Een
drieluik
in
twee delen.
200 kilo meubels
We zijn het huis aan het verbouwen. En wie zijn huis verbouwt, komt al snel een keer in de Ikea terecht.Vorige week was ik maar liefst twee keer in het bouwpakketparadijs. Maandag om meubels te bekijken, te testen en ideeën op te doen. Je kunt immers in zo’n gids bladeren tot je een ons weegt, voor de Billy staan en het hout aanraken doet je pas beseffen wat je in handen hebt.Zondag waren we weer in de Ikea om de uitgekozen meubels daadwerkelijk te halen. Wat een hel was dat: heel Nederland was er die regenachtige middag op uit getrokken om de Ikea in Amsterdam te bezoeken. Er was een aantal artikelen voor de helft van de prijs, dus die fantasieloze Hollanders die toch niet weten hoe ze hun vrije zondagmiddag moeten doorbrengen, waren massaal in het overvolle filiaal van het Zweedse meubelimperium te vinden. (Het leek de Efteling in het hoogseizoen wel.)
Helaas hadden L. en ik geen keuze en begaven ons tussen de consumentenkudde in het magazijn om de spullen in te laden die op ons lijstje stonden. Alle clichés kwamen voorbij: het karretje dat een eigen willetje leek te hebben, files voor de kassa en dat ene stel plankjes dat uiteindelijk toch uit de winkel zelf gehaald moest worden, waardoor we het hele doolhof aan huiskamers, slaapkamers en keukens door konden lopen. Tegen de stroming in uiteraard.Onsmakelijk
De koffie en Zweedse gehaktballen sloegen we over. Die hadden we maandag al geprobeerd. Geen idee waar al die lofuitingen over die gehaktballen vandaan komen, want als je vriendin doorgekauwd kauwgom aan je doorgeeft die je nog eens lekker over je tong laat rollen, dan heb je een smaakvollere bal in je mond dan de Zweedse gehaktballetjes van Ikea. Niet te vreten dus. En de koffie.. oh man, opgewarmde klei uit een beerput smaakt beter. Logisch dat het tweede kopje gratis is – het zal zelden gevuld worden. Diarree verzekerd.Mijn eerste Ikea-ervaring, waar ik vorig jaar over schreef, was wat dat betreft een stuk positiever. Al moet ik zeggen dat ze de 200 kilo uitgekozen meubels wel snel kwamen thuisbezorgen. (De volgende keer laat ik ze echter wel tot aan de deur bezorgen, zodat ik niet zelf alle pakketten naar boven hoef te sjouwen.)
Nu maar hopen dat alles compleet is.
De komende dagen ben ik in ieder geval bezig met bouwpakketten bouwen.Lees ook:
Breinkoekje: Crematie
halfgaar
uiteindelijk
alsnog
doorbakken.
Een geblindeerde replica van het Vrijheidsbeeld wordt onthoofd en het afgezaagde hoofd wordt kapot geslagen in een video die veel weg heeft van een onthoofdingsvideo die terroristen zo graag maken.
Tussendoor zijn anti-Amerikaanse leuzen te zien als ‘We don’t want your freedom’ en afsluitend: ‘Death to America’. Het lettertype lijkt veel op dat van oude computergames. Ook de explosies aan het einde suggereren de invloed van de videogame. Kijk maar:
De video maakt handig gebruik de kracht van het beeld. Niet alleen weten de makers de snuffmovies van terroristen goed na te bootsen, ook het afhakken van het hoofd van het symbool der vrijheid is rechtdoorzee in zijn simpelheid. Het gebruik van game-effecten en lettertype suggereert commentaar op de Amerikaanse overheid die te pas en te onpas soldaten stuurt naar de brandhaarden in de wereld om daar als een stelletje avatars het land ’te bevrijden’. Oorlog als game dus. De eerste keer dat ik de video zag gaf dat een onrustig gevoel, dat overigens verdween na herhaald kijken. Desalniettemin maakte deze video van onder de minuut meer indruk dan het 15 minuten durende Fitna van Wilders. Eenvoudige, krachtige symboolpolitiek. De video werd op 4 juli, Independence Day, op YouTube gezet. Ik werd er gister via het immer boeiende New York Blog van Pascal Theunissen op geattendeerd. Daar is ook te lezen hoe de onverlaten aan het beeld kwamen – een replicatie die in het café Vox Pop in Brooklyn stond. Volgens mij is het een kundig uitgevoerde studentengrap. Iets wat sommige commentatoren ook denken, zoals buckOne:
‘I’m willing to bet that this was done by some dumb ass local teenagers. This has no signs of being terrorist related. So, calm your horses. It’s a ridiculous act either way, though.’
Anderen reageren minder, uhm hoe zal ik het zeggen, genuanceerd:
milehigh587: ‘Muslim talent at its best. No wonder we kill them.’
En zo gaat het nog ruim 800 comments door, want zoals gebruikelijk bij dit soort zaken lopen emoties hoog op en is een reactie geschreven voordat er ook maar enige bezinning plaastvindt. Het MSNBC-nieuws maakte een item over de video:
Wat denk jij? Hoax of een serieus bedoeld stukje terroristencinema?Lees ook:
Albert Kraai, de vestigingsmanager/directeur van het Stripmuseum in Groningen, is geïnterviewd door Volkskrant Banen in de serie De jongste van Nederland. Kraai is met 32 jaar immers de jongste museumdirecteur van het land. Journaliste Annette Posthumus maakte er ook een videootje bij. Het is natuurlijk een trend onder redacties dat er tegenwoordig ook video bij gemaakt moet worden. Het internet vereist bewegende beelden. En door een reclamespot in de preroll te stoppen verdient de krant er ook nog wat aan ook. In plaats van dat men de moeite neemt een professional voor de videocontent in te huren, worden de videoreportages vaak door de redacteuren zelf gemaakt na een snelle weekendcursus ‘Hoe maak je een video’. Het gevolg is veelal saaie, slechte video’s waarin de mogelijkheden van het medium tot aan een minimum worden gebruikt.Dat valt op het eerste gezicht wel mee met de video van Posthumus. Ze laat veel zien van het Stripmuseum. De video geeft een aardig beeld van wat het museum te bieden heeft wat betreft de exposities en de interactie die er met het publiek gezocht wordt. Het is leuk om de installatie van Sigmund te zien, toch een van de trekpleisters op dit moment. Schrijnend is het feit dat we een nagenoeg lege museumvloer zien. Waar zijn de bezoekers? De museumdirecteur moet zelf een onderdeel van de expositie demonstreren waar kinderen een tekenfilmpje kunnen maken, want geen kind te bekennen in het museum. Dat is in ieder geval al slechte reclame voor het museum.Vanuit journalistiek oogpunt gezien stelt de video niet veel voor. Aangezien de video op de site middenin het geschreven artikel staat ingevoegd, kunnen we aannemen dat het als bijproduct bedoeld is en dat het zwaartepunt van informatievoorziening ligt bij de geschreven tekst. (Tot mijn verbazing wordt de video elders op de site ook solo aangeboden.) Als losstaande reportage schiet het werkje immers danig tekort, want die paar quotes van Kraai die tussen de sfeerbeelden gemonteerd zijn mag geen volwaardig interview genoemd worden. De quotes die er in de video voorkomen zijn onvolledig en daardoor loos. Ik citeer Kraai even: “Je ziet dat het nu weer beter gaat met de strip. Er worden meer albums uitgegeven dan ooit tevoren en na een aantal moeilijke jaren is de strip weer op weg naar boven.” Interessant, kun je dat toelichten, want het feit dat er meer albums worden uitgeven betekent immers niet dat er meer verkocht worden?Kraai legt het niet uit en vervolgt: “Een op de drie boeken in België die verkocht worden is een stripalbum, daar kunnen wij als Nederlanders niet aantippen.” Dus het gaat niet goed met de Nederlandse strip? Wat bedoelt hij nu precies? Ik ga ervan uit dat Kraai weet waar hij het over heeft, want tja, hij is de directeur/vestigingsmanager van het Nederlands Stripmuseum, maar door de manier waarop het interview gemonteerd is, lijkt dat niet het geval te zijn. Na de korte demonstratie tekenfilm maken volgt nog iets over het museum als experience. Hoewel aan het begin van de video de vraag in beeld kwam, wordt dit nu volledig losgelaten. Dit is niet alleen een stijlbreuk, de laatste quotes lijken hierdoor nog meer los zand; de video lijkt hierdoor minder gestructureerd.Daarbij ontkrachten de beelden Kraais uitspraak dat het museum een experience moet zijn. Dat het museum opwindende experiences biedt, is niet echt aan Kraais gezicht af te lezen als hij de diagnose van Sigmund te horen krijgt. Wederom was het beter geweest als een bezoeker hiervoor model had gestaan dan Kraai zelf. Tot slot nog een brandende vraag: waarom worden er altijd van die lullige muziekjes gebruikt als het om strips gaat? Zo halen we het genre nooit los van het kinderlijke imago. Goede pr verzorgen voor het genre is natuurlijk niet de taak van de journalist, wel een goed item afleveren. Ook daarin valt mijns inziens dus nog wat aan te verbeteren.
Verslaafd aan twitter?
Ben ik verslaafd aan Twitter? Mwa, valt wel mee. Zojuist een ’test’ ingevuld op Theoatmeal.com/ en daar kwam het volgende uit:
Created by The Oatmeal53%. Dat noem ik nog geen verslaving. Natuurlijk is het onzin zo’n test, want wat zijn de parameters die ten grondslag aan de vragen liggen? Amusant is het wel. Evenals Twitter. Al log ik soms dagen niet in en zet ik de stroom aan stemmen en uitspraken uit als hij te veel afleidt van mijn werk. En nee, ik twitter niet op de wc en produceer dus geen tweets waar een luchtje aan zit.
Je moet het ook allemaal niet te serieus nemen, dat Twitteren. Handig is het soms wel. Om bijvoorbeeld snel antwoord op bepaalde vragen te krijgen of om een herdenkingsbijeenkomst van een dode popster op te laten luisteren met snedig commentaar van Twittergebruikers. (‘King of Poep’ vond ik de leukste tweet in de afgelopen dagen.)
Sommige mensen kunnen zich er echt over opwinden. Zoals vriend René van Densen, die zich via een mailtje aan compadre Jeroen Mirck uitlaatte over Neerlands snelstgroeiende babbelbox. Mirck vond het mailtje interessant genoeg om hem online te zetten op zijn blog JeroenMirck.nl. Waarna Van Densen weer een reactie op zijn blog Kutbinnenlanders.nl schreef. Twitter mag dan behoorlijk mainstream aan het worden zijn (de meeste media hebben er in de afgelopen maanden genoeg aandacht aan besteed), voorlopig zijn we er niet over uitgepraat. En wie te lui is om te lezen, kan zijn lol op met de audiovariant van Twitter, Audioboo. Al lijkt dat in eerste instantie slechts een hoop gelul in de ruimte voort te brengen.Lees ook:
het
een
Billy
in
het
wit
of
in
berkenfineer?
Breinkoekje: RK-Priester
Jacksons
seksuele voorkeur
en
het
feit
dat
hij
praktisch
heilig verklaard
is
heeft
het Vaticaan
besloten
hem
postuum
tot
priester
te benoemen.
In mei 2002 brachten Frank Miller en Charles Brownstein een weekend door bij Will Eisner in Florida. Brownstein interviewde de twee stripgiganten; de vele uren tape resulteerden in 2005 in het boek Eisner/Miller – het boek kwam een paar maanden na het overlijden van Will Eisner uit. Brownstein schreef de gesprekken op als een dialoog tussen Eisner en Miller. Eisner/Miller is een boek dat iedere stripliefhebber gelezen moet hebben.
Will Eisner is een van de pioniers in de stripwereld en werd beroemd met zijn strip The Spirit (waar Miller overigens vorig jaar een filmversie van maakte). Nadat hij jaren werkte aan instructieboeken in stripvorm, begon hij in de jaren zeventig met het maken van meer persoonlijke verhalen. Volgens de legende zou Eisner de term graphic novel hebben bedacht om zijn strip A Contract with God aan een uitgever te slijten. Geen enkele serieuze uitgever zou immers geïnteresseerd zijn in het uitgeven van een strip, maar hetzelfde werk een grafische roman noemen gaf de uitgave de nodige allure. Naast A Contract with God maakte Eisner nog andere graphic novels als The Plot en The Dreamer, wat gaat over zijn ervaringen in de stripindustrie.Frank Miller is op zijn eigen manier een grootheid. De laatste jaren staat hij vooral bekend om zijn serie Sin City en het historische epos 300 die allebei verfilmd werden. In de vroege dagen van zijn carrière drukte Miller een nadrukkelijke stempel op superhelden als Daredevil: de reeks die hij schreef en tekende en die geïnkt werd door Klaus Janson is legendarisch. Ook blies hij Batman nieuw leven in met The Dark Knight Returns. Hierin zette Miller een cynische en fascistische versie van Batman op leeftijd neer die perfect paste in de jaren tachtig – een tijd waarin de Koude Oorlog even heel erg heet leek te worden.
Leesgenot
Het is eindeloos fascinerend om de twee grootheden uit de stripwereld met elkaar te horen converseren – en vooral ook discussiëren – over de geschiedenis van Amerikaanse comics, de invloed van nieuwe technologie op het medium en de strijd tegen censuur. Het boek is rijk aan illustraties van Miller, Eisner en andere stripmakers, bevat een aantal foto’s van de gesprekken en bestaat uit korte hoofdstukken die thematisch zijn ingedeeld. Uit de gesprekken komt duidelijk naar voren hoe verschillend de werkwijzen van Eisner en Miller zijn. Waar Eisner eerst de positie van de tekstballonnen bepaalde en, inkte om vervolgens een pagina in potlood te tekenen en te inkten, koos Miller er bijvoorbeeld bij de graphic novel Sin City: Family Values voor om eerst alle pagina’s te tekenen, daarna de tekst op de pagina te inkten en dan pas de potloodtekeningen in de inkt te zetten.
Het is in de kunst van het weglaten dat beide heren elkaar op het vlak van stijl ontmoetten. Eisner en Miller vinden dat je in een strip lang niet alles hoeft te tekenen – je kunt elementen suggereren, de lezer maakt het plaatje toch zelf in zijn hoofd af. In wezen is de stijl van beide stripmeesters impressionistisch. In Millers Sin City-reeks is dat goed duidelijk. Hij gebruikt een sterk zwart-wit contrast en vol silhouetten en schaduwpartijen. Vaak bevat de achtergrond slechts enkele details.Guns for hire
Eisner en Miller waren ten tijde van het interview al jaren goed bevriend, al waren ze het lang niet altijd met elkaar eens. Juist de momenten dat ze met elkaar in discussie gaan, komt de lezer het meeste te weten over hun visie op de strip.Over tekentechnieken kan de aspirant-stripmaker dus veel leren van Miller en Eisner. Wat betreft hun inzichten over de stripindustrie trouwens ook. Ze geven een paar goede tips over hoe je een voet tussen de deur krijgt bij uitgevers en klappen flink uit de school over de stripindustrie. Ze vertellen over hoe bitter Jack Kirby al die jaren was omdat hij vond dat Stan Lee alle credits voor hun creaties kreeg. Volgens Miller wilde Kirby ooit een boek schrijven met de titel: Excelsior, My ass!.
Eisner vertelt dat in de begindagen van de comicsindustrie uitgevers oppermachtig waren. Ze wisten makkelijk de rechten te verwerven van personages. Als een stripmaker met een goed idee kwam, was hij verplicht alle rechten ervan over te dragen aan de uitgever, anders kon hij verdere opdrachten wel vergeten. Eisner was bij Bob Kane thuis toen die terugkwam met het contract dat hij had gekregen voor Batman. Het enige wat Kane voor zijn creatie terugkreeg was de belofte van werk en een afgesproken bedrag per afgeleverde pagina. Geen gouden bergen dus. Die kreeg Kane jaren later, toen hij een advocaat inschakelde. Hij kreeg nooit de rechten meer van Batman, maar werd wel financieel gecompenseerd. De uitgevers lieten merken dat als de stripmaker slechts een gun for hire was en gemakkelijk vervangen kon worden voor een andere werker als hij niet na behoren presteerde. Volgens Eisner en Miller had dit tot gevolg dat de beroepsgroep jarenlang met een minderwaardigheidcomplex kampte. Pas in de jaren tachtig ontstond er een royaltysysteem voor stripmakers. Dit hing samen met de opkomende cultus rondom bepaalde makers zoals Frank Miller, Todd McFarlane en anderen.
Brownstein, Charles – Eisner/Miller.
Dark Horse Books – 19.95 dollar
ISBN 1-56971-755-9
Deze recensie is ook gepubliceerd op het stripblog van Zone 5300.Lees ook:
Breinkoekje: Teveel
Jacksons
overlijden
zorgden
de media
voor
een
overdosis.
Breinkoekje: Zomerhitte
ga ik
in
een
schaduwrijk
hoekje
schuilen
tot
de zomer
weer
over
is.
Video is alom aanwezig op het internet. Het enorme aanbod geeft een goed beeld van wat de Nederlandse internetgebruiker bezighoudt en moet daarom bewaard blijven, vindt het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. ‘Binnenkort gaan we misschien ook porno archiveren.’‘Internetvideo is niet meer weg te denken uit het medialandschap. Online gebeuren er dingen die niet de reguliere media halen, maar die wel onderdeel zijn van het culturele erfgoed,’ vertelt Liselotte Doeswijk die in pilot-project onderzoek doet naar internetvideo voor het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Ze kamt het internet uit op zoek naar online video’s en archiveert de filmpjes die zij relevant acht.
Maar waarom moeten al die amateurfilms, reportages, videocolumns en webcamsterren eigenlijk worden bewaard? ‘Als we over 50 jaar terugkijken op deze tijd moet er van onze internetcultuur een representatief beeld worden gegeven. Het is mijn taak om de interessantste ontwikkelingen op dit gebied in kaart te brengen,’ vertelt Doeswijk. ‘Eigenlijk vraag ik me dus af wat mensen in de toekomst zouden willen weten. Al blijft het een vorm van gokken natuurlijk. Misschien is Geert Wilders over tien jaar vergeten, maar dan is het nog steeds interessant om video’s over hem te bewaren. Als je dat niet doet, dan weet je zeker dat men hem over tien jaar niet meer kent.’
Op dit moment slaat Doeswijk de video’s alleen op voor het nageslacht. Ze hoopt dat een deel van het archief publiekelijk wordt gemaakt. Waarschijnlijk door middel van een tijdlijn op de site, met daarop de belangrijkste tendensen van internetvideo toegelicht met representatieve voorbeelden. ‘Het hangt van de uitkomst van mijn onderzoek eind dit jaar af of Beeld en Geluid hiermee doorgaat,’ zegt Doeswijk.Als Doeswijk de tijdlijn nu zou schetsen, wat zijn dan de belangrijkste kenmerken van internetcultuur? ‘Ten eerste staat er op bijna iedere website video. Tweedehands content is opmerkelijk populair. Gebruikers zetten op YouTube fragmenten van tv-programma’s die ze interessant vinden en die al op UitzendingGemist.nl staan. Daarbij is er tegenwoordig geen enkele gebeurtenis die niet op video wordt vastgelegd: bij concerten houden mensen geen aanstekers, maar mobieltjes en camera’s in de lucht. Grappig vind ik dat je op die video’s ook te zien is hoe andere mensen het concert vastleggen.’ Het zijn niet alleen amateurs die gretig gebruik maken van het medium. Tijdschriften en kranten hebben vaak een eigen verslaggever of plaatsen nieuwsvideo’s van het ANP op hun site. ‘Al vraag ik me af hoe goed die bekeken worden, er staan namelijk geen viewingsaantallen bij,’ zegt Doeswijk.Selectiecriteria
Doeswijk selecteert een ruim scala aan video’s gemaakt door professionals en amateurs. Sinds ze februari 2008 met archiveren begon sloeg ze naar schatting zo’n duizend filmpjes op. Een klein aantal in vergelijking met het aanbod. Chad Hurley, medeoprichter van YouTube, beweerde vorig jaar nog dat er per minuut dertien uur materiaal bijkomt. Alles bewaren is onmogelijk, daarom hanteert Doeswijk een aantal selectiecriteria. Aspirant filmmakers die hun werk in het archief terug willen zien moeten video’s maken die ‘geil, grappig of grof zijn, want dan worden ze vaak bekeken,’ zegt Doeswijk met een glimlach. Ze vervolgt: ‘Of het moet een mooie, boeiende reportage zijn die opgemerkt wordt.’
Het belangrijkste criterium is dat de video’s hier zijn gemaakt of Nederland als onderwerp hebben. Daarnaast is het belangrijk dat de video in kwestie prominent op het web aanwezig is en veel wordt bekeken. ‘De onderwerpen moeten veel mensen bezighouden en op veel blogs en sites worden besproken. Bijvoorbeeld het Fitna-debat van vorig jaar. Mensen over de hele wereld reageerden op de video van Wilders met hun eigen filmpje. Soms vertelden ze alleen hun verhaal in de webcam, soms versneden ze beelden van Fitna met nieuwsbeelden om hun standpunt duidelijk te maken. Daar maak ik dan ook een selectie uit.’ De grote videosites zoals MSN Video, 123video.nl en YouTube hebben een eigen statistiekensysteem waarmee inzichtelijk wordt hoe vaak een video bekeken is en waar veel mensen op hebben gereageerd.Toch kijkt Doeswijk verder dan alleen naar wat de massa aangeeft. Ze selecteert bijvoorbeeld ook babyvideo’s. ‘Deze worden door weinig mensen bekeken, maar er zijn er heel veel en daarom belangrijk voor de representatie van het fenomeen video op internet.’ Ook volgt Doeswijk specifieke makers, zoals culturele instellingen. ‘Ze maken soms juweeltjes die bijna niemand kent.’Porno
Doeswijk zette samen met een programmeur de database voor het videoarchief op. Ze noteert hierin onder meer de titel, het genre en de makers. Daarbij schrijft ze ook waarom de video is bewaard. Dat laatste is onontbeerlijk, want soms is de toegevoegde waarde die een video voor het algemene beeld heeft niet direct evident. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de meest markante video die tot op heden werd gearchiveerd. Het filmpje laat niet meer zien dan twee tienermeisjes die op een balkon zitten te giechelen, maar staat desondanks op nummer 9 in de lijst best bekeken video’s aller tijden op de Nederlandse regio van YouTube. ‘Dat komt namelijk door de thumbnail, het plaatje dat bij de link naar de video staat. Hierop lijkt het net of een van de meisjes een mannelijk geslacht in haar mond heeft.’
Uit recent onderzoek naar online videogebruik van Ster, Microsoft en marketingbureau Mindshare, blijkt dat 79% van de Nederlandse bevolking wel eens online video kijkt. In de groep van 13-50 jaar kijkt 13% regelmatig naar professionele pornografische video’s en 17% naar erotiek van amateurs. Pornografie maakt een belangrijk deel uit van internetcultuur. ‘Sterker nog: internet, net als video vroeger, is er groot mee geworden. Daarom gaan we in de toekomst misschien ook porno bewaren. Al wordt het lastig om voor dit genre criteria op te stellen.’Beperkt houdbaar
Hoewel organisaties als de Koninklijke Bibliotheek en het internationale project Living Web Archive zich bezighouden met het archiveren van websites, richt het pilot-project van Beeld en Geluid zich in Nederland specifiek op webvideo’s. De archivering van het culturele erfgoed kan immers niet aan gratis videosites worden toevertrouwd: filmpjes verdwijnen soms spontaan of worden door de beheerders van de site verwijderd wanneer er sprake lijkt van auteursrechten schending.
‘Er was laatst commotie op blogs en Twitter omdat de video’s van Esmée Denters waren verdwenen. (Denters werd wereldberoemd door video’s waarin ze liedjes zingt, red.) Meer dan 100 miljoen mensen hebben haar video’s gezien. Recent blokkeerde YouTube haar account. Esmée zingt namelijk covers en dat mag kennelijk niet.’ Door het grote aantal verontwaardigde reacties is alles drie dagen later teruggedraaid.Behalve het verdwijnen van content, speelt de factor tijd ook een bedreigende rol bij het onderhouden van een videoarchief. Net als bij analoge dragers als zijn de webvideo’s in zekere zin maar beperkt houdbaar. ‘De ontwikkeling van videoformats gaat razend snel en is moeilijk bij te houden. We hebben voor het programma flash gekozen als opslagmedium. Maar als er in de toekomst weer iets anders komt, zal het archief gemigreerd moeten worden. Dat betekent wel kwaliteitsverlies. Een andere oplossing is om ervoor te zorgen dat we altijd flash kunnen afdraaien bij Beeld en Geluid, zoals we nu nog steeds videorecorders in huis hebben. Voor alsnog blijft dit een probleem voor de toekomst.’Dit artikel is verschenen in VPRO Gids #25.Gerelateerd: De video’s die ik gemaakt heb en op deze site staan.