Maandelijks krijg ik van veel uitgeverijen stapels strips toegestuurd. Daar zit veel moois tussen, maar niet alles is geschikt voor de bladen en opdrachtgevers waar ik voor schrijf. Toch wil ik deze uitgaven onder de aandacht brengen. Daarom heb ik de rubriek Minneboo leest in het leven geroepen, om te laten zien hoe rijk en divers het medium strip kan zijn. De artikelen in deze rubriek zijn geen recensies en kunnen thematisch zijn, een tekenstijl belichten of simpelweg een nieuwe uitgave kort aanstippen. Verwacht vooral veel recent verschenen strips, met zo nu en dan een album dat ik op dit moment lees en waar ik iets over kwijt wil.
In bovenstaand plaatje van Kerry Gammill en Dan Green kun je goed haar kostuum zien zoals ze dat in 1987-1988 droeg. Een heerlijk eenvoudig ontwerp, dat eruit ziet alsof ze ieder moment een aerobicsvideo gaat opnemen. Jane Fonda eat your heart out.
Rogue is een prachtig tragisch personage. Eerst was een een bad guy, toen werd ze een heldin. Ze is jong, prachtig maar vervloekt met de gave de superkrachten, energie en gedachten van anderen over te nemen als ze hen aanraakt. Daarom mag haar huid door niemand worden aangeraakt. Meestal is de overname maar tijdelijk, maar in het geval van Ms. Marvel (Carol Danvers) nam Rogue haar persoonlijkheid en krachten permanent over.
Hieronder een grappige trainingsessie uit dezelfde comic tussen Wolverine en Rogue. Wolverine is tijdelijk de leider van de X-Men nu Storm op pad is om Forge terug te vinden: haar ex-geliefde wiens wapen haar mutanten gaven heeft uitgeschakeld.
Uncanny X-Men #223. Script Chris Claremont.
Kort samengevat: ik geniet erg van mijn kerstpakket 🙂
Omdat ik een kleine zelfstandige ben, krijg ik van mijn baas geen kerstpakket. Of anders gezegd: als ik een kerstpakket wil, moet ik die aan mezelf geven.
Nu zit ik niet te wachten op een doos met eten en een fles wijn. Borrelnootjes zijn altijd lekker, maar die haal ik al bij een prima zaak om de hoek. Een doos met comics is echter altijd welkom. Dus heb ik mezelf een stapel comics kado gedaan.
Online winkel Cheap Comics heeft op dit moment Black Friday/ Sinterklaas sale, dus het was eerder een kwestie van mezelf inhouden dan dat ik niet wist wat ik wilde kopen. Ik heb me vooral laten leiden door nieuwsgierigheid. Een serie als Excalibur wilde ik altijd al eens lezen.
Hetzelfde geldt voor de allereerste Star Wars-strips die Marvel Comics in de jaren zeventig uitbracht. Toen ze het contract tekende om de eerste Star Wars-film te mogen verstrippen hadden ze bij Marvel geen idee wat voor een succes die film zou worden. De comics liepen daardoor zo goed, dat de serie de uitgeverij van een faillissement heeft gered.
Verder kocht ik lekker veel Spider-Man-comics. Veel oud werk uiteraard van de tijd dat Spider-Man-strips de moeite van het kopen en lezen waard waren. Twee softcover edites van Marvel Masterworks: Spider-Man, de hele reeks Webspinners gebundeld, maar ook de nieuwe serie Spidey en Venom: Homecoming. De serie Spidey speelt af in de jonge jaren van Peter Parker, als hij net Spider-Man is geworden. Venom speelt zich nu af, maar in deze reeks is Venom weer zijn oude bad guy zelf als het goed is.
Het X-Men-verhaal Fall of the Mutants had ik al in de kast staan, maar dan als Juniorpress-uitgave. Dit verhaal vind ik boeiend genoeg om nog eens aan te schaffen in de oorspronkelijke versie. Het energieke tekenwerk van Marc Silvestri is al reden genoeg om het boekwerk aan te schaffen.
In deze aangrijpende scène uit Fantastic Four #277 worden Sue Storm en Reed Richards gemarteld in de hel door Mephisto, Marvels versie van de duivel.
Het stripplaatje waarin Mephisto op zijn troon zit, vind ik bijzonder mooi getekend met een sterke compositie. Het rechter plaatje waarin Mephisto de elastische Reed uit elkaar trekt, hakt er ook behoorlijk in. Hier wordt Reeds superkracht tegen hem gebruikt.
Nog een paar te gaan dus. Ondertussen geniet ik erg van de jacht naar de missende deeltjes. Vooral als ik ze bij toeval in een uitverkoopbak aantref.
Jopo de Pojo
Het was voor het eerst dat ik Jopo de Pojo in Haarlem bezocht sinds nieuwe eigenaar Mark Marijnen de winkel overnam van Silvester Strips. Sindsdien is het assortiment goed verbreed. Uitgeverij Silvester verkocht natuurlijk vooral de strips die ze zelf uitgaf. Tenminste, daar leek wel de nadruk op te liggen.
Verkoper Dimitri is gelukkig gebleven. Een zeer aardige en enthousiaste gast die altijd goede leestips heeft. Hij vertelde me dat Mijn vriend Spider-Man goed loopt in de winkel. Het laatste exemplaar was die week net over de toonbank gegaan, maar er zouden snel weer nieuwe exemplaren binnenkomen. Dat klinkt deze auteur natuurlijk als muziek in de oren. Bij Jopo de Pojo verkopen ze namelijk ook aardig wat comics, dus een deel van de doelgroep van het boek komt daar dus ook over de vloer. Hoewel eigenlijk iedere stripfan zich wel in mijn verhaal zal kunnen herkennen.
Stripcollega Marcel Haster maakte deze reportage over Jopo de Pojo. Hierin wordt ook uitgelegd waar die naam nu eigenlijk vandaan komt.
Stripmaker Peter van Dongen werkte een decennium aan zijn bewerking van de roman Familieziek van Adriaan van Dis. ‘Ik herkende veel van mijn verleden in het verhaal.’
Wanneer we stripmaker en illustrator Peter van Dongen (Amsterdam, 1966) eind september in zijn werkkamer in Amsterdam spreken, is zijn stripbewerking van de roman Familieziek zo goed als af. Op zijn werkblad liggen enkele potloodpagina’s van een nieuw album van de klassieke reeks Blake en Mortimer. Van Dongen en Teun Berserik tekenen allebei de helft van een verhaal geschreven door Yves Sente dat begin 2018 zal uitkomen. Ze tekenen in de klare lijn-stijl die de in 1987 overleden bedenker van Blake en Mortimer, Edgar P. Jacobs, ook hanteerde. Een stijl waarin Van Dongen perfect thuis is: ‘Het prettige aan de klare lijn vind ik dat het helder is. Ik trek graag gladde, gelikte lijnen. Het is ook een beperking: je weet wat je als tekenaar wel en niet kunt tekenen omdat je in deze stijl genadeloos wordt afgestraft wanneer je iets niet kan.’
Niet integraal
Van Dongen brak internationaal door met zijn tweeluik Rampokan, dat zich afspeelt aan de vooravond van de Politionele Acties in Indonesië. Hij baseerde zich voor deze verhalen onder andere op de geschiedenis van zijn moeder en grootmoeder. Bijna tien jaar geleden benaderde Adriaan van Dis, die onder de indruk was van Rampokan, Van Dongen met het verzoek een integrale verstripping van zijn roman Familieziek te maken.
Toentertijd waren dat soort graphic novels populair dankzij Dick Matena, die onder andere De avonden van Gerard Reve in stripvorm had gegoten. In tegenstelling tot Matena, die de brontekst integraal in de strip opneemt en daarnaast alles wat erin de tekst staat óók nog eens visualiseert, pakte Van Dongen de adaptatie anders aan: ‘Een integrale editie leek me niet te doen. Dat zou teveel tekenwerk worden. Daarbij vind ik een bewerking veel interessanter voor mezelf als maker omdat je dan keuzes moet maken. Ik wilde alles zelf doen. Ik schrijf een synopsis en begin daarna met het schetsen van de lay-out van de pagina’s. Zo zie ik het verhaal voor mijn ogen ontstaan en kan ik bijvoorbeeld meteen rekening houden met het feit dat een cliffhanger op het laatste plaatje van de pagina moet komen.’
Familiegeschiedenis
Iedere vijf maanden kwamen de stripmaker en auteur bij elkaar en beoordeelde Van Dis het gedane werk. Ook keek hij goed naar de teksten in de strip. Van Dongen: ‘Sommige dialogen heb ik overgenomen uit het boek, de rest heb ik zelf ingevuld. Soms was ik te lang van stof, en kortte Van Dis de dialogen in. Toch heeft hij 70 procent van de tekst intact gelaten.’
Eigen invulling
‘Op verzoek van Van Dis begint de graphic novel met dezelfde proloog als het boek. Omdat Familieziek uit allerlei korte verhalen en taferelen bestaat, heb ik voor de rest van de strip een keuze gemaakt in wat ik wel en niet wilde gebruiken. Ik heb elementen uit verschillende taferelen gecombineerd, een geheel nieuwe verhaalstructuur bedacht en er van alles bij verzonnen. Dat vond Adriaan goed, zolang hij de keuzes maar kon plaatsen. In het hoofdstuk ‘Schuinschrift’, moet de jongen bijvoorbeeld leren schrijven in schoolschrift. In het boek zitten meneer Java en hij alleen aan de schrijftafel, ik laat ze nu ook naar het strand gaan om in het zand te schrijven. Veel van de verhalen spelen zich binnen af of in een duinlandschap. Daarom is het fijn dat Meneer Java zich soms weer in IndonesiĂ« waant, want dan kon ik lekker uitpakken met het landschap daar, wat ik fijn vind om te tekenen. Als tekenaar heb je de ruimte alle kanten op te gaan.’
Peter van Dongen en Adriaan van Dis. Familieziek. Scratch.
Dit interview is geschreven voor en gepubliceerd in VPRO Gids #47 (2017). Toen ik bij Van Dongen op bezoek was voor dit interview, maakte ik na het gesprek de volgende video:
De zevenentwintigste sessie van de humorstrip Sigmund ligt in de winkels. Een selectie van de stroken gepubliceerd tussen 16 mei 2016 tot 23 juni 2017.
De succesvolle strip van Peter de Wit staat al sinds jaar en dag in de Volkskrant en behoort wat mij betreft tot de top van de humorstrip in Nederland. Sigmund behoeft wat mij betreft dus geen verdere introductie. Ik heb dan ook al vaak geschreven over het werk van de striphumorist.
De cover van album #27 vind ik in het bijzonder pakkend. Zie hier de achter- en voorkant:
Het omslag van het vorige album vond ik ook al erg leuk. Het lijkt erop alsof De Wit zijn hoofdpersoon snel even op een krant heeft neergezet terwijl hij nadacht over welke grap hij vandaag weer zou verzinnen. Een doodle als het ware.
Peter de Wit. Sigmund: Zevenentwintigste sessie. Uitgeverij de Harmonie, € 9,90.
Bij de American Book Center kocht ik laatst een stapeltje trades, waaronder Invincible Iron Man: Prelude to Armor Wars.
Deze trade bevat Iron Man #215-224, en dat zijn inderdaad de comics vlak voor het eerste Armor Wars-avontuur. Verder hebben deze verhalen niet zo heel veel met Armor Wars te maken, maar dat boeit mij niet.
Ik vind deze run geschreven door David Michelinie en deels getekend door Bob Layton en later ook door John Romita Jr. een hele fijne, dus iedere comic extra ervan is mooi meegenomen. En nu heb ik dus weer een hele bundel.
Deze splash page uit Iron Man #219 (Juni 1987) vind ik erg tof en, dankzij Tony’s outfit, heerlijk jaren tachtig:
Tony Stark is een player zelfs als hij het niet doorheeft: terwijl hij lekker aan het joggen is, geven de dames hun ogen de kost.
Overigens laat dit plaatje waar eens zien wat voor visionair Stark is. Een sensor in zijn schoenen die allerlei metingen doet terwijl hij hardloopt… Hm, zou Steve Jobs ook Iron Man gelezen hebben vroeger? (Ik weet eigenlijk niet wie dat soort gezondheid-apps heeft ontwikkeld, maar feit is dat veel ideeën uit verhalen nu werkelijkheid zijn geworden. Kan me dus goed voorstellen dat een ingenieur of app-bouwer zijn of haar ideeën uit comics haalt. Weer een goede reden om strips te blijven lezen.)
Dit is ook een fantastisch stripplaatje waarin duidelijk wordt dat Iron Man niet van deuren houdt:
Hoefde ik maar nooit meer te werken, dan kon ik de hele dag van dit soort strips lezen.
De Duitse stripmaker Reinhard Kleist maakte een meeslepende en fascinerende striproman over het leven en het werk van Nick Cave. ‘Mensen die iets duisters in zich meedragen interesseren mij.’
Stripauteur Reinhard Kleist(Keulen, 1970) is er in zijn nopjes mee, laat hij vanuit zijn huis in Berlijn telefonisch weten. ‘Cave laat hiermee weten dat hij erg blij is met het boek en tegelijkertijd neemt hij er afstand van.’ Zijn striproman over Nick Cave, de Australische singer-songwriter, muzikant, dichter, auteur en acteur, is niet de eerste biografie van Kleist. Eerder verbeeldde hij de levens van onder meer bokser Harry Haft, Fidel Castro, Elvis Presley en Johnny Cash.
Gebroken biografie
‘Ik ben erg geĂŻnteresseerd in waargebeurde verhalen, omdat je daar zoveel uit kunt halen,’ licht Kleist zijn voorkeur voor het genre biografie toe. ‘In het geval van Der Boxer en Der Traum von Olympia waren het die specifieke verhalen die ik aan een strip lezend publiek wilde vertellen. Dat laatste boek ging over de Somalische atleet Samia Yusuf Omar met wie het dramatisch afliep. Er wordt wel gezegd dat ik me aangetrokken voel tot mensen met een gebroken biografie of een beschadigde persoonlijkheid. Mensen die iets duisters in zich meedragen. Zoals Johnny Cash. Die had een duistere visie op de wereld, en was drugsverslaafd. Hij was een lange tijd niet erg aardig voor zichzelf, destructief. Ieder moment kon hem een ramp overkomen. Hoe hij zijn weg daaruit vond, maakt een boeiend verhaal. Wat mij in het bijzonder fascineert aan Nick Cave is dat hij een van de grootste verhalenvertellers in de muziek is. Hij gebruikt de sfeer van de muziek en de songteksten om zijn verhalen te illustreren.’
De inmiddels 60-jarige Australiër trad met zijn Bad Seeds 6 oktober nog op in een uitverkochte Ziggo Dome. De show was onderdeel van de Europese tournee die in het teken staat van het nieuwe album Skeleton Tree.
Ware mythes Nick Cave: Mercy On Me is geen recht-toe-recht aan biografie, maar een meeslepend relaas, waarin de songs van Cave verweven zijn met zijn gebeurtenissen uit zijn leven en de mythologie rondom zijn personage. ‘Nick is zelf constant bezig met het vormen van zijn legende. Toen ik met hem sprak, praatte hij vaak over zichzelf in de derde persoon. Hij is dus eigenlijk constant een personage genaamd Nick Cave aan het opbouwen. Dat heb ik ook met dit boek gedaan. Op een bepaalde manier heb ik mijn eigen versie van Nick Cave gecreĂ«erd. Tijdens onze gesprekken maakte hij al snel duidelijk dat het boek geen navertelling van feiten en gebeurtenissen mocht worden. Daarom heb ik ervoor gekozen om mij meer op zijn persoonlijkheid te richten en op zijn positie als kunstenaar in relatie tot zijn werk. Ik vertel nu over gebeurtenissen uit Caves leven vanuit het perspectief van personages uit zijn songs en vanuit de hoofdpersoon uit zijn debuutroman.’
Kleist laat de personages uit Caves werk tot hem spreken. In de striproman komen soms dezelfde gebeurtenissen terug, verteld vanuit een ander perspectief. Ieder hoofdstuk bevat een thema, dat vervolgens belicht wordt aan de hand van belangrijke werken uit Caves oeuvre. ‘Het eerste hoofdstuk gaat over de jongen die zijn ouderlijk huis verlaat en de wijde wereld in trekt, maar een flinke klap in zijn gezicht krijgt. Dat is in de basis ook het verhaal van ‘The Hammer Song’. Daarin zitten overeenkomsten met wat Cave op die leeftijd zelf is overkomen. ‘Where The Wild Roses Grow’ is het liefdesverhaal tussen Anita Lane en Cave. Nick heeft ooit in een interview verteld dat hij en het hoofdpersonage in ‘The Mercy Seat’, de veroordeelde die op de elektrische stoel gezet wordt, veel gemeen hadden omdat het toen niet goed met hem ging. Met dat liedje riep hij eigenlijk om hulp.’
Apocalyps
Uiteindelijk leidt deze overdonderende en op prachtige wijze gevisualiseerde reis door de wereld van Cave tot een Apocalyps en een rechtstreekse confrontatie tussen de kunstenaar en zijn creaties. ‘Als Cave verhalen bedenkt, creĂ«ert hij werelden en personages. Dat maakt hem tot een God in zijn eigen universum. Maar Cave is niet erg aardig voor zijn personages. Aan het eind van de meeste verhalen sterven ze. Daarom laat ik ze aan Cave vragen waarom hij hen dit aandoet. Zo kon ik het hebben over de relatie tussen de kunstenaar en zijn werk en de verantwoordelijkheid die hij heeft ten opzichte van de mensen die hij creĂ«ert. Als ik een strip maak wil ik ook dat de personages echt gaan leven voor de lezer. En als dat gebeurt, heeft dat iets magisch.’
‘Op het waarom van Cave’s moordlust, zijn verschillende antwoorden,’ zegt Kleist. ‘In het geval van Elisa Day van het lied ‘Where the Wild Roses Grow’, antwoordt Cave: “All beauty must die”. Daaruit concludeer ik dat Cave haar doodde om haar onsterfelijk te maken. Iedereen kent het liedje immers, het wordt nog steeds gezongen en naar geluisterd.’
De personages vertegenwoordigen ook facetten van Cave’s persoonlijkheid. Kleist ziet de hoofdpersoon uit het lied Red Right Hand als de duivelse versie van Cave, iemand die een spoor van vernietiging achter zich laat. De mensen in zijn leven en met wie hij samenwerkt zijn als microscopische radertjes in een catastrofistisch plan. ‘Dat spoor van vernietiging verwijst vaak naar zijn persoonlijke relaties. Gedurende zijn carrière was Cave, als bandleider en kunstenaar, niet altijd even aardig voor de mensen in zijn omgeving,’ vertelt de stripauteur.
Kleist voerde meerdere gesprekken met Cave die de stripmaker volledig vertrouwde en de vrije hand gaf. ‘Een keer heeft hij zich uitgesproken. Nick wilde het verhaal over de dood van zijn vader er niet in hebben, want hij vond mijn benadering hiervan niet goed. Dat heb ik toen aangepast, maar uiteindelijk heb ik het helemaal geschrapt omdat het niet bij de rest paste.’
Geluidloos
Cave is als performer nogal theatraal, dus als je werkt met een stil medium met statische illustraties, hoe vertaal je de opwinding van een live-optreden dan naar het papier?
‘Dat dilemma is ook een van de redenen waarom ik graag biografieĂ«n over muzikanten maak, juist omdat ik in een medium zonder geluid werk. Het is een enorme uitdaging om muziek hierin te portretteren. In een scène in het boek geeft Cave met zijn tweede band The Birthday Party een concert. Ik heb geprobeerd de ruige energie en agressiviteit van de muziek weer te geven in de tekeningen door de songteksten door het publiek te laten snijden en mensen letterlijk te onthoofden. In een andere scène laat ik het geluid van een trein overgaan in dat van een elektrische gitaar. Op die momenten probeer ik muziek zichtbaar te maken.’
Reinhard Kleist. Nick Cave: Mercy On Me. De getekende biografie. (Vertaling Joost Pollmann) Scratch.
Toen ik nog op school zat, was ziek zijn vaak fijn, want dan hoefde je niet naar school. De eerste dagen waren vervelend, maar de laatste dagen, dat ik me alweer beter begon te voelen maar toch nog thuis mocht blijven, waren het beste. Dan kon ik lekker films kijken of strips lezen terwijl je aan het herstellen was.
Als volwassene kijk ik toch anders tegen ziek zijn aan.
Al een paar dagen heb ik een flinke griep die me thuis en van het werk houdt. Schrijven lukt niet echt, bloggen ook niet. De ideeën voor blogposts stapelen zich in mijn wattenhoofd op, maar ik kan er dus verder even niets mee.
Frustrerend maar niet heel erg. Het zij zo.
Vervelender vind ik het dat ik allerlei afspraken moest afzeggen deze week en dat ik de persvoorstelling van de nieuwe Blade Runner moest overslaan.
Maar goed, uiteindelijk ga je daar ook niet dood aan.
Om de tijd door te komen, heb ik een stapel strips besteld bij Cheap Comics:
HELLBLAZER TP VOL 01 ORIGINAL SINS NEW ED
FREAKS O/T HEARTLAND HC
TERRY MOORES ECHO COMPLETE ED SC
BATMAN DARK KNIGHT MASTER RACE HC
SIEGE NEW AVENGERS TP
DARK KNIGHT RETURNS THE LAST CRUSADE DLX ED HC
ALL STAR BATMAN TP VOL 01 MY OWN WORST ENEMY (REBIRTH)
Lekker veel Batman-comics dit keer. Over hem heb ik al een tijdje geen nieuwe verhalen gelezen, dus daar heb ik extra zin in. Ben dan ook meteen aan Batman: The Dark Knight III: Master Race begonnen. De eerste paar hoofdstukken zijn echt smullen dankzij het puike schrijfwerk van Frank Miller en Brian Azzarello. Andy Kubert weet aardig in de buurt te komen van Millers stijl die hij in de eerste Dark Knight Returns-strip hanteerde, zonder zijn eigenheid te verliezen.
En die andere Batman-strips zag ik meteen zitten toen ik erachter kwam dat John Romita Jr. die getekend heeft. Mijn favoriete tekenaar die een van mijn favoriete striphelden tekent.
(Ja, echt: na Spider-Man is Batman mijn favoriete superheld.)
Geen idee hoe lang die griep gaat duren, maar in ieder geval heb ik iets leuks te doen om de tijd mee door te komen.
Zo, en toch nog een stukje geschreven. Take that, fucking griepvirus!
De afgelopen dagen las ik weer wat deeltjes van John Byrne’s Fantastic Four-verhalen. Ik heb nog niet alle comics van zijn run gelezen, maar toch kan ik al zeggen dat ik het heel fijne strips vind.
Byrne werkte zo’n vijf jaar aan deze serie als schrijver en tekenaar. Fantastic Four #232–295, July 1981-October 1986. Volgens velen is het een klassieke periode. Na de run van Stan Lee en Jack Kirby, zijn dit de beste FF-verhalen.
Op Comic Cook Resources staat een uitgebreid interview met Byrne uit 2000 over zijn comics. Dit is de sectie over de Fantastic Four.
MDT: As one of the series that you helped define, what was it that drew you to write and draw the Fantastic Four?
JB: First Marvel comic I was aware of as such. I’d seen some of the monster titles, at the barber shop, mostly, but it was not until FF5 that I really recognized that this was another publishing entity, though not yet as “Marvel Comics”. FF5 blew me away on a lot of levels. It was — again, something I would learn later — the first collaboration between Jack Kirby and Joe Sinnott, for instance. The artwork is truly superb. Plus, with the combination of art and writing, the book had an “edge” like nothing DC was putting out at the time. And it was a time-travel story. I’m a sucker for time-travel stories.
MDT: Your run consisted of a little over 5 years worth of work. The only creator that’s lasted longer is Claremont on X-Men. What kept you going on FF as long as you did?
JB: Didn’t Paul Ryan do more FFs than I? Either way — the love of the characters was what kept me there. And, in many respects, it was what inspired me to leave. I felt I could no longer give the characters their due.
MDT: You left the series in the middle of one of the bigger storylines that was unfolding. Can you explain what happened at that time?
JB: A lot of factors, most internal office politics, contributed to my finding myself in a position, creatively, where doing the best work I could was simply not good enough. Not for the FF, anyway. I fear I am one of those artists who is heavily impacted by the environment in which he works. The work suffers if I am not happy, and in those final years of Shooter’s reign, I was most definitely not happy!
MDT: From your portrayal of the FF in other books you’ve written for Marvel, it’s obvious that you still have a place in your heart for the FF. What would prevent you from going back to the Fantastic Four? Do you still have stories to tell for them?
JB: I still have FF stories, but Thomas Wolfe said “you can’t go home again”, and I am inclined to agree. The FF was an important chapter of my life, and I am well pleased with most of the work I did there, but in the years since that work has taken on an almost mythic quality in the hearts and minds of many fans. “Second only to Lee and Kirby” I hear, often. So, if I were to return, I would find myself in the unenviable position of competing with my own legend.
[…]MDT: Favorite Story? Favorite Character? Favortite Villain (besides Doom)? And the whys…
JB: The Thing is probably my favorite member of the FF, so I expect it would come as no surprise that “This Man, This Monster”, FF 51, is far-and-away my favorite story. The first Galactus trilogy is a knockout, too, deus ex machina ending notwithstanding. My favorite villain, other than Doom, is the Super Skrull, though oddly enough I did not use him in my run on FF. Used him in ALPHA FLIGHT and later in NAMOR, though.
MDT: A bevvy of writers have reduced Doom to cruel or simply without conscience. The great ones have given us many facets with which to view him, as I believe you have done in every instance, in fact believing one day you would revive Super-villian Team-Up or get Doom his own mini-series. What makes Doom such an incredible villain to write for most writers?
JB: Honor. Nobility. The dichotomy of his character. He is cruel and largely without conscience, and yet he can show passions, display curious, self contained virtues that set him apart from any other villain. Plus he’s really fun to draw!
In mijn vakantie zit ik vooral heel veel lekker te lezen. Eindelijk eens tijd om boeken van kaft tot kaft in een paar dagen uit te lezen. En comics, heel veel comics.
Ik geniet nog steeds van die diepe tas vol comics die ik vorig jaar kreeg en waar vooral veel Nederlandse Juniorpress-comics in zaten. Zoals de serie Wolverine. De jaren negentig waren wellicht niet het beste tijdperk voor comics, maar er zitten toch genoeg individuele deeltjes tussen die het lezen waard zijn.
Natuurlijk is de stand van zaken rondom Wolverine en de andere personages allang weer anders. Toen had hij opeens zijn adamantium skelet niet meer en waren zijn klauwen botten. Hoe dat zo kwam is eigenlijk niet zo belangrijk, want alles wordt later toch weer veranderd en teruggedraaid. De illusion of change heet dat.
Ik ben nu wel benieuwd hoe het met Wolvie nu gaat. En met Shadowcat, aka Kitty Pryde, die ook zo nu en dan in de solo-avonturen van Wolverine opduikt. Zij is altijd een van mijn favoriete X-Men geweest. Ze kwam bij de X-Men toen ze dertien was, en ik was toen iets jonger vermoed ik. Ze is superslim, aantrekkelijk en heeft een draakje als huisdier. What’s not to like als je zelf een jonge tiener bent?
Vandaag weer Wolverine #1 t/m 3 herlezen van Juniorpress. De Nederlandse reeks waar ze in 1990 mee begonnen. En dat deden ze met een verhaal getekend door John Byrne en geschreven door Archie Goodwin.
In dit verhaal krijgt de kleine rauwdouwer met scherpe klauwen onder andere te maken met de cyborg Geist, een ex-nazi die dictators van dienst is. En met Spore, een levende drug die mensen consumeert. Toentertijd was ik heel blij dat Juniorpress Wolverine ook uitgaf: hij was en is een van mijn favoriete X-Men, en eigenlijk ook een van mijn favoriete Marvel-helden.
Hier enkele van de covers van dit zevendelige verhaal. Het zijn een paar van mijn favoriete Wolverine covers.
Klaus Janson inkte de tekeningen in heel dunne inktlijnen. Die zorgen ervoor dat het werk van Byrne er daardoor anders uitziet, dan wanneer hij zijn eigen werk inkt. De dunne lijnen maken het werk iets ruiger, meer ongepolijst, terwijl Byrne vaak dikkere lijnen gebruikt en een iets ‘netter’ eindresultaat bereikt.
Dit is de originele ontwerptekening van Wonder Woman van stripmaker Harry G. Peter. Hij was de eerste stripmaker die met Wonder Woman aan de slag ging.
De aantekeningen in zwart zijn van hem, de rode tekst is afkomstig van William Moulton Marston, die man die Wonder Woman bedacht. Charles Moulton was zijn pseudoniem.
Dit is trouwens de instructie die Harry G. Peter van Marston kreeg bij het ontwerpen van Wonder Woman:
‘Draw a woman who’s as powerful as Superman, as sexy as Miss Fury, as scantily clad a Sheena the jungle queen and as patriotic as Captain America.’
Daarna tekende hij bovenstaande Wonder Woman. Marston kon zich goed in de tekening vinden maar was het niet eens met de sandalen en zag Wonder Woman liever laarzen dragen.
Boekwerk
De tekening staat op het schutblad van het boek The Secret History of Wonder Woman, geschreven door Jill Lepore. Dit is niet alleen de geschiedenis van dit beroemde stripfiguur, maar juist ook een biografie van Marston en zijn twee vrouwen Sadie Elizabeth Holloway en Olive Byrne. Het boek geeft ook duidelijk het verhaal weer van het vroege, Amerikaanse feminisme. Je leert bijvoorbeeld veel over de belangrijke spelers daarvan en hoe vrouwen in 1919 eindelijk stemrecht kregen.
Marston was op het gebied van psychologie een beetje een charlatan, iemand die heel goed was in zelfpromotie en in staat was goed gebakken lucht te verkopen. Met deze beschrijving doe ik hem iets tekort, maar niet veel. Toch kan ik hem ook wel weer waarderen: hij probeerde zijn ideeën over het feit dat vrouwen superieur zijn aan mannen te verpakken in vermakelijke comics rondom Wonder Woman. Ook stopte hij daar veel van, wat je zijn bondage fetisj kunt noemen, in. In de beschrijving van Lepore heeft Marston uiteindelijk iets aandoenlijks. Bovendien lukte het hem om een tegelijktijdig een relatie te hebben met twee vrouwen, die allebei bij hem in huis woonden en na zijn dood nog jaren samen hebben geleefd.
Ik vond het een fascinerend relaas. Soms raakte ik de weg een beetje kwijt omdat Lepore strooit met heel veel namen en gegevens, maar uiteindelijk ben ik een stuk wijzer geworden over de man en vrouwen achter Wonder Woman en heb ik wat meer begrepen van de strijd die vrouwen hebben geleverd voor gelijkwaardigheid.
De flaptekst:
A riveting work of historical detection revealing that the origin of Wonder Woman, one of the world’s most iconic superheroes, hides within it a fascinating family story—and a crucial history of twentieth-century feminism
Harvard historian and New Yorker staff writer Jill Lepore has uncovered an astonishing trove of documents, including the never-before-seen private papers of William Moulton Marston, Wonder Woman’s creator. Beginning in his undergraduate years at Harvard, Marston was influenced by early suffragists and feminists, starting with Emmeline Pankhurst, who was banned from speaking on campus in 1911, when Marston was a freshman. In the 1920s, Marston and his wife, Sadie Elizabeth Holloway, brought into their home Olive Byrne, the niece of Margaret Sanger, one of the most influential feminists of the twentieth century. The Marston family story is a tale of drama, intrigue, and irony. In the 1930s, Marston and Byrne wrote a regular column for Family Circle celebrating conventional family life, even as they themselves pursued lives of extraordinary nonconformity. Marston, internationally known as an expert on truth—he invented the lie detector test—lived a life of secrets, only to spill them on the pages of Wonder Woman.
The Secret History of Wonder Woman is a tour de force of intellectual and cultural history. Wonder Woman, Lepore argues, is the missing link in the history of the struggle for women’s rights—a chain of events that begins with the women’s suffrage campaigns of the early 1900s and ends with the troubled place of feminism a century later.
Deze video geeft een aardige weergave van de geschiedenis van Wonder Woman en de ideeën van Marston: