In Hollywoodfilms zie je vier typen starters op de arbeidsmarkt.
Ze verschillen veel van elkaar, maar één ding hebben ze gemeen:
ze koesteren allemaal de Amerikaanse Droom.The Graduate, The Secret of My Success, The Firm, Wall Street, Reality Bites en Shattered Glass.
Ideale, heilige, valse en verdwaalde starters
Een pizza en een blikje fris is alles wat de jonge Brantley Foster zich kan veroorloven. Gezeten voor dit schamele avondmaal, in zijn minuscule kamer, staart hij naar zijn retourticket voor Kansas. Zijn ouders stonden erop dat hij dat zou kopen voor als hij geen baan in New York zou kunnen krijgen. Keer op keer is hij bij sollicitaties afgewezen. Zal hij het ticket gebruiken? Of blijft hij in zichzelf geloven en is er toch nog hoop op een carrière in The Big Apple?Veel starters zullen zich herkennen in Brantley Foster uit de speelfilm The Secret of My Success (Herbert Ross, 1987). Starters hebben veel met elkaar gemeen: ze zijn op zoek naar de juiste baan en eigenlijk ook naar zichzelf. Het leven vlak na de studie biedt, zo lijkt het, eindeloos veel mogelijkheden en hindernissen. Dat maakt het dankbaar materiaal voor films.Ook al zijn Hollywoodfilms over starters sterk gedramatiseerd en worden maatschappelijke kwesties erin versimpeld, ze laten herkenbare situaties zien. Cinema werkt in dit opzicht als een ‘moreel laboratorium’, zegt Wim Staat, universitair docent film en visuele cultuur aan de Universiteit van Amsterdam. ‘In dat concept, bedacht door Stanley Cavell, heeft het filmpersonage een bijna onoplosbaar probleem of een dilemma. Er is een aantal manieren om hierop te reageren. Het publiek kan zich identificeren met de hoofdpersoon en het herkent de sociale rol die hij vervult. Wanneer bijvoorbeeld een huisvader in een gezinsauto een kind aanrijdt, kun je je als toeschouwer in die situatie verplaatsen en afwegen of je hetzelfde zou handelen als de hoofdpersoon.’De Ideale Starter
Is ambitieus, gelooft in zichzelf en maakt carrière op eigen merites. Hij leeft de Amerikaanse Droom.In de komedie The Secret of My Success hoopt Brantley Foster (Michael J. Fox), opgegroeid op een boerderij in Kansas, na zijn studie carrière te maken in New York. ‘Ik wil een berg geld verdienen en een betekenisvolle relatie met een mooie vrouw’, zegt hij tegen zijn moeder.Tijdens een reeks sollicitaties blijkt dat Brantley te weinig werkervaring heeft. Een klassieke starterssituatie: zolang je niet kunt werken, kun je geen ervaring opdoen, maar zonder ervaring kom je niet aan de bak. Brantley moet het aanpakken op de ouderwetse manier: onderaan beginnen en langzaam opklimmen. Na aandringen geeft zijn oom Howard Prescott (Richard Jordan) hem een baan in de postkamer van zijn bedrijf.Brantley neemt de identiteit aan van een niet-bestaande werknemer op kantoor en leert al doende de multinational vanbinnen en -buiten kennen. Niet alleen weet hij de zaak samen met zijn tante (Margaret Whitton) over te nemen en te redden van een vijandige overname, ook verovert hij het meisje van zijn dromen (Helen Slater).Brantley is de Ideale Starter: hij wil alles op eigen kracht doen. Dankzij zijn talent en gewiekstheid staat hij binnen enkele weken (!) aan de top van een grote internationale coöperatie. Zijn tante stelt hem weliswaar tijdens een tuinfeest voor aan de juiste zakenmannen, het is echter nog steeds aan hemzelf om deze investeerders te overtuigen van zijn plannen. Brantley bewijst dat in Amerika het geld voor het oprapen ligt, als je maar je best doet en het slim aanpakt.Succesverhalen
De verbeelding van de starter in Hollywoodfilms is direct verbonden met het Amerikaanse ideaal. ‘Het gaat vaak om succesverhalen’, zegt Staat. ‘Ideologie is onvermijdelijk. Volgens het ideaal van de Amerikaanse droom - life, liberty and the pursuit of happiness - bieden de VS je de kans de persoon te zijn die je wilt zijn.’De Ideale Starter bewijst dat het idee van meritocratie werkt: iemands sociaal-economische positie wordt bepaald door zijn of haar talenten en verdiensten. Dus heeft iedereen dezelfde kansen. Staat: ‘Wie niet succesvol is, heeft dat aan zichzelf te wijten. Het ligt niet aan de Amerikaanse maatschappij.’Doet wat betreft ambitie niet onder voor de Ideale Starter. Zijn wereld is echter niet vrolijk en onbezorgd. Om de top te bereiken moet hij weliswaar slachtoffers maken, maar de Heilige Starter laat zich niet corrumperen en verloochent zijn idealen niet.In The Firm (Sydney Pollack, 1993) is Mitch McDeere (Tom Cruise) het schoolvoorbeeld van de Heilige Starter. Hij studeert cum laude af aan Harvard, hij loopt stage bij een gerenommeerde rechter, en bovendien heeft hij een bijbaan, in de horeca. Logisch dat alle advocatenkantoren op hem azen. Ze bieden hem hoge salarissen en goede secundaire arbeidsvoorwaarden.Het verhaal van Mitch is het klassieke ‘rags to riches’-scenario: hij groeide op in een trailerpark, trouwde met een rijke vrouw (Jeanne Tripplehorn) en heeft de ambitie om rijk te worden als fiscaaljurist. Daartoe neemt hij een baan aan bij een advocatenkantoor in Memphis.Helaas is deze baan minder perfect dan hij lijkt: de firma wast geld wit voor de maffia en houdt werknemers in een ijzeren greep - ontslag betekent de dood. Mitch weet zich van de firma en de maffia te verlossen door de wet tot op de letter te volgen. De firma factureert namelijk systematisch meer dan de gewerkte uren aan haar klanten en dat is een misdrijf. Uiteindelijk heeft Mitch de wet herontdekt en is zijn huwelijk gered. Samen met zijn vrouw begint hij een idyllisch klein advocatenkantoor.Net als Mitch McDeere kan beursmakelaar Bud Fox (Charlie Sheen) de verleidingen van een snelle carrièrestap uiteindelijk weerstaan. In Wall Street (Oliver Stone, 1987) krijgt Bud, afkomstig uit de arbeidersklasse, de kans te werken voor belangrijke handelaar Gordon Gekko (Michael Douglas), maar die blijkt handel te drijven met voorkennis. Uiteindelijk besluit Bud Gekko aan te geven, hoewel die hem rijk en machtig had kunnen maken. Evenals Mitch McDeere in The Firm heeft Bud geleerd dat normen en waarden belangrijker zijn dan een snelle carrière.De Valse Starter
Tegenpool van de Heilige Starter. Net zo ambitieus als de andere starters, maar in tegenstelling tot hen is de Valse Starter bereid alles te doen om de top te halen.In Shattered Glass (Billy Ray, 2003) is Stephen Glass (Hayden Christensen) een jonge veelbelovende redacteur bij het opinieweekblad The New Republic. Hij speelt de extreem aardige collega - altijd klaar met een tip of een kopje koffie - en stelt zich bescheiden op. Naast zijn drukke baan als journalist werkt hij tot in de kleine uurtjes aan zijn rechtenstudie, want zijn ouders willen dat hij iets heeft om op terug te vallen.Wanneer Glass levendig vertelt over zijn belevenissen, hangt iedereen aan zijn lippen. Zijn verhalen zijn te mooi om waar te zijn – letterlijk: hij loopt tegen de lamp en 27 van de 41 artikelen die hij schreef, blijken gedeeltelijk of volledig verzonnen te zijn. Shattered Glass is gebaseerd op ware feiten: Stephen Glass heeft werkelijk The New Republic bedrogen.En hij is niet de enige in zijn soort. De jonge journalist Jayson Blair lichtte vier jaar lang The New York Times op met valse citaten, plagiaat en zelfbedachte scènes. Deze beginnende journalisten zijn voorbeelden van de Valse Starter: ze overschrijden normen en ethische grenzen, iets wat de Heilige Starter juist niet doet.De Verdwaalde Starter
Leeft in het zwarte gat na de studie. Hij weet niet precies wat hij wil. Hij zoekt naar een passende baan én naar zijn plek in de maatschappij.De pientere Lelaina Pierce (Winona Ryder) komt nergens aan de slag. Ze is overgekwalificeerd of heeft te weinig ervaring. Nadat Lelaina voor de zoveelste sollicitatie in haar vakgebied, de media, is afgewezen, staat ze in de lift omlaag: een visuele metafoor voor het feit dat ze haar carrièreverwachtingen naar beneden moet bijstellen.Ze mag zich dan te goed voelen voor werk bij de kledingketen Gap, waar haar vriendin Vickie (Janeane Garofalo) bedrijfsleider is, het lukt haar zelfs niet een baan in een fastfoodketen te bemachtigen. Lelaina en haar vrienden zijn allemaal op zoek naar hun plek in het leven. Ze weten wat ze niet willen, maar ze hebben geen goed alternatief.Reality Bites (Ben Stiller, 1994) vertelt het verhaal van generatie X, de twintigers die zich afzetten tegen de maatschappij van de babyboomers. Zoals Lelaina in haar afstudeerrede zegt: ‘Ze vragen zich af waarom we niet geïnteresseerd zijn in de tegencultuur die ze hebben gecreëerd, terwijl ze hun revolutie zelf hebben opgegeven voor een paar gympen.’ Maar als je de geldende waarden van de maatschappij de rug toekeert, wat dan? Daar heeft ze niet direct een antwoord op.Lelaina praat over mooie idealen en je afzetten tegen de consumptiemaatschappij, maar de huur moet toch ook worden betaald. Dat is het moment dat de realiteit ‘bijt’.Deze keuze tussen idealisme en conformisme komt terug in de relaties met de twee mannen in haar leven. Kiest ze voor Troy (Ethan Hawke), de filosofische nietsnut vol idealistisch geneuzel? Of gaat ze voor de commerciële Michael (Ben Stiller), de onderdirecteur programmering van In Your Face TV die Lelaina’s integere documentaire over haar vrienden laat verknippen tot een komische MTV-achtige trailer?Uiteindelijk kiest Lelaina voor haar idealen en voor Troy. Maar de kans is groot dat beiden zich zullen conformeren aan de heersende (commerciële) norm. Wie verder wil komen in de maatschappij moet immers het spel meespelen volgens de regels.Het zwarte gat
In The Graduate (Mike Nichols, 1967) worstelen Benjamin en zijn vriendin Elaine met dezelfde dilemma’s. Net als Reality Bites gaat deze film over het zwarte gat na de studie en het verzet tegen de oudere generatie. Na zijn afstuderen leeft Benjamin (Dustin Hoffman) in een vacuüm van verveling: dagenlang dobbert hij rond op een luchtbed in het zwembad, zoals hij doelloos door het leven drijft. Benjamins toekomstplannen zijn vaag: ‘Ik wil dat mijn toekomst ánders is’, vertrouwt hij zijn vader tijdens zijn afstudeerfeestje toe.Uiteindelijk wil hij ontsnappen aan het verstikkende milieu van zijn ouders; hij gaat niet naar graduate school, zoals zijn vader wil, en hij kiest voor een toekomst met Elaine (Katharine Ross). Daarmee maakt hij een eind aan de affaire die hij heeft met haar moeder, Mrs. Robinson (Anne Bancroft). Die leidt een ongelukkig leven sinds ze haar studie kunstgeschiedenis opgaf omdat ze zwanger werd.De twee starters willen een betere toekomst voor zichzelf. Elaine trouwt met een ander, een jongen die wél door haar ouders als ideale schoonzoon wordt beschouwd, maar kiest na de huwelijksvoltrekking alsnog voor Ben.En toch. Wanneer Ben en Elaine opgelucht hun toekomst tegemoet rijden, is het de vraag of zij de valkuilen kunnen vermijden waarin hun ouders zijn gestapt. De stilte in de bus is ambigue: hebben ze elkaar na de rebellie nog wel iets te vertellen? Weten ze waar ze naartoe gaan? Ook Verdwaalde Starter Lelaine uit Reality Bites, enkele generaties later, heeft daar het antwoord nog niet op gevonden.Dit artikel is ook gepubliceerd in Intermediair#10 (2007) en op de site van Intermediair.
Categorie: Film
Toen Tim Burtons Batman uitkwam in de zomer van 1989 slaakten de fans een zucht van verlichting: op het witte doek was eindelijk een volwaardige versie van de stripheld te zien. Burton schotelde de kijkers een geheel eigen visie voor. De producers kozen Tim Burton als regisseur om zijn eigenzinnige stijl. In de stripwereld waren halverwege de jaren tachtig persoonlijke interpretaties van Batman in de mode. Net als in de filmtheorie van eind jaren vijftig, ontstond er in de comicwereld een vorm van auteurisme. Het concept van auteurisme komt neer op het idee dat kenmerken van de maker terug te vinden zijn in al zijn werk. Het werk van een bepaalde auteur wordt getypeerd door bijvoorbeeld terugkerende thema’s en een herkenbare visuele stijl. Iedere stripmaker creëert in feiten zijn eigen Batman. Kelly Jones (Batman: Bloodstorm, 1995) tekent Batman met grote langwerpige oren, bijna als een duivel. Kevin O’Neil (Legends of the Dark Knight #38, 1992) tekent hem veel meer in een cartoonstijl.Keurmerk
Het auteurisme in de Amerikaanse strips is geleidelijk ontstaan. In de jaren zestig werd voor het eerst de naam van de schrijver en tekenaar op de titelpagina van de strip neergezet. Tot die tijd werd wel altijd Bob Kane vermeld bij de Batman-verhalen, als een soort keurmerk. In werkelijkheid werden de verhalen door anderen geschreven en getekend. Het is zelfs de vraag in hoeverre Kane als enige de bedenker van Batman genoemd mag worden. Collega Bill Finger zou ook een grote steen hebben bijgedragen. In de jaren zeventig zorgde het systeem van directe distributie (comics werden nu verkocht in stripspeciaalzaken in plaats van kiosken en supermarkten) en royalty payments voor de ontwikkeling van de auteur-als-ster. En in de jaren tachtig kwam dit gegeven volledig tot bloei.Burtons wereld
Omdat de auteursversies zo populair waren in de comics, koos filmstudio Warner Bros Tim Burton uit om de Batman-film te regisseren. Burton staat bekend als eigenzinnige auteur en paste door zijn herkenbare stijl dus perfect in het tijdperk van de Batman-auteurs. Burtons helden zijn buitenstaanders en excentriekelingen (freaks), die in hun uiterlijk en gedrag afwijken van de norm. Ze creëren een wereld voor zichzelf waarin ze hun teruggetrokken levens kunnen leiden.Batman is een typische Burton-held: als Bruce Wayne staat hij door zijn rijkdom buiten de maatschappij, als Batman is hij een freak. Zoals Vicki Vale tegen Batman zegt in the Batcave: ‘Well, let’s face it. You’re not exactly normal, are you?’Batman is een personage met een gespleten persoonlijkheid. Dit aspect sprak Burton erg aan:
So, while I was never a big comic book fan, I loved Batman, the split personality, the hidden person. It’s a character I could relate to. Having those two sides, a light side and a dark one, and not being able to resolve them – that’s a feeling that’s not uncommon. So while I can see it’s got a lot of Michael Keaton in it because he’s actually doing it, I also see certain aspects of myself in the character. Otherwise, I wouldn’t have been able to do it. (Bron: Mark Salisbury: Burton on Burton, 1995)
Burtons mise-en-scène: Gotham City
Burtons films zijn altijd herkenbaar vormgegeven en gestileerd. In feite worden alledaagse omgevingen op vervreemde wijze weergegeven waardoor het lijkt alsof de verhalen zich afspelen in een andere wereld, niet zelden de setting van een gotisch sprookje.In Edward Scissorhands is de suburb de plek die als eigenaardig wordt neergezet door de felle kleurtjes en het uitvergrootte gedrag van de personages. In principe zet Burton hiermee standaardwaarden op hun kop: hij kiest altijd de kant van de buitenbeentjes en presenteert de mainstream als zijnde vreemd en afwijkend. Toch zijn Burtons helden ambigue – zelfs Batman zou gezien kunnen worden als slecht, omdat hij met zijn acties de wet overtreedt.Gotisch
Burtons visuele stijl is uitermate geschikt om het Batman-materiaal naar het witte doek te vertalen. Stripfiguren als Batman en de Joker zijn larger than life; daarom horen ze in een setting thuis die dat ook is. Een man die op klaarlichte dag in een vleermuispak over Times Square rent zou er een beetje absurd uitzien. Het duivelachtige uiterlijk van Batman werkt daarom het beste in een gotische omgeving, in de schaduw van de nacht. De duistere setting is de perfecte locatie voor personages die proberen met hun diepste trauma’s in het reine te komen.Burton wilde met de setting meer de cartoonkant opgaan en een wereld creëren waar (zelfs) freaks thuishoren. Net als Batmans pak een metafoor is voor angst, is de setting van Gotham City een metafoor voor de urbane hel op aarde. Dit is een plek waar een psychologisch beschadigde man in zijn vleermuisgedaante het enige redmiddel is voor burgers die dagelijks geterroriseerd worden door corrupte smerissen, meedogenloze gangsters en sociale demoralisatie. Gotham is de nachtmerrieversie van New York, de schaduwzijde van het modernistische ideaal. In deze wereld is Batman op zijn plaats. Zoals Frank Miller kernachtig zegt: ‘Heroes have to work in the society around them, and Batman works best in a society that’s gone to hell.’ ( Miller geïnterviewd door Christopher Sharrett in 1991). Anton Furst
Overigens is de visie van Gotham City niet geheel Burtons werk. Een goede regisseur weet de juiste mensen in te huren, en voor Batman was dat wijlen production designer Anton Furst. Furst wilde een tijdloos Gotham City creëren:
‘The most important thing was that we find a feel for the city which was neither futuristic nor historical. We wanted it to be as timeless as possible, even though – since we were drawing from the original DC comic strip for inspiration – there was bound to be a certain forties feeling to it’.
Fursts Gotham City is een combinatie van verschillende bouwstijlen, waaronder Gotiek, art deco, brownstone architectuur en fascistische monumenten. Een monster van een stad, waar een monsterachtige verschijning de perfecte beschermheer is. Volgende keer een kijkje naar de spirit van Burtons adaptatie. Lees ook Burtons Batman 1: The Bat & Prince.
De zomer van 1989 stond in het teken van maar een ding: het Bat-symbool. De film van Tim Burton was lang verwacht en vele fans keken halsreikend uit naar de eerste Batman-flick sinds bijna dertig jaar.
Mensen liepen over straat in Batman-T-shirts, droegen Batman-caps en op de radio was de soundtrack van Prince te horen. ‘Batdance’ beheerste de hitlijsten die zomer. (De single bereikte de eerste plaats in Amerika en de tweede in Engeland.) In Nederland kwam de film pas uit op dertien oktober. Ik zag Batman voor het eerst de avond na de première. Het is een fijne sensatie om een stripheld goed tot leven te zien komen. De stripverfilmingen tot dan toe waren over het algemeen teleurstellend. De oude Batman-serie uit de jaren zestig was camp en kinderachtig. De Spider-Man televisieserie haalde het ook niet bij de strips. Alleen de producent van de oude Hulk-serie behandelde het materiaal serieus en wist een onderhoudende live-actionversie te maken. En de eerste Superman-films mogen we in het rijtje niet vergeten. Burton zette echter een standaard voor toekomstige stripverfilmingen en liet zien dat je het materiaal niet belachelijk hoefde te maken om er veel kijkers mee te trekken. De casting van Michael Keaton was een geniale greep. Batman was immers geen Arnold Schwarzenegger-type, maar een atletisch gebouwde man die een pak moet dragen om angst aan te jagen (daar had Arnold zijn accent al voor). Jack Nicholson als de Joker… deze rol leek hem op het lijf geschreven te zijn.Inspiratie
Nadat de Joker een flinke krater had gemaakt op het straatdek en The Bat bij zijn symbool had geposeerd op de daken van Gotham, liep ik de bioscoop uit, de koude nachtlucht in. Terwijl Danny Elfmans soundtrack nog in mijn hoofd nagonsde, voelde ik me geïnspireerd door Tim Burtons cinematografische juweeltje. De visie van Burton, een soort van gotisch live-action sprookje, gecombineerd met de klanken van Elfman – een perfecte combinatie waarmee een gehele verhaalwereld wordt gecreëerd. Mijn liefde voor film was voorgoed aangewakkerd.
Tuurlijk, er valt een hoop aan te merken op de eerste Batman van Burton: het verhaal is soms wat spoorloos, het is wel erg toevallig dat de Joker en Bats achter dezelfde blonde fotografe (Kim Basinger) aan hobbelen en de muziek van Prince doet anachronistisch aan in een tijdloze verhaalwereld waarin jaren veertig elementen gemixt worden met een meer hedendaags elan. Sommige mensen waren niet blij met het feit dat The Joker verantwoordelijk was voor de moord op de ouders van Wayne, waarmee hij indirect de Batman schiep die hem creëerde. Met alle hype die er rondom de film was gecreëerd, waren enkele azijnpissers onvermijdelijk. Toch wegen de minder goede kanten van de film bij lange na niet op tegen bovenbeschreven elementen.
Toch zorgde de film voor een belangrijk ding: voor even was het cool om Batfan te zijn. En dat is voor een tienerjongen die gek was op superheldenstrips een belangrijk gegeven.
Prinsheerlijk
De film veroorzaakte bij mij nog iets: een grote passie voor de muziek van de Kleine Geile Dwerg, aka Prince, aka His Royal Badness, aka Tafkap. Het Batman-album mag dan niet zijn allerbeste werk zijn, het is een origineel album dat de duistere sfeer van de film goed combineert met de funk en humor van Prince. Ik luister er zo nu en dan nog graag naar. Niet iedere stripheld kan immers beweren dat Prince de soundtrack verzorgd heeft bij zijn film. Prince combineerde zijn gebruikelijke thema’s liefde, seks en god met de wereld van Burtons Batman en wist een prikkelend conceptalbum rondom de vleerman te maken, waarop ieder personage zijn eigen nummer heeft.
Op 20 januari 1989 bezocht Prince de Batman-set in de Pinewood studio’s in Londen. Prince zag hoe de scène tussen Bruce en Vicki Vale in de Batcave werd opgenomen. Ook kreeg hij de opnames van andere scènes te zien. Tim Burton en Jack Nicholson waren grote Prince-fans. De muzikant werd gevraagd enkele nummers bij te dragen, maar Prince dacht groter dan dat. In februari creëerde in dertien dagen elf liedjes. Enkele ervan, zoals’ Vicki Waiting’ en ‘Rave To The Joy Fantastic’, waren al eerder opgenomen. Tim Burton en producent John Peters waren verbaasd over de snelle werkwijze van Prince en kozen de nummers ‘Partyman’ en ‘Trust’ voor in de film. Het album werd in juni dat jaar uitgebracht; er gingen in de eerste week 1 miljoen exemplaren over de toonbank.
Batdance
Het nummer ‘Batdance’ zou oorspronkelijk niet op het album komen, maar was meer een after thought, een remix van alle voorgaande nummers. In de videoclip bij dit nummer zien we Prince als gemini – een figuur die zowel The Joker als Batman vertegenwoordigd. Een interessante gedachte, aangezien Batman en The Joker elkaars antithese zijn. Waar The Joker staat voor chaos, staat Batman voor het brengen van orde in de chaos. Bat en The Joker zijn yin en yang. Een punt dat Burton ook wilde maken in zijn film, vandaar dat Jack Napier de moordenaar is van de ouders van Wayne, waardoor Wayne Batman besluit te worden en tijdens een van zijn nachtelijke acties Jack Napier in een vat met chemisch afval laat vallen waardoor hij weer The Joker wordt. (Maar daarover later meer.)
Burtons eerste Batman-film introduceerde mij tot een paar nieuwe dingen die tot de dag van vandaag deel uitmaken van mijn leven: het werk van Tim Burton, de muziek van Danny Elfman, het oeuvre van Prince, mijn passie voor cinema en natuurlijk een diepgeworteld plezier aan de verhaalwereld van de Batman.
Dit is de eerste post in een serie over Tim Burtons Batman. Lees ook de andere posts over de Vleerman van Gotham.
Film: The Prestige
De rivaliteit tussen twee illusionisten loopt hoog op en door hun zucht naar roem en macht brengen beide heren zelfs hun naasten in gevaar. Christopher Nolan heeft met The Prestige een kunstige illusie afgeleverd.
In het persmateriaal van The Prestige wordt door de filmmakers verzocht niet te veel van het mysterie van de film te onthullen. Wie immers weet hoe een trucje werkt, is niet meer geboeid. Toch is The Prestige meer dan een trucje en regisseur Christopher Nolan meer dan een simpele goochelaar. Zijn films Memento, Batman Begins en in mindere mate Insomnia waren stuk voor stuk cinematografische juweeltjes. The Prestige, met een heerlijke cast, mooie shots en een mysterie vol dubbele bodems en kwinkslagen, is een film die tot het laatste moment blijft boeien.
Rivalen
De wens van de filmmakers in ere houdend, zal ik niet te veel onthullen over de plot van de film behalve dan dat alles draait om twee illusionisten, die door onderlinge rivaliteit verwikkeld raken in een levenslange strijd om macht en status. Vanaf het eerste moment dat Robert Angier (Hugh – Wolverine – Jackman) en Alfred Borden (Christian – Batman – Bale) elkaar ontmoeten, zijn ze concurrenten. Hun aanvankelijk vriendschappelijke competitie evolueert tot een bittere rivaliteit die gevaarlijk en dodelijk blijkt te zijn.Het verhaal van The Prestige speelt zich af tegen de achtergrond van het Londen van rond 1900 – een romantisch decor in een tijd vol nieuwe spannende uitvindingen zoals film, elektriciteit en andere moderne snufjes. In tegenstelling tot de meeste period pieces vervallen de personages niet in stoffig formeel taalgebruik. Sterker nog: iedereen komt verdacht eigentijds over in wat toch een kostuumdrama lijkt. De rivaliteit tussen de illusionisten, hun drive om de beste te zijn, is immers van alle tijden. Daarentegen hadden goochelaars in die tijd veel meer allure dan tegenwoordig. Ze waren niet de schertsfiguren die wij nu kennen: de Klokjes, Kazans en Copperfields.
A kind of magic
De negentiende eeuw was de tijd van wetenschappelijke en industriële vernieuwing en mensen hadden behoefte aan magie. Of deze nu door technische ontwikkelingen werd voortgebracht of werd vertoond op het podium maakte niet zo veel uit. Tegenwoordig bevat de wereld nog maar weinig magie; mensen verlangen echter naar verrassingen en het onverklaarbare. Daarin schuilt de kracht van de illusionist. We laten ons graag beduvelen, zolang we weten dat het om illusie gaat. Je gelooft immers niet echt dat Hans Klok zijn assistentes doorzaagt. Als dit wel zo was geweest, had het publiek echt wel anders gereageerd.
De link tussen wat filmmakers doen en magiërs doen is snel gelegd. Film is in wezen ook een magische truc: 24 beeldjes worden per seconde twee keer vertoond op een witdoek. Door de trage reactie van onze ogen, komen deze beeldjes tot leven. Net als bij een goede goocheltruc is de filmtoeschouwer mede verantwoordelijk voor de illusie. Bij film zorgt de traagheid van het oog ervoor en bij een goocheltruc laten we ons bewust afleiden zodat we niet zien hoe de truc wordt uitgevoerd – we willen immers bedonderd worden en ons verbazen over een schijnbaar onmogelijke gebeurtenis. Jonathan Nolan (broer van en mede scriptschrijver) zegt hierover:
‘The real world is rigid, there’s not a lot of mystery to it, but people don’t want that to be the case – and that’s where magic comes in. If we’ve got all the rules figured out and this is the way the world works where you got a job, save your money and then die – well, who wants to live in that world? I think we all would prefer that the universe have some surprises, some tricks up its sleeve’.
The Plegde
Zoals in bijna alle filmrecensies over de film beschreven staat, heeft Christopher Nolan zijn film gestoeld op de drie basisaktes van een goocheltruc. Eerst is er the Plegde: de illusionist toont je iets gewoons. Dan volgt the Turn: de illusionist laat het gewone iets ongewoons doen. Uiteindelijk is er the Prestige: de climax van de truc die iets ongelooflijks laat zien. In deze structuur mixt illusionist Nolan elementen als een perfecte cast, mooi camerawerk en een boeiend plot dat tot op het laatste moment niet al zijn geheimen wil prijsgeven en daarmee verfrissend en niet typisch Hollywood aanvoelt.
The Prestige concentreert zich tot het conflict tussen de rivalen Angier en Borden en de prijs die de heren moeten betalen voor deze strijd. Het gaat dus niet om de goocheltrucs, maar om de magie achter de schermen. Nolan zou Nolan niet zijn als we niet getrakteerd worden op enkele plottwists en verrassingen waardoor je op een gegeven moment niet meer weet voor welk van de twee je nu precies sympathie moet voelen. Beide mannen hebben hun prés en een duidelijke reden voor hun handelen. The Prestige is gebaseerd op het gelijknamige boek van Christopher Priest. Christopher Nolan schreef samen met zijn broer Jonathan aan het script en wist het gelaagde boek vol dagboekfragmenten en plotwendingen terug te brengen tot een film van ruim twee uur. (Daar kan Peter Jackson dus nog iets van leren.)
Bowie
Nolan bedient zich van een voortreffelijke cast: Hugh Jackman en Christian Bale zijn aan elkaar gewaagd. Sir Michael Caine hoeft tegenwoordig alleen nog maar aanwezig te zijn in een scène om zijn presence te laten gelden en speelt de rol van vertrouweling en ingenieur – de techneut achter de goocheltrucs – bijzonder solide. Scarlett Johansson heeft al eerder aangetoond wat ze in huis heeft en stelt ook nu niet teleur. Ze heeft een kleine, doch significante rol. Opvallend lid van de cast is niemand minder dan David Bowie. Bowie heeft – zowel als popartiest als acteur – al een reeks vreemde personages op zijn naam staan. Nikola Tesla mag dan een Servisch accent hebben en een excentrieke wetenschapper zijn, Bowie speelt hem voor zijn doen erg ingetogen. Tesla is het enige personage in de film dat niet fictief is en is de uitvinder van onder andere de Teslaspoel en heeft veel betekend voor de uitvinding van wisselstroom en de radio. Alle acteurs geven dit verhaal vol goochelarij en een snufje magie de juiste realistische zwaarte mee waardoor de wereld van 1900 geloofwaardig tot leven komt. And what a strange and wonderful world it is…
Film: Rocky Balboa
Sylvester Stallone, euh ik bedoel Rocky, stapt nog een keer in de spotlight om te pieken en een laatste overwinning aan zijn carrière toe te voegen. Rocky Balboa is een film waar de nostalgie van afdruipt. Toch is herinneren soms beter dan dingen opnieuw beleven. De nadagen van de bokslegende Rocky Balboa (Sylvester Stallone) zijn gevuld met terugblikken. Herinneringen aan zijn overwinningen in de ring, zijn liefde voor zijn overleden vrouw Adrian – Rocky loopt slaapdronken door het heden, maar is allang niet meer echt aanwezig. Het contact met zijn zoon is verwaterd en hij slijt zijn avonden in zijn restaurant waar hij oude oorlogsverhalen oprakelt. Wanneer uit een computersimulatie blijkt dat Rocky de huidige wereldkampioen zwaargewicht (Antonio Tarver) zou verslaan, begint het hart van de oude bokser sneller te kloppen en besluit hij om wederom in de ring te stappen.Laatste succes
Nostalgie is het sleutelwoord in Rocky Balboa – en de parallellen tussen de titelheld en de acteur, regisseur en schrijver van de film zijn evident. Stallone’s carrière begon pas goed met Rocky en de filmreeks is zijn grootste succes geweest. Hij boerde natuurlijk ook goed als Rambo – maar veel opmerkelijks naast deze twee archetypes heeft Stallone niet gedaan. In de laatste jaren hij dan ook steeds meer op de achtergrond geraakt. Wat is er dan mooier om nog een keer te pieken met de rol waar het allemaal mee begon?Toch is deze Rocky op verschillende fronten een teleurstelling. De vertelling is ouderwets traag. De toeschouwer zit te wachten op het moment dat Rocky gaat trainen – maar dat moment komt heel erg laat. Het grootste gedeelte van de film is gevuld met Rocky die terugblikt en zich bemoeit met het leven van Marie (Geraldine Hughes) en haar zoon. Wanneer er dan eindelijk getraind wordt, blijkt de klassieke trainingsmontage een slap aftreksel van alle voorafgaande te zijn. Rocky is duidelijk niet meer wat ie geweest is – en de toevoeging van het hondje dat met hem mee loopt, doet net verhullen dat je eigenlijk een rollator voor de voeten van Sly had verwacht als hij de heuvel oprent. Niet fris
Het verhaal van de film roept herinneringen op aan de comic The Dark Knight Returns van Frank Miller waarin Batman ook na tien jaar pensioen besluit zijn kostuum weer aan te trekken. Miller presenteert in het verhaal een Dark Knight die nog lang niet klaar is – en ondanks enkele lichamelijke ongemakken – een frisse en strijdlustige indruk maakt. Bij Rocky is helaas geen sprake van frisheid. Stallone weet niet met overtuiging het vuur waar hij het over heeft over te brengen in zijn acteerwerk, al weet Rocky zijn motivatie en visie op het leven mooi te verwoorden in Rocky-taal:
‘It will beat you to your knees and keep you there permanently if you let it. You, me or nobody is going to hit as hard as life. But it ain’t about how hard you hit, it is about how hard you can get hit and keep moving forward, how much can you take and keep moving forward. That’s how winning is done!’ (Bron: IMDB.com)
Spookbeelden
Interessanter is Stallones hergebruik van oud filmmateriaal waarin Talia Shire Adrian speelt. Deze spookbeelden uit de eerdere films verbeelden immers ook Stallone’s terugblik op zijn carrière. Het terugblikken en hergebruik kennen we ook uit recente films als Superman Returns (waarin hevig teruggegrepen wordt op de eerste twee films uit de reeks en archiefmateriaal van Marlon Brando gerecycled wordt) en de film Bobby (Emilio Estevez, 2006) waarin archiefmateriaal van Robert Kennedy is verwerkt en een narratieve functie heeft.Sympathiek
De film Rocky Balboa is net als de titelheld sympathiek. Iedereen kan zich de emoties van Rocky voorstellen en hoe ongeloofwaardig het verhaal ook mag zijn, Rocky wederom in de ring zien staan geeft een kick. Sly ziet er goed getraind uit en de bokswedstrijd levert zweethanden op. Zoals we mogen verwachten van een Rocky-film is het gevecht mooi in beeld gebracht. Al moet worden gezegd dat ook dit element in andere delen beter is gedaan. De film roept bij vlagen nostalgische gevoelens bij mij op – wie is er niet opgegroeid met het verhaal van de underdog die zich omhoog weet te vechten? Rocky is de vleesgeworden Amerikaanse droom en deel zes laat zien dat iedereen de top kan bereiken – ongeacht de leeftijd. Zolang je maar in jezelf gelooft. Het is een mooie boodschap die al zo vaak is verteld. De film voegt in dat opzicht dus weinig toe aan het geheel. Wie nostalgisch wil terugblikken kan daarom misschien beter de oude films opzetten in plaats van deze te kijken.Lees ook: Rocky Returns…alweer?! en Superman Returns.
Toen ik met mijn scriptie over stripverfilmingen bezig was stuitte ik tijdens mijn research op een vreemde maar intrigerende Spiderman-film. Begin jaren negentig produceerde en regisseerde Dan Poole zijn eigen versie van Spiderman in de film The Green Goblin’s Last Stand.
Deze lowbudget-film maakte Poole om indruk te maken op regisseur James Cameron die indertijd de echte Spiderman-film zou maken. Poole draaide de film in ruim een jaar tijd met een budget onder de 500 dollar. Hij speelde zelf de hoofdrol van Spiderman en Peter Parker.In vele opzichten is deze amateurfilm tot op dit moment de meest getrouwe comicbook-adaptatie van Spiderman. Poole baseerde zijn script op The Amazing Spider-Man (Vol. 1) #121 en 122 uit 1973. (Geschreven door Gerry Conway en getekend door Gil Kane.) In dit verhaal wordt Peters vriendin Gwen Stacy vermoord door de Green Goblin, die even later zelf sterft. Deze verhaallijn is ook gebruikt voor de climax van Raimi’s Spider-Man, zij het dan dat deze erg veranderd is ten opzichte van de comics.
Dichtbij de bron
Dan Poole heeft de belangrijkste scènes uit deze comics in zijn film opgenomen en blijft behoorlijk dicht bij de oorspronkelijke versie: dialogen worden vrijwel letterlijk uitgesproken en in sommige gevallen komt de kadrering van de shots overeen met de plaatjes uit de comics. Hier en daar zijn wel aanpassingen gemaakt vanwege budgettaire overwegingen: zo wordt Gwen Stacy van Peters dak gegooid in plaats van de Washington Bridge. Zelfs het team van Raimi kon onmogelijk filmen op de brug, zodat ze alles in een studio moesten nabouwen. Die luxe had Poole uiteraard niet.
Al moet gezegd worden dat deze productie geen cinematografisch hoogtepunt is: veel shots overstijgen het niveau van de gemiddelde homevideo niet en je zou wensen dat de cameraman meer gebruik had gemaakt van een statief. Voor een lowbudget film zijn de stunts overigens erg indrukwekkend. Aan de film is de passie van de filmmaker voor het strippersonage duidelijk af te lezen. Dit is een van de redenen die deze film charmant maakt. Aan de andere kant zorgt Poole’s respect voor het oorspronkelijke stripmateriaal er juist voor dat The Green Goblin’s Last Stand op een laag niveau blijft steken.Striptaal
In strips zijn de woorden van de personages de belangrijkste indicatoren van hun emoties en gedachten. In de Spidermancomics praat de held vaak tegen zichzelf; zo weet de lezer precies wat er in hem omgaat. De vertelstijl van Stan Lee (die samen met Steve Ditko Spiderman creëerde en in het begin de verhalen schreef) is doorspekt met drama en humor. Edward Gross, auteur van Spider-Man Confidential (uit 2002), omschrijft Lee’s schrijfstijl als volgt:
‘Lee’s dialogue often may seem bombastic, melodramatic, and corny, but it nonetheless endows his Spider-Man stories with sharp humor, incisive characterizations, and surprisingly affecting drama.’
In Raimi’s Spiderman-films zitten teksten die veel weg hebben van Lee’s vertelstijl, zoals Peters voice-over aan het begin van Spider-Man. In feite vertelt Peter op dezelfde manier als zijn geestelijk vader Stan Lee. Dat deze melodramatische dialogen niet overdreven overkomen is voornamelijk te danken aan het optreden van de acteurs, want de teksten zijn van zichzelf hoogdravend en liggen er te dik bovenop.
Theatraal
Dat het overnemen van stripdialogen niet altijd even goed werkt, bewijst de film The Green Goblin’s last stand. In deze film wordt dialoog op dezelfde manier toegepast als in de comics: gedachten worden uitgesproken door de personages. (Er wordt overigens nergens gebruik gemaakt van een voice-over, dus alle gedachten worden door de acteurs uitgesproken: ze praten tegen zichzelf.) Hierdoor worden in sommige gevallen dingen dubbel verteld.
Dit komt erg theatraal over, wat voor een deel te wijten is aan het beperkte talent van de acteurs, maar ook aan het feit dat als alles gezegd wordt er weinig te raden overblijft. Daarbij komt nog dat het erg onnatuurlijk overkomt als mensen in een film constant tegen zichzelf praten.Het theatrale en overdreven karakter van de film wordt versterkt door het acteerwerk van Jimmy Kinstle die de Green Goblin speelt. Kinstle gebruikt bij het uitspreken van zijn tekst grote gebaren. Daarbij neemt hij poses aan om zijn woorden te onderstrepen. Het is bijna alsof hij de houdingen van de Goblin in de strip letterlijk plaatje voor plaatje overneemt, waardoor het geheel overdreven wordt.
Bewonderingswaardig
Poole’s film bewijst wat mij betreft twee dingen: als je een adaptatie maakt van een strip is het belangrijk jezelf voldoende los te maken van het bronmateriaal zodat je in staat bent in filmtaal het verhaal te vertellen. De film maakt ook duidelijk dat Sam Raimi een waar vakman is als het om regisseren gaat. Zijn Spider-Man-films hebben voldoende respect voor het bronmateriaal. Tegelijkertijd heeft Raimi er met zijn eigen stijl een eigentijdse filmversie van gemaakt.Overigens neemt dat niet weg dat Poole’s film een bewonderenswaardig project is dat bij mij als Spidey-fan respect afdwingt.
Nieuwsgierig geworden naar Pooles film? The Green Goblin’s Last Stand is onder andere te bekijken op: http://www.ifilm.com/ifilmdetail/2403520.
Film: Rocky returns…alweer?!
18 januari keert Rocky Balboa terug in de ring en in de bioscoop. Een Rocky VI (slim genoeg Rocky Balboa getiteld) is iets wat niemand voor lange tijd voor mogelijk hield, maar is nu toch een feit. Opmerkelijk, want de laatste Rocky dateert alweer uit 1990.
Hoewel die film een interessante twist biedt op het uitgemolken verhaal van de bokser die in het laatste gevecht van de film de wereldtitel weer claimt door er een straatscène van de te maken, maakt nummer V ook duidelijk dat de formule daarna zo goed als dood was. Nu, ruim 16 jaar later, staat de inmiddels zestig jarige Sylvester Stallone wederom met bokshandschoenen klaar om een potje te knokken. Vreemd, want in de laatste film bleek de bokser hersenbeschadiging opgelopen te hebben en mocht hij de ring niet meer in. Een feit dat gemakshalve in dit deel genegeerd wordt.Je kunt veel zeggen over de Rocky-serie: dat de films voorspelbaar zijn, dat het verhaal psychologie van de koude grond bevat en dat tegenstellingen tussen de personages zwart-wit worden neergezet… maar twee dingen stonden altijd als een paal boven water, namelijk een spannende en cinematografisch knappe climax in de ring en een zeker respect voor continuïteit. Zelfs al zat er een paar jaar tussen twee films, dan nog begon de nieuwe film momenten na de bokswedstrijd van de laatste.What’s next?
Het bijzondere aan de reeks is dat de films een antwoord geven op de vraag ‘wat gebeurde er toen?’. De meeste films lopen immers af op het hoogtepunt: de held heeft de schurk verslagen; de held heeft het meisje veroverd; het romantische koppel is eindelijk samengekomen. Maar hoe verloopt het leven van de personages verder? De romantische relatie bijvoorbeeld. Wanneer vertonen zich de eerste tekenen van sleur? Wanneer moet de held het weer opnemen tegen een nieuwe schurk? Hoe ziet het verdere leven eruit van iemand die de wereld van de ondergang heeft gered? Dit zijn boeiende vragen, waar weinig filmreeksen antwoord op geven.
Aan het einde van Indiana Jones and the Last Crusade (het derde deel uit de reeks) rijdt Indy met zijn vader richting de horizon. Indy kennende rijdt hij meteen een nieuw avontuur tegemoet (en als het vierde deel eindelijk in de bioscoop draait, zullen we weten wat dat avontuur precies inhoudt).De volgende dag
De meeste films laten het antwoord op bovenstaande vragen dus over aan de fantasie van de toeschouwer. Maar bij Rocky wist je altijd wat er de volgende dag na de grote wedstrijd gebeurde. Je kon er zelf getuige van zijn. Er stond weer een nieuwe match te wachten die Rocky op het spits van zijn kunnen zou drijven. Niet erg origineel, wel realistisch. Want het leven bestaat nu eenmaal uit een reeks van herhalingen. In Rocky V was de held zo murw geslagen dat hij niet meer mocht boksen. Het eindgevecht vond plaats op straat. Een logische opvolger zou een film over Rocky Jr. zijn geweest die in die film leerde van zich af te slaan, maar kennelijk kroop het sportzweet van Stallone waar het niet gaan kon. Lees ook: Bond mag met pensioen. En Superman Returns.
Chasing Amy 3: Meer thema’s in Amy
Het derde deel in de serie over de film Chasing Amy, en een tweede kijkje naar de thema’s van de film en hoe die zich verhouden tot de andere films van Kevin Smith. Naast het eerder genoemde thema van de relatie tussen man en vrouw (de Ware, de break-up en de make-up), zijn andere belangrijke Smith-thema’s: katholicisme (het beste voorbeeld is natuurlijk de film Dogma), homoseksualiteit en de onderdrukking van de zwarte medemens.Dit laatste wordt in Amy belichaamd door het personage Hooper X – prachtig gespeeld door Dwight Ewell. Deze zwarte striptekenaar heeft als imago de stripversie van de Black Panthers te zijn. In een grappige scène trekt hij zijn wapen tijdens een interview op een stripbeurs en lost hij twee schoten nadat Banky en Holden ‘schijnbaar’ de representatie van zwarten in Star Wars belachelijk hebben gemaakt. (De Star Wars-trilogie is overigens ook een terugkerend thema in de films.) Het is allemaal een act om de verkoop van zijn strip White Hating Coon te vergroten. In werkelijkheid is Hooper homo en allesbehalve militant. That’s sooooo gay
Het thema homoseksualiteit speelt natuurlijk een grote rol in Amy, maar omhelst meer dan het feit dat Alyssa lesbisch is. Het is een interessant gegeven dat Holden zich wel druk maakt over die ene heteroseksuele groepsuitspatting die Alyssa heeft gehad en dat hij niet wakker ligt van het feit dat ze met een reeks vrouwen het bed heeft gedeeld. Kennelijk vormen die vrouwen geen bedreiging voor zijn seksualiteit. Homofobie is ook een terugkerend thema in het universum van Kevin Smith. In Chasing Amy is het vooral Banky die homofoob reageert. Banky praat graag over Lul en komt naar vrouwen toe over als een chauvinistisch varken. Van de andere kant bekeken lijkt zijn fascinatie met het mannelijk geslachtsdeel juist te wijzen op de ontkenning van zijn seksuele geaardheid. Het moment dat Banky Hooper probeert te overtuigen dat het stripfiguur Archie absoluut niet gay is, staat voor het feit dat hij zichzelf probeert te overtuigen dat hij geen homo is. Ook zijn overdreven heterogedrag wijst hier op.Ware Vriendschap
In Amy wordt gehint naar Banky’s homoseksualiteit, wat zijn gevoelens naar Holden op zijn minst ambigue maakt. De eindscène waarin de twee vrienden elkaar na een jaar weer treffen op een stripbeurs is wat dat betreft erg tekenend. Holden en Banky communiceren met elkaar zonder te spreken, en kunnen met een enkele blik duidelijk maken wat ze bedoelen. De vriendschap is diepgeworteld en de twee mannen lijken daarmee een oud getrouwd stel. In dit opzicht spiegelt de relatie tussen de twee stripmakers de relatie tussen Holden en Alyssa – twee mensen die elkaar door en door kennen en snappen.Misschien is Vriendschap (met of zonder homo-erotische ondertoon) wel de Ware Relatie. Saillant detail: wanneer vrienden in Smiths films aan elkaar toegeven dat ze van elkaar houden, wordt daar altijd ‘op een heteroseksuele manier’ bij gezegd. Overigens is Banky niet het enige figuur in het Askewniverse waarvan de seksuele geaardheid niet helemaal duidelijk is. Jay lijkt net als Banky geobsedeerd door seks met vrouwen en mimiekt regelmatig pijpbewegingen met zijn mond en hand. Net als Banky heeft hij ook een obsessie met ‘The Cock’. (De ‘sexy’ dans die Jay in Clerks II tot twee keer uitvoert, heeft ook een sterke homo-erotische lading).Tot slot nog even een laatste thema uit Chasing Amy: comics! De algemene interesses van adolescente mannen vormen eigenlijk een rode draad in Kevin Smith’s films. Comics zijn een verbindende factor. In Amy zijn de hoofdrolspelers striptekenaars en Holden en Alyssa ontmoeten elkaar dan ook op een stripbeurs. Smith verwijst regelmatig naar popcultuur en dus ook naar strips. Je zou zelfs kunnen zeggen dat Jay & Silent Bob Strike Back een grote stripfilm is, maar daarover wellicht een andere keer.
Gastauteur Gerard Sombroek zet zijn tanden in de film Eragon. Tot zijn grote verrassing is deze film beter dan verwacht.Ik heb vele reviews gelezen over Eragon op internet voordat ik zelf naar de film ging. En eerlijk gezegd ging ik er een beetje met lood in mijn schoenen naar toe, want volgens een hoop reviews is het een vreselijke film die zijn bestaansrecht niet verdiend heeft. Gelukkig ben ik eigenwijs genoeg om zelf een mening te vormen en kan zonder blikken en blozen zeggen dat de film mij 100% is meegevallen.Nu kun je redetwisten of mijn positieve visie alsnog komt door de negatieve reviews, maar dat mag je lekker voor jezelf weten. Eragon is gewoon een leuke fantasy-film die je een dikke anderhalf uur weet te entertainen met zo nu en dan spannende momenten. Veel kritiek is er op de film omdat het een rip-off zou zijn van Star Wars. Zelf kan ik het niet helpen dat commentaar elitair gewauwel te vinden van een stel zogenaamd kritische en hardnekkige Star Wars-fans. Ook zou de film proberen te lijken Lord of the Rings. Goh! Wat verrassend… het is een fantasy-film! Wat had je verwacht?! Franse legioenen van Napoleon tegen het Irak leger van Bush? (Op zich wel een leuk idee…)Drakenrijders
Voor degenen die eigenlijk niets weten van de film Eragon, komt hier een beknopte omschrijving. Er is een land dat vroeger geregeerd werd door de Drakenrijders. Helaas zijn er strubbelingen gekomen. Eén van deze rijders, Galbatorix genaamd, heeft alle rijders verraden en zo goed als afgeslacht. Nu is Galbatorix koning van het land en hij regeert met ijzeren vuist. De drakenrijders zijn verdwenen. Maar dan gloort er hoop aan de horizon. Een boerenjongen genaamd Eragon (Dragon met een E) vindt een blauwe steen wat een draken-ei blijkt te zijn. Draken kiezen hun berijder zelf, en de jonge Eragon blijkt de uitverkorene te zijn. Samen met zijn draak Saphira bindt hij, onder begeleiding van Ex-drakenrijder Brom, de strijd aan met Galbatorix en zijn duistere handlanger Durza – een tovenaar met veel make-up en slecht gebit.Het is duidelijk dat Eragon niet origineel is en je kan ook wel zien door wat de schrijver (destijds een tiener) geïnspireerd is. Maar is dat nou zo slecht? Wat is tegenwoordig nou nog echt origineel? Helemaal op fantasy-gebied is er wat verhalen betreft al een hoop gedaan en is origineel zijn erg moeilijk. Ik vind dat de makers van de film lef hebben. Eragon ontkomt er namelijk niet aan om vergeleken te worden met Lord of the Rings, en zo’n strijd kun je eigenlijk alleen maar verliezen. Daarnaast is de hoofdrolspeler een jonge knul met weinig acteerervaring op hoog niveau. Dus wat dat betreft hulde voor het lef van de makers!Gaten in de tijd
In menig recensie wordt er geklaagd over de gaten in de plot, maar ik vind deze gaten erg meevallen. Er zit maar een gat in die niet in de bioscoopfilm wordt uitgelegd en dat is vermoed ik het gevolg van de film ‘op lengte knippen’. Zo gaat Eragon, tegen de wil van zijn leermeester in, met Saphira een prinses redden uit het kasteel van schurk Durza. Brom blijft achter, voor zover de kijker weet. Niets is minder waar en opeens verschijnt Brom ter plekke wanneer Eragon in nood is. Dit terwijl Eragon met zijn Draak veel sneller is dan Brom op zijn paard. Dit valt echter met enige ‘common sense’ wel uit te leggen.
Zo wordt er in de film erg vrij omgegaan met het fenomeen tijd. Je hebt het gevoel dat er tussen het begin en het eind maar enkele dagen zitten. Helemaal omdat de karakters niet verouderen. Maar er verstrijkt wel degelijk veel tijd. Je maakt van een boerenjongen nu eenmaal geen machtige krijger binnen een week. In een scène zie je Eragon in vermomming wachten buiten het kasteel van Durza. Wachtend op een goed moment dat hij naar binnen kan sluipen. Er wordt niet aangegeven hoe lang hij daar wacht, maar in de tussentijd had de supersnelle draak gemakkelijk alsnog meester Brom kunnen halen om te helpen. Ik zeg niet dat het zo gegaan is, maar het zou enigszins een plausibele verklaring zijn. De motivatie voor de draak is er, want als de berijder sterft, sterft de draak ook.Verder wordt eigenlijk alles verklaard in de film voor de oplettende kijker. Zo klagen sommige recensies over het feit dat men het raar vindt dat er veel te paard wordt gereisd terwijl je een supersnelle draak ter beschikking hebt. Er is echter een scène waarin Saphira drie mensen moet dragen en daar de grootste moeite mee heeft. Ze houdt dit maar even vol. Permanent reizen met twee berijders is dus ook niet denkbaar. Dan is je draak als verkenner gebruiken terwijl je als groep samen reist het verstandigste om te doen.Beauty weekend
Natuurlijk is het niet alleen maar rozengeur en maneschijn. Zoals ik al eerder zei is de film verre van origineel. Maar als je originaliteit wil, moet je niet naar een fantasy-film gaan, vind ik. Een ander minpunt van Eragon is dat de film van mij wat rauwer had gemogen. Hij is wel érg cosmetisch met glimmende sierzwaarden waar in het echt niet mee te vechten valt, en barbaren (de Varden) die er uitzien alsof ze net een beauty weekend achter de rug hebben. De leider ziet er helemaal belachelijk uit met zijn ladingen haarlak en nichterige bruin glimmende borstplaat. Ik weet dat het fantasy is, maar een beetje realistisch voorkomen had de film niet misstaan.Volgens andere recensies zijn de dialogen in Eragon tenenkrommend slecht. Zelf vond ik ze meevallen. Het draagt allemaal wel een hoog ‘oh chosen one!’ gehalte (dat heb je wel eens met fantasy-films) maar het is zeker niet zo slecht als laten we zeggen ene Anakin Skywalker die probeert te praten met zijn vrouw. Ik vond de dialogen in ieder geval erg meevallen.In vuur en vlam
Waar de film echt in uitblinkt is het spectaculaire drakengevecht op het eind van de film. Het is natuurlijk allemaal computer geanimeerd, maar het is prachtig gedaan en ook nog eens erg spannend. Er is nog geen enkele fantasy-film waarin een drakengevecht zo spectaculair is neergezet als in Eragon. Wel opvallend is dat de barbaren juichen om Eragon en zijn draak die het vijandelijke leger letterlijk in vuur en vlam zet, samen met alle huizen van de barbaren. Ik zou toch wat minder blij zijn als mijn huis in de hens wordt geblazen door een draak. Maarja, ik ben dan ook geen barbaar.Ben je een elitaire filmsnob die zich ergert aan gelijkenissen met andere verhalen en een ripp-off gelijk als slecht bestempeld, dan kun je je tijd en geld beter besteden. Maar iedereen die gewoon een leuke onderhoudende fantasy-film wilt zien zit bij Eragon zeker goed.
BlogTalk #9: De Beste Films van 2006
Het einde van het jaar staat weer voor de deur en tussen alle eindejaarlijstjes mag natuurlijk het lijstje met beste films van het afgelopen jaar niet ontbreken. Sterker nog: vergeet alle andere lijstjes en vergaap je/knik instemmend/maak je boos om de Top 10 lijstjes van Blog Talk! Blog Talk is een gezamenlijk project tussen verschillende filmweblogs in Nederland en België:
De Ultieme Filmblog;
Popcorn Movieblog;
en Tagoean.Ieder blog publiceert zijn eigen voorkeurslijstje (check ‘m out) en hieronder staat de mijne:
- Capote
- V for Vendetta
- Clerks II
- X-Men: The Last Stand
- Good Night and Good Luck
- Kiss, Kiss, Bang Bang/Serenity
- Brokeback Mountain
- The Squid and the Whale
- Zwartboek
- Ik Omhels Je Met Duizend Armen
Overigens vond ik dit een mager filmjaar. De oplettende lezer ziet dan ook enkele titels staan die dit jaar op dvd verschenen en heel officieel gezien vorig jaar in de bios zijn uitgekomen. De echte uitschieters zijn wat mij betreft de eerste acht films.Zwartboek had enkele heel sterke punten, waaronder de casting van Carice van Houten en Thom Hoffman. Helaas bevatte het script ook plotgaten zo groot dat je er een hele familie in kwijt kunt. Maar het feit dat Paul Verhoeven weer films maakt in Nederland moet gevierd worden. Hij is een van de meest eigenzinnige en bijzondere filmmakers die dit land heeft en daar moeten we zuinig op zijn.Ik omhels je met duizend armen, de laatste film van die andere bijzondere filmmaker, wijlen Willem van de Sande Bakhuyzen, heeft net als Zwartboek het nadeel dat Johnny de Mol erin voorkomt. Die jongen overtuigt niet eens als hij zichzelf is als gast in een talkshow, laat staan als er van hem verwacht wordt dat hij een rol speelt. Maar de euthanasie-scène is zeer goed gedaan en verdient daarom een plaats in de top 10. Misschien zijn interessante films gewoon niet altijd helemaal perfect, maar in ieder geval boeiend. Over Clerks II kan ik kort zijn: twee keer gezien in de bios en twee keer dubbel gelegen van het lachen. V for Vendetta is de eerste superheldenfilm die een duidelijk politiek punt weet te maken. En Capote… nou ja, als Philip Seymour Hoffman geen Oscar had gekregen voor die rol, was het gouden beeldje geen knip voor de neus meer waard geweest.De film Kiss, Kiss, Bang Bang (goed, kwam op eind vorig jaar uit, maar een kniesoor die daar op let). Het is geen origineel verhaal, maar de vertelstijl is zeer aantrekkelijk. Verder is de cast geweldig: Robert Downey Jr – yeah, en de mooie en tevens grappige Michelle Monaghan. En die twee homo’s op de berg, daar kun je eigenlijk niet om heen. Een van de weinige keren dat Hollywood serieus het thema homoseksualiteit aanpakt, al is het wel weer typisch Amerikaans dat degene die uit de kast komt ook meteen maar weer doodgeslagen moet worden. They still have a long way to go.De film The Squid and the Whale is een lowbudgetfilm waarin op realistische wijze de scheiding van een gezin wordt uitgebeeld. Zoals vaak worden dramatische momenten in een mensenleven het beste verteld met een dosis zwarte humor en dat is in deze film ook het geval, zij het dan dat het gaat om een lichte dosis humor. Een integere film die lak heeft aan alles wat Syd Field ooit heeft verteld over hoe een scenario in elkaar moet zitten.
Wat vind jij de beste films van dit jaar?
Film: Bond mag met pensioen
Recentelijk schreef gastauteur Jeroen Mirck een terecht lovende recensie over de nieuwe Bond-film Casino Royale. Daniel Craig overtuigt hierin als een Bond van deze tijd en actrice Eva Green zet een atypische Bond-girl neer. Toch vraag ik me af of na bijna 45 jaar Bond-films het niet eens tijd wordt om het doek te laten vallen. Bond heeft zijn beste tijd langgeleden gehad. Toen de boeken van Ian Fleming succes kregen, besloot de schrijver een keer per jaar een nieuwe aflevering te schrijven. Het zou in principe hetzelfde verhaal worden, maar dan met een paar nuanceverschillen. Die opzet hebben de filmproducenten ter harte genomen, want nadat de formule volledig was uitgedacht met de derde flick Goldfinger, was elke nieuwe Bond-film een gerecyclede kopie van de voorgaande. De plot was hetzelfde, alleen de meisjes, de schurk en de locaties zagen er iets anders uit. GSM
Een hoop elementen die de Bond-films in het begin bijzonder maakten, zijn nu erg achterhaald. Exotische locaties zijn binnen handbereik in het tijdperk van Google Earth en goedkope tickets. Er worden zelfs hele wedstrijdige televisieprogramma’s op deze locaties opgenomen: Expeditie Robinson, Peking Express. Oogstuiterende stunts zien we in bijna alle actiefilms: een aflevering van 24 bevat bijna net zoveel actie als een hele Bond-film). En over mooie vrouwen struikel je in de media, of het nu televisie, film of interpret is. En iedereen heeft tegenwoordig zelf al Bond-like gadgets. Misschien dat daarom zo veelvuldig wordt gegrepen naar de gsm in Casino Royale. De vele parodieën die in de afgelopen jaren op het witte doek verschenen hebben Bonds coolness eigenlijk ook niet veel goeds gedaan. Om over de vele kopieën nog maar te zwijgen (dus zullen we het maar niet hebben over Onmogelijke Missies van Tom Cruise. Moeder
Met de komst van Pierce Brosnan kreeg Bond al een make-over: de emancipatie was ook niet aan de wereld van Bond voorbij gegaan. Niet alleen was M een vrouw (sommige theorieën omtrent Ian Fleming verhalen dat M voor Ian inderdaad Mother betekende, aangezien zijn moeder een nogal overheersende vrouw was), ook Moneypenny liet zich niet meer zo maar inpakken door de geliefde seksist. De Bond van de jaren zestig moest zich aanpassen aan de jaren negentig. Hij kreeg nog net geen schort voorgebonden en een luier in zijn handen gedrukt. Hoewel Brosnan het helemaal niet onaardig deed als Bond, werd voor mij bij iedere nieuwe aflevering steeds duidelijker dat 007 zijn beste tijd had gehad. Hij was achterhaald door de tijd en overbodig gemaakt als filmheld. Toen in de laatste film een deel van de stunts ook nog werden overgenomen door doorzichtige digitale animaties, verdween daarmee het laatste bestaansrecht van de filmreeks. De Bond-films hadden voorheen altijd als stokpaardje dat de stunts – hoe extravagant ze ook waren – werkelijk werden uitgevoerd.
Bond begins
Daarbij had Bond alles al tig keer gedaan en viel er weinig verandering te verwachten in de toekomst. En wie geen toekomst heeft kan alleen nog maar terugblikken. De producenten konden met Casino Royale dus maar een kant op: terug tot de bron. Letterlijk in de zin dat Casino Royale het eerste boek was dat Ian Fleming over Bond schreef, en figuurlijk in de zin dat de begindagen van James als geheimagent worden verhaald. In feite hebben de filmmakers dus iets geleerd van Batman Begins waarmee Warner Bros. een op leven na dode franchise opnieuw wist te reanimeren. Casino Royale is een prima actiefilm geworden, maar is vooral interessant op de momenten dat wordt afgeweken van de sleetse Bond-formule. Dat geldt vooral voor het tweede deel van de film: als Bond het opneemt tegen Le Chiffre aan de goktafel en de romance tussen Vesper en James zijn hoogtepunt bereikt. Net als bij de films Licence To Kill en On Her Majesty’s Secret Service, is Bond het meest interessant als we hem als mens zien. Iemand die bereid is zijn carrière in de wind te slaan om een vriend te wreken of door verliefd te worden.
Eigenzinnig
Overigens is de scène aan de goktafel natuurlijk wel een typisch James Bond sjabloon, we mogen hier echter de stevige factor die Daniel Craig is niet over het hoofd zien. Hij weet een eigenzinnige draai te geven aan Bond. De eigenzinnigheid van Casino Royale is voor een deel ook te danken aan de frisse verschijning van Eva Green, die meer een klassieke femme fatale neerzet zoals we die kennen uit film noir. Ze is een atypisch Bond-meisje dat zowel de glamour heeft van weleer als dat ze als hedendaagse vrouw stevig in haar schoenen staat. Toch is de gokscène niet zo spannend als ze had kunnen zijn en zoeken de filmmakers het vooral in de actie rondom deze scène dan in de confrontatie tussen Bond en Le Chiffre zelf. Door de afwijkende elementen is Casino Royale boeiend genoeg als Bond-film. Wat mij betreft zou de film een waardig afsluiter zijn en wordt er na deze 21e aflevering een punt achter de serie gezet voordat de nieuwe frisheid opnieuw een sleets sjabloon wordt. Gezien de recettes is er weinig kans van dat de producenten van ophouden weten. Ook heeft Craig al getekend voor meerdere films.Zie ook Jeroen Mircks recensie.
Sinds de jaren veertig is iedere generatie opgegroeid met een versie van Superman op het witte doek of op het kleine scherm. Je kunt je afvragen of al deze aandacht terecht is, want Superman is namelijk de meest ongeloofwaardige en saaie superheld die er is. Hoe zorg je dat het publiek met een onoverwinnelijke Superman meeleeft?
Superman is een saaie voorspelbare held. Clark Kent is het product van zijn opvoeding: groot geworden in de schoot van zijn liefhebbende adoptie-ouders, is hij vergiftigd met allerlei goede karaktereigenschappen. Superman representeert natuurlijk het goede in de mens. Aangezien hij goddelijke krachten bezit is dit een geruststellende gedachte – een kwaadwillende Superman zou over de gehele wereld kunnen heersen.
Bad guy
De eerste versie van Superman die Jerry Siegel en Joe Shuster bedachten, was dan ook een echte schurk. In het verhaal The Reign of the Superman, lijkt hij een voorloper van Lex Luthor: een glimmend kaal hoofd en gebrand op domineren van de wereld. Toen Siegel en Shuster uit commercieel oogpunt Superman in een held veranderden, was hij in het begin erg hard voor criminelen – al was zijn collega Batman meedogenlozer.
Na de Tweede Wereldoorlog stelde hoofdredacteur Whitney Elssworth enkele richtlijnen op voor alle helden van DC Comics, waarmee Superman werd gedegradeerd tot de vriendelijke padvinder zoals we hem nu kennen. Behalve dat hij door zijn rechtlijnigheid saai en voorspelbaar is, kampt Superman ook met een geloofwaardigheidsprobleem.
Hypnose
Omdat Superman geen masker draagt, is de scheiding tussen Clark Kent en zijn alter ego nogal doorzichtig. In de strip Superman #330 uit 1978 wordt een verklaring gegeven waarom een doortastende journalist als Lois Lane nog nooit de vermomming van Clark heeft doorzien. In het verhaal wordt uitgelegd dat Superman zijn superhypnose gebruikt om mensen een Clark Kent te laten zien die breekbaarder en kaler lijkt dan hij werkelijk is. Beide mannen lijken genoeg op elkaar om de gelijkenis enigszins verdacht te maken, maar door de hypnose lijken de verschillen te groot om ze één man te laten zijn. De brilglazen, gemaakt van de ramen van de raket waarin Superman naar de aarde gezonden is, versterken de hypnosekracht om de illusie in stand te houden. Helaas is in latere comics nooit meer gebruik gemaakt van deze creatieve oplossing.
Superman Returns biedt overigens ook geen bevredigend antwoord op deze kwestie. In de film wordt hier en daar wel een grapje gemaakt over de gelijkenis tussen Clark en Superman, maar meer dan een knipoog naar het publiek is het niet. Misschien kan geloofwaardigheidsprobleem in een volgend deel worden uitgewerkt.
Gezin
Wat Superman tot slot minder boeiend maakt dan zijn collega’s, is zijn onoverwinnelijke kracht. Het is moeilijk spanning in een verhaal te creëren als je held onverslaanbaar is. Eén oplossing hiervoor is om het conflict op het emotionele vlak te zoeken. In Superman Returns speelt de klassieke vraag hoe een superheld een normaal leven kan leiden, met plaats voor een gezin en kinderen, een belangrijke rol. Superman is eigenlijk het ex-vriendje dat met pijn in het hart moet toezien hoe zijn vriendinnetje geschaakt is door een ander. Lois heeft sinds het vertrek van Superman een ‘normaal’ leven, inclusief gezin. Is dat wel weggelegd voor iemand die Beschermer van de Mensheid als baan heeft? Spider-Man kampt met dezelfde vraag.
Om het probleem van onoverwinnelijkheid van Superman op te lossen, maken Singer en zijn schrijversteam gebruik van een beproefd concept: ze maken een kwetsbaar mens van hem. Wanneer Superman in de val wordt gelokt door Luthor, is hij ernstig verzwakt door het eiland van kryptoniet waar ze zich op bevinden. Superman wordt geschopt en geslagen door de handlangers van Luthor. De misdaadbaas zelf dient de genadesteek toe met een geïmproviseerd mes van kryptoniet. De rauwe scène doet denken aan de manier waarop in gevangenisfilms doorgaans met een tegenstander wordt afgerekend. Het is een indrukwekkend tafereel waarin Superman tot menselijke proporties wordt teruggebracht. Juist omdat Superman niet opgeeft op dit soort moeilijke momenten symboliseert hij het goede in ons.
Dit concept van een verzwakte Superman werd overigens ook in Superman II gebruikt. Nadat Clark zijn krachten vrijwillig opgaf om met Lois het bed te delen, wordt met hem de vloer aangeveegd door een asociale trucker.
Tijdelijk dood
Sinds zijn debuut in 1938 is er veel gesleuteld aan Superman, al is hij in grote lijnen hetzelfde gebleven. Een belangrijk moment in de stripgeschiedenis van Superman is de serie van John Byrne – Man of Steel uit 1986. Byrne actualiseerde de geschiedenis van Superman en zwakte enkele van zijn krachten af. Tijdreizen was er niet meer bij; zijn onkwetsbaarheid en supersterkte werden ook verminderd. Superman werd er menselijker door. Zo menselijk, dat hij in 1993 doodgeslagen kon worden door het monster Doomsday. Natuurlijk was deze ‘dood’ maar tijdelijk, en na een viertal Superman-imitators kwam uiteindelijk de enige echte weer terug.Superman representeert zoals alle superhelden de wensversie van onszelf. Graag zouden we buitengewone krachten bezitten om ons te onderscheiden van de normale mensen. Helaas zijn de meeste van ons een versie van Clark Kent – stuntelig, onopvallend en heel normaal.