Bij sommige berichten zeg ik: beter laat dan laat maar. Fred de Heij krijgt eindelijk de Stripschapprijs. En dat is natuurlijk meer dan terecht. De liefhebber van goedgetekende strips in een realistische stijl en erotische strips met een knipoog kent het werk van Fred de Heij natuurlijk al, toch plaats ik hier integraal het persbericht dat het Stripschap zondag 24 november naar buiten bracht. Gefeliciteerd, Fred!
Zelfportret de Heij op de cover van Vintage.
De winnaar van de Stripschapprijs 2014 is behalve stripmaker ook schilder en illustrator. Fred de Heij (Amsterdam, 1960) studeerde in 1983 af aan de Gerrit Rietveld Academie. Hij vond werk als illustrator van kinderboeken, waaronder Bolke de beer, maar het boeide hem niet. Hij pakte vervolgens zijn oude jeugdliefde op, het striptekenen, en met een aantal eigen probeersels tekende hij vanaf 1990 korte en langere verhalen voor de tijdschriften Donald Duck, Tina, Taptoe, Kuifje, Wordt Vervolgd en Penthouse Comix. Daarnaast begon hij ook meer en meer te experimenteren met ‘underground’-strips, satirische en erotische verhalen waarin de invloed van de Italiaanse tekenaar Milo Manara goed te zien is.
Phinny Prentice.
Nadat hij aan het eind van de jaren negentig de strip Filo, over een gewelddadige clown, in eigen beheer had uitgebracht, kwam hij in contact met uitgeverij Xtra van Ger van Wulften, die vanaf dat moment zijn vaste uitgever werd. In 2005 maakte hij de erotische thriller Afgezaagd en vanaf 2009 verschenen 15 nummers van het tijdschrift Pulpman, een erotisch satirisch pulpblad dat vrijwel geheel door Fred de Heij werd volgeschreven en getekend. Daarin rekende hij af met Bolke de beer in de sarcastische dierenstrip ’t Landje, liet hij de anti-western herleven in De schuilplaats en maakte hij korte metten met Amerikaanse striphelden als Rip Kirby en Batman.
Ondertussen had hij het schilderen ook weer ontdekt, wat goed te zien is aan de prachtig geschilderde hommages aan de oude pulpcovers die hij voor het tijdschrift Pulpman maakte. Diverse strips uit Pulpman werden naderhand in boekvorm uitgegeven door Xtra. In 2012 voegde Fred de Heij daar ook nog eens de direct voor album gemaakte thriller Phinnyaan toe.
De cast van haas geschilderd door Fred de Heij. Helemaal links: Haas, de blonde van Donkersloot in het midden.
In 2009 verbaasde Fred de Heij vriend en vijand met een nieuwe strip voor het stripblad Eppo. De serie Haas, op tekst van uitgever en hoofdredacteur Rob van Bavel, is één van de nieuwe strips in dit om nostalgische redenen opnieuw gestarte tijdschrift. Haas is een oorlogsstrip die zich afspeelt in het Brabant van de Tweede Wereldoorlog. De hoofdpersoon Haas is de leider van een verzetgroep, die zich met hand en tand tegen de Duitse bezetter verzet. Maar de dreiging komt niet alleen van buiten. De spanningen binnen de groep, de verleiding van het geweld en het leven in een tijd van grote leugens zijn belangrijke thema’s.
De realistische stijl waarmee Fred de Heij deze emotionele actiestrip neerzet, is een belangrijk onderdeel van het succes. Door jarenlang pulpstrips te tekenen, heeft hij een vanzelfsprekende striptaal ontwikkeld, waarin expressief geacteerd wordt. Het zijn niet alleen de gezichtsuitdrukkingen van De Heij die aanspreken; zijn hele vertelstijl, de decoupage van de pagina’s waar hij zich van de schrijver vrijelijk mee mag bemoeien, hoe het ene moment in het andere overvloeit, laat zien dat we hier met een stripmaker van internationale allure te maken hebben. Soms zien we invloeden van buitenlandse pulptekenaars als Milo Manara, Jordi Bernet en Sergio Bonelli, die De Heij ook inderdaad bewondert. Maar net als deze tekenaars grijpt hij regelmatig terug op de oude meesters, zoals Alex Raymond, Milton Caniff en Will Eisner. Fred de Heij is een toegewijde tekenaar, die de ‘roots’ van zijn vak kent en er inspiratie uithaalt.
Als we met die ogen terugkijken naar het tijdschrift Pulpman is vooral ook te zien dat het een plek was waar De Heij naar hartelust heeft kunnen experimenteren, zijn vaardigheden heeft kunnen bekwamen en vooral ook tempo heeft leren maken. Want wie een succesvol tekenaar wil zijn, moet regelmatig met nieuw werk komen. Voor dat laatste hoeven we bij Fred de Heij niet bang te zijn. In het afgelopen jaar heeft hij met schrijver Willem Ritstier gewerkt aan een nieuwe horrorwestern voor een groot publiek, tekende hij de documentairestrip Peking – Oorlog in de diplomatenwijk naar aanleiding van zijn gelijknamige tentoonstelling in het Nationaal Archief en loopt vanaf november het vijfde avontuur van Haas in het stripblad Eppo met als titel Dodenlijst.
Daarnaast heeft De Heij ook het schilderen weer ontdekt. In zijn atelier in Zaandam tekent hij portretten en landschappen. In 2010 werkte hij mee aan het televisieprogramma Sterren op het doekvan Hanneke Groenteman. Ook zijn satirische kant is niet verdwenen. Voor het Nederlandse tijdschrift Mad maakte hij een vlijmscherpe ‘spoof’ van het televisieprogramma Voetbal International en in Pulpman 11 haalde hij Matthijs van Nieuwkerk en De wereld draait door onderuit.
De commissie van de Stripschapprijzen roemt met Fred de Heij een stripmaker pur sang. Een expressieve tekenaar die alle middelen die de realistische tekenaar ter beschikking staan gebruikt om de lezer mee te slepen in zijn verhaal. Hij is een unieke tekenaar met een eigen stem, die desondanks goed in staat is om op scenario van een ander te werken. Op die manier heeft hij in de afgelopen vijf jaar een voor Nederland ongekend œuvre opgebouwd.
Beknopte bibliografie van Fred de Heij 1995Don’t Panic (scenario: Martin Leijen) t.g.v. 50 jaar Verenigde Naties
Piemel vind ik eigenlijk maar een raar woord om het mannelijk geslachtsdeel mee aan te duiden. Het is net niks. Dan liever pik, lul, desnoods penis, maar piemel, nee. Maar als je in een restaurant zit met een paar bevriende stripmakers, en om je heen zitten gezinnen met kinderen hun pannenkoek op te eten, en die melige stripmakers tekenen placemats vol met pikken, ja, dan is het woord piemel wel op zijn plaats, me dunkt.
De muziek in deze Daily Webhead is als vanouds van Marco Raaphorst.
Iedere vrijdag delen striplezers hun stripliefde en vertellen over hun favoriete strip.
Ludwig leest een deel uit de Eilanden-reeks.
Wat is je naam, je leeftijd en je wat doe je voor werk? Ludwig Volbeda, (1990) tekenaar.
Welke stripmakers zijn je favoriet en lees je nu nog steeds? François Schuiten en Benoît Peeters, de Duistere Steden-reeks. Getekend met griezelige perfectie. De reeks laat zich lezen als een prentenboekstrip, een reisverslag van een andere wereld. In deze andere wereld leeft bijna iedereen in steden en deze steden zijn gevuld met schitterende architectuur en technologie. Ik vind het iets heel bijzonders, dat je met typmachines, broeikassen en gietijzer een collage maakt en dat die collage levensvatbaar blijkt te zijn.
Nog een favoriet, wat fragmentarischer, is deEiland-reeks van Tobias Schalken en Stefan van Dinther. Het zijn korte verhalen dus ik kan geen synopsis geven. In deze reeks lijkt het net alsof strip een onbekend terrein is, dat je met alle mogelijke middelen kan verkennen.
Het ware verhaal van de onbekende soldaat van Tardi. Een strip met een ontzettend intuïtief verhaal, het stroomt maar door en door. Een decadent decor, plotselinge ontploffingen, bizarre personages, vogels. De pagina’s onstonden improviserend en alles krijgt daardoor de structuur van een droom. Blijkbaar is dat parallelle en dromerige iets dat me aanspreekt in strips.
Verder valt me nog iets op aan mijn lievelingsstrips en dat is hoe tekenaars hun personages laten acteren. In het verzamelalbum Brussels in shorts, zit een mooie strip van Frederik van den Stock. Zijn hoofdpersoon, een jongen op kamers, is zo geloofwaardig schutterig. Het zijn net potloodfoto’s, de manier waarop de jongen zijn mond afveegt na een slok bier, in de disco aan zijn elleboog staat te plukken en een meisje niet verstaat. De houdingen zijn heel erg goed getroffen.
Nog zo’n treffende strip, ook echt een lievelings, is De smaak van chloor van Bastien Vivès. Een jongen, een meisje en een zwembad. De tekeningen zijn simpel, de lijnen meanderen een beetje, de kleuren zijn helder, ik kan zien wat er gebeurt en toch snap ik het niet. Ik krijg het verhaal niet rond in mijn hoofd. Een frustrerende aanrader.
Wanneer kwam je er voor het eerst mee in aanraking? En wat deed dat met je?
Ik las altijd veel strips maar er zaten niet echt strips tussen die ik echt verschrikkelijk mooi vond. Toen ik tien was ging het gezin op vakantie. Mijn moeder kocht ook altijd een dik stripboek voor onderweg. Maar ik ben autoziek en mijn zus niet. Zij las dus dat boek, ik leun zo een beetje over het midden van de auto en ik kijk half mee. Het was zo’n Suske en Wiske familiestripboek, een verzamelalbum met Biebel, etc. En een strip die bijzonder opviel, Sarah en Robin, van Dupré. Eigenlijk was die eerste indruk intens, dat je weet dat je iets gevonden hebt dat je graag wilt lezen en dat je nog moet wachten. Volgens mij heb ik het uiteindelijk bij een benzinestation gelezen.
Het verhaal heet Zes weken. De strip gaat over Sarah en haar onzichtbare vriend Robin. Robin verdwijnt steeds en blijkt te verblijven in een schitterende tuin die door een andere jongen is verzonnen. Ik vond het verhaal geweldig en de tekeningen heel erg mooi. Ik vind het raar hoe werkelijk de indruk van een fictief verhaal kan zijn. De herinneringen aan het verhaal zijn minstens zo werkelijk als herinneringen aan de basisschool. Na die strip ben ik meer selectief strips gaan lezen, zoeken naar dingen die ik echt mooi vond.
In de rubriek Stripliefde vertellen striplezers over hun favoriete strip of strips. Op deze manier bouwen we langzaam een interessante leeslijst op. Ook meedoen? Check hier hoe je dat doet. Ik kijk uit naar je inzending. Oh ja: mocht iemand anders al je favoriete strip genoemd hebben, stuur dan even goed je inzending in, want jouw reden om de strip goed te vinden kan heel anders zijn. Bovendien is je eerste kennismaking en wat dat met je deed waarschijnlijk anders dan die van andere lezers
After the death of her son, Regina Segal takes her granddaughter Mica to Warshaw. They hope to reclaim a family property lost during World War II when her family had to flee the country. Soon Mica begins to wonder if the reasons for their trip might have nothing to do with the lost property per sé, but everything to do with what happened with her grandmother in the past.
She gets help from Tomasz, a Polish comic book artist/tour guide, to get acquainted with Warshaw. He also helps her get rid of a bothersome friend of the family, who Mica and her grandmother happen to bump into on the plane and now follows Mica around town.
Rutu Modan is an Israeli illustrator and comic book artist whose first graphic novel Exit Wounds (2007) received much critical acclaim and won the 2008 Eisner Award for Best New Graphic Novel. With The Property she made an elegant and intriguing little story. Her characterisations lean toward archetypes but Modan has a knack for natural-sounding dialogue so she is able to make her characters seem real and act natural.
I liked the character of Regina, who seems to be a typical, stubborn grandmother who has a natural dislike for bureaucratic behaviour. This is demonstrated in the first scene in which a customs officer tells her she can’t bring her bottle of water with her on the plane because of security guidelines. She refuses to throw away a new bottle of perfectly good water, so when she doesn’t succeed in persuading the young man to let her have her water, she ostentatiously gulps down the contents of the whole bottle, making all the other passengers wait. Regina is the kind of woman that can be a pain in the ass sometimes, but who’s heart is in the right place.
Intriguing detail: the credits list contains a list of actors. It seems Modan uses actors or models to base her characters on. Another detail I found interesting and a bit disappointing is the following: Modan drew her graphic novel in the clear-line style pioneered by Hergè, but the sketches in Tomasz’s sketchbook have a more natural look to them. These sketches appear to be drawn by Asaf Hanuka. I actually prefer the style of these sketches to the clear-line style Modan uses to visualise her graphic novel because the sketches seem livelier and more realistic while the clear-line drawing style is more academic. The sketches seem to draw you into the story world, while the clear-line style keeps a distance between the reader and the comic.
Because Modan collaborates with models and other artists she almost seems to operate like a film director when it comes to constructing a comic book. Speaking of film: I wouldn’t be surprised if this well-paced story will be made into a motion picture someday.
Iedere maand komen er tientallen comics uit op de Amerikaanse markt. Maar welke zijn nu echt de moeite van het lezen waard, op papier of gedownload op tablet? De beste series op een rij.
Batman (DC Comics) In 2011 besloot uitgeverij DC Comics alle lopende series stop te zetten om met 52 nieuwe reeksen bij nummer 1 te beginnen. Helden als Superman, Wonder Woman en Green Arrow werden gemoderniseerd, evenals hun origin story. Handig, want zo kre-gen lezers een nieuwe kans om kennis te maken met de striphelden zonder dat ze jarenlange geschiedenis in hun achterhoofd moesten houden. Sommige personages zijn namelijk allang bejaard: Batman wordt volgend jaar 75. Zijn maandelijkse avonturen in de comicserie Batman, geschreven door Scott Snyder en sfeervol getekend door Greg Capullo, steken met kop en schouders boven de rest uit. In de eerste verhalen neemt Bats het op tegen the Court of Owls: een geheim genootschap dat al eeuwen de touwtjes in handen heeft in Gotham. Snyder biedt nieuwe inzichten in de psyche van Batman en diens familiegeschiedenis. Een hele prestatie.
Beginnen bij Batman: Court of Owls.
Fables (Vertigo/DC Comics) Leefden ze nog lang en gelukkig? De succesvolle en met prijzen overladen reeks Fables van Bill Willingham en diverse tekenaars, vertelt wat er na het einde van het sprookje gebeurde. Overbekende sprookjesfiguren zijn uit hun rijk gesodemieterd door The Adversary en wonen tegenwoordig in ballingschap in onze wereld en proberen voor normale mensen door te gaan. Sneeuwwitje, inmiddels gescheiden van haar prins omdat hij vreemdging, is de baas, de grote boze wolf is de sheriff van Fabletown, etc. De figuren die zich geen menselijk uiterlijk kunnen aanmeten wonen in een sprookjesdorp buiten New York. Sinds 2002 schrijft Willingham deze inventieve interpretatie van bekende folkloristische en sprookjesfiguren. Willingham, een uitgesproken conservatief, schroomt niet om hedendaagse thema’s als abortus aan te snijden en een pro-Israël standpunt in zijn werk door te laten schemeren.
Beginnen bij Fables vol 1: Living in exile.
Hawkeye (Marvel Comics)
Marvel Comics kon na de grote herstart bij DC Comics niet achterblijven en startte vorig en dit jaar allemaal nieuwe series onder de vlag Marvel Now!. Superhelden-teams werden door elkaar gehusseld en creatieve teams wisselden van serie. Hawkeye, de soloserie over de boogschutter van The Avengers, is in de rivier van papier die maandelijks uitkomt een fijne verrassing. Schrijver Matt Fraction focust in de verhalen op wat de superheld in zijn vrije tijd doet. Dan pakt hij bijvoorbeeld op ludieke wijze de louche huisbaas aan die zijn buren afzet door de huur drievoudig te verhogen. Hawkeye is fris, gevat en grafisch oogstrelend.
Beginnen bij Hawkeye, Vol. 1: My Life as a Weapon.
Pagina uit Hawkeye #2.
Locke & Key (IDW Publishing)
Al jaren een regelrechte page-turner. Na de gruwelijke moord van hun vader, verhui-zen de drie Locke-kinderen en hun moeder naar het huis van hun voorouders, ge-naamd Keyhouse. Deuren in dit bijzondere huis zijn poorten naar andere werelden en een aantal magische sleutels in het huis geven de dragers bijzondere gaven. De demon Dodge wil deze sleutels in zijn bezit krijgen om zo zijn vriendjes uit de hel op onze wereld los te laten. Ondanks de vele magische elementen in deze griezelstrip, weet schrijver Joe Hill (Stephen King Jr.) deze te aarden door goed uitgedachte personages te schrijven in een allesbehalve kinderlijk verhaal. De levendige tekenstijl van Gabriel Rodriguez is net cartoony genoeg om de horror te verlichten.
Beginnen bij Locke & Key: Welcome to Lovecraft.
Saga (Image Comics)
Geheel terecht kreeg Saga dit jaar Eisner Awards (de Amerikaanse strip-Oscars) voor beste nieuwe en beste lopende serie en beste auteur, plus een Hugo Award voor beste beeldverhaal. Scribent Brian K. Vaughn was al eerder verantwoordelijk voor intelli-gente series als Y: The Last Man en Ex Machina, waarin een ex-superheld burgemeester van New York wordt. Saga draait om de verboden romance tussen een man en vrouw van twee verschillende soorten die in oorlog met elkaar verkeren. Als deze intergalactische Romeo en Juliet een kind krijgen, is het gezin op de vlucht voor auto-riteiten van beide zijden. Vaughn omschrijft zijn strip als ‘Star Wars for perverts’ en noemt dat ruimte-epos als een de inspiratiebronnen voor deze inventieve strip waarin humor, science fiction en menselijkheid samenkomen. Tekenaar Fiona Staples laat de personages overtuigend acteren en vindt een mooie balans tussen grootschalige sf-actie en momenten van emotie.
Beginnen bij Saga, Vol. 1.
The Wake (Vertigo) Scott Snyders tiendelige serie The Wake is al net zo goed als zijn Batman-verhalen. The Wake is een spannende horrorthriller die doet denken aan films als The Abyss en The Thing. Walvisdeskundige Dr. Lee Archer en een team van uiteenlopende experts staan oog in oog met een zeemonster dat de evolutie van de mens in een ander dag-licht stelt. Snyder verweeft drie tijdsperioden met elkaar: het heden, het verre verle-den en gebeurtenissen die over 200 jaar zullen plaatsvinden in een postapocalyptische toekomst. Tekenaar Sean Murphy, die ook de reeks American Vampire van Snyder visualiseerde, zet het spektakel met een energieke doch trefzekere toets op papier. Er zijn inmiddels vier delen uit.
Beginnen bij The Wake, issue 1.
The Walking Dead (Image Comics) Wie de succesvolle televisieserie niet gezien heeft, denkt wellicht dat de term ‘The Walking Dead’ slaat op het groepje ronddolende hersendoden waaruit Rutte II bestaat, maar ingewijden weten dat hiermee de overlevenden van de zombie-apoclaypse worden bedoeld die zich staande proberen te houden in een wereld bevolkt door levende doden. De televisieserie is gebaseerd op de gelijknamige en succesvolle comicreeks die al tien jaar loopt en geschreven wordt door Robert Kirkland. Kirkland weet menselijk drama en horroractie goed te combineren in deze zombiesoap die begint als politieagent Rick Grimes ontwaakt uit een coma en op zoek gaat naar zijn gezin. De visueel sterke zwart-wit strip is volgens de schrijver geen horrorverhaal, maar een studie naar hoe mensen zich gedragen in extreme situaties en hoe ze daardoor veran-deren. Inmiddels zijn er 115 deeltjes verschenen die ook in Nederlandse bundels worden uitgegeven, door uitgeverij Silvester.
Beginnen bij Volume 1: Days Gone Bye.
Dit artikel is gepubliceerd in Nieuwe Revu #45 (2013)
Last van zijn medebewoners heeft Peter Parker vaak gehad. Net als in Amsterdam zijn de meeste huizen in New York zeer gehorig. In Amazing Spider-Man #211 (1980) wordt Peter dan ook uit zijn slaap gehouden door de nieuwe buurman. Niet omdat hij aan het klussen is, nee, de man zingt een zeer vals deuntje en dat doet hij al uren.
Als Peter er genoeg van heeft ramt hij op de muur en schreeuwt: ‘Hey… Fella! Don’t you know it’s three in the morning?’ Waarop de buurman blij antwoordt: ‘Why NO, Ah don’t, but thanks a heap for the info, pard.’ We zien de buurman niet, maar gezien het dikke accent waarin hij spreekt en het liedje dat hij ‘zong’ over ene Maxine, is zijn Texaanse afkomst duidelijk af te lezen.
Peter besluit dat hij nu nog onmogelijk kan slapen en hoewel hij een examen in de morgen heeft af te leggen, besluit hij maar wat te gaan webslingeren om te ontspannen. Zoals we in een eerdere aflevering van deze rubriek hebben gezien, leidt zo’n tochtje vaak tot avontuur.
Overigens stopt auteur Dennis O’Neil veel humor in dit Spidey-avontuur waarin hij het uiteindelijk opneemt tegen niemand minder dan Prins Namor. Behalve de episode met de buurman, lukt het Peter eerst niet om zijn Spider-Man outfit te vinden. Als hij uiteindelijk op het punt staat om het raam uit te slingeren, blijkt hij zijn pyjamabroek nog aan te hebben. Niet veel later krijgt hij een grote hoeveelheid pekelwater over zich heen waardoor het de rest van de comic krabben is voor de muurkruiper. Het zit hem niet mee.
Overigens pakt O’Neil in nummer 217 het schijnbaar niet belangrijke incident met de buurman op en zien we eindelijk wie de Idol in spé is:
Overigens doet dit laatste incident me denken aan een blogpost van Jooper. Die ergerde zich aan het gitaarspel van zijn buurman, want ook in zijn woonplaats zouden de huizen geluiddichter mogen zijn. Uiteindelijk bleek die buurman de sympathieke singer-songwriter Tim Knolte zijn. Dat lijkt me toch een stuk beter dan Parkers Texaanse muzikant. Aan de andere kant: geluid van de buren is op den duur altijd vervelend, zelfs als ze zulke goede zangers zijn als Knol.
Nu weet ik dat Brands een grote fan is van Katchor, dus het zal hem veel plezier hebben gedaan om deze interessante stripmaker eens aan zijn tafel te hebben gehad.
Want interessant is het werk van Katchor zeker. Nu kan ik daar wederom een essay over vol schrijven, maar het is wellicht beter om het interview gewoon te bekijken. Eerst komt Joost Zwagerman nog in de uitzending aan het woord trouwens, want van hem kwam een tweedelige bundeling uit van zijn essays over Amerikaanse kunst & cultuur. Ook erg boeiend.
Boeken is op dit moment een van mijn favoriete programma’s op televisie en een van de weinige uitzendingen die ik geregeld terugkijk op Uitzendingvergist.nl. Ik kijk namelijk al meer dan een jaar geen televisie meer en dat bevalt me best. Geen zapsessies meer, geen verloren uurtjes zombiestaren naar hersenloze televisie. Alleen nog heel gericht kijken via het web, dus ik kijk veel minder, maar zie en lees daarom des te meer.
Het is de schijnbare eenvoud van Boeken die me zo aanspreekt. Brands heeft iedere week schrijver of schrijvers aan zijn tafel en voert daar een boeiend gesprek mee. Dankzij het interview weet je altijd in grote lijnen waar het boek overgaat en of het iets voor je is. Door Boeken heb ik al veel nieuwe, interessante schrijvers ontdekt. Het programma is het bewijs dat je met een simpele opzet, heel kijkwaardige en geestverruimende televisie kunt maken.
Ter inleiding van het gesprek met Katchor schreef Brands een stuk over de tekenaar in de VPRO Gids deze week.
Op dit moment zit ik een beetje duf achter mijn toetsenbord. De tweede kop koffie moet nog even zijn werk doen en mijn hersenen activeren. Het is dan ook laat geworden gisteravond met de Midnight Madness op KLIK! Een paar uur daarvoor stond ik zelf voor een zaal toehoorders te spreken over Spider-Man.
Foto: Corneel de Wilde
Het zal de vaste bezoeker van dit blog niet ontgaan zijn dat ik de afgelopen tijd bezig was deze lezing voor te bereiden. Ik heb de lezer immers genoeg gespamd met berichten hierover, maar goed, ik vond het dan ook weer erg leuk dat ik een lezing over mijn favoriete stripheld mocht geven. En dit keer op KLIK!, wat ik toch het tofste Nederlandse animatiefestival vind dat ik ken.
De lezing ging lekker en ik zag veel bekenden in de zaal zitten. Dat deed me erg goed. Niet alle facebookvrienden die hadden toegezegd te komen, waren er. Ik zal straks dus even mijn vriendenlijstje gaan uitdunnen. 🙂
De mensen die waren gekomen wil ik via deze weg nog even hartelijk bedanken. Leuk dat mijn vader, moeder en zusje waren gekomen vanuit het verre Groningen. Nu konden ze eens zien dat het toch zijn nut heeft gehad dat ik vroeger al mijn zakgeld spendeerde aan Spider-Man-comics. Ook leuk dat schoonmoeder en kunstenaar Jan van den Bos aanwezig waren. En de mannen van Moker, waarvan twee ook verstokte Spidey-fans zijn. En verder natuurlijk de andere vrienden en onbekenden die de moeite hadden genomen om de lezing bij te wonen. De zaal had een goede vibe en daar doe je het voor.
Foto: Corneel de Wilde
Na afloop ben ik nog met de familie, vriendinnetje en vrienden gaan drinken in Eye. Kortom, het was een goede avond, waar ik nu nog even van ga nagenieten alvorens ik weer richting KLIK afreis om nog wat mooie dingen te gaan kijken.
Iedere vrijdag delen striplezers hun stripliefde en vertellen over hun favoriete strip.
Patty met Jan Kruis.
Wat is je naam, je leeftijd en je wat doe je voor werk?
Mijn naam is Patty Walvis, ja, ja, ik ben 64, ik werk in de zorg als welzijnsmedewerkster, het vroegere activiteitenbegeleiding.
Welke strip(s) is/zijn je favoriet en lees je nu nog steeds? Alles van Will Eisner, vooral de boeken zoals Dropsie Avenue, The Plot en A Contract with God. The Spirit komt dan op een goede tweede plaats. Verder houd ik erg van de comics van Alex Ross, prachtige stijl. Ben opgegroeid met Spider-Man, toen hij nog gewoon Spinneman heette en de comics in zwart/wit waren. Niet te vergeten Art Spiegelman. Bepaalde graphic novels vind ik mooi, maar op eenzame hoogte staat bij mij al jaren Will Eisner.
Nederlandse en Belgische strips en tekenaars: Marq van Broekhoven, Marc Verhaegen, Kees Sparreboom, Jan Kruis, Martin Lodewijk, Don Lawrence en vele vele meer. Volgend jaar hoop ik voor de 29ste keer naar de Stripdagen in Gorinchem te gaan. Op de Stripdagen valt het altijd op, hoe sympathiek de tekenaars/tekstschrijvers zijn, je vergeet daar helemaal de tijd en je leeftijd. Het is elk jaar weer genieten. Ik zie daar trouwens altijd veel mensen van mijn leeftijd. Zo’n dag vliegt om, ik kan het iedereen aanraden eens een keertje te gaan. Ik koop veel strips als de tekenaars er zitten voor een handtekening en een tekening in je boek, ik heb inmiddels al een flinke verzameling gesigneerde boeken.
Wanneer kwam je er voor het eerst mee in aanraking? En wat deed dat met je? Voor het eerst kwam ik in aanraking met strips door mijn inmiddels overleden broer, hij was 12 jaar ouder als ik. Hij had al de eerste uitgaven van Tom Poes (tijdschrift, ingebonden), Robbedoes en Kuifje. Ook had hij boeken van Jan Kordaat en vele anderen. Als kind las ik Suske en Wiske, Bessy, De Rode Ridder e.d. Wat deed dat met je, vraag je? Ja, ik ben inmiddels een dagje ouder en lees nog steeds strips. Ga ook naar stripverfilmingen in de bioscoop, heel goed vond ik Watchmen, die moet ik nog eens herzien.
Will Eisners A Contract with God.
In de rubriek Stripliefde vertellen striplezers over hun favoriete strip of strips. Op deze manier bouwen we langzaam een interessante leeslijst op. Ook meedoen? Check hier hoe je dat doet. Ik kijk uit naar je inzending. Oh ja: mocht iemand anders al je favoriete strip genoemd hebben, stuur dan even goed je inzending in, want jouw reden om de strip goed te vinden kan heel anders zijn. Bovendien is je eerste kennismaking en wat dat met je deed waarschijnlijk anders dan die van andere lezers.
Because of its size, Ben Katchor’s Hand-Drying in America: And Other Stories is hard to overlook when walking by the bookcase. But what got me to pick it up, is Katchor’s eye-catching scratched-drawing style: his comics look like he sketches them directly on paper with a pen, without making a set-up in pencil first.
However, Katchor brilliantly uses this seemingly spontaneous way of drawing to make well-thought-out drawings rich with detail. For me, this symbolises the core of his work, which is Katchor’s penchant for small but quirky details of modern-day urban life. Katchor’s stories in Hand-Drying… tend to favour topics related to architecture and urban design and the way people respond to them, which they often do in an atypical fashion. Most of the time his observations are very funny and dry. The story ‘Open House Season’ for instance, opens with the statement that our knowledge of the domestic interiors of a city is limited to the homes of a small circle of friends, acquaintances and relations. Few of us have the opportunity of a gasman or exterminator who visit a lot of houses. However, Open House Aficionados have a solution to that problem: they use the real estate section of the newspaper to pick out houses to visit. Not to buy, but to get a feel of the apartment and later discuss it with fellow Open House Aficionados.
The story from which the book takes its title deals with the adventurous undertakings of a businessman who wants to dry his hands after a visit to the toilet in a restaurant. He can choose between paper towels or an electric hand dryer, but of course the dispenser is empty and the dryer is out of order. We’ve al been there, yet still Katchor is able to give this tale an uneasy ending: the businessman has to shake hands with a foreign student even after all his efforts he still hasn’t been able to dry them properly. Urban life can be uneasy at times and pretty absurd, and that’s what Katchor deals with in one-page stories. They often ridicule the trappings of urban life so we can have a good laugh about it.
The material in Hand-Drying in America was originally serialized in Metropolis magazinebetween 1998 and 2012, a magazine that covers architecture and urban design, which explains why this collection of comics deals with design or urban issues. Then again, Katchor always had a knack for tackling urban themes in his comics and especially with using big cities as the setting for modern-day dystopia.
Ben Katchor (1951, New York) debuted in Raw Magazine. The comic character Julius Knipl, Real Estate Photographer, which he created for the Jewish socialist magazine, is probably his best-known work. The often moody and surrealist stories in this strip paint a picture of historical New York City.
Please take the time to check out Katchor’s presentation at Ted Talks (see below), for not only do you get a nice impression of his comic book artwork and stories, there’s nothing like hearing him reading his own work in his very distinctive way of speaking.
Ben Katchor will be at the Crossing Border Festival in The Hagueon Saturday, November 16th, and in Antwerp on Sunday, November 17th. And he will be guest on VPRO’s Boeken on Sunday, Ned 1, 11:20-12:00.
Sommige mensen denken dat mijn huis vol staat met Spider-Man-spullen, maar dat valt wel mee.
Goed, mijn Spider-Man strips nemen een hoop plankruimte in beslag, dat geef ik zonder probleem toe. Maar Spider-Man beeldjes heb ik eigenlijk niet. Ik heb nog wel een Spider-Man poppetje in de kast staan die ik als kind voor Sinterklaas heb gekregen. Eigenlijk heb ik al mijn Spidey speelgoed van anderen gekregen.
Zoals deze Spider-Man pop van fabrikant Mego die ik vorig jaar van Erik Kriek kreeg toen ik hem voor de VPRO Gids interviewde. Mego Spidey bewaakt de stripcollectie tegenwoordig. Mego maakte indertijd, we spreken over de late jaren zeventig en begin tachtig ook een Spider-Man Machine tank.
Dit kleine Spider-Mannetje kreeg ik samen met Jack Skellington van een vriendin van me die in Thailand geweest was. Die twee heb ik indertijd nog gebruikt om een paar onsuccesvolle fotostripjes mee te maken op Mike’s Webs. Verder doe ik niet veel met die dingen, spelen met speelgoed ben ik wel ontgroeid. Sommige mensen weten echter nog goed gebruik te maken van hun Spider-Man speelgoed. Zoals de mensen achter Losman productions. Ik zeg mensen, maar voor hetzelfde geld is het gewoon een eenzame animator die deze dingen maakt. Inmiddels zijn er drie van dit soort stop-motion animatiefilms door Losman gemaakt en ik vind ze erg vermakelijk.
Wat gebeurt er als je je oude GI Joe poppetje weggooit omdat je net een Spidey poppetje cadeau hebt gekregen? Dan wordt het matten natuurlijk, want Joe laat zich niet zo maar aan de kant schuiven.
Maandag 11 november is Pieter van Oudheusden overleden. Als scenarist en vertaler heeft hij het Nederlandse beeldverhaal verrijkt met mooie, poëtische verhalen. Ik zal hem gaan missen.
Pieter van Oudheusden; Bron: De eenhoorn.be
Pieter van Oudheusden (1957, Puttershoek – 2013, Rotterdam) was scenarioschrijver van strips, schrijver van kinderboeken en vertaler. Hij studeerde audiovisuele vormgeving aan de kunstacademie van Rotterdam. Sinds de jaren tachtig werkte hij voor verschillende striptijdschriften zoals Stripschrift, Zozolala, Titanic en Zone 5300. Hij maakte interviews met kunstenaars, schrijvers en stripmakers. Ook gaf hij les aan de schrijversvakschool.
Als scenarist schreef hij vooral korte verhalen en de lijst met wie hij samenwerkte is lang. Een kleine greep: Fred Marshall met wie hij de reeks Liefde & Verraad maakte, Lian Ong, Jan Vriends, Fred de Heij, Michiel de Jong, Kim Duchateau en natuurlijk Jeroen Janssen met wie hij denk ik wel het meeste heeft samengewerkt. Zij maakten samen onder andere Een nachtegaal in de stad, Klaarlichte nacht en De wraak van Bakamé, een fantasievolle striproman gebaseerd op Afrikaanse volksverhalen, vol zijpaden, satire en expressieve erotiek tussen mensen en dierfiguren. Met Eric Wielaert maakte hij een moderne versie van het sprookje Blauwbaard en met Adri van Kooten Spertijd, een verhaal dat zich afspeelt in een denkbeeldig, door legers bezet Europa.
Als medewerker van Studio Peter de Raaf in Rotterdam verzorgde hij naar eigen zeggen de Nederlandse vertaling van zo’n vijftig titels per jaar. Reeksen als Thorgal, Akira, Samber, De kronieken van Panchrysia, De Smurfen, maar ook Troebele feesten van Régis Loisel, Het portret van Edmond Baudoin en de reeks Blast van Manu Larcenet. Vertalen was voor Pieter toch vooral een manier om zijn brood te verdienen: ‘Ik heb vertalen altijd gezien als het oplossen van een cryptogram. Dat is ook de aardigheid meteen. Van de 50 boeken die ik vertaal in een jaar zou ik er tien vrijwillig gedaan hebben en twee zelf gekocht.’ Schrijven deed hij ongeveer een uur per dag, als de rest van Nederland naar DWDD zat te kijken.
Daarnaast was Pieter auteur van diverse kinderboeken en gelegenheidsuitgaven.
Ik zal me hem vooral herinneren als de intelligente en vriendelijke man met de zachte stem wiens verhalen iets bij me los wisten te maken en me lieten denken over mijn eigen plek en functie in deze wereld. Net als een andere ingewijden, wist ik dat Pieter ernstig ziek was en dat zijn dood slechts een kwestie van tijd zou zijn.
Pieter kende ik beroepsmatig. In 2010 had ik hem geïnterviewd voor Het Parool over De wraak van Bakamé. Tijdens dat gesprek hadden Pieter en ik een klik en ik kijk nog steeds met plezier terug op dat uurtje dat we in Stanislavski aan het praten waren over scenario schrijven en zijn ontmoeting met Keith Haring. Daar had hij een mooi boekje over geschreven dat hij me na het gesprek toestuurde. We hielden contact maar door wederzijdse drukke agenda’s spraken we nooit af. Dat komt wel een keer, er is tijd zat. Dacht ik.
Tussendoor kwamen we elkaar nog wel eens tegen, zoals die keer tijdens Manuscripta toen hij samen met Jantiene de Kroon van Mooves en Natasja van Loon het Nederlandse stripscenario aan het bespreken was. Daar ben ik toen bij gaan zitten. Het was altijd boeiend om Pieter te horen spreken over scenarioregels en wat volgens hem nu een goed verhaal was. Omdat ik zelf ook een scenario-opleiding heb gevolgd en beroepsmatig strips recenseer zijn dit interessante onderwerpen.
Vorig jaar september werd er een tumor in Pieters hoofd ontdekt. Hij werd vrijwel meteen geopereerd, maar na een paar maanden bleek dat het gezwel weer aan het groeien was. Ik kwam Pieter begin deze zomer bij toeval tegen toen mijn vriendin en ik een kopje koffie zaten te drinken op het Westergasfabriekterrein. Ik herkende Pieter bijna niet terug: hij was sterk vermagerd. Hij kwam even bij ons zitten en toen ik hem vroeg hoe het met hem ging, vertelde hij op berustende toon dat hij een hersentumor had en dat hij vermoedde niet lang meer te zullen leven. Hij vertelde ook dat Jona Honer een documentaire had gemaakt over zijn behandeling en dat die binnenkort uitgezonden zou worden.
Toen ik een paar weken later deze documentaire bekeken had, wilde ik heel graag Pieter nog een keer interviewen voor de VPRO Gids. In de film wordt Pieter namelijk afgebeeld als een patiënt. In wezen had patiënt Pieter iedereen kunnen zijn. Over zijn belangrijke werk voor de Nederlandse strip werd niet gesproken. Een duidelijke keuze van de regisseur en een heel begrijpelijke, want Honer was geïnteresseerd in het proces van de tumorbestrijding, niet zozeer in de stripscenarist.
Daarom wilde ik Pieter interviewen, zodat de gidslezer ook die andere kant zou horen. Dat men zou weten dat Pieter prachtige strips, vaak met een surrealistische en met een filosofische inslag, heeft geschreven die de moeite van het lezen meer dan waard zijn. Dat hij heeft samengewerkt met meer dan twintig striptekenaars en dat hij nu nog werkte aan een striproman over Schubert, wederom met Jeroen Janssen.
September dit jaar zat ik bij Pieter aan de keukentafel in zijn huis in Rotterdam. Ik hoopte dat we een flinke boom konden opzetten over zijn werk. Helaas. Pieter was welwillend en vriendelijk als altijd, maar de tumor had flink huisgehouden in zijn brein. Hij kon zich veel dingen niet meer herinneren. Halverwege het antwoorden viel hij dikwijls stil omdat zijn geheugen niet mee wilde werken. Ook moest hij soms zoeken naar woorden. Het was alsof de tumor de plaats in had genomen van Pieters geheugen en zijn persoonlijkheid. Dat had hij zelf ook door en hij zei dat hij merkte hoeveel hij in het afgelopen jaar was veranderd.
Pieter had zich berust in zijn lot en legde zich neer bij zijn naderende einde: ‘Het staat voor mij vast dat er na het leven niets meer is. Dat is een grote troost, mag ik wel zeggen, want dan hoef je je daar in ieder geval geen zorgen over te maken,’ zei hij lachend. ‘Ik weet nog dat Bernlef vlak na mijn operatie overleed. Die was 75 geworden. Ik dacht toen: Of je nu nog twee of twintig jaar te gaan hebt, zoveel stelt het niet voor. Die tijd is zo voorbij.’
Het was een moeizaam gesprek en in sommige opzichten het moeilijkste interview dat ik tot nu toe heb gevoerd. Het gesprek met Pieter was een confrontatie met mijn eigen sterfelijkheid, met het besef dat je nooit weet wanneer de tijd om is.
Pieter werd 56 jaar. Ik zal hem missen en het spijt me dat we nooit eens hebben afgesproken zonder dat daar een journalistieke reden voor was. Mijn gedachten gaan uit naar zijn vrouw Anette en hun twee dochters.