Nu lees ik al jaren met veel plezier Marvel Comics en heb ik al veel gekke dingen gezien en meegemaakt dankzij de creatieve talenten die voor de uitgeverij werken. Een Spider-Baby in live-action echter nog niet. De reclamemakers van dit spotje hebben dat ‘gemis’ bij deze goed gemaakt:
Hoewel de spot reclame maakt voor het bronwatermerk Evian en voortborduurt op een spot waarin volwassenen zichzelf plotseling in een winkelrut zagen als baby, is het filmpje natuurlijk ook reclame voor de nieuwe Spider-Man-film die deze maand in première gaat. Verder snap ik niet zo goed wat spiegelbaby’s met bronwater te maken hebben, maar grappig is het wel.
Iets minder grappig maar een interessante video is deze redding van Spider-Man door Improv Everywhere:
Uit Spider-Girl vol.3 #14. Tekst & tekeningen: Tom DeFalco & Ron Frenz.
Maak je maar geen zorgen, niemand raakte gewond tijdens het draaien van deze stunt. Het was een 1 aprilgrap waarvan het meeste stuntwerk in een studio werd uitgevoerd. Hier wordt dat allemaal uitgelegd.
Spider-Man in real life, het was ook te mooi om waar te zijn natuurlijk.
Spider-Girl
Nog even terugkomend op Spider-Baby, want helemaal nieuw is het fenomeen niet. In de fantastische serie Spider-Girldie gaat over de dochter van Peter Parker en Mary Jane, blijkt op een gegeven moment dat hun nieuwbakken zoontje Ben ook zekere Spinnenkrachten bezit:
Misschien hebben de reclamemakers van Evian ook eens een strip gelezen?
Pop-up store
Overigens, over Spider-Kids gesproken: in België ging op vrijdag 4 april een speciale pop-up store open om de film te promoten. Je kunt er van alles kopen, behalve comics… Brainfreeze.be schreef een verslag van de opening.
Dit vind ik te grappig om niet even te delen. De Indiaanse kunststudent en filmmaker Krishna Shenoi heeft een alternatieve openingscène gemaakt van de film Gravitywaarin niemand minder dan Superman opduikt om Dr. Ryan Stone (Sandra Bullock) te redden.
En terecht, want het feit dat ze de ruimte in wordt geschoten is eigenlijk zijn schuld.
Leuk dat Shenoi beelden van Christopher Reeve als Superman gebruikt, voor velen toch de acteur die deze stripheld het beste vertolkt.
Een knap staaltje copy-paste monteren. Shenoi plaatste de video op 1 april op YouTube met de volgende uitleg:
‘Hard to believe, but Oscar-winning director Alfonso Cuaron (“Children of Men”) originally shot an opening scene for Gravity that would have radically changed the film. Too bad the brass at Warner Bros. rejected this version.’
Een ongeloofwaardige, maar toch vermakelijke 1 aprilgrap.
Video gevonden op Laughingsquid.com
2 april was het exact 10 jaar geleden dat Floor de Goede met zijn webcomicDo You Know Flo? begon en zijn dagelijkse beslommeringen in stripvorm uitte.
Daarom is het overzichtsprentje het stripplaatje van deze week, het laat mooi zien hoe het figuurtje Flo in het afgelopen decennium veranderd is.
Ben overigens benieuwd hoe lang die baard blijft staan, maar dat terzijde.
In juni zal eindelijk het zesde album van Flo verschijnen bij uitgeverij Strip2000. Ik lees zijn grappige autobiografische strips al jaren met veel plezier en heb daar ook na tien jaar nog geen genoeg van. Aan Flo’s eigen schrijven te lezen hij gelukkig ook niet. Omdat ik een fan van de strip ben was ik blij dat ik Floor vorig jaar kon interviewen voor de VPRO Gids.
Na het interview draaide we dit videotje:
In 2011 kreeg Flo Mike Starink over de vloer voor een gesprek in het programma MargreetDolman begrijpt ’t:
Dat illustrator en stripmaker Hans George Kresse (1921-1992) een grootmeester was wat realistisch tekenen betreft, hoef ik de vaste Eppo-lezers niet uit te leggen. Ik denk dat veel lezers nostalgische gevoelens zullen hebben bij de gedachte aan de stripreeks Eric de Noorman, toch wel Kresses bekendste strip. Zelf heb ik meer met de Indianenreeks die hij voor Casterman maakte. Onderstaande sequentie is dan ook afkomstig van het eerste album getiteld De meesters van de donder uit 1973.
Kresse had een grote fascinatie voor het indianenvolk. Aanvankelijk maakte hij indianenstrips voor een jong publiek, zoals De grote otter en De gouden dolk. De reeks rond Matho Tanga, een Mandan-opperhoofd dat door toedoen van de blanken zijn toevlucht moet zoeken bij een Sioux-stam, had een meer volwassen toon. Toen Casterman Kresse begin jaren zeventig vroeg om een nieuwe reeks op te zetten, greep de stripmaker deze kans om een reeks verhalen te maken rondom de Faraon-indianen, een van de Apache-stammen die leefden in het gebied tussen de Rio Grande en de Pecos rivier. De Faraon-Apachen kwamen als eerste in contact met de blanke overheersers en hielden de strijd voor het behoud van hun cultuur en grond het langste vol. De negen albums van de Indianenreeks spelen af in de zestiende eeuw waarin de indianen op gewelddadige wijze het onderspit delfden.
Harige krijgers
Kresse streefde historische accuraatheid van zijn verhalen na en documenteerde zich uitvoerig. In de strip verwijst hij naar historische data en gebruikt hij geregeld Indiaanse woorden, wat de authenticiteit van de strips versterkt. De titel De meesters van de donder verwijst naar de Spaanse veroveraars: de blanken die het gebied van de indianen introkken op zoek naar goud, zilver en edelstenen, hadden musketten, in de ogen van de indianen waren dit donderstokken.
Op bovenstaande sequentie ontsnappen opperhoofd Chaka (die linksonder heldhaftig naar beneden springt) en zijn krijgers aan de moordlustige klauwen van de blanke overheerser. Ze vluchtten het bos in, waarna de Spanjaarden al snel het spoor bijster zijn. De Faraons ontdekken dat de ‘harige krijgers’ eigenlijk minder gevaarlijk zijn dan gedacht, want ‘ze kunnen niet eens spoorzoeken’. Het mag duidelijk zijn dat Kresse aan de kant van de onderdrukte indianen stond en hij vertelt zijn verhalen dan ook vanuit hun perspectief. Hij probeerde een realistische weergave te geven van dit volk, en zijn vertolking staat ook ver af van de stereotypering die jaren ervoor door Hollywood westerns werden gepropagandeerd. (Later werd er in films als Dances with Wolves al een veel genuanceerder beeld getoond van de indianenstammen.) Al moet ik toegeven dat in dit album de Spaanse personages bijna zonder uitzondering als pure slechteriken worden voorgesteld.
De gedetailleerde tekeningen van Kresse zijn werkelijk prachtig. Het is in het bijzonder genieten van de sterke karakterkoppen. De gezichtsuitdrukkingen van de personages zijn zeer levendig en Kresse liet zijn personages zeer overtuigend ‘acteren’. Een belangrijk sfeerelement is het gedetailleerde decor dat Kresse met een bijna impressionistische toetst inkte. Het woeste landschap van het oude Westen is sowieso een belangrijke attractie van het genre en getekend door Kresse is het een waar lust voor het oog.
Kresse museum Vorig jaar bezocht ik met een paar vrienden het Kresse Museum in Gouda. Dit is een particulier museum met een imposante collectie, samengesteld door een chirurg die een groot liefhebber is van Kresses werk. Je kunt er veel originelen van dichtbij bekijken. De deuren van het museum gaan alleen open op afspraak. Zie: www.kressemuseum.nl.
Hans. G. Kresse. De meesters van de donder.
Uitgeverij Casterman, 1973.
Deze aflevering van Stripplaatje onder de loep is gepubliceerd in Eppo #26 (2013).
Onderstaande spread staat in de recent uitgekomen Superior Spider-Man #30, waarin we kunnen lezen hoe Peter Parker zijn lichaam en geest weer terugclaimt van Doctor Octopus.
Hoe dat precies gaat is nu niet zo relevant, en dat de dertigdelige reeks vol met plotgaten en beroerde karakterisaties zit, is reeds eerder behandeld. Daar wil ik het niet over hebben, want het gaat mij nu om de positieve boodschap die deze spread van tekenaar Guiseppe Camuncoli uitstraalt, namelijk dat Peter Parker dol is op zijn leven. Hij neemt de goede dingen en accepteert de slechte dingen, en samen vormen die elementen zijn leven. ‘Every triumph, every tragedy. The headache.. and the joy. Family. Friends. The adventure of it all. And the fun. My god, there was so much FUN,’ roept de ziel/geest uit die in het hoofd van Peter Parker rondwaart.
Klik op het plaatje, dan wordt ie groter.(Echt waar)
Over de fragmenten die in het web te zien zijn zou ik een heel boek vol kunnen schrijven. De plaatjes zijn uit voorgaande strips gehaald en dus door diverse tekenaars gemaakt. Links onder zien we Gwen Stacy en Peter kussen, getekend door John Romita Sr. Daarnaast staat het fragment waarin Tante May en Jameson Sr. trouwen uit Amazing Spider-Man #600, getekend door John Romita Jr. Bij Peters rechterhand zien we een fragment uit Amazing Spider-Man #97 getekend door Gil Kane, waarin Harry Osborn bezwijkt aan de drugs die hij heeft genomen. (Samen met het voorgaande nummer was dit verhaal omstreden omdat Stan Lee hier de negatieve gevolgen van drugsgebruik aan de kaak stelt terwijl de Comics Code Authority dergelijke verhalen verbood. Toen heeft Marvel het verhaal zonder het zegel van de Comics Code uitgebracht.)
Nu we het toch over de Osborns hebben: bij de tekstballon ‘All of it!’ zien we hoe the Green Goblin zichzelf ontmaskert en aan Peter laat zien dat hij Norman Osborn, Harrys vader is. Aan de andere kant van de balloon komt Spidey tot de ontdekking dat zijn zwarte kostuum een buitenaards wezen is dat zijn lichaam probeert over te nemen en daarnaast zien we de eerste ontmoeting tussen Mary Jane en Peter. Die zijn later natuurlijk getrouwd, maar van die gebeurtenis zien we geen plaatje, omdat Marvel dat huwelijk in 2008 gewist heeft uit de geschiedenis van Spider-Man. Als staalkaart van Spider-Mans historie is de spread dus niet geschikt, want er wordt maar een beperkt aantal herinneringen getoond. Toch, voor een Spidey-fan als ik is het een feest van herkenning.
En daarbij spreekt de positieve boodschap mij dus aan. Nu ga ik voor raad en inspiratie wel vaker te rade bij Peter Parker en er zijn genoeg momenten te noemen in zijn 52-jarige geschiedenis die lezers op een positieve manier inspireren. En waar ik het in de toekomst nog wel eens over zal hebben.
Andrew Garfield speelt zoals je ongetwijfeld weet, op het witte doek Peter Parker. Ter promotie van The Amazing Spider-Man 2 gaf hij een interview met IGN. Tijdens het interview geeft Garfield goede raad. Natuurlijk hebben we een dergelijke boodschap eerder gehoord, maar het kan nooit kwaad om dit soort dingen nog eens te horen zodat er zelf ook in gaan geloven:
In the first movie we were obligated to retreading the origin story which Tobey Maguire and Sam Raimi did so beautifully. But now that that’s done, we get to own the character as filmmakers and we get to own it as Peter [Parker]. There is a life imitating art kind of thing going on, I think. So, I am super excited because [THE AMAZING SPIDER-MAN 2] was more fun to make. Because of that, I think when I put on that suit I felt freer, I felt like, you know, I can’t think of a word to use that is not the F-word, but like, “Screw the critics, screw the scrutiny.” And that’s the motto for life as well. If there’s one bit of advice I could give my childhood self, it would be don’t care what people think of you. Growing up and being a high school kid, you’re constantly self-conscious. There are those few rare kids who just know who they are from the womb onwards which I envy greatly. But that’s what Peter’s going through. He’s [saying], “I’m gonna make this my own. Because that’s the only way I can do this if this is mine,” and, “This is me.”
De misdaadbestrijder van Gotham City, Batman, is vandaag 75 jaar oud geworden. Zijn eerste optreden in Detective Comics #27 kwam 30 maart 1939 uit. Uiteraard gaat dit feestjaar niet geruisloos voorbij en pakken DC Comics en moederbedrijf Warner Bros. uit met allerlei activiteiten.
In een persbericht sommen ze deze activiteiten netjes op. Zo wordt voor het eerst de Batman televisieserie met Adam West op DVD uitgebracht, ook komen er twee animatiefilms uit en een speciale dvd die het 25-jarig bestaan van Tim Burtons Batman-film viert. 23 juli is uitgeroepen tot Batman Day. Op verschillende locaties, strip- en boekwinkels, zullen er speciale activiteiten worden georganiseerd.
Batman heeft vele vaders
Een interessant detail van het persbericht zit in deze alinea:
‘The first published adventure of The Bat-Man (as he was then known) was in the May 1939 issue of Detective Comics #27, conceived of and drawn by a 22-year-old Kane with his frequent collaborator, Bill Finger, scripting the story. The character was so successful, that one year later the first comic book devoted exclusively to the Caped Crusader’s adventures, Batman #1, hit newsstands. In that issue, Batman battled The Joker and Catwoman for the first time.’
Jarenlang werd Bob Kane namelijk genoemd als de man die Batman uitvond en zijn stempel stond ook altijd op de comics, ook als hij deze niet had geschreven of getekend. Inmiddels weten mensen dat Bill Finger een flinke vinger in de Batman-pap had.
Sterker nog, je mag Finger gerust de co-creator noemen van Batman. In het boek Bill The Boy Wonder van Marc Tyler Nobleman uit 2012 onthult de schrijver dat Finger niet alleen verantwoordelijk was voor het bedenken van Batmans oorsprong – geen onbelangrijk detail in de Batman-mythe- , maar ook voor het uiterlijk van de held, Gotham City, zijn persoonlijkheid, het feit dat hij een detective is en de namen Bruce Wayne en Robin. Finger schreef veel van de eerste Batman-verhalen en bedacht ook veel van de kleurrijke schurken. Om maar wat dingen te noemen. Het is natuurlijk fijn dat Finger, die in 1974 stierf, de laatste jaren de credits krijgt die hij verdient. Het persbericht van Warner erkent Fingers betrokkenheid bij de creatie van Batman min of meer. Dit zal fans als Chris Sims veel genoegen doen.
Batman is van ons allemaal Het personage Batman bestaat 75 jaar een zal nog vele jaren voortduren. Net als personages als Sherlock Holmes, Don Quichot, Superman, Spider-Man en Peter Pan. Batman is een cultureel icoon en heeft zo lang overleefd omdat er telkens nieuwe creatievelingen met hem aan de slag gaan en nieuwe verhalen over hem vertellen. (De lijst van stripmakers is lang en ik zal binnenkort terugkomen op dit onderwerp.) Batman ademt in wezen altijd de tijdsgeest, en dat is ook wat Will Brookerbeweert. Brooker schreef twee boeken over Batman. In Batman unmasked: Analyzing a Cultural Icon (2000) onderzoekt hij hoe Batman in de loop der jaren is aangepast aan de tijdsgeest. In Hunting the Dark Knight bestudeert hij de Batman uit de films van Christopher Nolan.
In deze TedX-talk van Brooker laat hij zien hoe Batman in de loop der jaren is veranderd, maar bovenal maakt hij duidelijk dat Batman van ons allemaal is, en dat er meerdere interpretaties van de held mogelijk zijn en dat al deze verschillende visies op Batman geldig zijn. Zolang dat het geval is, zal Batman blijven leven in onze cultuur.
Even though in the past superhero comics were mainly aimed at kids, there weren’t a lot of child characters that were superheroes. Sometimes kids, or shall I say teens, were sidekicks, like Batman’s Robin. When the Amazing Spider-Man was introduced in 1962, it was the first time a teenager became the hero. And what a smash success it was, and to this day, still is. Since then, teenage superheroes are a lot more common. DC Comics has The Teen Titans for instance, and Marvel The New Mutants and Power Pack, which is a team that consists only of kids. Now American comic book writer/artist Paul Pope (THB, Batman: Year One Hundred) brings us Battling Boy.
The city of Arcopolis is ruled by fear: monsters roam the city streets and a gang of terrorists, lead by a ghoul named Sadisto, is kidnapping children. When the city champion Haggard West is killed, his sidekick daughter Aurora tries to step into West’s footsteps. Unknown to her, the demigod Battling Boy is sent to Earth by his parents on the eve of 13th birthday. It’s time for the boy’s ‘rambling’: in their culture, the rite of passage into adulthood consists a trial which teen boys must undergo. For Battling Boy this means it is up to him to fight the monsters and make Arcopolis a safe place again. Twelve enchanted T-shirts that imbue him with the powers of animal totems, a special cloak and an invisible credit card are the boy’s tools in accomplishing this immense task or die trying.
With Battling Boy, Pope specifically aims for a young audience. In an interview with BleedingCool.com he said the following about that particular choice:
‘It’s not that I don’t think modern comics aren’t accessible to kids, they can be. I just wanted to do something which has all of the cool stuff I remember loving from Silver Age comics and Heavy Metal. I wanted to do a story which had that, but the story is accessible for young readers as well. We all know many modern comics are aimed at readers who started in the Silver and Bronze Age. Guys my age at least (I am 43). I want to make material which will get new readers hooked on comics for life. Many of the kids I am meeting at seeing Battling Boy and I can tell it is their first comic book. That’s cool, it’s assuring future readers.’
Because Pope aims at teenagers, it is not surprising that most adult characters in this book – except the heroic Haggard West and Battling Boy’s parents – are either sleazy politicians like the major of Arcopolis, helpless parents whose kids get kidnapped or baddies who do the kidnapping. The mayor of the city tries to score points with his constituency by organising a big parade to introduce the new hero as ‘Arco-Lad’, who he the tries to use as a stooge. Here Pope shows his mistrust of institutions, bureaucrats and button-pushers, also seen in earlier work like Batman: Year One Hundred and The Ballad of Doctor Richardson. In Battling Boy he translates this theme into a worldview that must appeal to adolescents who by nature rebel against their elders. For Battling Boy it seems safer to mistrust adults all together, since none of them seem to be reliable partners. Let’s hope Aurora is able to give the lad a hand since Boy’s first fights with evil are anything but flawless.
Pope seems to know the hero’s journey as written by American mythologistJoseph Campbell by heart and clearly used it as a structural reference while composing the comic. He also refers to Silver Age comic books and Jack Kirby-style characters such as Battling Boy’s father, who seems to be a nod at Marvel comics’s mighty Thor. (On a funny note: this guy never takes off his helmet.)
I thought the people of Arcopolis were actually quite passive and seemed to be in a constant need of saving. This set-up might be a great stage for a kid superhero, but seems a bit too contrived for my taste. The story raises a couple of questions, like where do the monsters and ghouls come from, but Pope doesn’t address these in this first instalment of Battling Boy. Since this volume is only part one of a series, and not a completed story, I suspect answers will be given in future chapters. Be advised that after reading some 200 pages, a cliffhanger is waiting, leaving you wanting more.
Besides these minor points, Battling Boy is an entertaining, accessible, fast-paced coming-of-age story disguised as a superhero yarn dipped in some magic sauce, and actually quite entertaining for adults as well as kids.
In het stripplaatje van deze week loopt Lucky Luke de saloon binnen van het plaatsje Titusville waar hij zojuist is benoemd tot Sheriff. Een beetje orde is hard nodig, want alle bewoners zijn als een malle naar petroleum aan het boren dat zojuist is ontdekt. Een olierush van jewelste dus, aldus het album In de schaduw der boortorens dat Morris schreef en tekende en oorspronkelijk in 1962 uitkwam. Vandaag las ik een exemplaar uit de late jaren zeventig.
Samen met Linda was ik gaan wandelen in Overveen en op de terugweg hebben we een kop koffie gedronken in Klein Centraal: een oud station dat tegenwoordig dienst doet als café. Het leuke aan deze tent is dat ze een tijdschriftenrek aan de muur hebben waar allerlei strips in zitten. Tijdloze klassiekers als Lucky Luke, Suske en Wiske en Kuifje kun je dus lezen terwijl je nog wat drinkt en op de volgende trein wacht. De meeste strips zagen er goed verlezen uit. Dit deed mijn striphartje natuurlijk goed, want zo’n rek is een mooie manier om strips bij mensen onder de aandacht te brengen.
Ik vind bovenstaand plaatje zeer sfeervol: Lucky Luke’s silhouet is meteen herkenbaar en het silhouet contrasteert mooi met de witte achtergrond. Lucky loopt een saloon binnen om wat te nuttigen, net zoals Linda en ik even ervoor hadden gedaan.
Dat de Amerikaanse president Barack Obama Nederland bezoekt vanwege de NSS-top, zal je niet zijn ontgaan. Het politieke gekkenhuis was vandaag compleet in Amsterdam waar Obama onder andere op het Museumplein landde per helikopter om daarna het Rijksmuseum te bezoeken. Bij De Nachtwacht ging Barack met beroepsleugenaar Mark Rutte op de foto.
Ik betwijfel of de Amerikaanse president onder de indruk was van de VVD-leider, want hij heeft in zijn leven mensen ontmoet die in tegenstelling tot Rutte wel bijzonder zijn, zoals the Amazing Spider-Man.
Die ontmoeting vondplaats in Amazing Spider-Man #583 (2009). Hierin staat een back-upverhaal over de inauguratie van Barack Obama, geschreven door Zeb Wells en getekend door Todd Nauck en Frank D’Armata. Superschurk The Chameleon doet zich voor als de president in spé en hoopt op deze manier beëdigd te worden als de nieuwe president van de Verenigde Staten. Ons favoriete webhoofd komt tussenbeide en om uit te zoeken wie van de twee de nu eigenlijk de echte Obama is, stelt hij voor dat ze de heren een vraag stellen waarop Barack Obama als enige het antwoord op zal weten:
Als The Chameleon dus beter zijn huiswerk had gedaan, en verstand had gehad van basketball, werd Amerika nu geleid door een superschurk. (Al zullen sommige wereldleiders natuurlijk vinden dat dit sowieso het geval is.)
Vol verwachting sloeg ik laatst ‘De verwende prinses’ open, het eerste album van de serie Douwe Dabbert die opnieuw wordt uitgegeven door de Don Lawrence Collection. Zou ik de strip nog steeds zo leuk vinden als vroeger? Ik had me geen zorgen hoeven maken: het aantrekkelijke tekenwerk van Piet Wijn is altijd het lezen waard.
Of we vroeger thuis een abonnement hadden op de Donald Duck, weet ik niet meer. Ik las het vrolijke weekblad geregeld, dus waarschijnlijk zat hij in de stripmap (de stripvariant van de leesmap) die iedere week bij ons op de mat lag. Wel weet ik dat mijn favoriete strip niet draaide om Donald, Goofy of Mickey, maar om de avonturen van Douwe Dabbert.
Douwe Dabbert werd geschreven door Thom Roep, die van 1984 tot 2013 hoofdredacteur was van de Donald Duck. Piet Wijn (1929-2010) tekende de avonturen van het sympathieke, kabouterachtige mannetje met de magische knapzak. In de knapzak blijkt altijd datgene te zitten wat Douwe nodig heeft om uit een benarde situatie te komen. Tijdens zijn omzwervingen komt de vriendelijke kabouter boeiende maar boosaardige figuren tegen, zoals de machtswellustige heks Wredulia en de schurk Ludo Lafhart die altijd snode plannen smeedt om zijn rijkdom te vergroten. Vrienden als de kat Generaal Tim, de beer Luitenant Torm en de dodo helpen Douwe soms om de kwaadwillenden een toontje lager te laten zingen.
Sprookjesachtig
Piet Wijn was de perfecte tekenaar om de sprookjesachtige wereld van Dabbert te visualiseren. Zijn lijnvoering zit vol leven, evenals de personages die zeer sprekende uitdrukkingen tonen. Prachtige karakterkoppen hebben ze.
De Dabbert-strip verwijst naar een soort sprookjesachtig Nederland dat je ook tegenkomt in het werk van Anton Pieck en in de Tom Poes-verhalen van de Toonderstudio’s. Dat laatste is niet zo gek, want Wijn heeft jarenlang voor Marten Toonder gewerkt. Hij tekende de strips Tom Poes, Koning Hollewijn, Panda en Kappie. Het sfeervolle landschap in het bovenstaande stripplaatje had ook prima uit de Bommel-strip kunnen komen. Je kunt je makkelijk voorstellen dat heer Ollie en Tom Poes op het bospad lopen in plaats van Douwe Dabbert en Prinses Pauline. De prinses zien we hier in silhouet, haar contouren contrasteren mooi met de lichtgekleurde ochtendmist achter haar. Links op de achtergrond zien we het kasteel van de koning. Tot nu toe heeft Pauline haar hele leven daar doorgebracht.
Levenslessen
Prinses Pauline is een verwend kreng dat met vervelende grapjes de hofhouding behoorlijk op de zenuwen werkt. Als ze tijdens een officieel diner de koning van het buurland beledigt door haar neus op te halen voor zijn augurken, de nationale trots van het land, veroorzaakt ze bijna een oorlog tussen beide landen. De koning besluit dat zijn dochter eens goed opgevoed moet worden. Er wordt een leermeester gezocht. Uit een kleine honderd kandidaten wordt Douwe Dabbert gekozen om de Prinses wat over het leven bij te brengen.
Douwe blijkt een strenge, doch warmhartige leermeester die in staat is langzaam een meelevend mens van het egoïstische, koninklijke krengetje te maken. Gevaar ligt ook op de loer in de vorm van Ludo Lafhart, wiens naam boekdelen spreekt natuurlijk.
Het mooie aan bovenstaande prent vind ik dat het een typerende voorstelling voor Douwe Dabbert is: hij loopt door een bosachtige omgeving met de knapzak over zijn schouder. Zo herinner ik me hem het beste.
Meesterlijke tekenaar Piet Wijn behoort tot een van de beste tekenaars die de Nederlandse strip gekend heeft. Hij was in staat om in verschillende stijlen te tekenen, van zeer realistisch tot karikaturaal, en kon met ieder genre uit de voeten. Toen hij in september1986 werd getroffen door een hersenbloeding, raakte hij aan de rechterkant verlamd. Hij slaagde er met veel pijn en moeite in om met links te leren tekenen om zijn werk voor te zetten. Toen hij na zijn hersenbloeding Douwe Dabbert weer begon te tekenen, was het verschil met vroeger nauwelijks merkbaar. Helaas kreeg Wijn in 1997 een tweede beroerte, waardoor hij ook linkshandig verlamd raakte.
De avonturen van Douwe Dabbert werden in de periode 1975 tot 2001 in Donald Duck gepubliceerd. In totaal 23 vervolgverhalen en tien korte verhalen. De strip werd indertijd in acht talen uitgegeven. Voorlopig kan ik me dus helemaal onderdompelen in de magische wereld van Douwe Dabbert.
Deze aflevering van Stripplaatje onder de loep is gepubliceerd in Eppo #4 (2014).
De veelzijdige grafisch kunstenaar Serge Baeken toont in het stripalbum Sugar het leven van alledag door de ogen van de kat. ‘Mijn katten zijn goede vrienden.’
Zelfportret.
Serge Baeken (Turnhout, 1967) is productief en veelzijdig: zijn illustraties verrijken Vlaamse kranten en tijdschriften, hij tekent portretten, soft tattoos en maakt muurschilderingen, stripverhalen en erotische illustraties. Met Sugar: leven als kat, toont hij het leven van alledag vanuit het perspectief van zijn katten, met een hoofdrol voor de kater Suske. Het grafisch oogstrelende en vernuftige stripalbum is een hoogtepunt uit zijn oeuvre en werd door de pers goed ontvangen. Baeken: ‘Van lezers krijg ik vooral deze reactie: “Wij hebben ook een kat en ze heet zo en ze heeft deze kleur.”‘ (lacht).
We praten met het Vlaamse tekenbeest over de rol van familie in zijn werk, zijn tekendrift en fascinatie met porno.
Familie
‘De Baekens zijn familiemensen. Mijn vader is een echte pater familias en mijn broers en zus hebben dat familiegevoel ook heel sterk. Een van de strips waar ik nu mee bezig ben is Het Verdriet van Turnhout, naar een roman van mijn vader.
Mijn jongere broer Vitalski (schrijver, dichter, stand-upcomedian, red.) is in het Antwerpse en daarbuiten bekender dan ik, maar we zijn geen rivalen. In tegendeel, we werken vaak samen aan projecten, inspireren elkaar en gebruiken mekaar als kritisch klankbord.
‘Veel van mijn werk is autobiografisch omdat ik als tekenaar ruimte wil maken voor noodzakelijke vertellingen: verhalen die ik echt kwijt wil en die een weerslag zijn van de dingen die ik meemaak. Ook als ik fictie maak, put ik uit persoonlijke ervaringen. Het grote voordeel daarvan is dat je veel authenticiteit kan verwerken in je pagina’s, want alle details zijn specifiek in plaats van algemeen of clichématig. Doordat mijn verhalen autobiografisch zijn speelt mijn familie daarin ook vaak een rol.
‘In mijn eerste boek The No Stories (2005) heb ik mijn gezin afgebeeld maar was ik vergeten een plaats te geven aan onze kat Suske. Daar voelde ik me schuldig over. Met Sugar wilde ik dat goedmaken en meteen de kans aangrijpen om de andere katten die we hebben gehad een plaatsje te geven in het boek.
‘Met de katten van anderen heb ik niet zo veel, maar met mijn eigen katten heb ik een sterke band. Het zijn goede vrienden van me, ze zijn gelijkwaardige partners in het gezin. Je komt meer thuis als er een kat op je zit te wachten. Het huis is gevuld, zonder voelt het leeg.
‘Suske, die ik in het boek Sugar heb genoemd, was een heel apart beest. Als kitten was hij heel wild en speels en klauterde tegen het behang en de gordijnen op. Mijn grootmoeder durfde niet meer langs te komen sinds we die kat hadden. Langzaamaan ontwikkelde Suske zich tot een heel intelligent en communicatief dier. In het boek zie je dat mijn dochter hem werkelijk als een grote broer beschouwt. Ze heeft een keer op school gezegd dat ze een broer had. Daar waren ze heel verbaasd over tot ze zijn foto liet zien en bleek dat ze de kat bedoelde. Ha!Ha!’
Tekendrift ‘Per jaar maak ik ongeveer 800 tekeningen en daarvan worden er zo’n vierhonderd geselecteerd voor dikke verzamelbundels uitgegeven door Xtra. Ik voel me het meest samenvallen met mezelf als ik aan het tekenen ben. Dan ontmoet ik mijn noodlot en heb ik het gevoel dat mijn bestaan compleet is. Dikwijls ben ik met meerdere projecten tegelijk bezig. Ik hanteer in mijn werk de “Bruce Lee Move”: de vijand die het dichtst bij is, moet je proberen te raken. Dat is bij mij deadlineafhankelijk. Ik heb de laatste tijd nogal wat opdrachten voor de Vlaamse kranten. Andere projecten schuiven daardoor naar achteren en blijven een tijd op de plank liggen. Dat komt ook omdat nieuwe ideeën soms afleiden van waar ik mee bezig ben. Wanneer je inspiratie en energie hebt voor een specifiek project moet je ermee aan de slag. Wanneer dat moment voorbij is heeft het geen zin om je te forceren: je moet als kunstenaar het geduld hebben om te wachten tot de muze voor dat specifieke project terugkomt.
‘Sugar heb ik een paar jaar geleden getekend in de etalage van stripwinkel Bries, die nu niet meer bestaat. Ik was over het verhaal en de toonzetting tevreden, maar vond dat ik grafisch beter kon, dus heb ik jaren later elk prentje apart hertekend op een grotere schaal. Heel veel mensen zien Sugar als een boek over katten, maar ik zie het meer als een vormelijk experiment. Iedere pagina bestaat uit 24 even grote vierkante kaders en binnen dat stramien geef ik telkens een ander antwoord op de vraag hoe je in een beeldverhaal met tijd kunt spelen. Soms is ieder plaatje een specifieke momentopname, dan bestrijkt het beeld weer meerdere platen.’
Porno
‘In Sugar heb ik de liefdesscènes zo mild mogelijk gemaakt, want het moest een familievriendelijk album worden. Erotiek en pornografie spelen echter vaak een grote rol in mijn werk. Ik vind porno een heel boeiend thema. Het rare aan onze maatschappij is dat we allemaal seksuele dieren zijn die erop uit zijn om zoveel mogelijk buitenissige seks te hebben, maar dat die behoefte tegelijkertijd zoveel mogelijk wordt afgeschermd, bedekt en verborgen. Vreemd dat iets wat iedereen wil, zo verboden is, niet? Toen ik jong was voelde ik me schuldig dat ik porno keek en dat ik er blijkbaar veel honger naar had. Toen hoorde ik ergens zeggen dat het uiteindelijke doel van pornografie is dat je helemaal van je stuk gebracht wordt. Dat je even buiten je normale, morele raster kunt treden. Die rake opmerking heeft het innerlijke conflict voor me opgelost.
‘De beste porno laat dingen zien waar je zelf nog niet aan had gedacht. Ik wil daarom zaken tekenen die ik interessant vind, zelf nog niet heb zien gebeuren of dingen, waarvan ik weet dat ze zeldzaam zijn, op een eigen manier in beeld te brengen. Het geheim van een goede pornotekening is dat deze moet opwinden. Er is bijvoorbeeld heel veel erotische kunst die ik wel mooi vind, maar die mij op seksueel vlak weinig doet. Wat mijn eigen werk betreft maak ik liever iets dat zowel mooi is als opwindt. Het is wel zo dat als je zelf iets tekent, dit niet op dezelfde manier of evenveel opwindt als het werk van anderen. Je blijft toch altijd heel kritisch op je eigen tekeningen. Je wordt afgeleid door zaken als lijndikte, lijnvoering en compositie. Ik denk dat er maar weinig tekenaars zijn die masturberen op hun eigen werk, behalve Piet Mondriaan.
‘Overigens weet mijn grootmoeder niets van het erotische werk dat ik maak. Wat haar betreft teken ik alleen maar poezenboeken.’
Serge Baeken. Sugar. Leven als kat. (Blloan)
Dit artikel is in VPRO Gids #12 (2014) gepubliceerd. Hoewel ik Serge al een paar keer heb gesproken, vooral voor video-interviews, wilde ik hem al jaren eens interviewen voor de Gids en met de uitgave van Sugar hadden we een mooie aanleiding.
Zaterdag 22 maart vindt voor de vijfde keer de Kunstripbeurs te Utrecht plaats. Uiteraard als onderdeel van het HAFF. Op de beurs presenteren een honderdtal striptekenaars, animatiefilmmakers, illustratoren, game-ontwerpers en schilders – gevestigde namen en jonge talenten- hun nieuwste werk, en bieden dat te koop aan. Dat variëert van orginelen tot albums, van kunstdrukken tot buttons, van posters tot graphic novels, van t-shirts tot serviesgoed. Ook presenteert de beurs een nieuw nummer van het surrealistische tijdschrift De Schone Zakdoek.
Onder de deelnemers onder andere: Peter Pontiac, René Windig, Willem Vleeschouwer, Joost Swarte, Guido van Driel, Jeroen de Leijer, Lamelos, Serge Baeken, Margreet de Heer, Kees de Boer, Wasco, Tijn Snoodijk, Erik de Graaf en Jan Cleijne. De beurs wordt weer georganiseerd door Albo Helm en is vast programma onderdeel van het Holland Animation Film Festival.
Als vanouds is de Kunststripbeurs basis van de StripGrafiekPrijs. Hieraan kun je deelnemen door ʻsmorgens een werk in te leveren, dat ter plekke door een vakjury met o.a. Joost Swarte en Henning Wagenbreth (de Berlijnse ontwerper van het HAFF-affiche) wordt beoordeeld. ʻs Middags vindt dan de uitreiking plaats. Dit jaar is hier tevens de feestelijke presentatie van een nieuw nummer van De Schone Zakdoek, Nederlands enige surrealistische tijdschrift dat in 1944 voor het laatst in de Utrechtse underground werd gemaakt. Aan het nummer werkten 24 grafische kunstenaars mee.
De Schone Zakdoek is het enige surrealistische tijdschrift van Nederlandse bodem. Het is gemaakt in Utrecht tijdens de Tweede Wereldoorlog, op initiatief van het kunstenaarskoppel Gertrude Pape en Theo van Baaren.Tussen 1941 en 1944 verschenen er 36 nummers -de helft dubbelnummers- in een oplage van één exemplaar. Dit om onder de censuur van de Duitse bezetter uit te komen. De Schone Zakdoek bevatte gedichten, verhalen, besprekingen, grafische experimenten, tekeningen, collages en fotoʼs, waaronder het eerste werk van Cees Buddinghʼ, Leo Lehmann, Dolf Verspoor, Leo Vroman en Emiel van Moerkerken.
Het blad werd samengesteld na reguliere maandagbijeenkomsten in de woning van Pape en Van Baaren op de Bemuurde Weerd in Utrecht, en aan medewerkers en vrienden doorgegeven. Het bestond uit aan elkaar genaaide en gebundelde katernen waarin de uitgetypte vellen en originele tekeningen werden geplakt. In de loop van de tijd maakten de Utrechters ook speciale themanummers, zoals rond limericks, vertalingen van internationale poëzie of geheel tekstloze, met enkel tekenwerk en collages.
Na de oorlog is het blad wel deels tentoongesteld, en is er een bloemlezing in pocketformaat verschenen (Meulenhoff 1981), maar verder dan dat is De Schone Zakdoek niet in het publieke domein doorgedrongen. Daar wilden we graag iets aan doen. In maart 1944 verscheen het laatste nummer (jaargang 3 – #35/36) van De Schone Zakdoek. Precies 70 jaar later ziet onze hommage De Schone Zakdoek nr. 37 het licht.
Gedurende de hele dag kan men in het koor van de kerk trouwens ook de animatie-installatie ʻDifferent Canvas, Different Perceptionsʼ van Norman McLaren bekijken.
Ook Dreamchaser staat op de beurs zaterdag.
Toegang tot de Kunststripbeurs is slechts € 3,-, Het kaartje geeft daarbij korting op een filmvoorstelling van het HAFF èn op entree van het (naastliggende) Centraal Museum met de tentoonstelling ʻSurreële Wereldenʼ. Kunststripbeurs 2014 adres: Nicolaikerk, Nicolaaskerkhof 8, 3512 XC Utrecht openingstijden: 10.00 – 17.00u