Een koffie met daarin een in melk geboetseerde Spider-Man is mijns inziens niet verkeerd en zal me best smaken.
Al vermoed ik dat Spidey niet de verdienste is van de barista van dienst, maar de photoshopper die de het plaatje heeft nabewerkt. Waarom ik dat denk? Op deze watertoren is nagenoeg hetzelfde silhouet afgebeeld:
Wel een mooi idee trouwens, die Spider-silhouetten door New York:
De foto’s vond ik op het tumblr-blog van The Daily Bugle, in het leven geroepen door Sony Pictures. Precies, de site is onderdeel van de promotiecampagne voor The Amazing Spider-Man 2 en de films die daarna nog zullen komen. Volgens de laatste berichten willen ze nu ieder jaar een film rondom mijn favoriete Muurkruiper de bioscoop in slingeren. In tegenstelling tot de flauwe Earth Hour actie waar ik laatst over berichtte, vind ik deze promotiesite wel leuk, ook al geeft het je natuurlijk wel teveel voorkennis over de film, wat de verwachtingen waarschijnlijk te hoog maakt waardoor de rolprent alleen maar tegen kan vallen.
Behalve bovenstaande foto’s staan er geregeld nieuwe stukken op de site, geschreven alsof het hier echt de krant The Daily Bugle betreft. Inclusief het anti-Spider-Man geraas van J. Jonah Jameson.
Wederom is een filmheld gestorven: Harold Ramis is op 69-jarige leeftijd overleden. Ik zal hem vooral herinneren als Egon Spengler, een van de Ghostbusters die hij samen met Dan Aykroyd creeërde. Ghostbusters (Ivan Reitman, 1984) blijft een van mijn favoriete films aller tijden. Ramis was naast acteur ook scenarist en regisseur en verantwoordelijk voor juweeltjes als Groundhog Day, die ook tot een van mijn favorieten behoort.
Ramis was goed in het heel droog brengen van zijn personages, zoals Egon Spengler die nooit te beroerd is om ingewikkelde zaken, op een simpele manier uit te leggen:
Eigenlijk had ik voor vandaag een tweede deel over Spidey’s kostuumdrama’s gepland, maar een recent persbericht bracht me op andere gedachten, dus dat andere stuk houd je van me tegoed. Wat is namelijk het geval: ten einde om de nieuwe aflevering in de reeks Spider-Man-films van Marc Webb te promoten heeft Sony Pictures onze favoriete Muurkruiper aan Earth Hour verbonden.
Spider-Man is de eerste superheldambassadeur voor de wereldwijde promotiecampagne van het Wereld Natuur Fonds om mensen na te laten denken over energiegebruik en de opwarming van de aarde. Toch zit er wat mij betreft een luchtje aan dit ambassadeurschap.
Het beruchte lights-out event betekent dat mensen over de hele wereld eens per jaar een uurtje het licht uit doen, een symbolische daad die tot nadenken moet aanzetten. Dit jaar is dat op zaterdag 29 maart. Het WWF introduceert dit jaar ook Earth Hour Blue, een digitaal platform om crowdsourcing van goede doelen, innovatie en creativiteit ten behoeve van de aarde te bevorderen.
In deze video leggen Andrew Garfield, die Peter Parker hopelijk in de nieuwe film zonder hipsterbaard gestalte geeft, Emma Stone en Jamie Foxx het een en ander over Earth Hour Blue uit. Je snapt waarom Peter Parker en Gwen Stacy gevraagd worden om een dergelijk project te steunen, want Parker als Spider-Man is nu eenmaal een held en ook Gwen heeft een brave inborst. Het is wel gek dat Foxx ook van de partij is, want die speelt in de film namelijk de schurk Electro. Als iemand die het geen moer kan schelen dat energie verspild wordt, dan is wel de schurk die zelf elektrische ladingen afschiet om zijn misdadige doeleinden te bereiken. Hem dus laten zeggen dat je ook een held bent door het licht uit te doen, is net zoiets als Willem Holleeder in je reclamespotje laten zeggen dat het niet zo aardig is om mensen af te persen of te ontvoeren. Dat riedeltje over zelf een superheld kunnen zijn is al afgezaagd, uit de woorden van Electro wordt het allemaal wat belachelijk.
Als je dan toch fictieve personages aan je goede doel verbindt, zorg dan dat het een beetje in de lijn ligt van hun karakter, anders is het promotionele doel wat uiteindelijk nagestreefd wordt namelijk zo zichtbaar. Want, hoe nobel het allemaal klinkt deze steun van Spidey aan Earth Hour, het is natuurlijk wederom een slimme zet van Sony Pictures om hun product onder de aandacht te brengen bij een groot publiek. Tijdens oudejaarsavond was er al een speciale teaser te zien op Times Square in New York om de release van The AmazingSpider-Man 2 aan te kondigen bij een groot publiek. Daarna was er een nieuwe trailer tijdens Superbowl. We moeten dit Earth Hour-initiatief dus zien als onderdeel van de promocampagne voor de film.
Aangezien er dit jaar aardig wat grote superheldenfilms in de bioscoop te zien zijn, zoals Captain America: The Winter Soldier, X-Men; Days of Future Past en Guardians of the Galaxy, is het logisch dat Sony zoveel mogelijk aandacht wil generen voor The Amazing Spider-Man 2. Maar mijn inziens doet de filmmaatschappij wel erg zijn best dit keer en dat baart me zorgen. Tegenwoordig draait het succes van film veel om het openingsweekeinde. De opbrengst die daarin opgehaald wordt, bepaalt grotendeels het succes van de film. Als iedereen massaal in de eerste dagen de film gaat zien in de bioscoop, maakt het eigenlijk niet uit of deze goed is of slecht. Sterker nog: als het een slechte film betreft haalt men toch zijn geld wel binnen. En negatieve recensies hebben op deze manier dan ook geen vat op de recettes. Nu was de eerste The Amazing Spider-Man-film naast overbodig, al niet zo heel goed, dus vermoed ik dat Sony de schade van de tweede probeert te beperken door alles op het openingsweekend te gooien. Dat vraagt om een stevige campagne.
Misschien vind je me wat cynisch klinken en dat klopt: ik word er cynisch van dit soort suikerzoete allianties, zeker als ze daarvoor mijn favoriete stripfiguur gebruiken. In het verleden is Spider-Man wel vaker gebruikt voor reclamecampagnes. Samen met Power Pack, een superheldenteam dat uit kinderen bestaat, trad hij midden jaren tachtig op in een comic tegen kindermisbruik. Rond diezelfde tijd stond deze advertentie ook in de comics van Marvel:
Dit soort campagnes vind ik slim: Spider-Man is een held die kinderen aanspreekt. Misschien zijn ze eerder geneigd naar hem dan naar hulpverleners te te luisteren, dus goed als je als uitgeverij daarvoor je personage laat inzetten. Wie weet spoort de strip slachtoffers aan om hulp te vragen. Hier heb ik dus allerminste bezwaar tegen (– al ben ik blij dat de scène waarin Peter Parker seksueel misbruikt dreigt te worden door een oudere buurjongen, buiten de officiële canon van Spider-Man-verhalen valt. Die arme jongen heeft immers al genoeg te verduren gehad.) Het thema seksueel misbruik wordt in dit geval ook niet ingezet om een product te verkopen. Spider-Man wordt ingezet om dit moeilijke thema onder de aandacht te brengen. Met de Earth Hour campagne zit het iets anders. Met deze reclamespots worden twee producten gepromoot, namelijk dat nieuwe crowdfundingplatform en de film.
Overigens heb ik grote vraagtekens bij initiatieven als Earth Hour. Natuurlijk vind ik het goed als consumenten worden gewezen op verspilling, maar wie echt iets kan veranderen aan de verschrikkelijke vervuiling van de aarde en iets kan doen tegen verspilling, dat zijn de fabrikanten, regeringen en grote coorperaties in de wereld. Zolang die niet inzien dat marktwerking niet boven alles geplaatst dient te worden en er andere zaken belangrijker zijn dan maximale winst en het gelukkig stemmen van aandeelhouders, blijft zoiets als Earth Hour een symbolische daad, of in dit geval een doorzichtige reclamecampagne voor een film. Ook al is die film, zoals de makers beweren, dan zo veel mogelijk klimaatneutraal geproduceerd. Bij mij laat de hele campagne in ieder geval een vieze smaak achter, vooral omdat mijn favoriete Muurkruiper hiervoor wordt ingezet. Over misbruik gesproken.
Toen ik nog kind was en geïnteresseerd in auto’s, was een spoiler een auto-onderdeel dat de grip en wegligging van het voertuig verbetert. Uiteraard bestaan die dingen nog steeds, maar tegenwoordig staat het woord spoiler toch vooral voor de waarschuwing die erop wijst dat belangrijke informatie over de plot van een verhaal onthuld gaat worden. Informatie die je liever niet weet en je lees/kijk/gameplezier zal verpesten. Maar goed, dat hoef ik trouwe Schokkend Nieuws-lezers niet uit te leggen.
We leven in het tijdperk van de spoilers. Wie de nieuwste aflevering van Sherlock later dan het uitzendtijdstip wil bekijken, kan tot dat moment maar beter zijn gezicht niet op Facebook, Tumblr of Twitter vertonen.
Ook als recensent heb ik te maken met het fenomeen spoiler. Toen ik vorig jaar de persvoorstelling van Skyfall bezocht, moest ik bij aanvang een contract tekenen waarin stond dat mijn recensie geen woord zou reppen over de dood van een belangrijk personage. Een belachelijke gang van zaken: een goede recensie geeft immers nooit de belangrijkste plotwendingen prijs. Het James Bond-contract is een mooi voorbeeld van hoe de publiciteitsafdelingen van filmmaatschappijen pogen media-uitingen te controleren. Werd eerst bij een persvoorstelling alleen je mobieltje ingenomen uit angst dat je de film integraal online zet. Nu teken je een overeenkomst waarin je plechtig belooft je beschouwing pas te publiceren op de dag dat de film uitkomt.
De angst voor spoilers is niet onzinnig. Vooraf teveel van de film weten verpest de ervaring en wekt verwachtingen die bijna altijd leiden tot teleurstelling. En als je bedenkt dat het huidige kijkvoer gedomineerd wordt door prequels, sequels en reboots is nog meer voorspelbaarheid wel het laatste wat je wilt.
Gek genoeg zijn de publiciteitsmedewerkers van de filmmaatschappijen zelf de grootste informatielekkers. Zij voeren de journalisten, magazineredacties en bloggers het ene minuscule ‘nieuws’ na het andere om aandacht voor hun product te genereren. Dat begint al een jaar of twee voordat de film uitkomt: castingnieuws, setfoto’s, potentiële plotbeschrijvingen, de aankondiging van een vervolg nog voordat er één shot van de film is gedraaid, etcetera. Veel bloggers en mediasites met een kleine en of luie redactie slikken dat alles voor zoete koek en serveren die koek vaak ongecorrigeerd op hun platforms ten einde de ingebeelde informatiehonger bij de bezoekers te stillen.
Het kan nog gekker: van tevoren aankondigen dat morgen de nieuwe trailer online komt. Aan de publicatie van de trailer voor Dawn of the Planet of the Apes ging zelfs een teaser van de trailer vooraf. Trailers zijn reclamespots voor films, nu wordt er dus reclame gemaakt voor reclame.
De spoiler als ultiem marketingmiddel doodt het laatste zuchtje kijkplezier.
Kun je ontroerd raken van de dood van iemand die je nooit persoonlijk gekend hebt? Ik geloof van wel. De dood van Philip Seymour Hoffman heeft me geraakt, hij is een van mijn favoriete acteurs. Prachtig vind ik zijn optreden als Capote, maar een van mijn favoriete vertolkingen van Hoffman blijft die van Lester Bangs, de popjournalist uit Almost Famous. ‘I am always home, I am uncool!’
Het is een prachtige scène en het hart van de film. Maar niet alleen dat, wat Hoffman hier zegt is waar voor de meeste van ons – in ieder geval voor mij en ik denk ook voor hem in het echte leven.
Kun je iemand kennen die je nooit hebt ontmoet? Dat weet ik niet, ik denk wel dat een goede acteur een kijkje in de ziel krijgt, de ziel van het personage maar ook van de acteur die het personage gestalte geeft. In de scene uit Almost Famous (Cameron Crowe, 2000) gaat net zo goed over Bangs als over Hoffman. Maar van alle uncoole dudes, was Hoffman wel de coolste. ‘Be honest and unmerciful.’
De laatste tijd ben ik me aan het verdiepen in het leven en carrière van acteur Vincent Price (St. Louis, 27 mei 1911 – Los Angeles, 25 oktober 1993). Ik vind het een heerlijke acteur en ben vooral een liefhebber van de horrorfilms die hij maakte.
Een dikke (auto)biografie moet ik ooit nog lezen, maar deze documentaire gaf al een aardig overzicht.
Ik ben met name een aantal van de films waarin hij speelt aan het kijken. Eergisteren was dat het vermakelijke Theatre of Blood, waarin Price een acteur speelt die wraak neemt op zijn critici. Gisteren was Diary of a Madmanuit 1963 aan de beurt, waarin Price onder invloed van een monster uit een andere dimensie aan het moorden slaat. Zijn nieuwbakken verloofde is een de mensen die eraan moet geloven. Price hakt flink op haar in, in een scène die doet denken aan het drie jaar ervoor gedraaide Psycho van Alfred Hitchcock.
Price speelt zijn rollen soms dik aangezet en lekker camp. Dan weer verrast hij met een zeer gevoelige en subtiele performance.
Tegenwoordig prikken we meteen door kunstmatigheid van de studiodecors heen, maar eigenlijk is dat artificiële tintje van dit soort films een extra attractie voor mij. Ik kan erg genieten van een minimalistisch decor als deze:
Waarom de rubriek Frames? De verhalen die we lezen en zien maken net zo goed deel uit van onze levensloop als de gebeurtenissen die we in reallife meemaken. In de rubriek Frames verzamel ik stills uit de films die ik heb gezien om zo die herinneringen te kunnen bewaren en koesteren.
Zelf was ik er niet bij toen folkmuziek hip was in de jaren vijftig en zestig, maar ik luister graag naar oude Bob Dylan-songs. Dankzij de Coen Brothers krijgen we een aardige impressie van hoe die tijd was voor sommige folkmuzikanten, in de persoon van Llewyn Davis. Dat Davis een fictief personage is, doet daar niets aan af. Hij staat voor alle muzikanten die niet wisten door te breken bij een groot publiek en zijn leven is nogal mistroostig.
Davis was vroeger een duo met zanger Mike en samen maakten ze muziek die in het verlengde ligt van wat duo’s als The Everly Brothers en later Simon & Garfunkel maakten: harmonieuze, lekker in het gehoorliggende folk-songs. Nu Mike er niet meer is, moet Davis het alleen rooien. Hij sleept zichzelf van optreden naar optreden en van huiskamer naar huiskamer, waar hij bij vrienden op de bank slaapt. Zelf heeft hij geen huis, daarvoor verdient hij te weinig geld met zijn optredens.
Dit beeld herken ik uit Chronicles vol.1, de autobiografie van Dylan die beschrijft hoe hij in huizen van vrienden verbleef toen hij zijn eerste stappen in de folk-scene van Greenwich Village zette. Ik kan me pagina’s beschrijving herinneren, vooral van de huizen en de vele boeken die hij in de woningen van zijn vrienden vond.
Tijdmachine Inside Llewyn Davis is geen vrolijke film. En Davis is in beginsel ook geen sympathieke hoofdrolspeler – al zet Oscar Isaac hem fantastisch neer. Zoals ik al schreef: ik was er niet bij, maar dankzij film kun je in een tijdmachine stappen en tijdperken zien waar je zelf nooit deel van hebt uitgemaakt.
De decors in Inside Llewyn Davis zien er getrouw aan 1961 uit. Het moet veel moeite gekost hebben om al die oude klassieke auto’s te vinden waar de straten vol mee staan. Om nog maar te zwijgen van de passende kleding, koffiekopjes en het behang uit die tijd. De sfeer in de koffiehuizen voelt authentiek – voor zover ik dat kan beoordelen natuurlijk. Het beeld lijkt aan te sluiten bij wat ik van die periode weet; ik ben geen expert, slechts een liefhebber. Ook is alles gefilmd in soft focus wat het beeld zachter maakt, alsof we door een nostalgisch venster terug in het verleden kijken.
Op de site die ter promotie van de film in het leven is geroepen, staan interessante artikelen over de productie waaronder de moeite die production-designer Jess Gonhor had om alles voor elkaar te krijgen:
Production designer Jess Gonchor says, “It’s getting harder and harder to shoot a period movie in Manhattan. It’s changed so much.” For Gonchor, the toughest job was reimagining the wall textures and room space of his Gaslight Cafe in a Crown Heights warehouse. He also transformed an East Harlem church into a seamen’s union office—and, given a tight budget, shot Chicago scenes in the Gramercy Theater and Burger Heaven on 51st Street and found patches of winter road in Westchester as anonymously flat and desolate as any in the Midwest. Many of the West Village locations were shot in the East Village, and even when half a century has left architecture pretty much intact, decor has evolved so drastically that pre-WW2 apartments had to be substantially retrofurbished. Llewyn’s sister’s narrow Queens two-story with the gray asphalt shingles and the Chef Boy-Ar-Dee Cheese Pizza in the cupboard was easier—pure Woodside, even though it’s actually in Ridgewood. The folksingers’ furniture is a jumble of secondhand couches, worn Danish modern, and such perennials as the wine-bottle lamp with the frayed shade in Al Cody’s cramped walkup. And reinforcing “reality” throughout is Bruno Delbonnel’s crucial decision to bathe everything in the cold gray cloud-cover light that dominates every New York winter.
Het effect van al die moeite is dat we samen met Davis door Greenwich Village van toen lopen en The Gashlight bezoeken waar diverse folkzangers een podium vonden. Ook Bob Dylan, waar we aan het eind van de film een glimp van zien.
Greenwich Village was begin jaren zestig het epicentrum van de folk-scene: in de koffiehuizen en clubs in de straten rond Washington Square traden folkzangers en -zangeressen op tijdens open-mike nights in de hoop het publiek aan te spreken en ontdekt te worden. De film speelt echter voor de hype:
The Greenwich Village of Llewyn Davis is not the thriving scene that produced Peter, Paul and Mary and changed the world when Bob Dylan went electric. It is the folk scene in the dark ages before the hits and money arrived, when a small coterie of true believers traded old songs like a secret language. Most were local kids or voyagers from the suburbs of Long Island and New Jersey, fleeing the dullness and conformity of the Eisenhower 1950s to a Bohemian life in lower Manhattan, where a two-person hole-in-the-wall could still be had for twenty-five dollars a month.
Some details of the movie suggest familiar figures—Llewyn’s Welsh name recalls Dylan, and like Phil Ochs he crashes on the couch of a singing couple named Jim and Jean. But the story takes place in the moment before Dylan and Ochs arrived, when no one imagined the Village becoming the center of a folk boom that would produce international superstars and change the course of popular music. This moment of transition—before the arrival of the 60s as we know them—was captured by one of the central figures on that scene, Dave Van Ronk, in his memoir The Mayor of MacDougal Street, which the Coen Brothers mined for local color and for a few key episodes of this week in Llewyn’s life. Llewyn is not Van Ronk, but he sings some of Van Ronk’s songs and shares his background as a working class kid who split his life between playing guitar and shipping out in the Merchant Marine.
Llewyn also shares Van Ronk’s love and respect for authentic folk music, old songs polished by the ebb and flow of oral tradition. For Van Ronk’s generation, the well-worn authenticity of folk provided a profound contrast to the ephemeral confections of the pop music world, and the choice to play folk was almost like joining a religious order—complete with a vow of poverty, since there were virtually no jobs in New York for anyone who sounded like a traditional folk artist. That would change in the early 1960s, and already in early 1961, when Inside Llewyn Davis takes place, there were glimmerings of the world to come—a few small clubs where people could play once in a while for tips, and some little record companies that—though they might not pay much—were at least willing to record the real stuff. Van Ronk recalled that time with a mix of wry humor and deep affection—like Llewyn he was living hand to mouth and sleeping on couches, but he was surrounded by people for whom the music mattered more than anything else. (Bron)
Het verteltempo in Llewyn Davis ligt niet hoog, en dat geeft je alle ruimte om eens goed naar de omgeving te kijken. Dat levert wat mij betreft extra kijkgenot op. Linda en ik zagen de film op eerste kerstdag in The Movies, Amsterdam. De vroege voorstelling van 11.45 werd door ons en een ouder stel bezocht. Verder was de zaal leeg. Dat is pas lekker rustig film kijken.
Waarom de rubriek Frames?
De verhalen die we lezen en zien maken net zo goed deel uit van onze levensloop als de gebeurtenissen die we in reallife meemaken. In de rubriek Frames verzamel ik stills uit de films die ik heb gezien om zo die herinneringen te kunnen bewaren en koesteren.
Ieder jaar vindt in New York op Thanksgiving Day een mega optocht plaats georganiseerd door de Amerikaanse winkelketen Macy’s. In de karavaan van ballonfiguren, versierde wagens en Bekende Amerikanen is Spider-Man al jaren een vaste gast in de vorm van een megagrote ballon. Dit jaar dus weer:
Die parade doet me denken aan een stripscène uit de jaren tachtig.
Demonenstad
In de zomer van 1989 kwam Marvel met een groot crossover verhaal dat Inferno werd gedoopt. Wanneer de barriere tussen de aarde en de mystieke dimensie Limbo verzwakt is geraakt, ziet een aantal demonen kans om de aarde te bereiken. Ze belanden in New York en al snel worden de gevolgen zichtbaar: auto’s komen tot leven, gebouwen beginnen te bewegen, mensen worden opgegeten door hun eigen kleding. Dat soort dingen. Het Empire State Building begint te groeien en wordt het epicentrum van alle narigheid. De belangrijke verhalen van Inferno werden in de titels rondom mutanten als the X-Men en New Mutants verteld, maar de effecten ervan waren ook in de andere comicseries van dat moment zichtbaar. Ons favoriete Webhoofd kreeg er dus ook mee te maken.
Luchtige vijand
In Amazing Spider-Man #311 begint het al goed als de stenen leeuwen voor de beroemde bibliotheek van New York tot leven komen en Spidey als leeuwentemmer moet optreden. Een nummer later loopt er een megagrote Spider-Man-ballon door de straten van New York die onze held moet uitschakelen:
De ballon is inderdaad dezelfde die dat jaar in de Thanksgiving Day Parade zou optreden.
Het Inferno-idee is volgens mij deels geïnspireerd door films als Ghostbusters. Dat in de stad door bovennatuurlijke activiteit van alles tot leven komt, lijkt veel op de taferelen die we in de twee Ghostbusters-films zien als de spoken uit hun dak gaan.
En de grote ballon van Spidey die door New York loopt lijkt veel op de scène met de Stay Puft Marshmallow Man uit de eerste Ghostbusters-film (Ivan Rietman, 1984). Sterker nog: als Spidey zijn luchtige evenbeeld tegenkomt maakt hij een directe referentie naar de film: ‘What the heck is that? The “Stay-puft”-Spider-Man?!” Opmerkelijk genoeg is deze verwijzing in de Nederlandse vertaling weggelaten. Ook de referentie naar Macy’s. Kennelijk vonden de mensen van Juniorpress beide verwijzingen te specifiek en onbekend voor de Nederlandse lezers.
In Ghostbusters II doen ze de scène van Mister Stay Puft nog eens dunnetjes over met een wandelend Vrijheidsbeeld.
Dit jaar werd tijdens de Macy’s Thanksgiving Day Parade de linkerarm van de Spidey ballon geraakt door een boomtak in Central Park en liep daardoor leeg. Tenminste, dat is de officiële versie. Wie weet kwam de ballon plotseling tot leven en moest Spidey wederom ingrijpen met een megagrote naald om hem uit te schakelen. Stranger things have happened.
Amazing Spider-Man #311 & 313. Tekst David Michelinie. Tekeningen: Todd McFarlane.
Gewone stervelingen die een superheldenkostuum aantrekken, de held uithangen en er flink van langs krijgen. Dat is het simpele doch doeltreffende concept van de strip Kick-Ass, een creatie van Mark Millar en John Romita Jr. De reeks bracht twee verfilmingen voort. Kick-Ass 2 komt op 11 december uit op dvd en blu-ray. Een mooi excuus om Millar eens aan de tand te voelen.’We leven in een wereld waarin zelfs oma’s weten wie Tony Stark is.’
De afgelopen jaren is de ster van de Schotse stripschrijver rijzende en dat is niet zo gek. Mark Millar slaagt er altijd in om interessante high-conceptideeën te gieten in een onderhoudend verhaal vol geweld en humor.
Een voorbeeld: in Marvel 1985ontdekt de dertienjarige Toby Goodman dat de superschurken uit de Marvel-comics in een oud, vervallen huis bij hem in de buurt zijn gaan wonen. Wanneer ze hun aanwezigheid aan de wereld bekend hebben gemaakt, beginnen ze het stadje Montgomery uit te moorden. Goodman besluit daarop naar het fictieve Marvel-universum af te reizen om hulp te gaan halen. Het verhaal speelt zich af in 1985 en het decor lijkt op een stadje dat je indertijd in Spielberg-films tegenkwam. Een nostalgisch sausje dus, over een eigentijdse benadering van het superheldengenre.
Nog een voorbeeld: In de reeks Jupiter’s Legacy die Millar samen met Frank Quitely maakt, en waarvan iedere twee maanden een nieuw deel verschijnt, rebelleert de nieuwe generatie superhelden tegen hun super-ouders. Het generatieconflict wordt uitgevochten met grof geweld en bloedvergieten.
De strips van Millar vormen dikwijls de basis voor Hollywood-producties. Naast KICK-ASS (Matthew Vaughn, 2010) zag Millar ook zijn strip Wanted (Timur Bekmambetov, 2008) verfilmd worden. The Secret Service is nu in de maak en staat gepland voor een release in maart 2015.
Zoals bij veel superhelden begonnen de avonturen van Kick-Ass op de pagina’s van een comic. Samen met de Amerikaanse tekenmeester John Romita Jr. creëerde Millar het populaire en ultragewelddadige verhaal over de middelbare scholier Dave Lizewski (in de films gespeeld door Aaron Taylor-Johnson) die besluit superheld te worden. Zonder noemenswaardige training gaat hij de misdaad te lijf met een groen pak, een skimasker en een setje wapenstokken. Hoewel hij harde klappen oploopt, is zijn optreden als Kick-Ass al snel zo populair dat er meer real life superheroes opduiken, waaronder Big Daddy (Nicolas Cage) en zijn dochter Hit-Girl (Chloë Grace Moretz). In tegenstelling tot degenen die vooral in hun outfit paraderen en dekens aan daklozen uitdelen, weet dit duo echt van wanten. Hit-Girl hakt zonder met haar ogen te knipperen gangsters in stukken.
In Kick-Ass 2 (regie Jeff Wadlow, lees de recensie hier) heeft Hit-Girl na de dood van Big Daddy moeten beloven nooit meer voor held te spelen. Ze probeert als normaal meisje de middelbare school te doorlopen. Ondertussen sluit Kick-Ass zich aan bij het eerste superheldenteam: Justice Forever. Het zoontje van de maffiabaas (Christopher Mintz-Plasse) zint echter op wraak – Hit-Girl en Kick-Ass zijn verantwoordelijk voor de dood van zijn vader – en hij heeft de ambitie de grootste superschurk aller tijden te worden. Hij noemt zich The Motherfucker en huurt enkele nare huurmoordenaars in, waaronder Mother Russia: een ex-KGB agente die qua moordlust niet onder doet voor The Terminator.
‘Grappig genoeg was mijn eigen leven de grootste inspiratie. Al vanaf dat ik een jaar of vier, vijf was, ben ik dol op superheldenstrips,´ vertelt Mark Millar wanneer we hem telefonisch spreken. ´Toen ik veertien was, wilde ik ook zélf een superheld zijn. Terwijl ik me eigenlijk moest focussen op de vraag welke opleiding ik wilde gaan volgen, was ik druk met het tekenen van het kostuum dat ik zou gaan dragen. Eigenlijk is Kick-Ass een alternatieve autobiografie waarin ik me probeer voor te stellen wat er gebeurd zou zijn als ik daadwerkelijk dat plan had uitgevoerd.’
Helaas heb je dat plan nooit doorgezet…
‘Hoe weet je dat zeker?’ (lacht)
Touché! Goed, voor zover we weten ben je nooit echt een superheld geworden. Je bent met het Kick-Ass-concept naar tekenaar John Romita Jr. gegaan met wie je al het Wolverine-epos Enemy of the State had gemaakt.
‘Ik ben gek op Johnny. Soms heb je een klik met iemand op het professionele en persoonlijke vlak. Als je samenwerkt met een fantastische tekenaar als John Romita Jr., dan tilt dat je werk naar een hoger niveau. Kick-Ass is een creator owned project. Dat betekent dat wij alle rechten bezitten, maar ook dat John twaalf maanden moest werken zonder dat hij wist wat daar financieel tegenover stond. Dat was voor hem een enorme gok, want John is de bestbetaalde tekenaar van Marvel. Hij krijgt een fortuin voor zijn werk en dan kom ik met het voorstel: wil je met me samenwerken voor niks, maar hopelijk verdienen we op den duur een smak geld? Gelukkig zei hij meteen ja en nam hij een jaar vrij om aan Kick-Ass te werken.’
Dat heeft zich dubbel en dwars uitbetaald.
‘Ja, hij heeft er gelukkig niet zijn huis voor hoeven verkopen. (lacht)’
In je verhalen mix je intrigerende high-conceptideeën met een flinke dosis hardcore geweld. Wat fascineert je zo aan geweld?
‘Dat heeft denk ik te maken met het feit dat ik Brits bent. We hebben een iets scherpere en hardere benadering van superhelden dan de Amerikanen. Denk bijvoorbeeld aan de strips van mensen als Alan Moore en de schrijvers die hij geïnspireerd heeft, strips die ik als kind las. Ze hebben allemaal een meer duister en gewelddadige benadering van het superheldengenre. Ik kan me een interview met Moore herinneren waarin hij zei: “Als iemand met de kracht van Superman je een klap zou geven, dan vlieg je niet door de muur, dan ontplof je.” Daardoor ging ik op een logische wijze nadenken over wat superkrachten precies zouden aanrichten bij gewone stervelingen. Als een gebouw tijdens een gevecht instort, sterven er in één klap misschien wel tweeduizend mensen. Als kind las ik dus veel comics, waarvan de makers de superhelden iets realistischer benaderen. Als schrijver borduur ik daarop voort.’
Jouw verhalen passen inderdaad in die traditie van stripverhalen die de Amerikaanse superheld demythologiseren of deconstrueren, net als Watchmen van Alan Moore en de verhalen van Grant Morrison. Komt dat dan alleen omdat jullie Brits zijn of speelt nog iets anders een rol?
‘Ik denk dat Britse schrijvers van na de jaren tachtig het heerlijk vinden om meer experimentele dingen uit te proberen. Ik ben van die school, ik ben opgegroeid met dat soort verhalen. Soms kunnen dat hommages zijn aan de klassieke comics, zoals Marvel 1985. Soms is het een complete deconstructie, zoals met de serie The Authority of Superman: Red Son. Verhalen waarin mensen buitengewone dingen kunnen vind ik heel erg intrigerend. Natuurlijk kan een verhaal over iemand die in een supermarkt of op kantoor werkt ook interessant zijn, maar ik vind die mensen meteen een stuk boeiender als ze ook in staat zijn om door muren te lopen of superadem hebben. Er zijn zoveel intrigerende dingen die je kunt doen met superkrachten, zeker op visueel vlak. Als je een Amerikaans icoon als de superheld verbindt met het leven van alledag, krijg je een oneindige hoeveelheid verhalen. En we leven tegenwoordig in een wereld waarin zelfs oma’s weten wie Tony Stark is. Tien jaar geleden was dat anders, toen was een concept als Kick-Ass nog ondenkbaar omdat mensen niet zo bekend waren met de mythologie van de superheld. Omdat iedereen nu meer belezen is op dat gebied, kunnen gasten als ik daarmee spelen.’
Dus er meer sprake van liefde voor de superheld dan dat dit soort verhalen voortkomt uit een haat-liefdeverhouding?
‘Precies! Sommige mensen vatten Kick-Ass op als een aanklacht tegen de superhelden, maar het is juist een liefdesbrief. Er zit wel wat goedgeluimde humor in het verhaal, maar ik probeer het genre of de fans die zich als superheld kleden niet belachelijk te maken. Integendeel: ik ben precies zo’n fan. Het verhaal gaat over mij en bepaalde aspecten van mijn leven. Van hoe ik als tiener was tot hoe ik nu als vader ben. De relatie tussen Big Daddy en Hit-Girl is bijvoorbeeld deels gebaseerd op hoe ik als vader ben. Kick-Ass is eigenlijk een gigantische liefdesbrief. Dat geldt denk ik voor alle andere Britse schrijvers: we kennen het genre zo goed omdat we er zo dol op zijn. En we zijn nooit gestopt met lezen. De meeste mensen lezen superheldencomics tussen hun negende en hun twaalfde jaar, maar ik ben 43 en Allen Moore is alweer zestig. Wij lezen die strips al ons hele leven!’
In een interview met The New Republic maakte je een opmerking over de verkrachtingsscène in Kick-Ass 2. Daarin zeg je dat je verkrachting ziet als een verteltechniek: het dient in het verhaal als voorbeeld van de slechtheid van de bad guy. Die opmerking heeft nogal wat ophef veroorzaakt vanuit feministische hoek. Hoe kijk je daarop terug?
‘Eerlijk gezegd was dat een heel raar interview. Ik denk dat de interviewer een maximaal aantal hits op zijn site probeerde te genereren. Als je naar het citaat kijkt, zie je dat het een samenstelling is en nogal onsamenhangend. Hij heeft een half uur op me ingehamerd en daaruit iets geconstrueerd dat een controversieel verhaal opleverde toen de film uitkwam. Helaas hoort dat er bij. Wanneer je een korte periode interessant bent, zijn er altijd mensen die daar een spraakmakend verhaal uit proberen te halen. Dat gebeurde ook toen Wanted uitkwam in 2008 en bij de eerste Kick-Ass in 2010. Hetzelfde is vrienden overkomen die ook een film uitbrachten. Het is heel onaangenaam. Ik vermoed dat hetzelfde zal gebeuren als de filmadaptatie van The Secret Service uitkomt, maart 2015.’
Toch, er is een verschil in aanpak tussen de verkrachtingsscène in de strip en die in de film, Waar de scène in de strip duidelijk demonstreert wat voor een ongelooflijke klootzak The Motherfucker is, wordt er in de filmversie juist op de lach gespeeld omdat The Motherfucker hem niet omhoog kan krijgen. Een mooi voorbeeld van hoe een adaptatie de betekenis van een scène kan veranderen. Hoe kijk je als schrijver tegen zo’n verandering aan?
‘Er zullen altijd verschillen zijn tussen de strip en de film. In de eerste Kick-Ass-film was Big Daddy behoorlijk anders dan in de strip. In de strip is hij net zo’n amateur en fanboy als Kick-Ass zelf, terwijl Hit-Girl de enige professionele superheld is. Dergelijke veranderingen moet je als schrijver accepteren als een van je verhalen verfilmd wordt.’
Je verdient veel meer geld met de verfilming van je strips dan met het maken van de strips zelf. Hou je daar eigenlijk rekening mee? Hou je nu in het achterhoofd dat je iets schrijft dat later goed filmmateriaal zou kunnen opleveren?
‘Op dit moment staat de teller op zeven projecten, films die of al gemaakt zijn of nu in productie zijn. Tijdens het schrijven moet je niet aan de films denken. Als je het stripschrijven als film maken benadert, eindig je met een slechte comic. Wat je moet doen, is een strip maken waar jij gek op bent en waar anderen van houden. De opwinding die je daarmee veroorzaakt is hopelijk besmettelijk genoeg, zodat er iets anders van gemaakt kan worden: een game, televisieserie of een film. Ik zie de films als een ongelooflijke leuke ervaring. Ik geniet van het castingproces, de samenwerking met de regisseur en het lezen van de verschillende scriptversies. Maar mijn hoofdbaan is stripschrijver. Dat is de vervulling van mijn aspiraties. Als kind droomde ik er niet van om filmmaker te worden, ik wilde strips maken.’
Het is een film die ik niet wilde missen, want iedereen raadde me hem zo’n beetje aan om hem te gaan kijken. Gravityzou de eerste film zijn waarin 3D eindelijk tot z’n recht komt.
Nu speelt George Clooney een hoofdrol in de film, dus daar zet ik dan graag mijn aversie tegen 3D even voor opzij. Gelukkig maar, want Gravity is een zeer spannende, ‘realistische’ sciencefictionfilm, die geen seconde verveelt.
Astronaut Clooney werkt samen met medisch ingenieur Sandra Bullock als hun spaceshuttle wordt geraakt door langsrazend ruimtepuin. Zij zijn nu de enige overlevenden. Het is zaak om zo snel mogelijk bij het ruimtestation ISS te komen voordat Bullocks zuurstofvoorraad volledig is opgeademd. We zijn getuigen van een intrigerende overlevingstocht door de ruimte, prachtig gefilmd en zeer realistisch in beeld gebracht. De 3D wordt mondjesmaat toegepast en zorgt ervoor dat de ruimte ervaring nog echter overkomt. Gravity van Alfonso Cuarón is misschien wel de beste film van dit jaar.
Wat ik boeiend vind aan ruimtefilms die zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid blijven als Gravity, is dat je weer beseft hoe ver we nog weg zijn van ruimtereizen zoals die in Star Trek of Star Wars worden voorgesteld. De NASA-apparatuur ziet eruit als een Apple anno 1980. Gestroomlijnde ruimteschepen als The Enterprise zijn nog lichtjaren buiten ons bereik.
Nu we het toch over esthetiek hebben: we leven in een tijdperk waarin alles en iedereen op uiterlijk wordt beoordeeld. Bullock, geboren op 26 juli 1964, komt aardig richting de vijftig. Het viel mij op dat haar gezicht er wel erg strakgetrokken uitzag in Gravity. Of ze wel of niet onder het mes is geweest bij de plastisch chirurg is nog steeds onderwerp van debat. Het zou niet relevant moeten zijn, maar ergens vind ik het doodzonde als vrouwen niet gewoon op natuurlijke wijze oud mogen worden, vooral als het om natuurlijke schonen gaat als Bullock. Veel vrouwen die onder het mes zijn geweest krijgen een gezicht dat nogal artificieel aandoet. Ze worden als het ware een wandelend specialeffect dat altijd zichtbaar is.
Misschien ging Bullock niet onder het mes, en is het Marijke Helwegen-effect iets dat simpelweg in de ruimte voorkomt. Ik zou het niet weten, ik ben nog nooit in de ruimte geweest.
Waarom de rubriek Frames?
De verhalen die we lezen en zien maken net zo goed deel uit van onze levensloop als de gebeurtenissen die we in reallife meemaken. In de rubriek Frames verzamel ik stills uit de films die ik heb gezien om zo die herinneringen te kunnen bewaren en koesteren.
Gisteravond ging de zesde editie van het KLIK! Amsterdam Animation Festival van start in Eye aan ’t IJ. Uiteraard was ik daarbij als KLIK-addict.
Ook ben ik dit jaar een van de gasten van het festival omdat ik op vrijdagavond een Spider-Man lezing geef (maar dat wist je vast al.) Het was een leuke, lekker korte, openingceremonie die begon met een theatraal stukje jaren vijftig spoof van Puck van Dijk and Mark Thewessen. Op manische wijze haakten zij in op het thema Fabulous Fifties. Je kent het wel: het gezin als hoeksteen van de samenleving in doodsangst voor de atoombom.
(En wij ons tegenwoordig maar zorgen maken over triviale zaken als Zwarte Piet. Oh, nee, gelukkig: er is ook nog homohaat in Moskou en een miljardenopbrengend sportevenement dat ondanks die homohaat gewoon gezellig doorgaat alsof er niets aan de hand is.)
Daarna was het tijd om in de zaal te genieten van de, door Roloff de Jeu, soepel aan elkaar gesproken openingsavond. De prijs voor de kersverse World Domination Award ging naar Erik-Jan de Boer. Deze award wordt uitgereikt aan animators die heel ver in de wereld weten te komen. De Boer, die eerder een Oscar binnensleepte voor Life of Pi, is een goede eerste winnaar.
De MOPTI Award ging naar The Solitary Piervan Jack Shih, maar daar heb ik nog geen frame van gezien, dus onthoud ik mij van ieder commentaar. Leuk om festivaldirecteur Yvonne van Ulden hoogzwanger te zien, al was het dan via een video. Omdat ze maandag was bevallen van haar eerste kind, kon ze helaas niet bij de avond aanwezig zijn. Het is wel prijzenswaardig dat ze zelf deels zorg draagt voor de volgende generatie animators.
De opening was een prima show, al had wat mij betreft er wel iets meer animatie te zien mogen zijn. Daarvoor komen we immers naar KLIK! Nou ja, de komende vijf dagen valt er genoeg te zien. Ik ga vandaag in ieder geval naar de twee programma’s rond stop-motion animatie. Dat is namelijk mijn favoriete vorm van deze filmkunst. Barend de Voogd geeft een introductie bij het programma Beyond the uncanny: Contemporary Stop-Motion.
Puppets may be the scariest things ever invented. Stop-motion puppets, meanwhile, add a haunting, all-too-real charge to any animation. Beyond the Uncanny: Contemporary Stop-motion is as scary as its Classic counterpart. You may know it isn‘t ‘real’, but better believe us, that doesn’t make a bit of difference.
Geen idee of ik dit jaar met een Daily Webhead video op de proppen kom, maar naar wat ik heb gehoord loopt er ook een videoteam van KLIK! rond, dus wellicht ga ik gewoon lekker acherover in de bioscoopstoel een paar dagen vakantie vieren. Vorig jaar interviewde ik Luuk van Huët van KLIK:
Op dit moment ben ik druk bezig met het voorbereiden van mijn Spider-Man lezing voor het KLIK! Amsterdam Animation Festival. Om een idee te geven van wat je tijdens die lezing kan verwachten hier alvast een exclusieve preview over fanfilms.
Clive Young, zelf filmmaker en auteur van het boek Homemade Hollywood geeft de volgende definitie van een fanfilm: An unauthorized amateur or semi-pro film, based on pop culture characters or situations, created for non-commercial viewing.’
Kenmerkend aan Spider-Man fanfilms is dat de regisseur vaak ook de hoofdrolspeler is en de schrijver van de film of reeks van films zoals het geval is in Peter’s Web. De meeste fanfilmmakers, die toch maar weinig ervaring hebben, overspelen daarmee hun hand. De fanfilmer heeft dikwijls ook geen of weinig budget en dat zie je in alles terug: slechte decors, goedkope video-apparatuur en bovenal matige acteurs. Meestal zijn dat namelijk vrienden of familieleden. Dat kan lang aan als je een zombiefilm maakt wellicht, maar zodra er enigszins geacteerd moet worden en dialoog moet worden uitgesproken schieten die tekort.
Toch compenseren de fanfilmers deze gebreken met een overweldigende dosis enthousiasme en dat maakt ze vaak toch de moeite van het kijken waard. Plus het feit dat ze heel erg grappig zijn, al is dat laatste vaak onbedoeld.
Donald F. Glut (spreek uit als ‘Gloot’) ken je wellicht van animatieseries die je als kind keek zoals Transformers of Land of the Lost, waar hij afleveringen voor schreef. (Hij was ook de man die Caste Grayskull bedacht van Masters of the Universe.) Of als regisseur van B-films als Dinosaur Vally Girls. Star Wars-fans kennen hem als de auteur van de romanversie van The Empire Strikes Back. Hij schreef ook Star Wars-comics en stripverhalen van Ghost Rider, en meer dan 30 boeken over dinosauriërs.
Maar hij heeft ook een connectie met Spider-Man. Als jeugdige enthousiasteling maakte Glut namelijk fanfilms: horrorfilms, monsterfilms, en superheldenflicks als Captain America en Spider-Man. De 11 minuten durende fanfilm uit 1969 waarin het webhoofd het opneemt tegen Doctor Lightening was zijn laatste voordat hij een professional werd. Glut gebruikte animatie om Spidey te laten muurkruipen. Als de held in beeld voorbij slingert, is dat een speelgoedpoppetje. De middelen die Glut gebruikte in zijn film zijn net zo simpel als dat de plot. Doctor Lightening laat zijn eigen dochter ontvoeren als zij het verhaal van haar vader in The Daily Bugle te laten zetten. Ze hoopt dat dit exposé haar vader van de waanzin zal redden. Hij werd gek toen hij in een brand door kortsluiting verminkt werd. Spidey volgt het spoor naar een grot waar de dokter zich schuilhoudt. De rest kun je raden.
‘I’ve got bad news for you. Your father’s is dead, but you’re save and so is the world,’ zegt Spider-Man aan het einde van de film. Gelukkig werd Glut later een betere schrijver. Overigens is dit voor zover ik nu kan nagaan de eerste en oudste fanfilm over het webhoofd.
Dat wordt dus leuk vrijdag 15 november om 20.00 uur in de Torenzaal, Overhoeks 1, Amsterdam. Kom je ook?