Ik koop ze zelf niet meer die action figures, maar ik vond deze Captain America wel erg tof, want goed uitwerkt. Soms hebben die oude figuurtjes namelijk slecht schilderwerk, maar deze ziet er strak uit.
Post voor de Nederlandse brievenredactie van Wolverine, in 1998 nog in handen van Ger Apeldoorn. Het gaat mij bij deze brief vooral om hoe Ruben zijn stripliefde en leesplezier beschrijft:
Uit: Wolverine #39, begin 1998. Uitgeverij: Juniorpress
In het Museum van de Twintigste Eeuw in Hoorn hangt dit filmaffiche van de film Spetters.
Een film van Paul Verhoeven, de beste filmregisseur die Nederland ooit voortbracht.
Uiteraard vind ik de titel van de film geheel van toepassing op Renée Soutendijk, want die was toen ook een vrouw die je met de term ‘spetter’ aanduidde. Tegenwoordig kun je dat niet zo maar zeggen zonder terecht een klap op je neus te krijgen, maar begin jaren tachtig deed men daar niet moeiijk over.
Van de twee Nederlandse filmdiva’s uit die tijd is Soutendijk mijn favoriet. Ik heb Monique van de Ven altijd een te aardige theemuts gevonden om haar echt een sekssymbool te vinden. Soutendijk daarentegen heeft een hard randje, iets afstandelijks, wat haar uiteraard nog aantrekkelijker maakte. Carice van Houten heeft ook dat kille en ongenaakbare. Alleen in Minoes (Vincent Bal, 2001) vind ik haar juist erg schattig en benaderbaar overkomen. Maar goed, ik ben dan ook een kattenmens.
Spetters (1980) en De vierde man (1983), ook van Verhoeven uiteraard, zijn mijn favoriete films met Renée Soutendijk. Het is lang geleden dat ik ze gezien heb, maar gelukkig geven trailers een aardige indruk en stimuleren het geheugen:
Vandaag waren Linda en ik in Hoorn om koffie te drinken met mijn moeder. Dat doen we van tijd tot tijd. Daarna gingen we nog even de haven in en bezochten het Museum van de Twintigste Eeuw. Daarover later meer.
In de haven was een deel van het water nog bedekt met ijs, maar uiteraard was het ijs gebroken. We zagen het op en neer deinen. Ook hoorde ik dat oude bekende kruigeluid. Best leuk om weer eens te horen. Er zat leven in het ijs.
Met schaatsen heb ik niet veel. Heel on-Hollands van me, maar ik vind er gewoon weinig aan. Dat komt waarschijnlijk omdat ik het niet kan.
De afgelopen dagen zag ik op het NOS journaal hoe mensen probeerden te schaatsen op veel te dun ijs. Een vader liet zijn kind op het ijs schaatsen. Natuurlijk bleef pa er wel bij, maar ik vind dat toch onverantwoord gedrag. Als dat kind in een wak terecht komt, is die vader dan nog snel genoeg?
Toen ik vanmorgen een kleine wandeling door het Westerpark maakte, kwam ik deze plas bloed tegen. Bevroren bloed, dat zie je niet vaak. De rode vlek heeft ook iets abstracts, vind ik. Ze is bijna mooi.
Zo’n ding roept allerlei vragen op.
Wiens bloed is dit eigenlijk?
Hoe komt die plas bloed hier? Met andere woorden: wat is hier gebeurd?
En tot slot, is dit eigenlijk wel bloed of iets anders?
In een bevroren bloedvlek gaat een heel verhaal schuil. Misschien wel een heel boek vol verhalen. Toch besloot ik het hierbij te laten en liep verder.
Bladerend door een oude fotomap kwam ik deze foto tegen die ik tijdens de Stripdagen Haarlem 2010 maakte van een tekening van Fred de Heij. Suzanne zit op de rug van Frans, twee personages die De Heij vaker gebruikt in zijn erotische strips. Ik ben trouwens benieuwd wanneer er een nieuwe Pulpman uitkomt.
Toen ik deze foto maakte draaide ik tijdens die sessie onderstaande video van Fred in actie:
De Eppo verjaardagskalender hangt bij ons in de wc en is bijna aan vervanging toe. Toch fijn dat we nog bijna een hele maand tegen Esther Verkest aan kunnen kijken.
Dit is een van de twee stapels strips die nog op mij staan te wachten. De afgelopen maanden ben ik praktisch niet aan mijn huiswerk toegekomen omdat ik druk bezig ben met het schrijven van mijn boek Mijn vriend Spider-Man. Zoals je zult begrijpen heb ik daar ook heel veel voor te lezen. De strips die uitgeverijen – meestal ongevraagd – naar mij toesturen, stapelen zich dus op.
Dat is wel jammer, want er zit veel leuk leesvoer tussen.
Ik vrees ook dat het lang niet allemaal in de boekenkast gaat passen. Maar dat probleem pak ik wel aan als ik het manuscript heb ingeleverd over een paar weken.
Vroeger had ik twee stamkroegen: ’t Kroegie en Swaf. Nu heb ik er geen.
In Hoorn is het makkelijk kiezen wat stamkroegen betreft: ‘t Kroegie en Swaf waren de enige leuke, wat mij betreft. Swaf staat tegenwoordig in de verkoop dus dat maakt de keuze nog makkelijker. Tenminste, dat vermoed ik: want ik ben er al jaren niet meer uitgegaan dus ik ben niet helemaal op de hoogte van de laatste ontwikkelingen.
In Amsterdam heb ik niet echt een stamkroeg, wel plekken waar ik vaak en graag afspreek. De Balie, Stanislavski en het Ketelhuis, zijn mijn vaste plekken voor koffiedates. Soms zit ik nog wel eens in de Koe om met een paar bevriende nerds af te spreken om over Spider-Man, Marvel en Star Wars te lullen. Goede avonden zijn dat.
Toch voelen die plekken niet echt als stamkroegen. Misschien komt hierdoor. Toen ik in Hoorn woonde, ging ik vaak naar Swaf omdat mijn woonkamer op een gegeven moment wat eenzaam voelde. Behoefte aan gesprek en gezelschap, ging ik dan naar Swaf. Ook al was ik altijd een buitenbeentje onder de outsiders. Het zij zo. Ik vond eigenaar Nico Danenberg altijd een aardige gastheer en zijn café voelde altijd uitnodigend.
Op een gegeven moment ken je de barflies daar wel, al ben ik nu van de meeste de namen vergeten. Die van Karlijn natuurlijk niet – die werkte in ’t Kroegie indertijd en we gingen wel eens samen ontbijten. Dankzij Karlijn heb ik uiteindelijk Linda ontmoet.
Ik kan me leuke zaterdagmiddagen herinneren en goede avonden in ’t Kroegie en Swaf. Als je mensen maar vaak genoeg tegenkomt en spreekt, krijg je toch een vals gevoel van saamhorigheid op een gegeven moment.
Natuurlijk hoopte je als vrijgezel ook wel een leuke meid tegen te komen. Soms lukte dat en werd het een interessante nacht. Vaak waren die leuke meiden echter bezet en bleef het blij slap lullen. Letterlijk en figuurlijk.
En als er niemand was om mee te praten, dan ging ik bierviltjes vol tekenen. Soms maakte ik portretten van de aanwezige dames en dan kwam het vanzelf tot een gesprekje.
Nu ik erover na denk, heb ik wel een stamkroeg in Amsterdam. Als je mijn vaste plek op de bank als zodanig kunt aanduiden. Ik zit er vaak en graag. Drink er mijn koffie en lees er mijn strips. Huismus als ik ben tegenwoordig. Maar goed, naar leuke dames hoef ik dan ook niet meer op zoek.
In mijn oude appartement in Hoorn had ik mijn action figures op een plank boven de televisie staan. Zo zag dat er op 1 januari 2008 uit. Ik heb ze overigens allemaal nog. Eigenlijk heb ik ze allemaal gekocht of gekregen toen ik nog heel jong was. Alleen Boeddha kreeg ik in 2007 van een collega van me van Intermediair, maar dat maakt deze denkende superheld natuurlijk niet minder welkom.
En ja, de plank is behoorlijk stoffig zie ik.
Tegenwoordig staan de helden op een van de boekenkasten:
Zondagavond zag ik misschien wel de mooiste regenboog ooit. Zo fel en dik had ik hem nog nooit gezien in ieder geval. De iPhone maakt helaas geen perfecte foto’s maar gelukkig is de boog toch aardig goed te zien op deze foto.