Posy Simmonds was jaren een goed bewaard geheim van de Britse strip. Met stripromans over de getormenteerde heldinnen Gemma en Tamara brak ze in het buitenland pas echt door als stripmaker. ‘Opeens was ik een graphic novelist!’
‘Het tekenen vind ik het leukste gedeelte van mijn werk. Je kunt dan lekker zingen of muziek luisteren. Als ik aan het arceren ben is het fijn om Bach te draaien. Dan kan ik in het ritme van de muziek de lijnen trekken. Als ik iets dramatisch moet tekenen, draai ik iets verdrietigs. Bijvoorbeeld ‘Dido’s Lament’, een prachtige aria van componist Henry Purcell. Goed, ik moet er niet te hoogdravend over doen, want uiteindelijk hebben we het over het schrijven over stripfiguren, maar het helpt wel bij het werk om in de juiste gemoedstoestand te komen,’ zegt Posy Simmonds.
Tot enkele jaren geleden was Simmonds (Berkshire, 1945) een goed bewaard geheim van de Britse stripwereld. Jarenlang werkte ze als illustrator en stripmaker voor verschillende kranten en tijdschriften. Daarnaast illustreerde en schreef ze kinderboeken.
In eigen land is ze een gelauwerd vakvrouw. Ze kreeg tweemaal de prijs voor beste cartoonist van het jaar. In 2002 werd ze opgenomen in de Orde van het Brise Rijk voor haar verdiensten voor de krantenindustrie. Hoewel ze in 1981 al een graphic novel publiceerde, geniet ze naar eigen zeggen pas echt bekendheid als stripmaker sinds de publicatie van de stripromans Gemma Bovery (inderdaad, niet ‘Bovary’) en Tamara Drewe. ‘Jarenlang was ik een illustrator voor kranten, maar door die boeken ben ik op eens een stripmaker geworden, een graphic novelist!’ zegt Simmonds met een glimlach, niet gespeend van enige zelfspot. ‘Ik heb een heel nieuwe wereld ontdekt. Heel bijzonder, ik word nu op verschillende plekken uitgenodigd. Dat is niet het geval als je voor kranten tekent, dan zit je vooral thuis te werken.’
Ik spreek haar in december op het Strip Turnhout festival waar ze eregast is. Op het tweejaarlijkse Vlaamse festival staat de Britse strip centraal.
Schoonmaakster
Simmonds is een dame op leeftijd, ze praat met zachte stem maar toont zich een geanimeerd spreker. Soms praat ze vloeiend Frans: als tiener studeerde Simmonds beeldende kunst aan de Sorbonne in Parijs. Daarna volgde ze een opleiding grafisch ontwerp aan de Central School for Art and Design in Londen, waar ze tekenen en graphic design studeerde. Toen Simmonds in de tweede helft van de jaren zestig de collegebanken verliet, wist ze niet meteen wat ze wilde gaan doen. Ze stelde een portfolio samen en liep de deuren van kranten, redacteuren en uitgevers plat. ‘Ik ging bij iedereen langs die illustraties gebruikte. In het begin ving ik vaak bot. Dus werkte ik als schoonmaakster en hondenuitlater. Een van de eerste illustraties die ik gepubliceerd kreeg was voor de vrouwenpagina van The Times. Ik was al eerder bij ze langs geweest, maar toen hadden ze geen werk voor me. Op een gegeven moment belden ze op. Ze hadden een gat op de pagina; of ik daarvoor een illustratie wilde maken voor vijf uur die middag. Ik hou erg van deadlines. De spanning zorgt ervoor dat de ideeën komen.’
Simmonds illustreerde in beginsel artikelen over prozaïsche onderwerpen als isolatie, begrafenisondernemers en verzekeringen. Het echte stripwerk mocht ze voor The Sun in 1969 maken, met de dagelijkse strip Bear. Later volgde regulier illustratiewerk voor The Guardian en cartoons over de literaire wereld. Simmonds: ‘Wat ik fijn vind aan werken voor een krant is dat het vergankelijk is. Na een dag verdwijnt het. Maar ja, nu niet meer, want op het web is het blijvend.’
Lezerspost
In 1977 mocht ze voor The Guardian een strip maken voor de vrouwenpagina: The Silent Three of St Botolph’s. De strip ging voornamelijk over de familie Weber, middleclass inwoners in Londen. ‘Mijn opdracht was om over de lezers van The Guardian te schrijven, verder mocht ik het overal over hebben, van scheidingen tot anticonceptie,’ zegt Simmonds. ‘Die strip kwam uit in de tijd dat vrouwenemancipatie een belangrijk en nieuw onderwerp was. De vrouwenpagina was berucht. Het waren interessante tijden. Mannen waren bang dat je hun stropdassen doorknipte of hun broek in de fik stak,’ zegt Posy met een serieus gezicht, maar ze vervolgt met: ‘I’m kidding.‘
Ruim tien jaar lang stond er iedere week een nieuwe aflevering van The Silent Three in de krant. Simmonds leverde vaak sociaal commentaar in haar werk en wist haar lezers te beroeren. De strip was zo’n succes dat de personages kerst- en valentijnskaarten van lezers kregen toegezonden. Ook de stripmaakster kreeg postzakken vol: ‘Mensen legden mij hun problemen in hun brieven voor en vroegen me om raad. Soms kregen de personages ook dat soort brieven. Ik schreef de lezers terug dat ik niet de kennis in huis had om ze te helpen. Je kunt mensen raken door schaamte. Als je over bepaald gedrag iets schrijft dan schrijven mensen je dat ze zich weliswaar schamen maar zich er wel in herkennen.’
Overspel
Het grote publiek buiten Engeland kent Simmonds vooral vanwege haar graphic novels Gemma Bovery en Tamara Drewe. Twee heldinnen die nogal wat ophef veroorzaken in hun directe omgeving en die zijn verwikkeld in overspelige relaties. Overspel fascineert Simmonds niet in het bijzonder, het is een prominent thema in de literaire bronnen waar ze zich door liet inspireren.
Gemma Bovery is Simmonds vrije, eigentijdse en satirische bewerking van Gustave Flauberts Madame Bovary. Gemma en haar man Charlie Bovery verhuizen van Londen naar Normandië waar Gemma zich al snel begint te vervelen. Ze verlangt terug naar haar ex-minnaar Patrick en begint een relatie met een jonge Franse rechtenstudent. De plaatselijke bakker Raymond Joubert raakt geobsedeerd door Gemma: in zijn ogen lijkt haar leven precies dat van haar literaire naamgenoot te volgen.
Prinses Diana
Gemma Bovery verscheen zes dagen per week als vervolgverhaal in The Guardian. Simmonds kwam op het idee van de bewerking door een toevallige ontmoeting: ‘Ik was in Italië en ik zag een Italiaanse vrouw die me deed denken aan Madame Bovary. Ze had haar handen vol Prada-tassen en net gekochte kleren. Ze leek erg verveeld en pissig. Op dat moment kochten veel Engelsen huizen in Normandië en de Dordogne. Ik besloot dat Gemma Engelse zou zijn en dat haar leven op een bepaalde manier het verhaal van Flaubert zou weerspiegelen. Het uiterlijk van Gemma baseerde ik op Diana, de prinses van Wales, die toen nog leefde. Ik vond de manier waarop Diana vanuit haar ooghoeken omhoog kon kijken, heel intrigerend. Ik heb Gemma dezelfde ogen gegeven.’
Net als in Flauberts roman moest Simmonds heldin sterven. Toch ging dat niet zo makkelijk: ‘Net als Madame Bovary zou Gemma zelfmoord plegen. Ik was de aflevering aan het maken waarin ze een overdosis nam, maar op de een of andere manier wilde ze niet sterven. Ik dacht: “Sterf!”, maar ze kwam telkens weer overeind en zei: “Nee, dit doe ik gewoon niet.” Toen realiseerde ik me dat haar karakter was veranderd. Ze was niet suïcidaal, maar iemand die zichzelf opnieuw zou uitvinden. Toch moest ik haar wel vermoorden, want het verhaal wordt in flashback verteld en in de eerste aflevering staat dat Gemma dood is.’ Uiteindelijk zou Gemma stikken in een stuk brood van bakker Joubert, terwijl haar man en haar ex-minnaar met elkaar op de vuist gaan. Zo waren de drie mannen in Gemma’s leven verantwoordelijk voor haar dood.
Minnaars
Tamara Drewe, de heldin uit het gelijknamige feuilleton, de striproman en de verfilming door Stephen Frears, overleeft het verhaal gelukkig wel. Omdat de reeks oorspronkelijk in de literaire sectie van The Guardian stond, wilde Simmonds een verhaal maken over een toevluchtsoord voor schrijvers op het platteland. ‘Pas toen ik me deze plek, verborgen in het landschap, voorstelde, dacht ik aan “Far from the madding crowd”. Een welbekend citaat van het gedicht “Elegy Written on a Country Graveyard” van Thomas Gray, dat gaat over het platteland. Hardy gebruikte het als titel voor zijn boek over een vrouw met drie potentiële minnaars. Dat leek me een interessante situatie. Gemma en Tamara zijn uiteindelijk mijn verhalen, ik leen bepaalde elementen uit de literaire bronnen. Het is niet belangrijk dat je de bronnen kent, maar als je ze wel gelezen hebt, geeft dat de leeservaring iets extra’s.’
In Simmonds nieuwste project zit ook een negentiende-eeuwse roman begraven. ‘Op dit moment praat ik er nog niet graag over, want als je eraan werkt is een boek als een luchtkussen: zodra je erover begint te praten loopt de lucht eruit. Meer wil ik er niet over zeggen, behalve dan dat alle menselijke zwaktes er in zullen zitten.’
Knip- en plakwerk
De term graphic novel lijkt te zijn uitgevonden voor de grafische vertellingen van Simmonds waarin ze op effectieve wijze stripstroken en proza afwisselt. ‘Daar ben ik aanvankelijk opgekomen vanwege efficiëntie. Ik had met Gemma Bovery een behoorlijk lang verhaal dat in honderd afleveringen verteld moest worden, en ik had een grote ruimte op de pagina te vullen. Ik wilde de lezer waar voor zijn geld geven. In een aflevering moet echt iets gebeuren. Achteraf gezien gaf deze manier van vertellen me de mogelijkheid om een meerstemmig verhaal te maken. Ik kon zo makkelijk wisselen van verhaalperspectief. Ik kon bijvoorbeeld beginnen met de gedachten van een personage, gevolgd door een stuk beschrijving dat het eerdere stuk verdiept of tegenspreekt. Vervolgens kon ik op een ander personage overspringen.’
Simmonds heeft sinds anderhalf jaar een computer, maar maakt haar strips nog geheel met de hand. Zij ontwerpt de lay-out van de pagina’s en schrijft de tekst eerst uit. Haar man Richard, die typograaf is, tikt deze in op zijn pc, waarna Posy de print tussen de stripplaatjes plakt.
De Australische schrijver Clive James roemt Simmonds om haar goede gevoel voor dialoog. Vaak overhoort ze mensen als ze op locatie research doet voor haar verhalen. Voor Tamara Drewe maakte Simmonds op locatie veel tekeningen en nam enkele foto’s. ‘Herkenbaarheid is heel belangrijk in mijn werk. Het landschap is als dat van Dorset. Engelse lezers herkennen het soort boerenhoeve waar de schrijvers verblijven meteen.’
Gemma Bovery en Tamara Drewe zijn door De Harmonie uitgegeven.
Dit interview is in VPRO Gids #1 (2012) gepubliceerd.