoto een persoonlijke lading doordat hij aangeeft er zelf door ontroert te zijn: ‘De behoefte om een foto bij me te hebben, wat heb ik die lang niet gehad. En dan af en toe naar de foto kijken, als ik me weer eens opwind over niets.’20.000 foto’s per week
In de eerste jaren van de Aarsman Collectie ging Hans Aarsman enkele dagen per week naar een café met een grote leestafel om in kranten en tijdschriften naar foto’s te zoeken. Sinds 2007 zit hij op de fotoredactie van de Volkskrant en neemt hij zo’n 5000 foto’s van persbureau door. Per week bekijkt hij zo’n 20.000 foto’s. Daaruit selecteert hij er uiteindelijk één voor de Aarsman Collectie. En niet de eerste de beste. Nee, de foto moet de plaatjesman op de een of andere manier raken.Volgens Aarsman is nieuwsfotografie eerlijker dan schriftelijke berichtgeving: ‘Door nieuwsfoto’s grondig te bestuderen krijg je een objectiever beeld van nieuwsberichten. Hoe vaak komen die niet uit de tweede, derde, vierde hand? Een foto is altijd uit eerste hand, een fotograaf moet ter plekke zijn,’ schrijft hij in de inleiding van Ik zie ik zie. Maar fotografie heeft ook zijn beperkingen. De betreffende foto is een momentopname, gemaakt in een fractie van een seconde. Wat er voor of na het afdrukken van de knop heeft gespeeld, daar kunnen we slechts naar gissen. Hetzelfde geldt voor wat er buiten het fotokader te zien is.

George W. Bush en Dick Cheney overleggen in het Witte Huis.
Foto: Eric Draper/AP.

Beetje flets
Ik zie ik zie is het tweede boek over de Aarsman Collectie, in 2005 verscheen een eerste bloemlezing. In Ik zie ik zie staan de foto’s twee pagina’s breed afgedrukt. De tekst staat op de even bladzijde erna. Het is ergens jammer dat ze de foto’s niet links hebben afgedrukt en de tekst rechts. Nu ben je verplicht om telkens opnieuw de bladzijde om te slaan als Aarsman over een specifiek detail schrijft. Naast de tekst staat wel een uitsnede van de foto afgedrukt, maar dat is niet altijd het detail dat de kern van de column is. Omdat er voor dik inktopzuigend papier gekozen is, komen veel kleuren flets uit. Glanzend papier had de foto’s er beter uit doen zien.De manier van uitgeven had wat mij betreft dus net zo doordacht mogen zijn als de stukken van Aarsman zelf. Toch is dit boek een moet-hebben. Perfect om zo nu en dan eens door te bladeren, een willekeurige foto met bijbehorende stuk te lezen. Bekijk eerst zelf de foto aandachtig en laat je daarna verrassen door de visie van Aarsman.Ik zie ik zie: De Aarsman Collectie
Aarsman, Hans. Uitgeverij Podium, ISBN 9789057593581
Deze recensie verscheen ook op EeuwigWeekend.nl.

Categorieën
Boeken Video

Impressie van het Boekenbal

Ik heb er dit jaar weinig van meegekregen van het Boekenbal, maar goed, ik zat dan ook aan de andere kant van de grote plas me te vermaken in New York. Gelukkig zijn er genoeg videomakers en schrijvers die verslag doen van dat soort zaken.

Zoals onderstaande video-impressie van het Boekenbal dat 10 maart plaatsvond. De video is gemaakt door het vaste team van uitgeverij Nieuw Amsterdam.

Nog meer artikelen in het kader van de Boekenweek deze week op EeuwigWeekend.nl. De boekenweek duurt van 11 tot en met 21 maart. Ik zeg: Tjielp!

Categorieën
Boeken Strips

The Marvel Comics Guide to New York

New York, New York. Daar wonen Spider-Man en alle andere superhelden van Marvel. Niet echt natuurlijk, het zijn maar stripfiguren!

Binnenkort bezoek ik de Grote Appel van de Verenigde Staten. Ik was er al in 1996 – ver voor 911. Ben erg benieuwd hoe ik de stad nu zal ervaren.

Een tijdje geleden trof ik The Marvel Comics Guide to New York City aan in de boekwinkel. Het boekje lag verstopt tussen allerlei graphic novels. Peter Sanderson beschrijft de rijke geschiedenis van het Marvel Universum per locatie in New York en geeft aan in welke comic de betreffende gebeurtenis plaatsvond. Van The Brooklyn Bridge waar Peter Parkers grote liefde Gwen Stacy door de Green Goblin werd vermoord, tot de locatie van koffiehuis The Coffee Bean waar Parker & co. in de vroege jaren zeventig rondhingen. Harry Osborn is tegenwoordig de eigenaar van deze tent. Mocht je trek krijgen in een bak koffie, het staat in Greenwich Village. Ook locaties waar The Fantastic Four robbertjes knokten tegen Dr. Doom staan erin en Fogwell’s Gym in Hell’s Kitchen, de wijk waarin Daredevil huishoudt.
De schrijvers en tekenaars van Marvel gebruikten voor het eerst New York als woonplaats voor hun superhelden. Daarvoor werden er altijd fictieve Amerikaanse steden bedacht zoals Metropolis en Gotham City – fictieve versies van New York die je nooit kunt bezoeken. Maar in New York kun je rondlopen in Forest Hills te Queens, waar Peter Parker opgroeide of een bezoekje brengen aan Coney Island waar onder andere Daredevil slaags raakte met Bullseye en Galactus een heel amusementspark vernietigde in een gevecht tegen de Silver Surfer en The Fantastic Four.

Het leuke aan het boekje is dat Sanderson feiten vermengt met gebeurtenissen uit de Marvel-strips. Hierdoor leer je niet alleen op terloopse wijze iets over de geschiedenis van New York; door de vermenging van feit en fictie wordt de geschiedenis van de Marvel-helden haast echt. Kortom: de perfecte reisgids voor een nerd als ik.
De dood van Gwen Stacy: het moment dat Amerikaanse comics hun onschuld verloren.

Sanderson, Peter. The Marvel Comics Guide To New York City.
Pocket Books, Simon & Schuster, 2007.

Lees ook: