Last van zijn medebewoners heeft Peter Parker vaak gehad. Net als in Amsterdam zijn de meeste huizen in New York zeer gehorig. In Amazing Spider-Man #211 (1980) wordt Peter dan ook uit zijn slaap gehouden door de nieuwe buurman. Niet omdat hij aan het klussen is, nee, de man zingt een zeer vals deuntje en dat doet hij al uren.
Als Peter er genoeg van heeft ramt hij op de muur en schreeuwt: ‘Hey… Fella! Don’t you know it’s three in the morning?’ Waarop de buurman blij antwoordt: ‘Why NO, Ah don’t, but thanks a heap for the info, pard.’ We zien de buurman niet, maar gezien het dikke accent waarin hij spreekt en het liedje dat hij ‘zong’ over ene Maxine, is zijn Texaanse afkomst duidelijk af te lezen.
Peter besluit dat hij nu nog onmogelijk kan slapen en hoewel hij een examen in de morgen heeft af te leggen, besluit hij maar wat te gaan webslingeren om te ontspannen. Zoals we in een eerdere aflevering van deze rubriek hebben gezien, leidt zo’n tochtje vaak tot avontuur.
Overigens stopt auteur Dennis O’Neil veel humor in dit Spidey-avontuur waarin hij het uiteindelijk opneemt tegen niemand minder dan Prins Namor. Behalve de episode met de buurman, lukt het Peter eerst niet om zijn Spider-Man outfit te vinden. Als hij uiteindelijk op het punt staat om het raam uit te slingeren, blijkt hij zijn pyjamabroek nog aan te hebben. Niet veel later krijgt hij een grote hoeveelheid pekelwater over zich heen waardoor het de rest van de comic krabben is voor de muurkruiper. Het zit hem niet mee.
Overigens pakt O’Neil in nummer 217 het schijnbaar niet belangrijke incident met de buurman op en zien we eindelijk wie de Idol in spé is:
Overigens doet dit laatste incident me denken aan een blogpost van Jooper. Die ergerde zich aan het gitaarspel van zijn buurman, want ook in zijn woonplaats zouden de huizen geluiddichter mogen zijn. Uiteindelijk bleek die buurman de sympathieke singer-songwriter Tim Knolte zijn. Dat lijkt me toch een stuk beter dan Parkers Texaanse muzikant. Aan de andere kant: geluid van de buren is op den duur altijd vervelend, zelfs als ze zulke goede zangers zijn als Knol.
Op dit moment zit ik een beetje duf achter mijn toetsenbord. De tweede kop koffie moet nog even zijn werk doen en mijn hersenen activeren. Het is dan ook laat geworden gisteravond met de Midnight Madness op KLIK! Een paar uur daarvoor stond ik zelf voor een zaal toehoorders te spreken over Spider-Man.
Het zal de vaste bezoeker van dit blog niet ontgaan zijn dat ik de afgelopen tijd bezig was deze lezing voor te bereiden. Ik heb de lezer immers genoeg gespamd met berichten hierover, maar goed, ik vond het dan ook weer erg leuk dat ik een lezing over mijn favoriete stripheld mocht geven. En dit keer op KLIK!, wat ik toch het tofste Nederlandse animatiefestival vind dat ik ken.
De lezing ging lekker en ik zag veel bekenden in de zaal zitten. Dat deed me erg goed. Niet alle facebookvrienden die hadden toegezegd te komen, waren er. Ik zal straks dus even mijn vriendenlijstje gaan uitdunnen. 🙂
De mensen die waren gekomen wil ik via deze weg nog even hartelijk bedanken. Leuk dat mijn vader, moeder en zusje waren gekomen vanuit het verre Groningen. Nu konden ze eens zien dat het toch zijn nut heeft gehad dat ik vroeger al mijn zakgeld spendeerde aan Spider-Man-comics. Ook leuk dat schoonmoeder en kunstenaar Jan van den Bos aanwezig waren. En de mannen van Moker, waarvan twee ook verstokte Spidey-fans zijn. En verder natuurlijk de andere vrienden en onbekenden die de moeite hadden genomen om de lezing bij te wonen. De zaal had een goede vibe en daar doe je het voor.
Na afloop ben ik nog met de familie, vriendinnetje en vrienden gaan drinken in Eye. Kortom, het was een goede avond, waar ik nu nog even van ga nagenieten alvorens ik weer richting KLIK afreis om nog wat mooie dingen te gaan kijken.
Sommige mensen denken dat mijn huis vol staat met Spider-Man-spullen, maar dat valt wel mee.
Goed, mijn Spider-Man strips nemen een hoop plankruimte in beslag, dat geef ik zonder probleem toe. Maar Spider-Man beeldjes heb ik eigenlijk niet. Ik heb nog wel een Spider-Man poppetje in de kast staan die ik als kind voor Sinterklaas heb gekregen. Eigenlijk heb ik al mijn Spidey speelgoed van anderen gekregen.
Zoals deze Spider-Man pop van fabrikant Mego die ik vorig jaar van Erik Kriek kreeg toen ik hem voor de VPRO Gids interviewde. Mego Spidey bewaakt de stripcollectie tegenwoordig. Mego maakte indertijd, we spreken over de late jaren zeventig en begin tachtig ook een Spider-Man Machine tank.
Dit kleine Spider-Mannetje kreeg ik samen met Jack Skellington van een vriendin van me die in Thailand geweest was. Die twee heb ik indertijd nog gebruikt om een paar onsuccesvolle fotostripjes mee te maken op Mike’s Webs. Verder doe ik niet veel met die dingen, spelen met speelgoed ben ik wel ontgroeid. Sommige mensen weten echter nog goed gebruik te maken van hun Spider-Man speelgoed. Zoals de mensen achter Losman productions. Ik zeg mensen, maar voor hetzelfde geld is het gewoon een eenzame animator die deze dingen maakt. Inmiddels zijn er drie van dit soort stop-motion animatiefilms door Losman gemaakt en ik vind ze erg vermakelijk.
Wat gebeurt er als je je oude GI Joe poppetje weggooit omdat je net een Spidey poppetje cadeau hebt gekregen? Dan wordt het matten natuurlijk, want Joe laat zich niet zo maar aan de kant schuiven.
Op dit moment ben ik druk bezig met het voorbereiden van mijn Spider-Man lezing voor het KLIK! Amsterdam Animation Festival. Om een idee te geven van wat je tijdens die lezing kan verwachten hier alvast een exclusieve preview over fanfilms.
Clive Young, zelf filmmaker en auteur van het boek Homemade Hollywood geeft de volgende definitie van een fanfilm: An unauthorized amateur or semi-pro film, based on pop culture characters or situations, created for non-commercial viewing.’
Kenmerkend aan Spider-Man fanfilms is dat de regisseur vaak ook de hoofdrolspeler is en de schrijver van de film of reeks van films zoals het geval is in Peter’s Web. De meeste fanfilmmakers, die toch maar weinig ervaring hebben, overspelen daarmee hun hand. De fanfilmer heeft dikwijls ook geen of weinig budget en dat zie je in alles terug: slechte decors, goedkope video-apparatuur en bovenal matige acteurs. Meestal zijn dat namelijk vrienden of familieleden. Dat kan lang aan als je een zombiefilm maakt wellicht, maar zodra er enigszins geacteerd moet worden en dialoog moet worden uitgesproken schieten die tekort.
Toch compenseren de fanfilmers deze gebreken met een overweldigende dosis enthousiasme en dat maakt ze vaak toch de moeite van het kijken waard. Plus het feit dat ze heel erg grappig zijn, al is dat laatste vaak onbedoeld.
Donald F. Glut (spreek uit als ‘Gloot’) ken je wellicht van animatieseries die je als kind keek zoals Transformers of Land of the Lost, waar hij afleveringen voor schreef. (Hij was ook de man die Caste Grayskull bedacht van Masters of the Universe.) Of als regisseur van B-films als Dinosaur Vally Girls. Star Wars-fans kennen hem als de auteur van de romanversie van The Empire Strikes Back. Hij schreef ook Star Wars-comics en stripverhalen van Ghost Rider, en meer dan 30 boeken over dinosauriërs.
Maar hij heeft ook een connectie met Spider-Man. Als jeugdige enthousiasteling maakte Glut namelijk fanfilms: horrorfilms, monsterfilms, en superheldenflicks als Captain America en Spider-Man. De 11 minuten durende fanfilm uit 1969 waarin het webhoofd het opneemt tegen Doctor Lightening was zijn laatste voordat hij een professional werd. Glut gebruikte animatie om Spidey te laten muurkruipen. Als de held in beeld voorbij slingert, is dat een speelgoedpoppetje. De middelen die Glut gebruikte in zijn film zijn net zo simpel als dat de plot. Doctor Lightening laat zijn eigen dochter ontvoeren als zij het verhaal van haar vader in The Daily Bugle te laten zetten. Ze hoopt dat dit exposé haar vader van de waanzin zal redden. Hij werd gek toen hij in een brand door kortsluiting verminkt werd. Spidey volgt het spoor naar een grot waar de dokter zich schuilhoudt. De rest kun je raden.
‘I’ve got bad news for you. Your father’s is dead, but you’re save and so is the world,’ zegt Spider-Man aan het einde van de film. Gelukkig werd Glut later een betere schrijver. Overigens is dit voor zover ik nu kan nagaan de eerste en oudste fanfilm over het webhoofd.
Dat wordt dus leuk vrijdag 15 november om 20.00 uur in de Torenzaal, Overhoeks 1, Amsterdam. Kom je ook?
Nog een paar dagen en dan is het weer 31 oktober: Halloween. Daarom een speciale Halloweenaflevering van Spidey’s web.
Er zijn maar weinig Spider-Man-verhalen die zich op Halloween afspelen. Je hebt het komische verhaal The Short Halloween geschreven door Seth Meyers en getekend door Kevin Maguire. Hierin probeert Spidey, tijdens een Halloweenoptocht door Greenwich village, een derderangs juwelendief in te rekenen maar wordt hij geraakt door een raketje waardoor hij bewusteloos raakt. Spidey valt van het dak naar beneden, waar een dronkaard in een steegje net aan het kotsen is. Zijn vrienden zien de echte Spider-Man voor hem aan en nemen hem mee naar huis, terwijl de juwelendief de nep-Spider-Man naar zijn schuilplaats ontvoerd. Hilarsch, ach, wel een aardig verhaal van de schrijvers van Saturday Night Live, maar geen klassieker. Zeker geen Halloweenklassieker.
Een belangrijk verhaal dat zich ook op Halloween afspeelt is Revalations part four dat in Peter Parker Spider-Man #75 staat. Hierin kwam de beruchte Clone Saga tot een einde. Norman Osborn bleek nog in leven te zijn en het meesterbrein te zijn achter alle ellende die Peter Parker (en de lezer) over zich heen kregen gestort in de afgelopen jaren. Osborn ontvoerde Ben Reilly, Peters Kloon, en Spidey. Ook liet hij alle vrienden en kennissen van Peter naar The Daily Bugle komen. De redactieruimte is versierd met Halloweendecoraties. Een mooie locatie voor als Spidey en the Green Goblin met elkaar op de vuist gaan.
In het openingsshot van de comic krijgen we ook een beetje Halloweensfeer mee.
Eigenlijk is het niet zo erg dat er maar weinig Spidey-avonturen spelen op de leukste spookavond van het jaar, want je zou kunnen zeggen dat het in de wereld van Peter Parker bijna elke dag Halloween is. Zijn vijanden gaan immers kleurrijk gekleed. Wat dacht je van de eerder genoemde Green Goblin met zijn groene trollenpakje, goblin glider, pompoenbommen en vlijmscherpe vleermuizen van metaal? En een schurk als Jack O’Lantern is met zijn naam en brandende pompoenhoofd welhaast de perfecte posterboy voor Halloween.
Niet alle schurken verlenen zich echter voor een link met Allerheiligen. Kingpin, de zakenman die altijd gekleed gaat in nette maatpakken, bijvoorbeeld niet en ook Sandman past niet goed in het rijtje. Spider-Mans collega Ghost Rider dan weer wel. De kostuums van superhelden en –schurken worden dan ook vaak gedragen op Halloweenfeestjes en door cosplayers.
Al ziet zo’n Green Goblin outfit er toch wel erg lullig uit in het echt. Geen wonder dat regisseur Sam Raimi en kostuumontwerper James Acheson Willem Dafoe in der tijd in Spider-Man liever in een soort kevlar harnas lieten rondvliegen. Wat betreft het masker hadden ze wel een mooiere oplossing moeten bedenken, vind ik.
In november is het tijd voor het KLIK! Amsterdam Animation Festival, dat dit jaar als thema The Fabulous Fifties heeft. Er is ook aandacht voor Spider-Man: ondergetekende geeft dan namelijk een lezing over zijn favoriete stripheld.
In 2012 gaf ik voor het eerst een lezing over de Muurkruiper tijdens het Imagine Film Festival, die vooral ging over de geschiedenis van de stripheld en mijn bedevaart naar striplocaties in New York.
Tijdens KLIK presenteer ik de sequel: Storytelling in the Spider-Man Universe. Hierin ga ik dieper in op hoe in de loop der jaren de storytelling van de Spider-Man-strips en animatieseries is veranderd. In de jaren zestig gebeurde er veel meer in een Spidey-strip dan nu. Het waren volledige verhalen waar heel veel in gebeurde. De strips van nu worden veel meer als afleveringen uit een televisieserie geschreven. Ieder deeltje kruipt de plot een klein beetje verder. Ook kijken we naar specifieke verteltechnieken die de stripmakers gebruiken om van Peter Parker een menselijke held te maken.
Daarnaast is er veel aandacht voor de verschillende animatieseries van Spider-Man en de fanfilms die op het web te vinden zijn: van Dan Poole’s klassieke adaptatie van het verhaal De dood van Gwen Stacy tot en met stop-motion animaties waarin Spider-Man-speelgoedpoppetjes met elkaar op de vuist gaan.
Kortom, het wordt weer een gezellig feestje en ik hoop dat je erbij bent.
Een regulier kaartje kost 10 euro, maar vrienden van het festival betalen slechts 7.
Storytelling in the Spider-Man Universe vindt plaats op 15 november om 20.00 uur. Locatie: Torenzaal, Overhoeks 1
KLIK vindt plaats van 12 t/m 17 november.
Het belooft een mooie editie te worden. Met het thema The Fabulous Fifties gaan we terug naar de jaren vijftig, toen men nog droomde van het perfecte kerngezin, voorzien van alle huishoudelijke gemakken die de toekomst zou brengen. De animatiefilms uit die tijd zaten vol met dit optimisme, en in de vormgeving verkozen de animatoren voor een meer abstracte en vloeiende lijnvoering in plaats van een realistische weergave. Denk bijvoorbeeld maar aan The Jetsons en The Pink Panther-animaties. Historicus Amid Amidi is gastcurator. Andere speciale gasten zijn onder andere Paul Rudish, Thé Tjong-Khing, Ryan Honey en Vanja Hraste.
De vorige keer schreef ik over de zelfportretten die Spider-Man van zichzelf maakt om te verkopen als nieuwsfoto’s aan The Daily Bugle. Nu zien we in de comics soms voorbeelden van hoe die foto’s eruit zien, maar zelden fotorealistische afbeeldingen van de muurkruiper in actie.
Toen in 2002 de eerste Spider-Man-film van Sam Raimi uitkwam, vond ik wat van dat soort plaatjes op het web. Ik weet niet meer waar precies, maar ik vermoed dat ze door de filmmaatschappij online zijn gezet ter promotie van de film. Het leuke aan deze reeks is dat een paar foto’s ook in de film te zien zijn, namelijk in de scène waarin Peter Parker voor het eerst foto’s verkoopt aan Jameson. Zo zouden Peter Parkers foto’s er in reallife uitzien:
Het is een tijd geleden dat ik de eerste Spider-Man-film zag, maar ik weet nog hoe blij ik als fan was dat er dit keer eens een fatsoenlijke verfilming van mijn favoriete stripheld was gemaakt. De actie zat goed in elkaar en ik kon me goed vinden met de casting van Tobey Maguire als Peter Parker, Kirsten Dunst als Mary Jane en J. K. Simmons als Jonah Jameson. Willem Dafoe zette een overtuigende schizofrene Norman Osborn neer. De film inspireerde indertijd mijn scriptieonderwerp: superheldenstripverfilmingen. (Probeer dat maar eens vijf keer hardop uit te spreken zonder je tong te blesseren.)
In mijn scriptie, waarmee ik volleerd filmwetenschapper werd aan de UvA, stonden de volgende vragen centraal: Hoe werkt de vertaling van strip naar film: welke elementen kunnen vertaald worden en welke moeten aangepast worden? Wat maakt een stripverfilming geloofwaardig?
Ik gebruikte deze foto’s van Spider-Man om het verschil tussen de werking van strip en film aan te geven en dan met name wat betreft de geloofwaardigheidkwestie. Hieronder een fragment van dat hoofdstuk:
Deze stilstaande plaatjes zouden zo in een Spider-Man-comic kunnen voorkomen, ware het niet dat dit fotorealistische beelden van de held in actie zijn. Hier gebeurt echter iets vreemds. De kleurenfoto’s bevatten overwegend felle kleuren als geel en groen – dit sluit aan bij het primair gekleurde roodblauwe pak van Spiderman. Ondanks het overeenkomende kleurgebruik tussen Spidey en omgeving doen deze foto’s wat onrealistisch aan: in een fotorealistische afbeelding ‘botst’ een magisch figuur als Spiderman met zijn omgeving. Dit is niet het geval in de bewegende scènes van Spider-Man in actie en geldt uiteraard ook niet voor de comics. De vraag die nu rijst is: waarom werken deze foto’s niet en stripplaatjes en filmbeelden wel?[1] Waarom ‘botst’ in de foto’s de magische figuur met de omgeving?
In eerste instantie zijn de foto’s te gestileerd om echte snap shots te zijn: de compositie is te mooi, te uitgebalanceerd. De foto’s tonen precies de sleutelmomenten die een actie typeren, net als in een stripplaatje. De reden voor de botsing tussen het magische en realistische ligt echter dieper dan de stilering van de foto’s. Voor het antwoord moet een onderscheid gemaakt worden tussen de betreffende elementen – namelijk de foto’s, de filmbeelden en stripplaatjes – en gekeken worden waarin de foto’s met de andere beelden nu precies verschillen. In principe wordt in alle beelden iets getoond dat als magisch of niet-realistisch omschreven kan worden: een man in kleurrijk pak met superkrachten tegen een realistische achtergrond. Aan de voorstelling als zodanig lijkt het in eerste instantie dus niet te liggen. Het verschil tussen de elementen zit in de essentie waar het beeld uit bestaat, namelijk getekend of fotografisch beeld. Nu worden twee tegenstellingen duidelijk: een fotorealistisch beeld tegenover een getekend beeld en een stilstaand fotorealistisch beeld tegenover een bewegend filmbeeld.
Er is een groot verschil tussen fotorealistisch beeld en een getekende versie van de werkelijkheid. Fotorealistisch beeld roept de connotatie op van realiteit: foto’s en film zijn immers het antwoord op de vraag naar een realistische weergave van de wereld. ‘Photography and the cinema […] are discoveries that satisfy, once and for all and in its very essence, our obsession with realism,’ volgens André Bazin.[2] Bazin spreekt over de mythe van cinema: ‘[T]he cinema as a total and complete representation of reality’.[3] Hoewel fotorealistisch beeld veel van haar onschuld heeft verloren sinds algemeen bekend is dat beeld gemanipuleerd of zelfs digitaal gecreëerd kan worden, moet de kracht van de oorspronkelijke mythe niet onderschat worden. Ten opzichte van bijvoorbeeld een getekende weergave van een voorwerp zal een foto altijd meer waarheidswaarde bezitten, al is het maar doordat een tekening niet de schijn opwekt een objectieve weergave van de werkelijkheid te zijn. Bazin beargumenteert dat er door de schilder/tekenaar altijd interventie is tussen de werkelijkheid en de toeschouwer. Foto’s zouden in dit opzicht objectief zijn – de afbeelding is gemaakt door een apparaat.[4] Een schilder maakt een representatie van een voorwerp op een doek, een foto legt dit voorwerp vast. Die afstand tussen werkelijkheid en afbeelding speelt ook mee als we een strip lezen. In een getekend plaatje van Spiderman, zijn zowel het personage als de achtergrond getekend. Doordat we te maken hebben met het product van een tekenaar, is er geen sprake van een contradictie tussen magie en realisme. De achtergrond kan er realistisch uitzien en een bestaande locatie in New York verbeelden, toch blijft de afbeelding een interpretatie/representatie van de werkelijkheid en wordt deze niet gezien als de werkelijkheid.[5] In het geval van de foto’s in Spider-Man zien we iets dat eigenlijk niet kan – een fotorealistische afbeelding van Spiderman conflicteert met onze verwachtingen van de realiteit. Hier wordt de mythe van fotografie en cinema doorbroken: er is immers geen sprake van een realistische afbeelding. De afbeelding an sich is naturalistisch, de setting en de mensen lijken echt. De handelingen van Spiderman kunnen echter niet echt zijn: ze zijn onmogelijk in onze realiteit.
De tweede tegenstelling die een rol speelt, is zoals gezegd het stilstaande fotorealistisch beeld tegenover een bewegende filmbeeld. In hoofdstuk één kwam het begrip closure al ter sprake. Als lezers verbinden we stripplaatjes tot een actie of gebeurtenis, we vullen de momenten tussen de plaatjes zelf in en construeren daardoor de actie. De lezer is als het ware medeplichtig aan de constructie van het verhaal – hij/zij laat de handelingen in zijn hoofd gebeuren. Dit gebeurt niet bij de foto’s in de film omdat deze niet tezamen een scène vormen, zoals plaatjes in een strip dat wel doen. Derhalve werkt het closure principe hier niet. Schijnbaar heffen de bewegende filmbeelden de contradictie tussen het magische en reële op, doordat we Spider-Mans acties voor onze ogen zien gebeuren. In film zorgt beweging er dus voor dat je de illusie van het onrealistische niet ziet. Dit kan voor een deel te maken hebben met de manier waarop films en strips ervaren worden. Lezen is een intensievere bezigheid dan het kijken van film, doordat er een actieve participatie van de lezer verwacht wordt om het verhaal tot leven te wekken. (Daarmee wil ik overigens niet beweren dat de filmkijker geheel passief is.) Dennis O’Neil, comicschrijver en editor, omschrijft dit verschil als volgt:
[C]omic books are meant to be read. Reading requires more participation from the audience than cinema where if you are just passive you can still get it. You have to bring your brain cells to reading. I think that there is that interaction between the part of you that perceives images and the part of you that translates the very abstract stuff that is language. If you like comics, I think it’s because of some kind of chemical process in your brain. Those two messages entering your consciousness at the same time through the same sense organ are very pleasing to you. If you are looking at a movie or a television show, it’s a different experience. You don’t have to use your imagination as much, the language is coming through the ear, the visual information is coming in through your eye. That’s what you experience everyday in your life, it’s not special in the way of perceiving a comic book.[6]
Het ervaren van film is dus vergelijkbaar met hoe we de werkelijkheid ervaren. Door het bewegende beeld is het onrealistische makkelijker te accepteren: is zien immers niet geloven?[7]
Toch is dit niet het gehele antwoord. Daarvoor moet de logica van de verhaalwereld in het onderzoek meegenomen worden.
[1] Tijdens de drie filmvoorstellingen die ik heb bijgewoond, begon het publiek altijd te lachen toen de actiefoto’s in beeld kwamen. Dit geeft aan dat de foto’s op z’n minst raar/onrealistisch overkomen.
[4] Volgens Bazin speelt de persoonlijkheid van de fotograaf alleen een rol in de selectie van het te fotograferen onderwerp en het doel van de foto. Hierin verschilt fotografie van schilderkunst: ‘All the arts are based on the presence of man, only photography derives an advantage from his absence.’ Bazin 1967: 13.
[5] Zoals ook is aangegeven in hoofdstuk één, is het in strip zelfs mogelijk een realistische achtergrond te mengen met meer abstract (of minder realistisch) getekende personages.
[6] O’Neil geïnterviewd door Pearson en Uricchio 1991: 32.
[7] Ik kom hier nog op terug in de conclusie, wanneer ik de geloofwaardigheid van (digitale) special effects behandel. Er zijn namelijk meerdere visuele mechanismen aan het werk die hier een rol spelen.
In augustus 2003, nu alweer tien jaar geleden, studeerde ik af met de 150-pagina’s dikke scriptie. Ik weet nog hoeveel lol ik had in het schrijven ervan. Eigenlijk was dit praktisch het begin van mijn serieus schrijven over strips. De films Batman, Spider-Man en Hulk behandelde ik uitvoerig. Het was het begin van de superheldenhype die Hollywood nog steeds bezighoudt. Wat dat betreft valt er nog steeds een hoop te genieten als liefhebber van superheldenstrips, al moet ik toegeven dat de nieuwe reeks Spider-Man-films me minder doet dan de eerste twee van Sam Raimi. Het pionieren is wel over.
Een van de meest fascinerende aspecten aan Peter Parker alias Spider-Man vind ik het feit dat hij als freelance fotojournalist zijn brood verdient en dan in het bijzonder omdat hij foto’s van zichzelf als Spider-Man aan de krant verkoopt.
Jarenlang verkocht Peter zijn foto’s aan J. Jonah Jameson en Robbie Robertson van The Daily Bugle. Met een automatische camera maakte hij foto’s van zichzelf in actie als Spider-Man. Die camera webde hij op een strategische plek aan de muur en deze maakte met intervallen een foto waarop dan te zien was hoe Spidey met een superschurk vocht of een stel straatschoffies inrekende. Zoals dit prachtige plaatje van Spider-Man in Londen uit Amazing Spider-Man #96 (1971):
Peter Parker, architectuurfotograaf
Toch roept Peters modus operandi enkele vragen op die de dispension of disbelieve bemoeilijken. Aangezien Spider-Man heel snel beweegt en die actie niet statisch op een plek plaatsvond, kun je je voorstellen dat het toestel vaak misschoot. We spreken hier nog van het analoge tijdperk, waarbij de rolletjes maximaal 36 opnames bevatten. Ik denk dat het merendeel van die rolletjes dus volstaan met de straten, steegjes en het interieur van loodsen waar de gevechten plaatsvonden zonder dat er verder iets noemenswaardig op staat. Pas halverwege de jaren tachtig bedenkt Peter dat het misschien slim is om een zendertje in zijn riem te stoppen. Die geeft een signaal af waar de camera op reageert: zodra Spidey voor de lens van de camera komt, wordt er pas een foto gemaakt en dus niet automatisch om de zoveel seconden.
Je kunt je ook voorstellen dat een reeks foto’s van dezelfde gebeurtenis maar weinig variatie bevatten, want die camera hangt immers maar op één plek. Peter heeft geen tijd om tijdens het gevecht zijn camera even anders in te stellen. Dat is iets waar Kate Cushing, de chef-stad van the Bugle, eens een scherpe opmerking over maakte. Kate was sowieso nooit een fan van Parkers fotowerk, maar als hij een keer handgemaakte foto’s meebrengt van een op professionele wijze vermoord echtpaar dat een winkeltje runt, is ze vol lof. ‘De foto’s zijn geweldig, Peter! Wie heeft ze genomen?’ zegt Cushing bits als ze Parkers werk bekijkt. ‘Ongelofelijk. Meestal zien je foto’s eruit alsof je ergens een automatische camera vastplakt! Was je altijd maar zo goed.’ Peters dag wordt hierna nog erger als hij in opdracht van Jameson samen met Ned Leeds naar Oost-Berlijn wordt gestuurd. Het vermoorde echtpaar was namelijk in dienst van de KGB en de laatste dagen zijn er meer KGB-agenten omgelegd. Leeds en Parker moeten naar Oost-Berlijn om de vermoedelijke dader op te sporen en daar een stuk over schrijven. (Dat is te lezen in Spider-Man versus Wolverine #1, geschreven door James C. Owsley, getekend door Mark Bright. In Nederland uitgegeven als Superhelden #35 (1987).
Behalve dat de scène met Cushing erg grappig is op een cynische manier, is het verhaal wederom een mooi voorbeeld van hoe Peters werk als journalist vaak een aanjager is voor Spider-Mans avonturen, want in Oost-Berlijn moet onze held het uiteindelijk opnemen tegen niemand minder dan Wolverine die de huurmoordenaar die Leeds en Parker zoeken, in bescherming neemt.
Het is makkelijk voor te stellen dat Parker in het begin van zijn carrière goed zijn brood kon verdienen met het maken van Spider-Man foto’s. De spectaculaire actiefoto’s van Spider-Man door Peter Parker deden de oplage van de krant geen kwaad en waren lang nieuwswaardig. En dankzij de foto’s had Jonah Jameson altijd illustratiemateriaal voor bij zijn giftige redactionele stukjes tegen de muurkruiper.
Voor lange tijd was Peter ervan verzekerd dat de krant zijn foto’s zou afnemen. Toch maakte Robbie Robertson op een gegeven moment wel de opmerking dat Peter ook eens met andere onderwerpen op de proppen mocht komen en dat Spider-Man als subject sleets begon te raken.
Een andere baan?
In Amazing Spider-Man #256(1984) neemt Robertson schoorvoetend een reeks nieuwe foto’s in ontvangst omdat Spider-Man daarin een nieuw pak draagt. Dat maakte ze nog enigszins nieuwswaardig. Maar ook dat is maar van korte duur, waarschuwt Robbie. Het is ook sneu dat Robbie wel een opmerking maakt over het feit dat Peters fotowerk de laatste tijd vooruitgaat. Dat is eigenlijk geen compliment voor Peter, maar voor zijn vriendin the Black Catdie de foto’s heeft gemaakt. Je kunt je voorstellen dat haar handwerk veel beter is dan wat die automatische camera schiet.
In Amazing Spider-Man #297 (1988) maakt Robertson wederom een opmerking dat het voor Peter misschien tijd is om een andere baan te zoeken: ‘I had an idea a while back, one that might help your recurring financial problems. But I never knew how to tell you. Guess the best way is to just blurt it out. Peter, you seem to have a chronic difficulty making a living as a freelance photographer. So maybe… Well, maybe you should consider some OTHER line of work.’ Peter reageert geschrokken. Robbie vervolgt: ‘I hope you understand that I’m just trying to help. Consider it fatherly advice. I have to go put the afternoon edition to bed now, but think it over okay?’
De relatie tussen Peter en Robbie is altijd heel hartelijk geweest, waarbij Robertson de rol van een vaderfiguur of goede vriend met de juiste adviezen speelt. In hoeverre Robertson, die toch ook een pientere journalist is, door heeft dat Peter en Spidey dezelfde zijn, is een kwestie die ik later graag aansnijdt.
Peter Parker, modefotograaf?
Goed bedoeld of niet, de woorden van Robbie komen hard aan bij onze favoriete freelance fotograaf. En bij deze freelance journalist trouwens. Aangezien het tegenwoordig steeds moeilijker is om een redelijk inkomen te vergaren als freelance journalist, is de raad van Robbie ook aan mensen als ik besteed.
Peter neemt de raad ook serieus. In Amazing Spider-Man #300 oefent hij met zijn vrouw Mary Jane, die op dat moment fotomodel is, hoe het is om in de modefotografie aan de slag te gaan.
Natuurlijk blijft hij gewoon nieuwsfoto’s maken. Gelukkig maar ook, want anders zouden Spider-Mans avonturen zich vanaf dat moment alleen nog maar in de kitscherige fashionwereld hebben afgespeeld.
Het laatste woord over Peter Parker als fotograaf is nog lang niet getypt. Wordt vervolgd dus…
Ik heb er niet veel mee, met die Chippendales. Vrouwen mogen dan terecht klagen dat ze niet aan het ideaalbeeld kunnen voldoen dat door de media en de modewereld gepropagandeerd wordt, hetzelfde geldt net zo goed voor de ideaalbeelden die van mannen in onze wereld overheersen. Daar kan 99% van de mannelijke bevolking ook niet aan kan voldoen. Er zijn maar weinig mannen die met de lichamen van de Chippendales kunnen concurreren. Superhelden natuurlijk wel.
Peter Parker mag dan het gespierde lichaam van een Chippendale hebben, hij is te preuts om ooit als mannelijke stripper zijn geld te verdienen. Die ene keer dat hij zich door de Chippendales liet ‘inspireren’ liep zijn ‘act’ met een sisser af:
In deze scène probeert Peter extra romantisch te zijn voor zijn kersverse vrouw Mary Jane. Pech voor hem dat haar make-updame een hapje komt mee-eten die dag. De scène is afkomstig uit Amazing Spider-Man #298. Het is de eerste Spidey-comic getekend door Todd McFarlane. Dat niet alleen: de Nederlandse editie is ook de eerste Spidey-comic die ik kocht om te beginnen met verzamelen. Hij kwam hier uit juli 1988, toen zat ik nog op de basisschool. Al een paar jaar kocht ik zo nu en dan comics bij ’t Gele Teken in Hoorn, maar vanaf De spektakulaire Spiderman #104kocht ik iedere maand alle series rondom Peter Parker. Al snel via een abonnement bij Juniorpress, want dat was wel zo makkelijk. Het verhaal waarin Spidey het opneemt tegen de huurmoordenaar Chance, is een mooi begin van een verzameling. Chance gokt graag op de goede afloop van de klussen die hij aanneemt met als inzet zijn honoranium. Een echte gokker dus, die zich prima zal thuisvoelen in Las Vegas. Al betwijfel ik of hij de show van de Chippendales zou bezoeken.
Tekst: David Michelinie. Tekeningen: Todd McFarlane. Inkt: Bob McCleod.
Tim Sale heeft maar een echt Spider-Man-verhaal getekend, maar zijn unieke stijl is dermate oogstrelend, dat ik er toch even een stukje over wil schrijven.
Samen met schrijver Jeph Loeb maakte Sale een reeks superheldenverhalen die een geheel eigen sfeer hebben. Ze maakten boeiende Batman-verhalen als The Long Halloween en het vervolg Dark Victory die zijn doordrenkt met nostalgie en tegelijkertijd heel eigentijds aanvoelen. Sales tekenstijl voelt retro aan. Wie zijn tekeningen goed bestudeert, herkent hierin de hand van een meesterlijk verteller.
Loeb en Sale maakten samen de zesdelige miniserie Spider-Man: Bluedie in 2002 en 2003 in losse comics verscheen en later als trade. In dit verhaal is Peter Parker zelf de verteller. Hij spreekt in een reeks van cassettetapes het verhaal in van hoe Gwen Stacy en hij met elkaar verkering kregen. Dat ging allemaal niet zo makkelijk, want hoewel zowel Gwen als Mary Jane interesse in de niet onaantrekkelijke boekenwurm toonden, stonden Spider-Mans gevechten met verschillende schurken in de weg van het liefdesgeluk. In eerste instantie is The Green Goblin de vijand, maar die loopt tijdens een gevecht met Spidey geheugenverlies op. (Dat heb je kunnen lezen in deze aflevering van Spidey’s web.) Ondertussen worden Peter en Harry Osborn, de zoon van de goblin, steeds betere vrienden en gaan een appartement in de stad delen.
Spider-Man: Blue grijpt terug naar de late tienerjaren van Peter Parker die oorspronkelijk verteld werden door Stan Lee, Steve Ditko en John Romita Sr. Dankzij de voice-over van Peter krijgen deze oude verhalen een nieuwe dimensie. En dankzij het prachtige tekenwerk van Sale wordt deze oude geschiedenis gepresenteerd alsof ze vandaag de dag plaatsvindt terwijl er tevens een retrosfeertje omheen hangt.
Ieder deeltje toont na de openingspagina van de comic, de splashpage, een spread: een plaatje dat twee pagina’s bestrijkt. Deze spreads zijn van een ongekende schoonheid. De bovenste afbeelding in deze blogpost is de spread van #2. Hoewel gedetailleerd, kennen de illustraties van Sale ook grote kleurvlakken waardoor het oog gemakkelijk de informatie tot zich neemt.
Ook kent het werk van Sale mooi gebruik van diepteperspectief wat de tekeningen dynamisch maakt. Vooral bij de actiesequenties komt dat goed uit de verf:
In deeltje #4 vecht Spidey tegen een gangster die het pak van The Vulture gestolen heeft. Sale toont het gevecht waarin ons Webhoofd het onderspit delft door een reeks platen waarin onze held opbokst tegen de grote vleugels. Keer op keer krijgt Spidey klappen van ze totdat hij tegen een grote kerkklok aangeknald wordt. Pas daarna zien we de nieuwe Vulture van top tot teen. Een knap staaltje visuele vertelling waarbij goed duidelijk gemaakt wordt hoe hard die enorme vleugels eigenlijk aankomen als je erdoor geraakt wordt. Je moet niet vergeten dat de vaste Spider-Man-lezers the Vulture al jaren kennen en dat hij net als schurken als Kraven of Doctor Octopus eigenlijk een beetje sleets is geworden. Door de kracht van de vleugels te benadrukken op een visuele wijze is Sale in staat om de sleetse schurk weer opnieuw dreigend over te laten komen.
Wat ook opvalt is dat Sale relatief grote platen gebruikt om zijn verhaal te vertellen. Zijn stripplaatjes zijn vaak paginabreed. Dat geeft zijn werk een ‘cinematografishe’ kwaliteit. Hij kiest ook de juiste keyframes om zijn verhaal in relatief weinig afbeeldingen te maken. Toch heb je het gevoel dat je niets mist van de vertelling.
Het enige minpuntje aan Sales interpretatie van Spider-Man vind ik dat hij de held iets te gespierd tekent. Spidey hoort een slanker te zijn en niet het lijf te hebben als bijvoorbeeld Captain America of Thor.
Toch zijn zoals gezegd de gevechten voornamelijk een afleiding van de rode draad in het verhaal, namelijk hoe Peter en Gwen eindelijk bij elkaar komen. Spider-Man: Blue eindigt dan ook op het moment dat ze elkaar voor het eerst kussen en hun relatie begint. Een korte epiloog, waarbij we Peter op de zolder van het huis van Tante May zien terwijl hij zijn laatste tapeje aan Gwen inspreekt en waarin blijkt dat Mary Jane al een tijdje meeluistert, maakt het verhaal af. Peter sprak de tapes dus in als een soort liefdesbrief aan zijn verloren liefde Gwen. En ook al heeft hij op dat moment in Mary Jane de liefde van zijn leven gevonden, Gwen zal altijd een speciale plek in zijn hart houden.
Loeb en Sale hebben een hele reeks van dit soort mini-series gemaakt, allemaal getiteld naar een bepaalde kleur: Daredevil: Yellow (2002), Hulk: Grey (2004) en Captain America: White (2008).
Bovenstaande cover van Peter Parker, the Spectacular Spider-Man #133 is gemaakt door Bill Sienkiewicz. Voor de tekening heeft hij zich laten inspireren door het werk van de Oostenrijkse expressionistische schilder Egon Schiele (1890-1918). Het is een van de grafisch meest afwijkende en opvallende Spider-Man-covers die ik ken.
Nu ben ik niet zo’n Schiele-kenner, daar niet van, maar een rondje Google image search maakt de gelijkenis tussen de tekenstijl en lijnvoering tussen Schieles kunst en de tekening van Sienkiwicz is duidelijk. Sienkiewicz mag ook gezien worden als kunstzinnige striptekenaar, hij maakt zeer opvallend werk.
De cover past goed bij het verhaal dat er in dit deel van Peter Parker verteld wordt. Het is het laatste deel van een driedelig verhaal waarin Spider-Man wordt opgesloten in een gekkenzaal. Nee, onze held is niet opeens volledig doorgedraaid, al zou je je dat met zijn drukke leven en de slechte reputatie die hij in die tijd had, wel kunnen vermoeden. Daar zou ieder mens op een gegeven moment onder bezwijken. Maar dus niet Peter Parker.
De gekkenzaal is een psychiatrisch ziekenhuis waar misdaadkoning Kingpin mensen laat opsluiten als ze een gevaar voor zijn organisatie vormen maar hij ze voor de een of andere reden niet makkelijk kan laten omleggen. Als de echtgenote van een van Kinpings gangsters dreigt te gaan praten met de autoriteiten wordt ze op de gekkenzaal opgesloten. Terwijl ze wordt weggereden met de ambulance, rennen haar zoon en dochter de wagen achterna en lopen ze tegen Peter Parker op. Ze vertellen hem dat hun moeder wordt opgesloten in Pleasant Valley om haar het zwijgen op te leggen. Spidey gaat later die avond op onderzoek uit en vindt de twee kinderen op het dak van de inrichting, waar de kids samen met vader een poging doen in te breken. Dat loopt uit de hand als de bewaking de kinderen bedreigt. Spidey weet de kinderen te redden maar wordt door een kogel geraakt en raakt buiten bewustzijn.
Als Peter wakker wordt is hij geopereerd en volgespoten met kalmerende drugs een nieuwe bewoner van de gekkenzaal. J. Jonah Jameson zou meteen zeggen dat Spidey daar thuishoort, maar wij weten wel beter. Uiteraard is de baas van de afdeling een enge dokter die de meest agressieve patiënten met een radicale therapie klaarmaakt om als huurmoordenaar te fungeren voor Kingpin. (De dokter is afgebeeld in de Peter Parker cover: het is dat enge mannetje met de bril.) Tijdens zijn verblijf wordt Peter vrienden met Zero, een patiënt die denkt dat hij een superheld is. Mary, een van de nieuwe verzorgers, kan het leed dat het personeel en de dokter de patiënten aandoet, niet aanzien. Als Zero de volgende wordt die een malafide operatie van de dokter zal ondergaan, besluit ze in te grijpen en zorgt ze ervoor dat Peter en zijn medeslachtoffers even geen medicijnen krijgen. Nu kan onze held in actie komen. Hij moet het opnemen tegen de getrainde psychopaat van de dokter. Dat levert de volgende actieplaatjes van Spider-Man in zijn pyama op:
Ondertussen stormt de gangster wiens vrouw gevangen wordt genomen het pand binnen om haar te redden. Spidey saves the day en hoewel de media op de hoogte komen van de nare praktijken in de gekkenzaal en de dokter gearresteerd wordt, is de hele zaak schoongeveegd voordat de autoriteiten Kingpin kunnen aanpakken.
Het driedelige verhaal werd geschreven door Ann Nocenti, getekend door Syndy Martin. Het verscheen in Web of Spider-Man #33, Amazing Spider-Man #295 en Peter Parker, the Spectacular Spider-Man #133 (allen 1988). Het is een goed voorbeeld van hoe in de tweede helft van de jaren tachtig grimmige verhalen de boventoon voerden in de superheldenverhalen van Marvel en DC. Alle drie de bijhorende covers werden getekend door Sienkiewicz.
Toen de identiteit van the Green Goblin werd onthuld in Amazing Spider-Man #39 was dat een big deal.
Spidey’s grootste vijand bleek niemand minder dan Norman Osborn te zijn: de vader van een van Peters studiegenoten Harry. Harry zou later Peters beste vriend worden. Maar de grootste schok in dit nummer is dat de Goblin eerst Spider-Man zelf ontmaskerd. Het mooie aan dit verhaal is echter dat het ook over twee uiteenlopende families gaat. Stan Lee zet de liefdevolle relatie tussen Peter met zijn Tante May tegenover de koude verhoudingen tussen Osborn en zijn zoon.
De twee deeltjes #39 en #40 zijn slim geconstrueerd door schrijver Stan Lee en tekenaar John Romita Sr, die zijn Spider-Man debuut maakt. Peter Parker heeft last van een koudje en gaat daarom langs bij dokter Bromwell. Die vertelt hem dat Tante May na haar operatie nog erg zwak is. Ze mag vooral niet onverwachts schrikken of spannende dingen meemaken. Daarna gaat Peter met een kop vol zorgen over zijn tante naar college. Daar praat hij voor het eerst eens goed met Harry Osborn. Tot nu toe zaten die twee vooral op elkaar te fitten maar nu Harry zich zorgen maakt over zijn vader en daar openlijk over praat, hebben de twee mannen een klik. Dit is een belangrijk verhaalelement omdat een paar bladzijden later blijkt dat Harry’s vader Peters grootste vijand is.
Ondertussen is Osborn vastbesloten om te ontdekken wie Spider-Man nu eigenlijk echt is. Hij lokt onze held in de val door een stel kruimeldieven een overval op het dak van het Empire State Building te laten plegen. Als Spidey de mannen in een gevecht tegenhoudt slagen ze erin een gasbom naar zijn hoofd te gooien. De explosie van de bom lijkt in eerste instantie onschadelijk, maar het gas schakelt Peters spinneninstinkt uit. Dit huidige zintuig waarschuwt hem voor gevaar. Nu zijn interne alarmsysteem is uitgeschakeld, kan de Green Goblin Spider-Man van een afstandje volgen. Zodra Spidey zijn burgerkloffie aantrekt ziet Norman Osborn dat zijn tegenstander een jonge tiener is. Peter bezoekt The Daily Bugle en omdat Osborn buiten het gesprek afluistert weet hij ook dat Spider-Man Peter Parker heet.
Hij volgt Peter naar huis en valt hem vlak voor de deur aan. Let wel: Peter woonde toen nog bij Tante May, dus als zij uit het raam zou kijken en ziet dat haar neefje aangevallen wordt door the Green Goblin, zou dat een schok zijn waar ze niet meer overheen komt. (Denk nog maar even terug aan de waarschuwing van dokter Bromwell.) Gelukkig zorgt de dikke rook van de Goblin Glider ervoor dat May niets dan rook ziet als ze uit het raam kijkt om te horen wat het kabaal allemaal is.
The Goblin schakelt Peter uit en neemt hem mee naar zijn schuilplaats. Daar onthult hij aan Peter zijn ware gezicht en vertelt hij zijn levensgeschiedenis (zo hoort dat in comics en Bond-films), want hij zal hierna toch zijn vijand voor eeuwig het zwijgen opleggen.
Omdat ik de beroerdste niet ben, (en geen zin heb om alles uit te tikken), presenteer ik hier de ontstaansgeschiedenis van the Green Goblin uit ASM #40. (Klik vooral op de plaatjes voor grotere versies om de tekst goed te kunnen lezen.)
Een enorme klootzak
Wat ik vooral interessant aan het verhaal van Osborn vind is dat hij weliswaar gek werd door de explosie, maar dat duidelijk wordt dat hij daarvoor al een enorme klootzak was. ‘After all.. I had a business to take care of! Money was the most important thing of all! I had to get rich! I needed wealth… for that was the key to power!’, aldus Osborn. Hij klinkt hier overigens niet anders dan hoe die bankiers en andere geldwolven die de crisis hebben veroorzaakt zouden klinken.
Osborns obsessie met geld en macht maakt hem blind voor de behoeften van zijn zoon. De familieperikelen van de Osborns staan in schril contrast met die van de Parkers. Osborn koopt zijn schuldgevoel jegens Harry af door hem te overladen met cadeaus terwijl de Parkers het niet ruim hebben, maar wel zo goed mogelijke ouders voor hun neefje Peter proberen te zijn.
Ondertussen maakt Tante May zich erge zorgen over Peter die nog steeds niet thuis is. Niet dat Peter er iets aan kan doen: die arme jongen zit stevig geboeid aan een stoel naar het geratel van The Goblin te luisteren. In een moment van overmoed bevrijdt de Goblin zijn vijand voor een laatste gevecht. Dat gevecht eindigt als Spidey Osborn tegen chemicaliën trapt waar spanning op staat. Door de schok is the Goblin bewusteloos. Als hij bij kennis komt, kan hij zich niets meer herinneren van zijn Goblin-verleden noch dat Peter Parker Spider-Man is. Voorlopig lijkt zijn identiteit veilig gesteld. Al zal dat natuurlijk niet al te lang duren.
Als Peter thuiskomt blijkt dat Tante May van onrust bijna bezweken is. De dokter spreekt Peter dan ook vermanend toe: hij had toch gewaarschuwd dat May het rustig aan moest doen? Wat een onverantwoorde tiener is die Peter eigenlijk? Wij weten wel beter natuurlijk. Als May bijkomt maakt ze zich karakteristiek meer zorgen over haar neefje dan haar eigen gezondheid. in het laatste plaatje dient ze dan ook een soepje op terwijl Peter van haar rust in bed moet houden. Ondertussen staat Harry Osborn bij het ziektebed van zijn vader die zich niets kan herinneren van de afgelopen jaren. Vanaf nu zal het allemaal beter gaan, denken ze.
Familierelaties
Wat dit verhaal een klassiek Spidey-verhaal maakt is de balans die Lee weet te vinden tussen het avontuurlijke leven van Spidey en de zorgen die dat leven oplevert in Peter Parkers omgeving. De zorg van Tante May spreekt boekdelen en Peter, die toch eigenlijk ook maar gewoon zijn best doet, weet haar toch telkens weer ongerust te maken. Uiteindelijk gaat het verhaal over twee tieners en de relatie met hun ouders. Die van Peter en May is een liefdevolle relatie van twee mensen die voor elkaar willen zorgen, terwijl de relatie tussen Osborn en zijn zoon behoorlijk mank loopt. Osborn denkt eigenlijk alleen aan zichzelf en ziet Harry als een zwakkeling die hem van zijn werk afhoudt. De herstellende Osborn belooft aan het einde van het verhaal beterschap, maar die belofte zal hij snel weer verbreken.