Vrijdag 25 september vond voor de vierde maal de Lamelos-veiling plaats in stripwinkel Lambiek.
Belangstellenden kwamen vanuit alle windstreken naar de Kerkstraat in Amsterdam om te bieden op tweedehandsspullen, of om zelf spullen bij te dragen. Oude rolschaatsen, een Rambo-pakketje, ja zelfs een stenen penis verwisselde van eigenaar. De opbrengst van de veiling werd direct uitgegeven aan bier voor de aanwezigen. Zie hieronder de video die ik maakte over deze feestelijke veiling:
De video over de Lamelos-veiling is de eerste aflevering van de nieuwe serie Mike’s Webisodes: een reeks webvideo’s die met enige regelmaat op dit blog gepubliceerd zal worden. Iedere aflevering zal gaan over een onderwerp die ik interessant vind, van stripgerelateerde onderwerpen tot dagelijkse taferelen. Verwacht geen navelstaar-video’s. Het is weliswaar een vorm van videobloggen, maar het doel is om een algemeen geïnteresseerd publiek aan te spreken. En hopelijk verrassend uit de hoek te komen. Of dat ook gaat lukken, gaan we de komende maanden zien.
Dit weekend vond voor alweer de vijfde keer de 24 Hour Comics Day plaats in stripwinkel Lambiek, te Amsterdam. Een aardig grote groep stripmakers liet zich wederom vrijwillig opsluiten om binnen een etmaal 24 pagina’s te tekenen. Wasco, Aimee de Jongh, Hallie Lama, Lamelos, Mattt Baay, Gerrie Hondius en Emma Ringelberg waren onder andere aanwezig.
Gekkenhuis die 24 Hour Comics Day zul je wellicht denken. Toen ik in Lambiek was op zaterdagmiddag heerste er echter nog een vrolijke stemming.
Zelfs Menno Kooistra, die voor de derde keer een poging deed om de 24 pagina’s af te tekenen, was in een goede bui rond 16 uur. Halverwege de nacht zou hij afhaken, nadat hij negen mooie stroken van zijn zombiestrip had getekend.
Ger van Wulften van uitgeverij Xtra en stripintendant Gert Jan Pos kwamen ook even kijken hoe het de stripmakers verging. Lot Rossmark, een van de medewerkers van Lambiek, zal later deze week een video van het gebeuren publiceren. Uiteraard is die dan ook op deze site te zien.
In het stripmuseum Groningen gingen ook stripmakers de strijd aan met tekenkramp, uitputtingsverschijnselen en inspiratiedipjes.
Hieronder portretten van enkele van de dappere helden in Amsterdam:
Menno Kooistra heeft al drie stroken af.
Viktor Venema heeft aan papier niet genoeg.
Robert – Dandy – van Raffe heeft er ook zin in.
Stripcollectief Lamelos zonder Sam (en met Mattt Baay helemaal achteraan.)
Nog meer Matt Baay.
Hallie Lama weet nu al dat hij op tijd klaar zal zijn.
Jeroen Funke en Boris Peeters nemen een momentje.
Aimee de Jongh poseert.
Emma Ringelberg ook.
Zondagochtend heb ik Lambiek weer bezocht. In tegenstelling tot de stripmakers bracht ik de nacht gewoon in mijn bedje door in plaats van achter een tekentafel in Lambiek. Bij aankomst bleek dat sommige tekenaars al klaar waren en het pand hadden verlaten. Mattt Baay tekende nog vrolijk door aan zijn cover, en had rond 10 uur zijn nieuwe Bunbun-strip afgemaakt. Hallie Lama was rond 8 uur in de ochtend klaar. Nog steeds snel, zeker als je je bedenkt dat hij zaterdag pas om 14 uur was begonnen met tekenen. ‘Daarbij heb ik ook veel rookpauze genomen,’ lichtte Hallie toe. We spraken gekscherend af dat hij volgend jaar ‘ghost artist’ wordt voor mensen die hun pagina’s niet halen. Hallie zal dan wel voor ze bijtekenen.
Boris Kousemaker van Lambiek (helemaal rechts, bovenaan de trap) kondigt het einde van 24 Hour Comics Day aan.
In tegenstelling tot vorig jaar kreeg Emma Ringelberg haar strip op tijd af. Nou ja, zoals ze zelf zei: ‘Mijn verhaal was op pagina 18 al klaar, dus heb ik er nog een kort verhaaltje bij gemaakt.’ Het zeventienjarige tekentalent uit Dieren deed voor de tweede keer mee. Viktor Venema en Maarten Janssens waren net als vorig jaar niet heel erg ver gekomen. Stripmakers als Gerrie Hondius en Wasco lieten hen figuurlijk in het stof bijten. Gerrie leverde 24 pagina’s in kleur af, genaam Eenden Soep, terwijl Wasco maar liefst 37 pagina’s van tekeneningen voorzag. Robert van Raffe, mijn dandycollega van Zone 5300, liep voldaan rond door de stripwinkel zondag. Ook hij had zijn werk er op tijd op zitten. Zoals gewoonlijk eindigde de 24-uur met champagne en applaus, waarna de doodvermoeide tekenaars langzaamaan huiswaarts gingen.
Wasco is wel toe aan een borrel.
(Let op het vrolijke hoofd van Ringelberg op de achtergrond.)
Terugblik
Vorig jaar ging het er als volgt aan toe in Lambiek:
Stripmaker Hanco Kolk kreeg recent de P. Hans Frankfurtherprijs vanwege zijn inzet voor de Nederlandse strip. Een gespek over zijn passie voor het strip maken, zijn aanvallen van twijfel en zijn ‘huwelijk’ met Peter de Wit.
‘Ik ben erg snel verveeld met dingen,’ zegt stripmaker Hanco Kolk (Den Helder, 1957). ‘Ik heb altijd een positie willen bereiken waarin ik kan doen waar ik zin in heb. Daar ben ik nu vrij dichtbij. Ik ben me aan het amuseren.’ Op dit moment amuseert Kolk zich met uiteenlopende projecten. Samen met Peter de Wit (Sigmund) maakt hij de krantenstrip S1ngle, daarnaast speelt hij een rol in de film van Spinvis en werkt hij samen met Vlaamse stripmaker Kim Duchateau aan een script dat zowel tot een strip als een film moet leiden. ‘Dat gaat over een man wiens vrouw wil dat hij weer de man wordt met wie ze ooit trouwde. Omdat hij geen flauw idee heeft wat ze bedoelt, probeert de man zich dingen te herinneren door fysiek in zijn geheugen te stappen. Het geheugen blijkt uit verschillende sectoren te bestaan: hele steden waarin je van de ene naar de andere stad via ezelsbruggen kunt rijden.’
Elke donderdag geeft Kolk les aan jonge stripmakers op Artez hogeschool voor de kunsten. Sinds september dit jaar ging daar de opleiding Comic Design van start. ‘Het is natuurlijk niet de bedoeling dat er allemaal kleine Hanco Kolkjes uitkomen. Daarom wil ik de opleiding echt op de studentenmaat snijden. Kijken wat ze nodig hebben en dat aanbieden.’
Kolk behoort zelf tot de generatie autodidacte stripmakers. ‘Ik ben een verhalenverteller,’ zegt hij. ‘Strips maken is haast een legitimering van mijn bestaan. Als dat wegvalt, dan ben ik maar voor 40% de man die ik wil zijn.’ Kolk koos voor de strip omdat hij met dit medium alles zelf in de hand kan houden. ‘Wat je op je papier zet, dát is de strip. Als ik iets wil vertellen, dan wil ik dat op mijn manier doen.’ Al vanaf zijn achtste wilde hij stripmaker worden: ‘Op een gegeven moment kon ik Fred Flintstone tekenen en kreeg daar allemaal complimentjes voor. Dus ik dacht: ‘Ik teken er nóg één.’
De Wit & Kolk
Leerschool
Kolk begon zijn carrière in het undergroundcircuit met het blaadje de Gekleurde Omelet dat hij zelf mede oprichtte en Tante Leny Presenteert. Ook werkte hij als manusje van alles bij uitgeverij Drukwerk in Amsterdam. Daar kwam hij in aanraking met het tekenwerk van oude Belgische stripmeesters als Franquin en Tillieux die onder andere werden gepubliceerd in het Franse striptijdschrift Spirou (Robbedoes). Vanwege zijn bewondering voor hun tekenstijl ging Kolk bij stripblad Eppo werken. Daar raadde Wilbert Plijnaar, scenarist van Sjors en Sjimmie, artdirector en mentor van jonge stripmakers, hem aan om scenario’s voor de Donald Duck te gaan schrijven.
‘Dat was een goede leerschool. Die Disney-verhalen zijn namelijk heel wetmatig, alles wat erin gebeurt moet een functie hebben. Door dat keurslijf werd ik gedwongen doortimmerde scenario’s te maken. Dat heeft me weer geholpen bij de eerste verhalen over Gilles de Geus die ik voor Eppo maakte.’
De verhalen over de Hollandse struikrover Gilles spelen ten tijde van de Opstand der Nederlanden. Collega Peter de Wit was echter niet erg te spreken over Kolks eerste pennenvruchten. Tijdens een van de redactionele bezoeken aan het café sprak hij Kolk hierop aan: “Je hebt goud in je handen, maar je doet er niets mee! Waar is de Tachtigjarige Oorlog?!” Op een zaterdagmiddag hebben Kolk en De Wit toen twee korte verhalen geschreven om te kijken of ze goed konden samenwerken. ‘Het ging zó goed, het klikte ongelooflijk tussen ons. Ik ging naar huis en het was alsof ik half verliefd was,’ vertelt Kolk. De twee stripmakers zijn nog steeds boezemvrienden. ‘Hij is mijn man en Resi (van Kraaij, red.) is mijn vrouw.’ Het duo vult elkaar goed aan, vindt Kolk. ‘Peter is echt de gag-man van ons tweeën. Hij is heel scherp, geef hem een woord en hij verzint een grap. Ik let meer op de karakteropbouw, de timing en de dosering van de grappen.’ Ondoorgrondelijke wezens
Behalve Gilles de Geus maakten Kolk & De Wit samen Inspecteur Netjes, de fotostrip Mannetje & Mannetje en S1ngle. Van de strookjestrip over de drie vrijgezelle dames bestaat inmiddels ook een televisieserie, maar daar bemoeien de stripmakers zich verder niet mee. Wel leest Kolk altijd aandachtig de scripts door om te zien of er niets in staat dat teveel afwijkt van wat de personages in de strips zouden doen. ‘Peter en ik zijn in 2000 met S1ngle begonnen omdat we weer graag samen een dagstrip wilden doen. Als we een strip maken moet deze echt alleen nu gemaakt kunnen worden, we willen de tijdsgeest pakken. En de Single is echt iets van deze tijd.’
Daarbij kon Kolk ook zijn passie voor het tekenen van mooie vrouwen in de strip kwijt. ‘Ik vind vrouwen tekenen het allerleukste wat er is. Het zijn prachtige, ondoorgrondelijke wezens. Ik wil echte mensen van ze maken, geen pin-ups. Ik zoek de schoonheid in het banale, daarom teken ik Fatima bijvoorbeeld terwijl ze haar teennagels lakt. Van dat beeld kan ik erg genieten.
‘Kolk heeft naast de samenwerking met De Wit ook een boeiende solocarrière. Twee jaar geleden sloot hij zijn meesterproef Meccano, een vierdelige albumreeks, af met De Ruwe Gids. Kolk noemt dit album het hoogtepunt uit zijn carrière. De eerste drie albums, Beauregard, Gilette en Schlager worden in november gebundeld heruitgebracht bij uitgeverij de Harmonie. Meccano (lees Monaco) speelt zich af in een gelijknamig vorstendommetje aan de Middellandse Zee, waar het leven wordt beheerst door hebzucht, hedonisme en opportunisme.
In de strips geeft Kolk door middel van satire flink af op de excessen in de maatschappij. Ergernis blijkt een grote inspiratiebron voor zijn verhalen te zijn: ‘In Gilette zit een scène waarin opgeföhnde fotomodellen worden neergezet in een sloppenwijk voor een modereportage. Dat heb ik letterlijk in de Vogue zien staan. Daar kan ik me zó aan ergeren. Meccano was een perfecte manier om mijn woede over dat soort zaken te luchten.’ Kolks werk, ook bijvoorbeeld een verhaal van Gilles de Geus, is altijd persoonlijk. ‘Ik probeer altijd iets van mezelf in de strip te stoppen zodat het verhaal meer overtuigingskracht krijgt. Het moet een zekere legitimiteit hebben.’
Goedbedoelde rotzooi
In 1999 zag de stripmaker het allemaal niet meer zitten en raakte naar eigenzeggen fucked up. ‘Het was een rottige tijd. Ik maakte kinderstrips voor Taptoe, terwijl ik heel ander werk wilde doen. De Gilles-stijl is wat ik noem de dikke-neuzen-flapschoenen-stijl en ik voelde me daar niet lekker meer bij. Als je dan ook nog humor moet gaan maken, dan is dat is het recept voor een depressie.’ Op aanraden van een vriend ging Kolk ertussenuit, naar Toscane. Over die ervaring tekende hij het boekje Retraite. In dat boekje zien we voor het eerst de swingende, naar abstractiehangende lijnenstijl die hij perfectioneerde in De Ruwe Gids en die naar eigen zeggen op natuurlijke wijze uit zijn handen vloeit.
In Retraite toont Kolk zijn theatrale kant. Reeds op de eerste bladzijde – die hij al tekende voordat hij op reis ging – kondigt de stripmaker aan dat dit de beste verhandeling over fucked-upness moet worden die ooit is gemaakt. Dat suggereert dat zijn breakdown deels gechargeerd is. ‘De manier waarop ik leef moet een mooi meeslepend verhaal zijn met mijzelf in de hoofdrol,’ legt Kolk uit. ‘Ik kan daar soms heel kinderachtig in zijn. Om het eindigen van Meccano een bepaalde betekenis te geven heb ik op mijn vijftigste verjaardag de laatste streep van De Ruwe Gids gezet.’
Kolk is een perfectionist en op zoek naar vernieuwing. Sinds het afronden van Meccano zoekt hij een nieuwe tekenstijl. ‘Op het moment dat het tekenen een automatisme gaat worden, word ik achterdochtig. Er moet dan weer wat nieuws komen, anders is het te makkelijk.’De zucht naar perfectie leidt bij Kolk soms ook tot grote twijfelaanvallen: ‘Dan ben ik aan het werk en denk ik opeens dat het allemaal goedbedoelde rotzooi is wat ik maak. Soms bel ik dan met Miriam, mijn agent van Comic House, en overdrijf ik door te zeggen dat ik de slechtste tekenaar van de hele wereld ben. Gelukkig is Miriam iemand die dan antwoordt: “Van de hele wereld? Van het universum zul je bedoelen! Er is nog nooit zo’n slechte tekenaar als jij geweest!” En dan is het weer over. Of ik draai heel harde muziek zodat ik de negatieve stem in mijn hoofd ook niet meer hoor.’
Erkenning
In de loop der jaren kreeg Kolk al veel erkenning voor zijn werk. In 1996 ontving hij de Stripschapprijs voor zijn oeuvre – naar zijn gevoel te vroeg. Tijdens de stripdagen dit jaar kregen Kolk, Jean-Marc van Tol en minister Ronald Plasterk (OC&W) de P. Hans Frankfurtherprijs uitgereikt vanwege hun inzet voor de Nederlandse strip. Mede door hun toedoen heeft Nederland er een stripintendant, een nieuwe oeuvreprijs en de bovengenoemde stripopleiding bij.
In 2008 weigerde Kolk samen met Peter de Wit om de Hoogste Prijs van de VPRO in ontvangst te nemen. De stripmakers vonden dat het lage prijzenbedrag van 1250 euro de ambitie van de prijs, bedoeld om de topkwaliteit van het Nederlandse beeldverhaal te belonen, ondermijnde.
Overigens verandert niet alles wat Kolk tekent in goud. In 2007 tekende hij een week op de redactie van The New Yorker. ‘Ik had een paar illustraties opgestuurd omdat die me wel geschikt leken voor The New Yorker en twee artdirectors waren daar heel enthousiast over. Als proefopdracht maakte ik een serie illustraties over Casanova in New York, maar deze zijn uiteindelijk gestrand op het bureau van de hoofdredacteur. Vroeger was ik er net zo lang mee doorgegaan tot het wel lukte of ik erbij neerviel, maar nu dacht ik: laat maar zitten. Al baalde ik er wel van.’
In mei dit jaar kreeg Kolk een hartaanval en werd gedotterd: ‘Het irriteerde me heel erg, want dingen moeten het gewoon doen bij mij. Ook een hart.’ Hoewel Kolk er laconiek over doet, denkt hij door deze ervaring wel serieus na over de koers van zijn werk. ‘Ik ben blij dat Meccano afgelopen is en wil nu zeker andere dingen gaan maken. Ik heb de afgelopen maanden veel geschreven. Ik heb drie, vier grote ideeën, maar vraag me af of ik daar zelf nog genoeg tijd voor heb of dat ik de uitvoering ervan moet uitbesteden aan anderen.’
Vrijdag 25 september is het vanaf 17:00 uur weer tijd voor de Lamelos-veiling in stripwinkel Lambiek te Amsterdam. Er worden dan weer allerlei vreemde spulletjes verkocht waar je op kunt bieden. En bied vooral gul, want met de opbrengst wordt drank aangeschaft die ter plekke genuttigd gaat worden. Want tja, stripmakers en bier dat gaat goed samen.Ook presenteert het vierkoppige collectief Lamelos zijn nieuwste boekje Kaasheld #4. Mocht je niet van bier houden (en da’s geen schande!) kom dan in ieder geval een boekje scoren. En anders op de Stripdagen die dit weekend plaatsvinden.
En hier dan even een vrolijke huishoudelijke mededeling: Zone 5300 is jarig! In oktober 1994 verscheen het eerste nummer van dit tijdschrift voor Strips, Cultuur & Curiosa. Inmiddels zijn we bij de 87e editie en bestaat Zone 5300 15 jaar. Dat wordt gevierd met een jubileumnummer, een nieuwe vormgeving en festiviteiten op de Stripdagen in Houten.Het feestelijke herfstnummer verschijnt met twee verschillende covers, één door illustrator Cosh (cover links) en één door kunstenaar Daan Markus, die ook nog op elkaar aansluiten; een waar collectors item! Ook heeft de redactie het jubileum aangegrepen om Zone 5300 stilistisch flink onder handen te nemen: het tijdschrift heeft een nieuwe, ruimere vormgeving en verschijnt vanaf deze editie volledig in kleur. Voor iedereen die nieuwsgierig is geworden: Zone 5300 #87 wordt met gepaste trots officieel gepresenteerd op De Stripdagen in Expo Houten in het weekend van 26 en 27 september 2009, waar Zone 5300 een prominente plaats inneemt.Zie voor het programma hier. Naast alle festiviteiten op de beurs en het jubileumnummer zelf, start Zone 5300 op haar verjaardag met een eigen albumreeks: Collectie Zone 5300, waarvan het eerste deel Cowboy John door Jan Vriends zaterdag om 14.00 uur officieel tijdens De Stripdagen overhandigd zal worden aan Peter de Wit en Schwantz. In de Henk Albers Foyer op de eerste etage van Expo Houten is omgedoopt tot Zone 5300-zaal. Daar kan de bezoeker onder het genot van een drankje en een hapje lekker relaxed struinen door alle jaargangen, fijn even bijpraten met de redactie en de tekenaars of bijvoorbeeld luisteren naar dj’s met een eigenwijze muziekkeuze, zoals 3FM-dj Michiel Veenstra. Ook zijn er unieke live-optredens van Lamelos, Djanko, Danibal en The Incredible Ladykillers, en zal Frits Jonker een presentatie van obscure Nederlandse reclamesingles houden naar aanleiding van zijn boek De Muzikale Verleiding (dat hij schreef met Dolf Hell). In de Zone 5300-zaal is ook een mooie Cowboy John-expo van Jan Vriends ter gelegenheid van zijn Cowboy John-boek en een expo van bekroond auteur en Zone-redacteur Marcel Ruijters.Geschiedenis van Zone 5300 Zone 5300 werd in oktober 1994 opgericht door striptekenaar Robert van der Kroft en illustrator Tonio van Vugt. De ondertitel van het tijdschrift luidde vanaf het eerste nummer ‘Strips, Cultuur en Curiosa’, en van die formule is in 15 jaar niet afgeweken. Zone 5300 presenteert het neusje van de zalm van de nationale en internationale alternatieve strips. Het tijdschrift betekende een doorbraak voor veel tekenaars, onder wie Gummbah, Erik Kriek (Gutsman), Reid, Geleijnse & Van Tol (Fokke & Sukke) en Matthias Giesen. De laatste jaren zijn vooral jonge auteurs als Pieter De Poortere, Nozzman, Floor de Goede, Schwantz, Alice Kok en Simon Spruyt in ‘de Zone’ terug te vinden. Naast strips besteedt Zone 5300 ook veel aandacht aan verwante zaken als muziek, literatuur, film, dvd, games, kunst en B- en C-cultuur door middel van interviews, artikelen, recensies en columns.En nu we het toch over de aankomende Stripdagen in Houten hebben… Een paar van mijn video’s zullen worden vertoond in het theater van de Stripdagen. Studio Nieuw Gehoer zit dit jaar gezellig bij uitgeverij Xtra in de stand. En voor het volledige programma van de Stripdagen kun je hier terecht.Lees ook:Barbara Stok wint de Stripschapprijs en Frankfurtherprijs voor Hanco Kolk, Jean-Marc van Tol en Ronald Plasterk.
Stripmakers Jean-Marc van Tol en Hanco Kolk krijgen de P. Hans Frankfurtherprijs 2009 van het Stripschap uitgereikt op de aankomende Stripdagen in Houten. Minister Ronald Plasterk (OC&W) krijgt hem ook. Alle drie hebben de heren zich in het afgelopen jaar goed ingezet voor het medium strip.Zo zijn Kolk en Van Tol naar de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gestapt met een plan om het voortbestaan van dit unieke medium aan de basis aan te pakken en daarmee nieuwe kansen te geven. Drie pijlers van hun plan, het opzetten van een opleiding aan een kunstinstelling voor de opleiding van nieuw talent, het creëren en reguleren van subsidie voor stripmakers die iets bijzonders willen doen en het mogelijk maken van een nieuwe stripprijs, waar een groot geldbedrag aan hangt, zijn inmiddels gerealiseerd. Ook hebben we tegenwoordig een heuse stripintendant. Aan andere plannen wordt gewerkt. Het Stripschap wil de prijs ook aan Plasterk geven omdat ‘hij iets gedaan heeft wat al zijn voorgangers nagelaten hebben, namelijk inzien dat de strip naast al die andere kunstvormen een volwaardige en unieke kunstuiting is,’ aldus het Stripschap. De P. Hans Frankfurtherprijs (vernoemd naar de overleden oprichter van het Stripschap) wordt ieder jaar uitgereikt aan een persoon of personen die zich in het afgelopen jaar op bijzondere wijze heeft ingezet voor het medium strip.Lees ook: Barbara Stok wint de Stripschapprijs
Het Nederlandse striplandschap is recent verrijkt met drie stripbladen. Voor de liefhebber van literaire stripverhalen is er Eisner; voor prikkelende pulpstrips is er Pulpman, terwijl Eppo vooral de nostalgische lezer bedient.
Het stripblad Eisner is gewijd aan de grafische roman en bevat korte beeldverhalen met literaire ambities. Vorig jaar november verscheen het eerste nummer in 2500 exemplaren bij uitgeverij Podium. Het stripblad is vernoemd naar de Amerikaanse stripmaker Will Eisner die naar verluidt de term graphic novel introduceerde om uitgevers te interesseren voor zijn strip A Contract with God (1978). Grafische roman klinkt in de oren van een literaire uitgever immers beter dan strip, een medium dat in eerste instantie geassocieerd wordt met leesvoer voor kinderen. De redactie van Eisner hoopt dit beeld te veranderen en literatuurminnende lezers kennis te laten maken met strips voor volwassenen. Hoofdredacteur Erik Noomen, die recent het stokje overnam van Ward Wijndelts: ‘Een vorm die gebruikt wordt om een Asterixverhaal te vertellen kan ook worden ingezet voor het vertellen van een verhaal over het Midden-Oostenconflict.’ Bij de selectie van de strips gaat de redactie vaak uit van de stripmaker, laat Noomen weten. ‘De tekenaar moet iets eigens hebben en het verhaal visuele zeggingskracht.’De Eisner-redactie heeft een eclectische en uiteenlopende smaak: in de twee nummers die er tot nu toe zijn uitgebracht staan onder meer een sfeervolle stripbewerking van het horrorverhaal ‘The outsider’ van H.P. Lovecraft door Erik Kriek, twee sleutelscènes uit de roman Het Diner van Herman Koch verstript door getalenteerde nieuwkomer Merel Barends, een bijdrage van Michiel van der Pol waarin hij vol zelfspot jeugdherinneringen over zijn seksuele voorlichting verhaalt en ook gerenommeerd werk van internationale stripmakers als Daniel Clowes die in ‘Art School Confidential’ met bijtende humor het kunstonderwijs portretteert. Door die diversiteit is Eisner een aardige staalkaart van wat het beeldverhaal te bieden heeft. De geselecteerde voorpublicaties die ook in het blad staan vormen echter zelden een afgerond verhaal, wat een onbevredigende leeservaring oplevert.In de toekomst hoopt Noomen enkele bekende namen uit de literaire wereld aan het blad te verbinden. Arnon Grunberg heeft toegezegd een stripscenario te schrijven op basis van een van zijn reisreportages en Robert Vuijsje, winnaar van de Gouden Uil voor zijn debuut Alleen maar nette mensen, zal ook een script schrijven.
Pulpman: Pulp voor de liefhebber Waar Eisner drie keer per jaar staat voor de literaire en poëtische strip, vertegenwoordigt Pulpman iedere zes weken de andere kant van het spectrum: vermakelijke pulpverhalen waarin op expliciete wijze en zonder schroom de duistere kanten, driften en zwakheden van de mens worden belicht. Vaak met de titelfiguur van het blad, een naargeestig mannetje met een clownesk gelaat, in de hoofdrol. Net als bij de andere stripbladen beoogt de redactie als keurmerk te fungeren. ‘Pulpman zoekt naar de parels van de pulp. […] Uitgangspunt voor een goede strip blijft vakmanschap: een tekenaar die kan tekenen, met swung en dynamiek, een verhaal vertellen, karakters neerzetten en een sterke lay-out,’ aldus het voorwoord in de eerste Pulpman die februari dit jaar in een bescheiden oplage van 800 stuks van de drukpers rolde. Vervang het woord ‘pulp’ voor ‘beeldverhaal’ en dezelfde introductie had ook in Eisner kunnen staan.Stripmaker, schilder en illustrator Fred de Heij en uitgever Ger van Wulften initieerden Pulpman uit eigen behoefte. De Heij: ‘Ik wilde altijd al een striptijdschrift hebben en ben uitgegaan van wat ik het allerleukste vind.’ Omdat De Heij het merendeel van de strips en achtergrondartikelen verzorgt drukt hij een duidelijke stempel op het blad. Zijn verhalen zijn over the top, eindigen geregeld met een onverwachte wending en zijn dikwijls pornografisch.
Net als Eisner bevat Pulpman originele verhalen en voorproefjes van nog uit te komen strips. Mede dankzij de korte introductie van de gasttekenaars geeft Pulpman een aardig, zij het wat willekeurig beeld van het begrip pulpstrip. De Heij en gastschrijvers als Peter Breedveld, striprecensent van Vrij Nederland, lichtten in de artikelen uiteenlopende onderwerpen uit. Hoewel De Heij zijn persoonlijke visie geeft komt de nieuwsgierige lezer veel te weten over bijvoorbeeld de geschiedenis van pulpstrips en de invloed van Joodse makers op de Amerikaanse stripindustrie. De toon van Pulpman is die van een dikke knipoog en een tikkeltje tegendraads. Het zal geen toeval zijn dat in het eerste nummer de Eisner wordt gerecenseerd. Zelfs over een op het eerste gezicht onschuldige en oubollige jongensstrip als Bob Evers (uit de Eppo) weet De Heij te vertellen dat deze zijn oorsprong heeft in een strip die in het nationaal-socialistische blad Jeugd werd gepubliceerd.
Gezien de toon en de verheerlijking van pulp ligt het voor de hand om het blad te zien als tegengeluid op de graphic novel. Toch stellen de makers duidelijk dat ze nergens tegenaan willen schoppen. Het plezier en de passie die de bladmakers voor pulpstrips hebben straalt Pulpman zeker uit en werkt aanstekelijk.Eppo, een nostalgisch stripblad In het midden tussen Eisner en Pulpman bevindt zich de Eppo. Dit tweewekelijkse stripblad bevat voorpublicaties van mainstream strips, het soort waar je het eerste aan denkt als je het woord strip hoort: Storm, Agent 327, Franka en Dirkjan. Het gros bestaat uit onschuldige avonturen- en humorstrips die, net als sommige verhalen in Pulpman, in afleveringen verschijnen. In tegenstelling tot Eisner dient van deze bladen dus ieder nummer aangeschaft te worden om niets van de vervolgverhalen te missen.
Voorpublicaties zijn misschien vervelend voor de ongeduldige lezer, volgens Eppo-hoofdredacteur en initiatiefnemer Rob van Bavel zijn ze een belangrijke inkomstenbron voor stripmakers omdat de albumverkoop te laag is om van te leven. Daarbij wordt het ouderwetse Eppo-gevoel volgens sommigen juist gekenmerkt door het in spanning afwachten tot het nieuwe nummer weer op de deurmat valt.
Eppo werd in januari dit jaar nieuw leven in geblazen. Het stripblad verscheen oorspronkelijk van 1975 tot halverwege de jaren tachtig. Na talloze naamswijzigingen en samenstellingen verdween het in 1999 van de markt. De nieuwe Eppo lijkt voort te komen uit een drang naar nostalgie, want het merendeel van de strips stond ook in de eerste incarnatie van het blad. Volgens Van Bavel is Eppo ook niet voor kinderen bedoeld, maar voor de dertigplussers die het vroeger ook lazen: ‘Jongeren vanaf zes jaar lezen geen strips meer, die gaan liever gamen of online. Dat is ook de reden dat de oude Eppo uiteindelijk is verdwenen: ze hielden vast aan de jeugd als doelgroep.’ Toch hoopt hij dat de Eppo van papa ook wordt ingekeken door nieuwsgierige lezertjes.
Hoewel de interviews in het blad interessant leesvoer zijn en de achtergrond en methodiek van de stripmakers inzichtelijk maken, wekt de toon van de redactionele teksten niet de indruk dat volwassenen worden aangesproken. Desondanks lijkt Eppo een succes: met een oplage van 25.000 exemplaren is dit het grootste stripblad van Nederland.
Dit artikel verscheen eerder in VPRO Gids #34 onder de titel Nieuwe Avonturen.
Mickey Mouse samen met de Hulk in een strip of tekenfilm? We mogen hopen dat dit nooit zal voorkomen. Disney heeft echter vandaag laten weten Marvel te willen opkopen voor het leuke bedrag van 4 miljard dollar.‘It feels like Christmas morning,’ twitterde Joe Quasada, editor in chief bij Marvel, vanmorgen. Kennelijk zijn de mensen bij Marvel blij met de deal. Niet zo gek ook, want Disney opereert over de hele wereld en zou een goede partner zijn voor Marvel wat betreft distributie en infrastructuur. Disney is wat geld en macht betreft immers een grote speler in de wereld van de entertainment. Ook bezit Disney filmmaatschappij Pixar dus wie weet wat dat voor mooie animatiefilms gaat opleveren. Hoewel daar nu nog niet zoveel over te zeggen valt, sprak John Lasseter recent wel met de mensen van Marvel. En volgens de berichten was iedereen ‘enthousiast’. Het zou voor de fans van Marvel een verademing zijn, want eerlijk gezegd blinken de animatiefilms die Marvel nu uitbrengt niet uit als het gaat om technisch vernuft en verfijnde animaties. Dat geldt overigens niet voor alle fans, die toch vooral bang zijn dat Disney zich inhoudelijk met de films en strips gaat bemoeien. Quasada bestrijdt dat idee en zegt dat er Marvel met de comics gewoon de koers blijft varen die nu is uitgestippeld. Niet dat die altijd even kritiekloos ontvangen wordt door de fans, maar dat ter zijde. Ik denk niet dat we snel een team-up tussen Spiderman en Donald Duck kunnen verwachten. Ik hoop het in ieder geval niet, want de twee werelden van Marvel Comics en Disney zijn praktisch onverenigbaar. Op inhoudelijk vlak tenminste, vanuit zakelijk oogpunt is het een rooskleuriger verhaal. Daarom snap ik wel waarom Disney geïnteresseerd is in Marvel. Ze krijgen er 5000 nieuwe personages bij, waarvan een aantal zeer populair zijn bij het grote publiek. Zoals Spiderman, X-men, Wolverine en Iron Man. Op dit moment is er een renaissance gaande van superheldenfilms, niet toevallig zijn dit allemaal Marvel-helden. En het einde hiervan is met Iron Man 2, het aangekondigde Spiderman 4, Deathpool, Wolverine 2, Thor, Captain America en de Avengers-films nog lang niet in zicht. Dat is natuurlijk big business. Marvel verdient veel meer geld met films en gelicenseerde producten als games en speelgoed dan met de strips zelf. Die zijn meer springplank geworden voor een hele diverse reeks nevenproducten. Dat hebben beide bedrijven met elkaar gemeen: ze slagen erin een x-aantal personages door middel van verschillende producten te verkopen: films, strips, speelgoed, games, tot en met badslippers met spiderman-logo toe.
Voor Disney betekenen al die superhelden het aanboren van een nieuwe doelgroep. Als je kijkt naar de tv-programma’s die Disney produceert en het speelgoed dat dit bedrijf op de markt brengt, (vooral veel prinsessen en feeën spul) dan is Disney toch vooral gericht op meisjes – even kort door de bocht gezegd. De superhelden van Marvel spreken traditiegetrouw toch vooral veel jongens aan.Disney heeft aangekondigd dat ze de bestaande distrubutie-afspraken die Marvel heeft met filmmaatschappijen zal erkennen, maar dat ze ter zijner tijd de films zelf op de markt wil brengen.Overigens moet de deal nog goedgekeurd worden door de antitrust review en de aandeelhouders van Marvel moeten nog akkoord gaan. Men hoopt voor het einde van het jaar de zaken rond te hebben.
Vrijdagmiddag 27 augustus vond in Stripwinkel Lambiek in de Kerkstraat te Amsterdam de boekpresentatie plaats van Walhallie, de debuut cartoonbundel van Hallie Lama. Ondergetekende was getuige van en deelnemer aan een gezellige middag in het clubhuis van de Nederlandse stripwereld.Aanwezig waren Hallie’s posse uit Hilversum, collega’s, vrienden en natuurlijk uitgever Ger van Wulften en Esther Gasseling van uitgeverij Xtra die samen met Lama de geboorte van Walhallie #1 tot stand hadden gebracht. Ook Erik Noomen, de kersverse hoofdredacteur van Eisner, Hansje Joustra van uitgeverij Oog & Blik en stripintendant Gert Jan Pos lieten hun gezicht zien, al was het niet helemaal duidelijk of ze voor de boekpresentatie kwamen of voor de vrijdagmiddagborrel die traditiegetrouw iedere week op ongedwongen wijze in Lambiek plaatsvindt. Omdat ik het voorwoord voor Walhallie heb geschreven, vroeg Hallie mij de middag in te luiden met een korte toespraak. Een verzoek waar ik met alle plezier aan gehoor gaf, want zoals vaste lezers van dit blog zullen weten, ben ik een fan van Lama’s werk. (Duh.) Daarna was het tijd om de boekjes te verkopen – daar hou je immers een boekpresentatie voor.Signeersessie De rij voor de kassa was lang en Lama was dan ook tussen de drankjes, peuken en gesprekjes door druk met het signeren van zijn boekje. Eigenlijk een vreemd fenomeen als je erover nadenkt: een heel boekje vol met cartoons waarop de tekenaar maanden lang heeft zitten zwoegen (of in het geval van snelle tekenaar Lama toch minstens een week) en dan wil de koper alsnog een extra krabbel op het schutblad hebben. Ach, een beetje tekenkramp hoort bij de roem. Niemand hoorde Lama dan ook klagen. Sterker nog: hij leek prima in zijn nopjes.Lambiek was vrijdag dus weer een prima plek om de Nederlandse strip te vieren en plannen te maken. Er staan immers nog verschillende stripbeurzen en events op stapel dit jaar. De stripdagen in Houten en de beurs waar ik het meeste naar uitkijk: Turnhout. En 24 Hour Comics Day dat op 3 oktober in Lambiek zal plaatsvinden. Hoewel de online activiteiten van Studio Nieuw Gehoer op dit moment op een laag pitje staan (lees: de tekenbattle ligt stil), zal het stripcollectief wel zijn gezicht laten zien op de aankomende stripbeurzen. Ook zijn de stripmakers van Studio Nieuw Gehoer allemaal druk met soloprojecten. Paul Stellingwerf brengt binnenkort Ziekehond op comic-formaat uit, Menno Kooistra smeedt snode plannen voor Bloeddorst the magazine en Mattt Baay heeft een paar stripverhalen in de pen zitten waar hij binnenkort mee aan de slag gaat. En Hallie Lama? Die gaat ongetwijfeld druk aan de slag met het tekenen van Walhallie 2, want de eerste bundel smaakte naar meer.Alle foto’s zijn gemaakt door Roos Manintveld. Lees ook:
‘Ik verhuis nooit meer…’ dacht ik toen ik maandagmiddag onder het genot van een tropisch temperatuurtje een poging deed om mijn tweepersoonsbed uit elkaar te halen.
Hoewel alle belangrijke spullen de week ervoor naar mijn nieuwe onderkomen waren ondergebracht, met behulp van een paar trouwe vrienden en schoonfamilie, stond in mijn oude huis vooral meuk die rijp was voor het grofvuil. Dus dat werd weer een dagje sjouwen.
Grappig trouwens, zo’n bezoek aan de vuilnisbelt. Alle geledingen van de burgerbevolking komen er samen. De verloren huisvader met twee linkerhanden die oude Ikeameubels komt inleveren tot en met de doorgewinterde klusser die wekelijks een bezoekje brengt. Allen delen een gemeenschappelijke factor, namelijk het vuil dat ze komen achterlaten. Spullen die ooit met veel plezier zijn gebruikt, die op een mooie dag voor veel geld zijn aangeschaft en die nu worden afgedankt als bejaarden in een verzorgingstehuis. Ze worden gezien als niet meer nuttig, zijn gebroken of passen gewoonweg niet meer in het nieuwe interieur.
Er is veel poëzie op de belt, de begraafplaats van de consumptiemaatschappij. En er is een duidelijke hiërarchie, want je kunt maar beter luisteren naar de vuilnismannen die bij de containers staan. Als de vuilnisman zegt dat dit stukje hout niet in deze container hoort, dan is dat zo. Zij zijn immers de specialisten en wij zijn slechts hulpzoekende bezoekers die afstand komen doen van onze consumptiegoederen.
Na al het puinruimen kon er worden schoongemaakt. Want de stofinspecteur van de huisbaas zou bij het sleutel inleveren met een grote loep alles even nalopen. Dat gaat volgende week gebeuren, als ik dan eindelijk de verhuissoap kan afronden. Wederom dankzij schoonfamilie werd het huis aan kant gemaakt. (Wat voor mij een nieuwe betekenis aan het woord schoonfamilie geeft, maar dat even terzijde.)
‘Ik verhuis nooit meer…’ is natuurlijk een onzinnige stelling. Zoals in echte soaps zal deze plotwending nog wel vaker terugkomen. Het is een noodzakelijk onderdeel van het leven. Maar voorlopig even niet. Eerst genieten van mijn nieuwe woning.
Gastauteur Michael van den Berg blogt er sinds januari 2009 vrolijk op los op zijn webstek FlugFruit. In deze column duikt hij diep in de Donald Duck.Elke week lees ik de Donald Duck. Noem het infantiel maar ik heb kinderen, dus een goed excuus. Hoewel ik de Donald Duck heus geen literaire kwaliteiten wil toedichten, zit er soms een juweeltje tussen de belevenissen van de familie Duck. Een verhaal dat je bijblijft. Deze keer werd ons een boeiende inkijk gegeven in de relatie tussen Oma Duck en haar immer lanterfantende knecht Gijs.Aan het begin zien we Oma Duck het dak repareren terwijl Gijs een beetje met een glaasje limonade zit te chillen op de veranda. Schaamteloos informeert hij wanneer Oma nou eens ijsblokjes voor hem gaat halen. Niets nieuws, want al sinds eendenheugenis doet Oma al het werk terwijl Gijs de lapzwans uithangt. Toch wordt Oma zich ineens bewust van het belachelijke van de situatie wanneer Dagobert en Katrien haar daarmee confronteren. Zij moedigen haar aan strenger te zijn en de knecht tot werken aan te zetten. Oma gaat met Gijs praten, maar dat loopt uit op mot en flink ook. Het feestje is verpest en Gijs vertrekt beledigd.Gijs vindt werk als seizoensarbeider en nu komt ineens een onvermoede kant van hem naar boven: hij ontpopt zich tot een noeste werker en wordt geroemd om zijn werklust. Gijs heeft wat te bewijzen naar zichzelf. Je zou denken dat voor Oma weinig veranderd, maar niets is minder waar. Oma heeft geen zin meer om te werken. Ze mist Gijs intens en wordt depressief. De boerderij verwildert totaal terwijl Oma moedeloos toekijkt. Nu blijkt ineens dat Gijs haar leven zin gaf (ik psychologiseer een beetje hé, zo stond het niet in de DD). Zij heeft nu niemand meer om voor te zorgen. Hoewel Gijs het aanvankelijk prima naar zijn zin heeft, breekt een pijnlijk moment aan als het oogstseizoen afloopt. Alle andere arbeiders verheugen zich op hun terugkeer naar huis, waar hun vrouwen en kinderen op hun wachten. Dan dringt tot Gijs door dat hij geen huis meer heeft, zijn huis was op de boerderij bij Oma waar het altijd geurt naar Oma’s befaamde appeltaart. Welnu, je voelt hem al aankomen. Gijs besluit terug te gaan naar de Boerderij van Oma en besluit zijn leven te beteren. Voortaan zal hij zijn best doen. Maar Oma wil daar niets van weten, zij wil dat alles weer wordt zoals het was. Ze wil gewoon de Gijs terug zoals ze hem kende.Overbodig om verder te wijzen op hoe ook in het echte leven binnen relaties zulke patronen in stand worden gehouden en hoe mensen pas kunnen beseffen wat ze hebben als ze het kwijt zijn. Genoeg amateurpsychologie. Maar als ik een Franse filmregisseur was, of een romanschrijver zou ik dit concept misschien wel plagiëren om er een grotemensenverhaal van te maken (met een droeviger einde natuurlijk). Maar daar ben ik dan weer te lui voor.
Een paar maanden geleden sprak ik stripmaker Hallie Lama voor een video over zijn werk. Toen zei Hallie dat hij het erg leuk zou vinden als hij eens werd uitgegeven door een echte uitgeverij. Die wens is inmiddels in vervulling gegaan. In september verschijnt zijn eerste cartoonbundel bij uitgeverij Xtra: Walhallie geheten. Leuk natuurlijk! Ondergetekende schreef met veel plezier het voorwoord van deze bundel. Walhallie staat 124 pagina’s vol met typische Hallie Lama-grappen. Vrijdag 28 augustus wordt de uitgave gepresenteerd in stripwinkel Lambiek te Amsterdam. Als je het lief vraagt – of een biertje meeneemt – dan tekent Hallie vast een leuke krabbel in je boekje. Benieuwd naar Hallie Lama? Check dit videoportret dat ik van hem maakte. En vergeet niet zijn eigen site aan een nieuwsgierig oog te onderwerpen. Misschien zien we elkaar vrijdag de 28ste.