Ieder jaar vindt in New York op Thanksgiving Day een mega optocht plaats georganiseerd door de Amerikaanse winkelketen Macy’s. In de karavaan van ballonfiguren, versierde wagens en Bekende Amerikanen is Spider-Man al jaren een vaste gast in de vorm van een megagrote ballon. Dit jaar dus weer:
Foto: Reuters
Die parade doet me denken aan een stripscène uit de jaren tachtig.
Demonenstad
In de zomer van 1989 kwam Marvel met een groot crossover verhaal dat Inferno werd gedoopt. Wanneer de barriere tussen de aarde en de mystieke dimensie Limbo verzwakt is geraakt, ziet een aantal demonen kans om de aarde te bereiken. Ze belanden in New York en al snel worden de gevolgen zichtbaar: auto’s komen tot leven, gebouwen beginnen te bewegen, mensen worden opgegeten door hun eigen kleding. Dat soort dingen. Het Empire State Building begint te groeien en wordt het epicentrum van alle narigheid. De belangrijke verhalen van Inferno werden in de titels rondom mutanten als the X-Men en New Mutants verteld, maar de effecten ervan waren ook in de andere comicseries van dat moment zichtbaar. Ons favoriete Webhoofd kreeg er dus ook mee te maken.
Luchtige vijand
In Amazing Spider-Man #311 begint het al goed als de stenen leeuwen voor de beroemde bibliotheek van New York tot leven komen en Spidey als leeuwentemmer moet optreden. Een nummer later loopt er een megagrote Spider-Man-ballon door de straten van New York die onze held moet uitschakelen:
De ballon is inderdaad dezelfde die dat jaar in de Thanksgiving Day Parade zou optreden.
Het Inferno-idee is volgens mij deels geïnspireerd door films als Ghostbusters. Dat in de stad door bovennatuurlijke activiteit van alles tot leven komt, lijkt veel op de taferelen die we in de twee Ghostbusters-films zien als de spoken uit hun dak gaan.
En de grote ballon van Spidey die door New York loopt lijkt veel op de scène met de Stay Puft Marshmallow Man uit de eerste Ghostbusters-film (Ivan Rietman, 1984). Sterker nog: als Spidey zijn luchtige evenbeeld tegenkomt maakt hij een directe referentie naar de film: ‘What the heck is that? The “Stay-puft”-Spider-Man?!” Opmerkelijk genoeg is deze verwijzing in de Nederlandse vertaling weggelaten. Ook de referentie naar Macy’s. Kennelijk vonden de mensen van Juniorpress beide verwijzingen te specifiek en onbekend voor de Nederlandse lezers.
In Ghostbusters II doen ze de scène van Mister Stay Puft nog eens dunnetjes over met een wandelend Vrijheidsbeeld.
Dit jaar werd tijdens de Macy’s Thanksgiving Day Parade de linkerarm van de Spidey ballon geraakt door een boomtak in Central Park en liep daardoor leeg. Tenminste, dat is de officiële versie. Wie weet kwam de ballon plotseling tot leven en moest Spidey wederom ingrijpen met een megagrote naald om hem uit te schakelen. Stranger things have happened.
Amazing Spider-Man #311 & 313. Tekst David Michelinie. Tekeningen: Todd McFarlane.
Odewijk de Goede gaat over een schatrijke ex-vastgoedmakelaar die onmetelijke rijkdommen vergaarde waarmee hij een eiland kocht, Euphorbia. Op dit eiland gedraagt hij zich als een soort Lodewijk XIV. Het volk en zijn personeel zijn dol op hem vanwege zijn gulheid. In zijn niet-aflatende drift om goed te doen, zorgt hij steeds weer voor opwinding, vooral omdat dingen in de soep lopen. Overigens heet het personage eigenlijk Lodewijk, maar hij kan zelf de ‘l’ niet uitspreken.
Voor Lohmann was de strip een manier om zijn ongenoegen over bepaalde misstanden te ventileren. Hij situeerde de strip op een eiland om de kleine maatschappij te kunnen gebruiken als een spiegel voor de onze. Alle mogelijke gedragingen en vooral excessen van functionarissen, zakenlui en anderszins mensen met een zekere status wilde de stripmaker aan de kaak stellen.
Lohmann windt er geen doekjes om in de strip en zijn kritiek is duidelijk verstaanbaar. Odewijk laat zich in de eerste aflevering voor het karretje spannen van een stelletje zakenlui die beweren dat het privatiseren van energie zal leiden tot lagere prijzen. We weten allemaal dat dit een sprookje is en al snel betalen de mensen dan ook een te hoge prijs voor hun stroomgebruik, terwijl de energiebedrijven er goed van leven.
Het eerste korte verhaal staat in StripNieuws #53. Er liggen nog twee korte verhalen op de plank en twee lange. De korte zullen in de komende nummers van StripNieuws verschijnen. Daar kijk ik naar uit, want ik kan erg genieten van Lohmanns energieke tekenstijl.
Cover van StripNieuws #53 getekend door Willem Vleeschouwer.
Het stripinformatieblad StripNieuwswordt uitgegeven door Het Stripschap en verschijnt vier keer per jaar met nieuws uit de stripwereld, strips en informatie over Het Stripschap. Het wordt gratis toegezonden aan alle leden van de striporganisatie en is los verkrijgbaar in een groot aantal stripwinkels in Nederland. Naast de strip van Lohmann staat er in dit nummer onder meer een terugblik op Thom Roeps hoofdredacteurschap van de Donald Duck, een uitgebreid interview met Willem Vleeschouwer, een verslag van een manga-expositie en een pittige column van Fred de Heij.
Waarom zijn dit je favoriete strips? Wat vind je er zo goed aan?
Goed getekend en absurde verhalen. Ze laten verotting zien, de underdogs in de samenleving. Schreurs doet dat in de realiteit en Cooper wat meer in droomwerelden. Ze hebben beide een unieke stijl en een eigen taaltje. Het swingt van het papier af. Ik vind Schreurs eigenlijk ook nog mijn favoriete kunstenaar, mede door het eerlijke, vlezige, bewegende van zijn werk.
Wanneer kwam je er voor het eerst mee in aanraking? En wat deed dat met je?
Bij striphandel Noord in Rotterdam. Het was alsof ik de strips kon ruiken, ranzige lijnen, die mij wat aan S. Clay Wilson en Robert Crumb deden denken, maar woderwel toch weer geheel anders. Door het werk van Schreurs en Cooper werd ik verliefd op underground comics. Ik runde mede hierdoor Slaphanger, een Galerie-underground strip en muziekwinkel in Rotterdam van 1994-2003.
Joop Klepzeiker van Eric Schreeurs.
In de rubriek Stripliefde vertellen striplezers over hun favoriete strip of strips. Op deze manier bouwen we langzaam een interessante leeslijst op. Ook meedoen? Check hier hoe je dat doet. Ik kijk uit naar je inzending. Oh ja: mocht iemand anders al je favoriete strip genoemd hebben, stuur dan even goed je inzending in, want jouw reden om de strip goed te vinden kan heel anders zijn. Bovendien is je eerste kennismaking en wat dat met je deed waarschijnlijk anders dan die van andere lezers.
Gewone stervelingen die een superheldenkostuum aantrekken, de held uithangen en er flink van langs krijgen. Dat is het simpele doch doeltreffende concept van de strip Kick-Ass, een creatie van Mark Millar en John Romita Jr. De reeks bracht twee verfilmingen voort. Kick-Ass 2 komt op 11 december uit op dvd en blu-ray. Een mooi excuus om Millar eens aan de tand te voelen.’We leven in een wereld waarin zelfs oma’s weten wie Tony Stark is.’
Mark Millar
De afgelopen jaren is de ster van de Schotse stripschrijver rijzende en dat is niet zo gek. Mark Millar slaagt er altijd in om interessante high-conceptideeën te gieten in een onderhoudend verhaal vol geweld en humor.
Een voorbeeld: in Marvel 1985ontdekt de dertienjarige Toby Goodman dat de superschurken uit de Marvel-comics in een oud, vervallen huis bij hem in de buurt zijn gaan wonen. Wanneer ze hun aanwezigheid aan de wereld bekend hebben gemaakt, beginnen ze het stadje Montgomery uit te moorden. Goodman besluit daarop naar het fictieve Marvel-universum af te reizen om hulp te gaan halen. Het verhaal speelt zich af in 1985 en het decor lijkt op een stadje dat je indertijd in Spielberg-films tegenkwam. Een nostalgisch sausje dus, over een eigentijdse benadering van het superheldengenre.
Nog een voorbeeld: In de reeks Jupiter’s Legacy die Millar samen met Frank Quitely maakt, en waarvan iedere twee maanden een nieuw deel verschijnt, rebelleert de nieuwe generatie superhelden tegen hun super-ouders. Het generatieconflict wordt uitgevochten met grof geweld en bloedvergieten.
De strips van Millar vormen dikwijls de basis voor Hollywood-producties. Naast KICK-ASS (Matthew Vaughn, 2010) zag Millar ook zijn strip Wanted (Timur Bekmambetov, 2008) verfilmd worden. The Secret Service is nu in de maak en staat gepland voor een release in maart 2015.
Zoals bij veel superhelden begonnen de avonturen van Kick-Ass op de pagina’s van een comic. Samen met de Amerikaanse tekenmeester John Romita Jr. creëerde Millar het populaire en ultragewelddadige verhaal over de middelbare scholier Dave Lizewski (in de films gespeeld door Aaron Taylor-Johnson) die besluit superheld te worden. Zonder noemenswaardige training gaat hij de misdaad te lijf met een groen pak, een skimasker en een setje wapenstokken. Hoewel hij harde klappen oploopt, is zijn optreden als Kick-Ass al snel zo populair dat er meer real life superheroes opduiken, waaronder Big Daddy (Nicolas Cage) en zijn dochter Hit-Girl (Chloë Grace Moretz). In tegenstelling tot degenen die vooral in hun outfit paraderen en dekens aan daklozen uitdelen, weet dit duo echt van wanten. Hit-Girl hakt zonder met haar ogen te knipperen gangsters in stukken.
In Kick-Ass 2 (regie Jeff Wadlow, lees de recensie hier) heeft Hit-Girl na de dood van Big Daddy moeten beloven nooit meer voor held te spelen. Ze probeert als normaal meisje de middelbare school te doorlopen. Ondertussen sluit Kick-Ass zich aan bij het eerste superheldenteam: Justice Forever. Het zoontje van de maffiabaas (Christopher Mintz-Plasse) zint echter op wraak – Hit-Girl en Kick-Ass zijn verantwoordelijk voor de dood van zijn vader – en hij heeft de ambitie de grootste superschurk aller tijden te worden. Hij noemt zich The Motherfucker en huurt enkele nare huurmoordenaars in, waaronder Mother Russia: een ex-KGB agente die qua moordlust niet onder doet voor The Terminator.
Hit-Girl brengt Kick-Ass wat gevechtstechnieken bij. Illustratie: John Romita Jr.
‘Grappig genoeg was mijn eigen leven de grootste inspiratie. Al vanaf dat ik een jaar of vier, vijf was, ben ik dol op superheldenstrips,´ vertelt Mark Millar wanneer we hem telefonisch spreken. ´Toen ik veertien was, wilde ik ook zélf een superheld zijn. Terwijl ik me eigenlijk moest focussen op de vraag welke opleiding ik wilde gaan volgen, was ik druk met het tekenen van het kostuum dat ik zou gaan dragen. Eigenlijk is Kick-Ass een alternatieve autobiografie waarin ik me probeer voor te stellen wat er gebeurd zou zijn als ik daadwerkelijk dat plan had uitgevoerd.’
Helaas heb je dat plan nooit doorgezet…
‘Hoe weet je dat zeker?’ (lacht)
Touché! Goed, voor zover we weten ben je nooit echt een superheld geworden. Je bent met het Kick-Ass-concept naar tekenaar John Romita Jr. gegaan met wie je al het Wolverine-epos Enemy of the State had gemaakt.
‘Ik ben gek op Johnny. Soms heb je een klik met iemand op het professionele en persoonlijke vlak. Als je samenwerkt met een fantastische tekenaar als John Romita Jr., dan tilt dat je werk naar een hoger niveau. Kick-Ass is een creator owned project. Dat betekent dat wij alle rechten bezitten, maar ook dat John twaalf maanden moest werken zonder dat hij wist wat daar financieel tegenover stond. Dat was voor hem een enorme gok, want John is de bestbetaalde tekenaar van Marvel. Hij krijgt een fortuin voor zijn werk en dan kom ik met het voorstel: wil je met me samenwerken voor niks, maar hopelijk verdienen we op den duur een smak geld? Gelukkig zei hij meteen ja en nam hij een jaar vrij om aan Kick-Ass te werken.’
Dat heeft zich dubbel en dwars uitbetaald.
‘Ja, hij heeft er gelukkig niet zijn huis voor hoeven verkopen. (lacht)’
In je verhalen mix je intrigerende high-conceptideeën met een flinke dosis hardcore geweld. Wat fascineert je zo aan geweld?
‘Dat heeft denk ik te maken met het feit dat ik Brits bent. We hebben een iets scherpere en hardere benadering van superhelden dan de Amerikanen. Denk bijvoorbeeld aan de strips van mensen als Alan Moore en de schrijvers die hij geïnspireerd heeft, strips die ik als kind las. Ze hebben allemaal een meer duister en gewelddadige benadering van het superheldengenre. Ik kan me een interview met Moore herinneren waarin hij zei: “Als iemand met de kracht van Superman je een klap zou geven, dan vlieg je niet door de muur, dan ontplof je.” Daardoor ging ik op een logische wijze nadenken over wat superkrachten precies zouden aanrichten bij gewone stervelingen. Als een gebouw tijdens een gevecht instort, sterven er in één klap misschien wel tweeduizend mensen. Als kind las ik dus veel comics, waarvan de makers de superhelden iets realistischer benaderen. Als schrijver borduur ik daarop voort.’
Chloë Grace Moretz schopt pas echt kont.
Jouw verhalen passen inderdaad in die traditie van stripverhalen die de Amerikaanse superheld demythologiseren of deconstrueren, net als Watchmen van Alan Moore en de verhalen van Grant Morrison. Komt dat dan alleen omdat jullie Brits zijn of speelt nog iets anders een rol?
‘Ik denk dat Britse schrijvers van na de jaren tachtig het heerlijk vinden om meer experimentele dingen uit te proberen. Ik ben van die school, ik ben opgegroeid met dat soort verhalen. Soms kunnen dat hommages zijn aan de klassieke comics, zoals Marvel 1985. Soms is het een complete deconstructie, zoals met de serie The Authority of Superman: Red Son. Verhalen waarin mensen buitengewone dingen kunnen vind ik heel erg intrigerend. Natuurlijk kan een verhaal over iemand die in een supermarkt of op kantoor werkt ook interessant zijn, maar ik vind die mensen meteen een stuk boeiender als ze ook in staat zijn om door muren te lopen of superadem hebben. Er zijn zoveel intrigerende dingen die je kunt doen met superkrachten, zeker op visueel vlak. Als je een Amerikaans icoon als de superheld verbindt met het leven van alledag, krijg je een oneindige hoeveelheid verhalen. En we leven tegenwoordig in een wereld waarin zelfs oma’s weten wie Tony Stark is. Tien jaar geleden was dat anders, toen was een concept als Kick-Ass nog ondenkbaar omdat mensen niet zo bekend waren met de mythologie van de superheld. Omdat iedereen nu meer belezen is op dat gebied, kunnen gasten als ik daarmee spelen.’
Dus er meer sprake van liefde voor de superheld dan dat dit soort verhalen voortkomt uit een haat-liefdeverhouding?
‘Precies! Sommige mensen vatten Kick-Ass op als een aanklacht tegen de superhelden, maar het is juist een liefdesbrief. Er zit wel wat goedgeluimde humor in het verhaal, maar ik probeer het genre of de fans die zich als superheld kleden niet belachelijk te maken. Integendeel: ik ben precies zo’n fan. Het verhaal gaat over mij en bepaalde aspecten van mijn leven. Van hoe ik als tiener was tot hoe ik nu als vader ben. De relatie tussen Big Daddy en Hit-Girl is bijvoorbeeld deels gebaseerd op hoe ik als vader ben. Kick-Ass is eigenlijk een gigantische liefdesbrief. Dat geldt denk ik voor alle andere Britse schrijvers: we kennen het genre zo goed omdat we er zo dol op zijn. En we zijn nooit gestopt met lezen. De meeste mensen lezen superheldencomics tussen hun negende en hun twaalfde jaar, maar ik ben 43 en Allen Moore is alweer zestig. Wij lezen die strips al ons hele leven!’
In een interview met The New Republic maakte je een opmerking over de verkrachtingsscène in Kick-Ass 2. Daarin zeg je dat je verkrachting ziet als een verteltechniek: het dient in het verhaal als voorbeeld van de slechtheid van de bad guy. Die opmerking heeft nogal wat ophef veroorzaakt vanuit feministische hoek. Hoe kijk je daarop terug?
‘Eerlijk gezegd was dat een heel raar interview. Ik denk dat de interviewer een maximaal aantal hits op zijn site probeerde te genereren. Als je naar het citaat kijkt, zie je dat het een samenstelling is en nogal onsamenhangend. Hij heeft een half uur op me ingehamerd en daaruit iets geconstrueerd dat een controversieel verhaal opleverde toen de film uitkwam. Helaas hoort dat er bij. Wanneer je een korte periode interessant bent, zijn er altijd mensen die daar een spraakmakend verhaal uit proberen te halen. Dat gebeurde ook toen Wanted uitkwam in 2008 en bij de eerste Kick-Ass in 2010. Hetzelfde is vrienden overkomen die ook een film uitbrachten. Het is heel onaangenaam. Ik vermoed dat hetzelfde zal gebeuren als de filmadaptatie van The Secret Service uitkomt, maart 2015.’
Toch, er is een verschil in aanpak tussen de verkrachtingsscène in de strip en die in de film, Waar de scène in de strip duidelijk demonstreert wat voor een ongelooflijke klootzak The Motherfucker is, wordt er in de filmversie juist op de lach gespeeld omdat The Motherfucker hem niet omhoog kan krijgen. Een mooi voorbeeld van hoe een adaptatie de betekenis van een scène kan veranderen. Hoe kijk je als schrijver tegen zo’n verandering aan?
‘Er zullen altijd verschillen zijn tussen de strip en de film. In de eerste Kick-Ass-film was Big Daddy behoorlijk anders dan in de strip. In de strip is hij net zo’n amateur en fanboy als Kick-Ass zelf, terwijl Hit-Girl de enige professionele superheld is. Dergelijke veranderingen moet je als schrijver accepteren als een van je verhalen verfilmd wordt.’
The Motherfucker in zijn gay sm-outfit.
Je verdient veel meer geld met de verfilming van je strips dan met het maken van de strips zelf. Hou je daar eigenlijk rekening mee? Hou je nu in het achterhoofd dat je iets schrijft dat later goed filmmateriaal zou kunnen opleveren?
‘Op dit moment staat de teller op zeven projecten, films die of al gemaakt zijn of nu in productie zijn. Tijdens het schrijven moet je niet aan de films denken. Als je het stripschrijven als film maken benadert, eindig je met een slechte comic. Wat je moet doen, is een strip maken waar jij gek op bent en waar anderen van houden. De opwinding die je daarmee veroorzaakt is hopelijk besmettelijk genoeg, zodat er iets anders van gemaakt kan worden: een game, televisieserie of een film. Ik zie de films als een ongelooflijke leuke ervaring. Ik geniet van het castingproces, de samenwerking met de regisseur en het lezen van de verschillende scriptversies. Maar mijn hoofdbaan is stripschrijver. Dat is de vervulling van mijn aspiraties. Als kind droomde ik er niet van om filmmaker te worden, ik wilde strips maken.’
Misschien word ik sentimenteel op mijn oude dag, ik vind Sinterklaas dit jaar in ieder geval een fijn fenomeen. Hoewel het feest bij ons thuis niet wordt gevierd, want geen kinderen, denk ik met plezier terug aan de Sinterklaasavonden uit mijn jeugd. Vooral toen ik nog in de goed heiligman en zijn gevolg geloofde. Het is toch een magisch beeld: zo’n Sint te paard op het dak, van schoorsteen naar schoorsteen pakjes afleveren. Als kind zat ik altijd voor het raam, met mijn ogen de donkere daken af te tasten in de hoop een glimp op te vangen van Sinterklaas of Zwarte Piet.
Nu beschouw ik mezelf als een groot Spider-Man-fan, maar sommige dingen gaan zelfs mij te ver. Een tatoeage laten zetten bijvoorbeeld. Toen ik dit getatoeëerde eerbetoon zag, kreeg ik welhaast medelijden met de drager:
Het is dan ook een rommelig zooitje op deze geïnte rug, vind je niet? Ik zie tekenstijlen van verschillende tekenaars verzameld op wat een fout gecomponeerde pagina van huid lijkt te zijn.
Toch kunnen sommige Spider-Man-tatoeages best mooi zijn trouwens, zoals deze nagetekende Todd McFarlane-Spidey.
Maar toch. Ooit dacht ik eraan om op mijn ene schouder een Spider-Man-hoofd te laten zetten en op de andere die van Batman. Of een Batman en een Joker. Maar nee, tatoeages zijn niet aan mij besteed. Ik uit mijn stripliefde liever op een andere manier.
Een Nederlandse striptekenaar die wel een Spidey-tat heeft laten zetten, is Peter Pontiac. Tijdens een interview vertelde hij mij er het volgende over:
In 1980 zat ik café De Trom aan de bar, dat was toen een hotspot op de Wallen. Herman Brood kwam daar vaak en Henk Schiffmacher ook. Tattoo-artiest Schiffmacher vertelde dat hij een plaatje had dat hij zo mooi vond, dat hij het desnoods voor niets op een arm zou zetten. Toen keek hij mij aan. “Wat is het dan?” vroeg ik?
“Nou, Spinneman, Peter Parker,” zei hij.
Ik was toen niet helemaal fris, dus op een gegeven moment zei ik: “Laten we gaan dan.” Toen heeft hij hem gezet en sindsdien loop ik dus rond met zo’n Spinneman. De tatoeage is helemaal dichtgelopen, want je zag voorheen nog iemand achter een typemachine zitten. In de verte was nog een snelweg met autootjes te zien. Ik ben niet per se een Spider-Man-fan, al vind ik het wel een geweldige figuur. En dat hij Peter Parker heet, spreekt me ook wel aan.’
Heeft Pontiac er ooit spijt van gekregen? ‘Wel een tijdje. Toen ik mijn vrouw en kinderen tegenkwam en ik op Griekse strandjes moest gaan zitten met die grote vleesstempel, vond ik dat wel een tikje gênant.’
Een foto van Pontiacs tatoeage heb ik niet kunnen vinden, maar ik vond wel een scène in zijn strip Lost in the Lowlands waarin hij ernaar refereert:
Meer Spider-Man-tatoeages vind je hier,en hier en hier. Enjoy.
Zou jij ooit een tatoeage laten zetten van een fictiefiguur? Zo ja, welke en waar?
De arme Sint heeft wat te verduren gehad dit jaar. Uitgemaakt worden voor slavenhouder gaat niet in je koude mijter zitten. Gelukkig zijn er ook nog steeds mensen die van Sinterklaas houden en ieder jaar een glossy over de goedheilig man op de markt brengen. Dit keer staat daar ook een stripverhaal in van Marissa Delbressine.
We leggen de sympathieke stripmaakster, die ondertussen alweer druk bezig is met het tweede album over Ward, enkele vragen voor.
Een stripverhaal over de Sint in de glossy. Hoe komt dat zo?
‘BCM is de uitgever van het blad en ze kwamen bij mij terecht vanwege eerder werk wat ik voor ze had gedaan in mangastijl. Dat was voor het zomervakantie doeboek van BNN’s Spuiten en Slikken in 2011. Die wilden toen graag een manga-strip in het blad hebben en ze hadden mij bij de redactie aanbevolen omdat ze via een BNN-interview wisten dat ik manga tekende. En ondanks dat het toen ging om het tekenen van een vijftal ondeugende urban sex myths, heb ik door te focussen op de humor toch goed weg kunnen sturen van die hentaisticker die de media zo graag op manga wil plakken. Een aantal maanden geleden werd ik benaderd voor een nieuwe mangastrip, ditmaal in het Sint magazine. Ik heb samen met de hoofdredactrice wat gebrainstormd over de richting en we kwamen al snel uit bij het concept van een schoenendief. Van daar uit ben ik het zelf verder gaan uitwerken en heeft mijn stagiaire Coco Ouwerkerk de inkleuring gedaan.’
‘Spuiten & Slikken: Olifantenseks’.
Waar gaat je verhaal precies over?
‘Het is een strip van vier pagina’s getiteld Wie de schoen past… en het gaat over een overijverige Zwarte Piet die meteen pech heeft op zijn eerste werknacht. Een schoenendief gaat er namelijk met de buit vandoor! Deze Piet laat het daar natuurlijk niet bij zitten en er volgt lekkere over-the-top chase-scene.’
Vond je het na Ward weer eens fijn om in een meer manga-achtige stijl te kunnen tekenen?
‘Ja, heerlijk. En omdat ik bij deze strip ook het verhaal kon bedenken had ik alle vrijheid bij het indelen van de pagina’s. Juist dat vind ik een fijne afwisseling, meer nog dan de tekenstijl, al krijg ik daar ook veel ruimte voor bij Streets of Europe (de strip die in Strips2Go wordt gepubliceerd, MM). Het krantenstripformat van Ward werkt nogal eens als een keurslijf, dus is het fijn om af en toe weer eens een manga uitstapje te kunnen maken, voordat ik weer terug in de houding spring.’
Heb je nog overwogen om Zwarte Piet een andere kleur te geven?
‘Ik heb er wel over nagedacht en ik heb de Pieten bijvoorbeeld geen dikke rode lippen gegeven en de huidskleur wat milder gehouden. De strip was klaar net voordat de grote discussie losbrak, waarna ik mij wat meer heb ingelezen over de achtergronden. Ik denk dat ik anders ook bijvoorbeeld nog de oorbellen achterwege had gelaten. Ik vind dat we er best over mogen nadenken om de racistische kenmerken te verminderen. Dat zou een goede eerste stap zijn die haalbaar is. Het is toch gewoon treurig hoe er geen normale discussie hierover gehouden kan worden. En social media wakkeren al die flamewars alleen maar aan. Maar aan de andere kant maakt het juist ook mensen wakker die misschien wat genuanceerder willen gaan denken.’
Woensdag 27 november stond ik tweemaal in een collegezaal vol met journalisten in opleiding over mijn ervaringen als blogger te praten. Dat heb ik wel vaker gedaan, maar het blijft iedere keer erg leuk om te doen.
Minneboo in actie. Foto: Kirsten Vos.
Omdat ik altijd een Q&A doe, is het iedere keer een verrassing welke vragen de studenten zullen stellen. Er zaten dit keer enkele opvallende stripgerelateerde vragen tussen. Eentje verraste me, maar beantwoordde ik graag: Wat vind ik zo fascinerend aan strips? Gelukkig heb ik het antwoord al eens gepubliceerd.
Een andere vraag was waarom ik tijdens mijn verblijf in Amerika niet over strips had geschreven. Het antwoord daar op is dat ik toen eigenlijk niet met strips bezig was. Ik was achttien en negentien toen ik in Berkeley woonde. Net vers van de middelbare school af en nog steeds aan het dromen van een carrière in Hollywood. Als Spielberg Jr. droeg ik altijd een baseballcap van de New York Yankees. En die baard wilde ook al aardig groeien. Helaas bleek de filmacademie in Amerika een te dure opleiding, waardoor ik mijn geluk in Nederland ging beproeven. Pas later besloot ik stripjournalist te worden. Hoewel ik al eerder stukken over het beeldverhaal had geschreven voor onder andere Myx stripmagazine en online al actief was als stripblogger, besloot ik pas na mijn vertrek bij Intermediair in 2008 om me volledig op dit onderwerp te richten als freelance journalist.
Nog een stripgerelateerde vraag: of ik zelf ook strips wilde maken. Een begrijpelijke vraag en het antwoord daarop is niet eenduidig. Een tijd geleden heb ik een scenario geschreven voor Fred de Heij dat in een Pulpmanis gepubliceerd. Ook schreef ik samen met Matt Baaij een animatiereeks over Bunbun voor Intermediair. Ideeën voor verhalen komen altijd wel in me op, en ik heb ooit een opleiding scenarioschrijven gevolgd, maar vooralsnog heb ik weinig tijd gehad om me op fictie te storten. Wie weet wat de toekomst op dat vlak nog in petto heeft. Al ben ik geen stripjournalist die liever stripmaker had willen worden.
Uiteraard werden er ook heel veel vragen gesteld over het bloggen. Bekende vragen als: Waarom heb je voor deze lay-out gekozen? Heeft het blog nog werk opgeleverd? Hoeveel tijd besteed je per week aan het bloggen? Hou je rekening met een doelgroep? Hoe zorg je voor afwisseling op je blog? Kun je ervan leven? Etc., etc. Aangezien ik al deze vragen al eens op een bepaalde manier beantwoord heb in de rubriek Bloggen op mijn site, ga ik daar nu niet de antwoorden van herhalen. En wie geen zin heeft om ernaar te gaan zoeken (foei!) raad ik aan om de volgende keer bij het college te komen zitten. Da’s ook wel zo gezellig.
Iedere vrijdag delen striplezers hun stripliefde en vertellen over hun favoriete strip.
Cok leest o.a. Thorgal.
Wat is je naam, je leeftijd en je wat doe je voor werk? Cok Jouvenaar, 44 jaar, dtp-er/vormgever en redacteur. Onder meer van het magazine StripNieuws. Daarnaast schrijf ik ook stukjes voor 3voor12 Den Haag en de Popunie.
Welke strips zijn je favoriet en lees je nu nog steeds? Jonathan, Thorgalen Jugurtha.
Waarom is/zijn dit je favoriete strip(s)? Wat vind je er zo goed aan?
Allereerst door het briljante tekenwerk van Cosey, Franz en Rosinski. In mijn optiek weten alle drie de tekenaars de figuren te laten acteren. Tevens word ik elke keer weer meegenomen in de verhalen. Hoe campy en simpel ook. Jonathan lijkt heel zweverig, maar het gevoel van reizen, India en New Age voel ik echt tijdens het lezen.
Wanneer kwam je er voor het eerst mee in aanraking? En wat deed dat met je?
Strips werd mij met de paplepel ingegoten. Mijn vader is een groot liefhebber. Bladen als Eppo, Wham en later als vervanger hiervan, Robbedoes, vielen bij ons wekelijks op de deurmat. In 1981 nam mijn vader via zijn werk uit de leesportefeuille oude nummers van het weekblad Kuifje mee. De bovengenoemde strips intrigeerden mij direct. Dit was voor grote jongens, vond ik. Dit ging verder dan de truttigheid van Eppo. De vrouwelijke tegenspeelsters van Jugurtha en Thorgal, respectievelijk Vania en Aaricia waren echt sexy en in Jonathan dacht ik de sixties te herkennen. Deze helden hebben voor mij de weg geopend naar strips als XIII, Largo Winch, Jeremiah en het werk van Bilal. Helaas is Franz overleden, waardoor Jugurtha niet meer verschijnt. Maar elk deel van Jonathan en alle Thorgals koop ik blind. Zelfs in de periode dat ik mij niet zo met strips bezig hield, scoorde elk nieuw album een dikke voldoende bij mij. Van de week kocht ik Thorgals nieuwste Kah-Aniël. En weer was het genieten en voelde ik mij weer dat jongetje van twaalf.
Thorgal.
In de rubriek Stripliefde vertellen striplezers over hun favoriete strip of strips. Op deze manier bouwen we langzaam een interessante leeslijst op. Ook meedoen? Check hier hoe je dat doet. Ik kijk uit naar je inzending. Oh ja: mocht iemand anders al je favoriete strip genoemd hebben, stuur dan even goed je inzending in, want jouw reden om de strip goed te vinden kan heel anders zijn. Bovendien is je eerste kennismaking en wat dat met je deed waarschijnlijk anders dan die van andere lezers.
Scenarist en vertaler Pieter van Oudheusden heeft het Nederlandse beeldverhaal verrijkt met mooie, poëtische verhalen. Hij overleed in november, 56 jaar oud, aan de gevolgen van een hersentumor.
Pieter van Oudheusden; Bron: De eenhoorn.be
‘Iedereen leeft in zijn eigen fictie en gebruikt die om het leven dragelijk te maken. Schrijven is voor mij een vlucht voor de dingen die je niet kunt beheersen en die zijn er natuurlijk in ieder mensenleven. Je kunt hoog en laag springen, maar op een gegeven moment ben je echt het haasje. In de tussentijd hou je het leven dragelijk door elkaar verhalen te vertellen,’ aldus Pieter van Oudheusden toen ik hem in 2010 interviewde naar aanleiding van De wraak van Bakamé, een vuistdikke striproman geïnspireerd op Afrikaanse volksverhalen die hij samen met tekenaar Jeroen Janssen maakte.
September 2012 werd bij Van Oudheusden een hersentumor gevonden. Vrijwel meteen werd hij geopereerd en bestraald. Die behandelingen en de grote invloed die de tumor had op zijn functioneren en persoonlijkheid werden vastgelegd in de documentaire Ik van Jona Honer, bekroond met de VPRO-documentaireprijs voor beste eindexamenfilm. In Ik wordt Van Oudheusden belicht als anonieme patiënt, over de mens en zijn carrière komt de kijker niets te weten. Dat zetten we nu even recht.
Van Oudheusden (Puttershoek, 1957 – Rotterdam, 2013) was schrijver, vertaler, journalist en fotograaf. Hij schreef boeken over onder andere Rotterdam: De Hef, biografie van een spoorbrug (1984) en De Mensch Deelder (1986) en kinderboeken als Ik verveel me nooit! (2002) en Een grote plons (2002). In dienst van Studio Peter de Raaf vertaalde hij naar eigen zeggen zo’n veertig tot vijftig strips en populair wetenschappelijke kinderboeken per jaar. Als scenarist werkte hij samen met een scala Nederlandse en Vlaamse striptekenaars. ‘Van alle dingen die ik doe, ligt schrijven mij het beste, want dat is de meest directe manier waarop ik dingen op papier kan zetten,’ vertelde Van Oudheusden september dit jaar in zijn huis te Rotterdam. ‘Omdat ik mijn geld verdiende als vertaler heb ik dat schrijven er altijd met plezier bij gedaan en was het ook niet erg dat je daar niets voor kreeg. Daarom heb ik altijd de dingen gedaan die mij leuk leken. Toen ik opeens bij de kinderboeken voor ieder ditje of datje geld kreeg, besefte ik wat we al die jaren gemist hadden.’
Cover illustratie De wraak van Bakamé door Jeroen Janssen.
Schubert
Met de Vlaamse stripmaker Jeroen Janssen maakte hij meerdere albums waaronder de fantasierijke biografische striproman over Schubert die volgend jaar april moet uitkomen. Van Oudheusden dacht de boekpresentatie niet meer mee te maken, want inmiddels was bekend dat de tumor terug was en gestaag groeide. Tijdens het gesprek had Pieter moeite zich dingen te herinneren, ook was het soms zoeken naar woorden.
Met het einde in zicht was het moment om achterom te kijken aangebroken. ‘Ik keek altijd alleen vooruit als ik aan het schrijven was, met het idee dat wat er nog geschreven gaat worden belangrijk is, niet wat je al geschreven hebt. Daarmee hou je jezelf ongelooflijk voor de gek, vind ik. Nu ben ik gedwongen om terug te kijken en niet te letten op wat ik binnenkort verlies, maar om te zien wat ik allemaal gedaan heb. Nu besef ik pas dat ik erg veel heb geschreven. Als ik naar dat werk kijk zijn er altijd dingen die me meevallen. Bij nader inzien word ik dus door mijn eigen verhalen blij verrast.’
Melancholie
Van Oudheusdens verhalen bevatten vaak een melancholieke ondertoon. Die komt duidelijk naar voren in de reeks korte strips Liefde & Verraad die hij samen met Fred Marschall in de jaren tachtig voor het stripblad Titanic maakte en het album Een nachtegaal in de stad (1999). In deze verhalen leidt de liefde vooral tot teleurstellingen. ‘Er zit inderdaad relatief veel melancholie in mijn verhalen. Het enige wat ik daarvoor ter verklaring heb is dat dit blijkbaar de manier is waarop ik tegen het bestaan aankijk. Eigenlijk is dat wel gek, want het houdt geen verband met mijn dagelijkse realiteit. Ik ben bijvoorbeeld al 35 jaar met dezelfde vrouw, dus waarom ik per se de verhalen vertel over slecht aflopende liefdesrelaties snap ik zelf ook niet goed.’
In het korte verhaal Comeback (2002), getekend door Kim Duchateau en gepubliceerd in Zone 5300, duikt een oude vrouw in het zwembad. Ze zwemt steeds dieper, onderwijl wordt ze langzaamaan jonger. Zich vasthoudend aan een manta komt ze bij een grot terecht waar ze steeds verder in zwemt. Vervolgens wordt ze als baby herboren. Het verhaal is een mooi voorbeeld van Pieters filosofische inslag en hang naar surrealistische en magische vertellingen.
‘Dit verhaal vertelt over een handeling die tegenstrijdig en toch ook hetzelfde is. Oud en jong; doodgaan en opnieuw geboren worden. Beter kan ik het niet uitleggen. Ik zat te worstelen met het idee dat de tijd ingehaald moest worden. In de trein van Antwerpen naar Gent kwam een erg zwangere mevrouw binnenlopen. Dat was de sleutel die ik nodig had om het verhaal af te schrijven.’ Met reïncarnatie heeft Comeback niets te maken, daar geloofde Van Oudheusden niet in: ‘Het staat voor mij vast dat er na het leven niets meer is. Dat is een grote troost, mag ik wel zeggen, want dan hoef je je daar in ieder geval geen zorgen over te maken,’ zei hij lachend. ‘Ik weet nog dat Bernlef vlak na mijn operatie overleed. Die was 75 geworden. Ik dacht toen: Of je nu nog twee of twintig jaar te gaan hebt, zoveel stelt het niet voor. Die tijd is zo voorbij.’
‘Comeback’.
Eigenheid
Als scenarist en redacteur heeft Van Oudheusden aan verschillende striptijdschriften gewerkt, zoals Titanic, Stripschrift en Zone 5300. Hij schreef recensies en sprak met veel stripmakers en kunstenaars: ‘Het interview met schrijver A. Moonen is me het beste bijgebleven. Alles aan die man was merkwaardig. Hij had overal groot commentaar op. Ik weet nog dat hij allerlei problemen had met zijn flat en de eigenaren en… Sorry, hier laat mijn geheugen me even in de steek.’
In 2010 vertelde Pieter dat hij eigenheid het belangrijkste bij het schrijven vindt. ‘Fransen hebben het mooie woord vécu: ervaren, aan de lijve ondervonden. Je moet altijd je eigen werkelijkheid je scenario intrekken. Niet afgaan op dingen die anderen gezien hebben, maar dingen die je zelf gezien hebt. Toen ik Joost Swarte jaren geleden interviewde zei hij dat als iets kwaliteit heeft het altijd komt bovendrijven. Als je altijd je eigen ding blijft doen, komen mensen naar je toe om wat jij kunt. Als je andermans kunstje nadoet, dan zullen ze nooit naar jou toekomen maar naar die ander gaan.’
Wie zijn werk leest, weet dat Van Oudheusden die raad ter harte heeft genomen. 11 november overleed Pieter aan de gevolgen van zijn hersentumor.
Filmlab: Ik zondag 1 December, Nederland 2, 01:00 -01:30
Dit interview is gepubliceerd in VPRO Gids #48 (2013).
Stripmaker Leslie Saurus (pseudoniem van Leslie Van Osselaer) heeft zaterdag 23 november de Plastieken Plunk gewonnen. Dit is een prijs voor het beste korte stripverhaal van het afgelopen jaar. Van Osselaer kreeg het beeldje en het prijzengeld à 250 euro voor Dolfijnsoep.
Pagina 1 van Dolfijnsoep.
De publieksprijs ging naar Jeroen Funke voor Poepie Love waarin zijn vaste personages Victor & Vishnu de hoofdrol spelen. Jeroen kreeg een album van Plunk, krijgt 50 euro op zijn bankrekening gestort en mag zich heugen in de wetenschap dat hij de meeste vrienden heeft op het internet. Die heeft hij ook via Facebook ‘persoonlijk’ bedankt:
De jury bestond uit Geert De Weyer (Voorzitter), Nicolas Marichal en Liesbeth De Stercke. De organisatie laat weten dat ‘de jury ook nog een eervolle vermelding had voor deelnemer Maarten de Saeger. Zij prezen zijn lef om op Facebook openlijk te trachten de jury om te kopen. Had hij nu nog aan elk jurylid 100 euro geboden in plaats van slechts aan één persoon, hij had waarschijnlijk gewonnen.’
Mocht je de uitreiking willen zien, of nu ja, horen, kijk dan hier.
Lang heb ik uitgekeken naar de nieuwe editie van Stripgids, want daarin staan twee interviews van mijn hand: een gesprek met Martin Lodewijk en een interview met niemand minder dan de Amerikaanse comictekenaar John Romita Jr. JRJR is een van mijn grote helden wat stripmaken betreft en het was dan ook een jongensdroom om hem eens te mogen interviewen.
John Romita Jr. geportretteerd door zijn vader.
De eerste comics die ik als achtjarige onder ogen kreeg, waren Romita Jr.’s Spider-Man-verhalen. Dankzij de intrigerende plots van Roger Stern en Romita’s fantastische tekenwerk, begon mijn fascinatie met de stripheld die tot vandaag de dag voortduurt.
Het was natuurlijk het mooiste geweest als we elkaar face to face hadden gesproken, want dat praat altijd het makkelijkst, maar dit keer werd het een telefoongesprek van ruim anderhalf uur. Je kunt het als stripjournalist erger treffen, al was het gesprek niet gespeend van plagerijtjes van het lot. Tijdens ons gesprek werd de verbinding geregeld verbroken. Er bleek een flinke storm te waaien rond Romita’s huis op Long Island. Halverwege het interview gaf de accu van mijn telefoon de geest en moest ik halsoverkop verhuizen naar een andere werkkamer en telefoon om het gesprek voort te zetten. Dat mocht allemaal de pret niet drukken: na het gesprek heb ik nog dagenlang met een brede grijns op mijn gezicht rondgelopen. Mijn helden spreken en inhoudelijke gesprekken over hun werk te voeren was een van de belangrijkste redenen voor mij om stripjournalist te worden. Voor het grote geld, welwillende groupies en korte werkweken hoef je het namelijk niet te doen.
Aanleiding voor ons gesprek was de film Kick-Ass 2. De stripKick-Ass is namelijk een creatie van schrijver Mark Millar en John Romita Jr. Uiteraard heb ik John ook heel veel vragen over Spider-Man gesteld.
Een Spider-Man illustratie uit de vroege dagen van Romita’s carrière uit AMS #227.
Storytelling
Wat mij betreft is John Romita Jr. een van de groten van de Amerikaanse strip. Zijn werk is een schoolvoorbeeld van hoe je de grammatica van het medium moet gebruiken om duidelijk een verhaal te vertellen. Hij is een visuele verteller: de camera staat altijd op de juiste plek en hij laat zijn personages overtuigend acteren. Zijn storytelling verloopt heerlijk soepel, omdat hij een heel natuurlijk vertelritme aanhoudt. Je kunt zijn strips volgen zonder de tekst te lezen.
Een mooi voorbeeld daarvan vind ik deze scène uit Amazing Spider-Man vol. 2 #37, waarin Tante May ontdekt dat Peter Spider-Man is. Peter kwam de avond ervoor doodmoe thuis na een gevecht tegen de schurk Morlun dat hem bijna zijn leven kostte. Tante May komt binnen en ziet Peters Spider-Man-kostuum in stukken op de grond liggen.
Ik vind het prachtig om Mays reactie te zien. Ze is duidelijk geschokt door deze ontdekking. Zonder tekst te gebruiken zijn de stripmakers in staat om aan de lezer te communiceren wat er in May omgaat. Tegelijkertijd laten ze genoeg open voor een eigen interpretatie. Hoe ze precies met deze schokkende ontdekking omgaat, zien we later in het volgende nummer van Amazing Spider-Man. Daarin voeren May en Peter een prachtig geschreven gesprek van moeder tot zoon. Dat nummer behoort tot een van de beste karakterstudies binnen deze reeks, want de relatie tussen May en Peter wordt hierin heel mooi uitgediept.
Uit ASM #500. (Druk op plaatje voor 1000px versie)
Familievriend Dat de Spider-Man personages net als echte mensen kunnen voelen, vindt JRJR trouwens ook. Van alle striphelden tekent hij Spider-Man het liefste, vertelde hij mij.
‘Ik teken Spider-Man het liefste, want ik voel me erg vertrouwd met hem. Natuurlijk omdat mijn vader hem tekende toen ik nog jong was, maar ook omdat Peter Parker woonde in Forest Hills en dat is vlakbij waar ik ben opgegroeid. Spider-Man is een tiener uit Queens en dat maakte hem reëel genoeg om als kind uit Queens over hem te fantaseren. Toen ik de kans kreeg om hem te tekenen, heb ik geprobeerd door te zetten wat mensen juist zo aanspreekt in het personage en dat is zijn realisme. Hij is de anti-Superman, want hij woont in een bestaande stad terwijl Superman een complete fantasiefiguur is.’
In de loop der jaren is Romita’s relatie tot Peter Parker wel veranderd.
‘Peter heeft zich langzaam ontwikkeld en is in de loop der jaren veranderd. Dit betekent niet dat het per se slechter of beter is, maar omdat ik er nu niet aan werk, voel ik me minder met Peter verbonden. Ik heb het gevoel dat de Peter Parker uit mijn tijd meer hart en ziel had dan de andere interpretaties, maar dat komt vast omdat ik er toen aan werkte. Net als de versie van Stan Lee en mijn vader, was mijn Peter Parker een fan van Tante May, hij voelde zich verbonden met haar en zijn familie.’
JRJR is mijn favoriete Spider-Man tekenaar. Het is dus geen toeval dat zijn werk al vaak voorbij is gekomen in deze rubriek.
Stripgids #36
Oorspronkelijk zou het interview met Romita september in Stripgids staan, vlak na de release van Kick-Ass 2 in de bioscopen. Dat gebeurde niet, omdat het septembernummer nooit is verschenen. Stripgids heeft namelijk een make-over gehad. Het blad is nu twee keer zo dik en heeft een nieuwe, mooie lay-out gekregen. Daar staat tegenover dat het nu maar vier keer per jaar verschijnt in plaats van vijf keer. Het interview met Romita staat dus in het winternummer, evenals mijn interview met Lodewijk, dat door het uiteindelijk niet verschijnen van de Daddy Vinci Code, ook was uitgesteld. Gelukkig kwam van uitstel geen afstel en is dit lange interview van 4000 woorden ook in Stripgids te lezen.
Binnenkort publiceer ik de interviews ook hier. En van Romita’s werk gaan we uiteraard nog veel meer zien. Ik hoop dat hij na Kick-Ass weer met Spider-Man aan de slag gaat, mits Peter Parker dan gewoon weer in het kostuum zit natuurlijk. Het tekenwerk van Romita Jr verdient de beste schrijvers.
Stripgids #36 bevat trouwens ook boeiende interviews met Neil Gaiman en Bronzen Adhermar-winnaar Marc Legendre. Ook dit Nix verslag over zijn avonturen in China waar aan 500 animatiefilmpjes rond zijn Kinky en Cosy werden gemaakt en staat het nummer vol met informatie over het aanstaande Stripgids Festival in december.