Star Wars, Transformers, Bruce Lee en Bryan Adams. Dat zijn een paar prominente elementen waaruit Sean Chuangs (1968) herinneringen uit de jaren tachtig bestaat.
Dinsdag 20 oktober was de opening van de expositie en Robert van der Kroft en ik waren er bij. Die middag hadden we in Brussel vergaderd over de Willy Vandersteenprijs met andere juryleden Luc Morjaeu, Lieve Scheers en Toon Horsten. De uitslag wordt 4 november bekend gemaakt op de Boekenbeurs in Antwerpen.
Ik sprak even kort met Chuang, die ook zijn strepen verdiend heeft als regisseur van reclamespots. Chuangs Engels liet wat te wensen over, maar is nog steeds beter dan mijn Chinees, dus spraken we via een tolk. Zijn memoir is vooralsnog niet in het Engels of Nederlands uitgegeven. Wel in het Frans, Duits en oorspronkelijk in het Chinees.
Gelukkig spreken de tekeningen boekdelen. Ik hoop dan ook dat een Engelstalige uitgeverij of een Nederlandse uitgever het boek alsnog op de markt zal brengen. Het ziet er namelijk interessant uit en bovendien zullen veel mensen van mijn leeftijd en iets ouder zich goed kunnen vinden in een nostalgisch verhaal over de jaren tachtig. Het is tegenwoordig een en al nostalgie wat de klok slaat. En een beetje geschiedenis over Taiwan oppikken kan ook nooit kwaad.
De beschrijving van het boek volgens het Belgisch Stripmuseum: Begin jaren 1980 in Taiwan is Sean Chuang nog maar een kind. Maar kind zijn in Taiwan in die tijd bood hem de gelegenheid om deel uit te maken van de eerste generatie die stilaan loskomt van de Krijgswet. En ook om de vrijheid te leren kennen en het leven te ontdekken door eigen ervaringen: de eerste liefde en teleurstellingen, zich uitleven op de vespa en met de schoolvrienden allerhande stommiteiten uithalen op het internaat… vooral ver weg van de ouders! Vandaag volwassen geworden, stripauteur en reclameman, laat hij ons met Mes années 80 genieten van zijn herinneringen als kind en jongvolwassene. Met de tederheid en beweeglijkheid van zijn unieke pennentrek schept Sean Chuang de sfeer en de waarden van het initiatief van de grote levensmomenten van een tijdperk. Sommigen zijn zeker niet glorieus, uit andere blijkt spijt, maar de meeste zijn emotioneel en geruststellend over zijn jeugd- en kinderjaren.
Het was een avond van talen en vrolijke miscommunicatie. Ik sprak een Japanse die een kunstopleiding doet in Brussel. Ze sprak al aardig Frans maar bijna geen Engels. Bij mij is dat precies andersom. Met handgebaren en een beetje goede wil kwamen we een heel eind, maar het kan ook goed zijn dat we totaal iets anders bedoelden.
Ze liet nog wat tekeningen uit haar schetsboek zien en die vonden Robert en ik erg mooi.
Toch is het jammer dat een taalbarrìere het moeilijk maakte om nader kennis te maken. Ik had graag met Chuang nog wat meer gepraat over zijn filmplannen en zijn strips. Toch vind ik het fijn dat er in het Stripmuseum exposities worden gehouden van dit soort buitenlands werk waar we normaliter niet zo snel mee in aanraking komen. Het museum heeft wat dat betreft echt een internationaal karakter.
Tot en met 29 november 2015 is de expositie Mes années 80 (Mijn jaren 80) van Sean Chuang te zien in het Belgisch Stripmuseum.
Gisteravond kreeg ik een berichtje in mijn mailbox waar ik als stripjournalist blij van wordt. In het Stripmuseum te Brussel werd woensdag 11 maart de workshop Jong Talent gehouden. 90 striptekenaars en 20 uitgevers kregen de kans elkaar te ontmoeten.
Woensdag 11 maart organiseerde het Stripmuseum voor de tweede keer een workshop jong talent. Negentig debuterende auteurs kregen er de kans om hun werk te laten zien aan verschillende stripuitgevers. Zowel Nederlandstalige uitgeverijen (Standaard Uitgeverij, Ballon Media, Oogachtend, enz.) als Franstalige (Dargaud, Le Lombard, Dupuis, enz.) stuurden hun vertegenwoordiger naar het Stripmuseum. Voor vele jonge stripauteurs was dit een unieke kans om een eerste contract in de wacht te slepen of bestaand werk te laten vertalen.
Zo legde Aimée de Jongh vorig jaar op de eerste editie van de workshop contact met mensen van Uitgeverij Dargaud. Het resultaat is dat haar bekroonde grafische roman De terugkeer van de wespendief binnenkort in het Frans zal verschijnen.
Willem De Graeve, directeur van het Stripmuseum, noemde ook deze tweede editie erg succesvol. ‘Zowel de deelnemende auteurs als de uitgevers waren erg tevreden over hun deelname. Het valt dan ook te verwachten dat heel wat jong striptalent binnenkort voor het eerst gepubliceerd zal worden.’
Johan Stuyck (Uitgeverij Oogachtend) merkte het volgende op in een vlogje:
Steven de Rie reageerde in een post op Facebook over de middag: ‘Vandaag mocht ik namens het stripgilde ‘oom wim adviseert’ spelen in het stripmuseum. Samen met Tom Metdepenningen. (En omringd door de “echte” uitgeverijen natuurlijk.) Wow, veel mooie dingen mogen zien. De toekomst van de strip ziet er rooskleurig uit als het aan de volgende generatie ligt, zoveel is duidelijk!’
Het lijkt me een puik plan als in Nederland ook zoiets georganiseerd wordt in het stripmuseum Groningen of tijdens de Stripdagen Haarlem.
De Graeve schoot de vlogjes. De foto is gemaakt door Daniel Fouss.
Een impressie van het Stripmuseum in Brussel, inclusief een stukje Smurfenles van stripkenner en gids Kurt Morissens en een uitvoerige blik op de expositie De kunst van het Stripverhaal.
Tijdens reportages maak ik natuurlijk een hoop aantekeningen, maar ik schiet ook vaak videomateriaal om bij het schrijven van mijn stukken te raadplegen. Zoals tijdens mijn bezoek aan het Belgisch Stripmuseum in oktober. Dat beeldmateriaal heb ik gemonteerd tot een video en geeft mijns inziens een aardige impressie van het Stripmuseum dat ik iedere stripliefhebber van harte aanbeveel.
Het Belgisch Stripmuseum bestaat 25 jaar. Het succesvolle museum waakt over het striperfgoed van België, maar heeft hiervoor eigenlijk te weinig middelen.
‘Zoals Obelix in de ketel met toverdrank viel, ben ik als kind in de ketel van het stripverhaal gevallen. Zoals veel Belgen zat ik als kleuter al met mijn neus in de stripcollectie van mijn ouders, dat waren vooral albums van Suske & Wiske. Toen ik eindelijk had leren lezen waren zij erg opgelucht, want ik vroeg altijd wat er in de tekstballonnetjes stond,’ vertelt Willem De Graeve, codirecteur en hoofd communicatie van het Belgisch stripmuseum in de Brasserie van het instituut. Begin oktober zit hij er kwiek bij op de ochtend na de door internationale pers bezochte persconferentie en het grote feest van de 25ste verjaardag van het Stripmuseum.
Wie het art nouveau-gebouw binnenstapt, krijgt ook het gevoel in de ketel van het beeldverhaal te vallen. In de centrale hal begroeten beelden van Asterix, Robbedoes en andere stripfiguren de bezoekers. Naast de marmeren trap staat de bekende raket uit Kuifje en aan de andere kant een Deux Cheveaux met daarop de Marsupilami van Franquin op de motorkap getekend. Vanaf de eerste verdieping kan men uiteenlopende tentoonstellingen met originele pagina’s en tekeningen bekijken. Het museum gaat met zijn tijd mee, want sinds kort is het deels virtueel via Google Street View te bezichtigen.
Bij de oprichting in 1989 kreeg het museum een tweeledige taak: allereerst het promoten van het stripverhaal in de breedste zin des woords. Bij deze missie hoort ook het bewaren en conserveren van het striperfgoed. ‘We willen laten zien dat stripverhalen bij de cultuur horen en dat België daar een belangrijke rol in speelt. We hebben ons doel bereikt als een familie die weinig opheeft met de strip, na een bezoek naar buiten gaat met het idee dat het toch knap is wat er gemaakt wordt en besluit eens een album open te slaan.’ Ten tweede moet het gebouw, het enige overgebleven textielwarenhuis ontworpen door architect Victor Horta, in ere gehouden worden. De taken van het museum zijn hetzelfde gebleven, maar de stripwereld is in een kwart eeuw wel veranderd. Vroeger kwamen er 500 albums per jaar uit, nu 5000. De Graeve: ‘Toen waren de Franse strips vooral een voortzetting van wat er vroeger gebeurde, Nederlandstalige strips waren voornamelijk familiestrips. Tegenwoordig is de strip als film, alle genres en stijlen zijn vertegenwoordigd.’
Stripmuren
Met per jaar vier tijdelijke en vijf vaste tentoonstellingen, plus zeven exposities rondom een nieuw album, trok het museum in 2013 zo’n 200.000 bezoekers. Hiervan komt 80% uit het buitenland, uit Nederland komt slechts 3,8%. ‘Ik denk niet dat de Nederlanders gebrek aan stripliefde hebben, want Suske & Wiske zijn populairder in Nederland dan hier en jullie hebben grote stripauteurs. Veel Nederlanders denken bij Brussel aan het Europees parlement, dat het een saaie kantoorstad is waar alleen Frans wordt gesproken.’ In Brussel leefden en werkten de grote spelers van het Franco-Belgische beeldverhaal. De stad toont deze stripgeschiedenis met onder meer het Stripmuseum, het Marc Sleen Museum, vijftig stripmuren en beelden van personages in het straatbeeld.
Het museum probeert de twee typen bezoekers, toeristen en stripkenners, zo goed mogelijk te bedienen. De nieuwe permanente expositie De kunst van het stripverhaal geeft middels originele pagina’s, schetsen en fragmenten uit scenario’s een mooi overzicht van iedere fase van het maakproces. Dat verhaal zal voor de kenners geen nieuws zijn, maar die kunnen weer genieten van een originele tekening van Willy Vandersteen of van jong talent Kristof Spaey. Videobeelden van stripmakers aan het werk verlevendigen de expositie die een goed voorbeeld is van hoe je striperfgoed voor het publiek toegankelijk kunt maken.
Striperfgoed bedreigd
Waar in Turnhout het Vlaams documentatiecentrum van de strip fungeert als studiecentrum met een grote collectie secundaire literatuur, is in België het Stripmuseum de belangrijkste speler wat het bewaren en conserven van striperfgoed betreft. Het museum bewaart zo’n 8.000 platen en illustraties, scenario’s en verwante zaken. De conservatieruimtes worden op een constante temperatuur gehouden, zijn beveiligd en slechts voor enkelen toegankelijk. De meeste stukken zijn in bruikleen. ‘Voor ons is al het materiaal waardevol, maar we zijn genoodzaakt aan de auteurs of erfgenamen een selectie te vragen. De auteur laten we zelf kiezen want die kent zijn eigen werk het beste. Het voordeel van bruikleen is dat een auteur na vijf jaar een nieuwe reeks of striproman heeft, en het oudere werk voor nieuw materiaal kan ruilen. Zo hebben we altijd topstukken.’
Het museum wil van iedere grote auteur een representatieve selectie hebben zodat deze voor de volgende generaties bewaard blijft, maar het bewaren van het erfgoed wordt door verschillende factoren bemoeilijkt. Door gebrek aan financiële middelen zette de organisatie de werving van nieuwe stukken op een laag pitje. Jammer, want veel belangrijke stripauteurs zijn op dit moment oud of net overleden. Dus nu is het moment om te verzamelen. Het museum haalt zijn inkomsten vooral binnen via kaartverkoop en speciale evenementen. De overheid is goed voor slechts acht procent: ‘Bij ons in België is alles gesplitst in Vlaams en Franstalig. Als we ervoor zouden kiezen om alleen Vlaamse strips te tonen, dan zouden we van de Vlaamse regering veel geld kunnen krijgen. Maar omdat wij Franstalige, Vlaamse en buitenlandse strips willen tonen, is dat lastig, want nu zou de Franstalige regering kunnen zeggen: “Als we jullie geld geven, gaan jullie daar ook de Vlaamse strip mee promoten. Dat kan toch niet!”
Inmiddels is door alle tekeningen de klimaatkluis bijna vol. Ook moeten er nieuwe lokalen gehuurd worden om de groeiende stripcollectie en verwante boeken in op te slaan. Daarvoor ontbreekt ook het geld. Alle stukken die tijdelijk worden tentoongesteld, worden in gescand. Daar heeft het kleine team de handen al aan vol.
Belasting
Recent kreeg het museum het gehele oeuvre van strippionier George van Raemdonck (28 augustus 1888 – 28 januari 1966) in bruikleen van de nabestaanden. Van Raemdonck was de tekenaar van de klassieke en destijds populaire strip De wereldreis van Bulletje en Bonestaak. Met 8.000 stuks verdubbelt dit oeuvre de totale collectie van het museum, dat deze grote hoeveelheid nu eigenlijk niet aankan.
Daarnaast is de markt een bedreiging voor het striperfgoed: tegenwoordig kunnen originelen veel geld waard zijn. Stripmakers verkopen ze aan particuliere verzamelaars en galeries, vaak om dalende omzetcijfers te compenseren. Het werk raakt daardoor verspreid. Dit bemoeilijkt het maken van overzichtstentoonstellingen.
De belastingdienst is een andere potentiële bedreiging van het striperfgoed want die ziet in het waardevolle oeuvre van overleden stripmakers een mooie inkomstenbron middels erfrecht. Om te voorkomen dat zijn nabestaande een hoge belasting moeten betalen, besloot de bekende stripmaker François Schuiten er recent voor om zijn oeuvre te schenken aan onder andere de Koning Boudewijnstichting en de Bibliothèque Nationale de France. Hij passeerde het Stripmuseum. Een stap die De Graeve ook verbaast: ‘Dat was een vreemde beslissing, want de Koning Boudewijnstichting heeft geen kennis op het vlak van conservatie. Ik hoop dus voor Schuiten dat zijn originele platen niet ergens in een kartonnen doos staan opgeslagen.’ Aan het informatietijdschrift Stripgidsvertelde Schuiten dat het Stripmuseum niet de middelen heeft om haar ambities van een nationaal centrum waar te maken: ‘Je hoeft maar binnen te stappen om te weten wat ik bedoel: het gebouw is stilaan aan het afbrokkelen, de collectie wordt niet uitgebreid en is al die tijd hetzelfde gebleven, en dan spreek ik me nog niet uit over de kwaliteit van hetgeen je er ziet!’
De Greave beantwoordt deze kritiek: ‘Schuiten was erg betrokken bij de stichting van het Stripmuseum en zijn beeld ervan is gebaseerd op de beginjaren. Er waren veel minder bezoekers, financiële problemen en kennis van het conserveren ontbrak. We hebben geprobeerd hem de huidige situatie duidelijk te maken, maar hij bleef erbij dat hij geen vertrouwen in ons had.’
Enorm archief
Hec Leemans (1950), stripmaker van onder andere de reeks Bakelandt en FC de Kampioenen en aanwezig tijdens de persconferentie, maakt zich niet zo druk over erfrechten: ‘Wat is de waarde van een archief of van een originele pagina? Als je een keer een plaat verkoopt voor 5000 euro dan is dat prima, maar als de belastingdienst op basis daarvan de waarde van je archief gaat bepalen, klopt dat niet.’ Samen met zijn vrouw houdt hij zijn aanzienlijke archief bij. ‘Ik heb gelukkig een groot atelier, met grote kasten waar ik dat allemaal kwijt kan. Het is niet uitgesloten dat ik dat over een aantal jaar een deel van afsta aan het Stripmuseum.’
Zijn jongere collega Pieter de Poortere(1976) is naar eigen zeggen nogal slordig wat zijn originelen betreft: ‘Ik bewaar alles in grote dozen. Af en toe moet ik daar dan een tekening uit zien terug te vinden en dan gooi ik het materiaal eruit. Die tekeningen zijn dus opgerold of gekreukt. Overigens verkoop ik originele platen niet graag, want voor de volledigheid wil ik alles zelf houden.’ Die volledigheid wordt bedreigd door het feit dat De Poortere veel digitaal werkt. Die bestanden blijken vaak maar tijdelijk houdbaar.
Akkoord
Op de vraag of dat striperfgoed over honderd jaar nog bestaat is De Graeve licht positief gestemd. Het Stripmuseum is klaar om deze taak uit te voeren, mits er geld komt. ‘Dat kan de overheid zijn of een mecenas. De nieuwe Vlaamse minister van Cultuur bezocht ons recent en die viel bijna achterover van de beperkte middelen waarmee wij ons werk doen. Wij hopen op het cultureel akkoord tussen het Vlaamse en Franstalige gemeenschap. Er zijn immers dingen die Belgisch zijn en daarvoor moet er samengewerkt worden. Het Stripmuseum is daar eigenlijk de perfecte illustratie van, want wij tonen beide.’
www.stripmuseum.be
Zandstraat 20, Brussel
Alle dagen geopend (behalve op maandag) van 10 tot 18 uur.
Er was veel belangstelling van de internationale pers bij de verjaardag van het Belgisch Stripmuseum. Ondergetekende was twee dagen in Brussel om nader kennis te maken met het stripmatige karakter van de stad.
Een witte Smurf op mijn bureau houdt nauwgezet mijn vingers op het toetsenbord in de gaten. Het figuurtje met vrolijke blik is een souvenir van mijn bezoek aan Brussel afgelopen weekend. Ik was daar om de 25ste verjaardag te vieren van het Belgisch Stripcentrum, nu ook omgedoopt tot Stripmuseum.
Stripdecor
Samen met een groep collega’s was ik op persreis om de goed bezochte persconferentie bij te wonen, met stripmakers te praten en andere stripgerelateerde plekken in Brussel te bezoeken. Met maar liefst 50 stripmuren, het Marc Sleen Museum, het Comics Café, Het Moof en natuurlijk het Stripcentrum kun je Brussel gerust een toeristische trekpleister voor de stripliefhebber noemen. De stad was dan ook de bakermat voor heel veel stripfiguren en een indrukwekkende lijst aan Belgische stripmakers waren er in het verleden actief. En, zo blijkt onder andere uit de indrukwekkende tentoonstelling Beeldig Brussel, is de stad ook dikwijls het decor in menig stripverhaal. Vroeger vooral als achtergronddecor, maar in de afgelopen 25 jaar speelt Brussel in aardig wat strips op de voorgrond mee. Daarom toont de expositie juist voorbeelden uit die verhalen. Van meer dan 40 tekenaars worden er originele platen getoond, van Sokal, Hulet, Dupré en Servais tot Vanistendael, Goldsmith, De Radiguès en Mariën.
Guust Flater
Een beetje jaloers ben ik wel op de Belgen, want in Nederland is het veel moeilijker om in het openbaar je stripliefde te belijden. In Brussel vind je gewoon een standbeeld van Guust Flater op straat en kijkt men niet gek op als je zegt dat je stripjournalist bent. Sowieso is het Stripcentrum een plek om jaloers op te zijn, als Nederlandse stripliefhebber. Het was jaren geleden sinds ik het instituut voor het laatst had bezocht, maar ik was meer dan blij verrast. Boeiende exposities met prachtig origineel werk biedt het Stripcentrum en een uitgebreide bibliotheek en documentatiecentrum met meer dan 60.000 albums, 38.000 magazines en 4.000 theoretische werken.
Tijdens de persconferentie vertelden de twee directeuren Jean Auquier en Willem De Graeve over de geschiedenis en nieuwe exposities in het Stripmuseum. Soms keek Auquier mij vriendelijk aan. Ik knikte maar geïnteresseerd terug, terwijl ik geen idee had wat hij zei, want de beste man sprak Frans. Op dat soort momenten voel ik me net een stranger in a strange land en besef ik me dat ik die vier jaar Frans op de middelbare school beter had kunnen opletten in plaats van proberen het leven van mevrouw Van der Poll zo zuur mogelijk te maken. Gelukkig deed De Graeve zijn verhaal in het Nederlands en was de informatie ook terug te lezen in de persmap.
Na de persconferentie heb ik voor een artikel in de VPRO Gids, kort gesproken met Hec Leemans (Bakelandt, FC De Kampioenen) en Pieter De Poortere over het thema striperfgoed. Naar De Poortere is nu een heel auditorium vernoemd in het Stripcentrum omdat zijn creatie Boerke 15 jaar bestaat en een tweede leven in animatie heeft gekregen. Het auditorium is veranderd in de woonkamer van Boerke, waar je uiteraard de animaties kunt bekijken en ook landschapschilderijen hangen waarin het personage zijn opwachting maakt. Die schilderijen laten meteen zien hoe veelzijdig de tekenaar eigenlijk is: De Poortere mengt een romantische schilderstijl met de cartooneske en gestileerde stijl waarin hij doorgaans Boerke tekent.
Smurfenbroekjes
Na het gesprek met De Poortere werd ik zelf geïnterviewd door FM Brussel in het programma De Zoo van Brussel over wat ik in het Stripmuseum kwam doen. Men vroeg me ook om een item uit het museum uit te kiezen en daar iets over te vertellen. Dat moest een tekening van Franquin zijn, vond ik, maar die waren helaas op dat moment in een ruimte die eventjes afgesloten was van de rest. Nu had ik onderweg door de nieuwe Smurfententoonstelling gelopen en zag ik daar een waslijn vol met schone Smurfenbroekjes. Dit vond ik zo grappig, dat ik die even heb aangekaart in de uitzending. ‘Dus, het leukste aan het Stripcentrum vind je het onderbroekje van Smurfin?’ vroeg de presentator. Tja, daar zat ik met een glimlach vol tanden…
Stripfiguren op muren
Het was ook wel een beetje een haastklus dat interview, want ondertussen was mijn groep al op pad met stripkenner en gids Kurt Morissens die een rondleiding gaf door het museum. Daar wilde ik natuurlijk bij zijn. Evenals bij de wandeling langs enkele Stripmuren in Brussel. Kurt vertelde op luchtige en aanstekelijke wijze allerlei wetenswaardigheden over de muren en stripfiguren, terwijl we op de zonnige middag door het centrum van Brussel wandelden. Mocht je ooit in de buurt zijn, dan raad ik je een wandeling met Morissens zeker aan. Niet in de laatste plaats omdat hij je weet te winnen voor het beeldverhaal én Brussel.
Daarna was het even uitpuffen in mijn hotelkamer in het luxe Radisson Blu. Op de minibar lonkte een pakje studentenhaver naar me, maar met een prijs van maar liefst tien euro, wist ik toch mijn lekkere trek te bedwingen. Ik mocht dan in Bourgondisch België zijn, ik blijf een zuinige Hollander. Geen idee trouwens hoe je studentenhaver in het Frans zegt, maar aangezien zo’n 90% van de inwoners van Brussel Frans spreekt, zou het eigenlijk wel handig zijn om dit te weten. Door de taalbarrière waande ik me soms eerder in Frankrijk dan in België.
Al had ik daar bij de receptie in het Stripcentrum die avond weinig last van. Deze werd bezocht door zo’n 800 man: veel stripmakers en aanverwante lui die met het beeldverhaal te maken hebben, uit binnen- en buitenland. Sowieso had het museum niet te klagen wat aandacht betreft. Er liepen die dag journalisten uit onder andere België, Frankrijk, Italië, Nederland en China rond. Het zal wel laat geworden zijn, toch ontving adjunct-directeur Willem De Graeve mij de volgende ochtend fris en energiek toen ik aanklopte om hem te interviewen.
In de Brasserie hebben we een goed uur met elkaar gesproken over de geschiedenis van het museum en de functie van het Stripcentrum in het verband met striperfgoed. Voor het resultaat van dit gesprek zul je nog een klein maandje moeten wachten, dan staat het artikel in de VPRO gids.
Na het gesprek met Willem heb ik nog de nieuwe tentoonstelling De kunst van het stripverhaalbezocht. Daar heb ik wat videobeelden van gemaakt, dus binnenkort zie je het Belgisch Stripmuseum terug in een Daily Webhead video.
In de Thalys naar Amsterdam besefte ik dat ik tot voor kort Brussel vooral zag als een politiek bolwerk waar het Europese parlement zetelt en waar politici en lobbyisten gezellig vervelende regeltjes proberen te verzinnen om het leven van de gewone burger wat moeilijker te maken. Mijn beeld van de politiek is in die twee dagen niet veranderd, maar wel mijn blik op de Belgische hoofdstad. Brussel is een intrigerende metropool waar het beeldverhaal op allerlei manieren geëerd wordt en waar ik snel nog maar eens naartoe moet gaan.
Het Belgisch Stripcentrum in Brussel viert op 4 en 5 oktober zijn 25ste verjaardag en trakteert zijn bezoekers op een feestweekend. En het hele weekend gratis toegang voor iedereen die in 1989 geboren is.
Dat laatste ben ik niet, want in 1989 was ik reeds twaalf. Een jaar wat ik me goed kan herinneren. Het was voor mij een overgangsjaar: ik ging van de lagere naar de middelbare school. In oktober kwam Batman van Tim Burton uit, in de zomer License to Kill met Timothy Dalton, wat ik nog steeds een van de beste Bond-films ooit vind. De Berlijnse muur viel én op 3 oktober dat jaar deed het Belgisch Stripcentrum voor het eerst zijn deuren open.
In die 25 jaar heeft het BCS maar liefst 180 tijdelijke tentoonstellingen gehad. Ook is het Centrum een bewaarplaats voor originele werken en publicaties, een documentatiecentrum en een wetenschappelijk en pedagogisch centrum dat per jaar 200.000 bezoekers uit alle continenten ontvangt.
Ter gelegenheid van het jubileum stelt het BSC een bijzonder ludieke nieuwe Permanente Ruimte voor die gewijd is aanPeyo en zijn werk. Op een andere plek, het Auditorium dat Pieter De Poortere gedoopt werd, kunnen de bezoekers kennismaken met een nieuwe dimensie van het werk van de bedenker van Boerke. Tegelijkertijd neemt een nieuwe grote tijdelijke tentoonstelling haar plaats in op de gevelmezzanine. Beeldig Brusselis een boeiende wandeling doorheen de Brusselse wijken aan de hand van werk van stripauteurs die in de loop van de voorbije 25 jaar het Brussel van hun tijd hebben geïllustreerd. Meer dan 130 originele documenten, met daarnaast talrijke vergrotingen, maken het mogelijk te volgen hoe de auteurs zich in de loop der tijd meer zijn gaan interesseren voor de bewoners dan voor decors en monumenten. Van Frank Pé en Jean- Claude Servais tot Judith Van Istendael en de auteurs van Brussels in Shorts.
Even weer wat stripnieuws, dan kunnen we daarna weer in de zon gaan zitten met een leuk stripalbum.
Stripfiguur Robbedoes bestaat dit jaar, evenals Superman, 75 jaar. Dat feit wordt gevierd met een overzichtstentoonstelling in het Brusselse Stripmuseum. Het VRT Journaal besteedde er aandacht aan. (Het item laat zich niet embedden, wat heel ouderwets is van de VRT.) Willem De Graeve, directeur van het museum, licht in het item de geschiedenis van Robbedoes toe. Een uitgebreid overzicht van zijn geschiedenis is hier te lezen.
Stripfiguur Robbedoes werd geboren op 21 april 1938 om het gelijknamige weekblad, opgestart door Uitgeverij Dupuis, op te vrolijken. Sindsdien is Robbedoes uitgegroeid tot één van de iconen van de Europese strip. Het is wellicht voor Europa opmerkelijk dat Robbedoes het eigendom is van de uitgeverij en niet van zijn bedenker, in de Amerikaanse comicwereld is dat eigenlijk heel normaal. Superhelden als Superman, Batman, Spider-Man en Iron Man zijn eigendom van de uitgeverij. In de loop der jaren werken er vele creatieven aan hun avonturen. Hetzelfde geldt dus voor Robbedoes.
Twee nieuwe digitale striptijdschriften
De Vlaamse onafhankelijke Stripgilde zoekt strips voor twee nieuwe digitale magazines van de Gilde en roept stripmakers op die in te sturen. Het eerste magazine heet Strike en zal geschikt voor het hele gezin zijn. Stroke daarentegen is voor 17 jaar en ouder, wat alles te maken heeft met de voorwaarden die Apple stelt als het om digitale uitgaven gaat. Overigens vind ik de namen wel ietwat vreemd voor een striptijdschrift, maar goed, laat ik nu niet te veel gaan kniesoren en dit initiatief gewoon toejuichen.
Elk magazine zal om de twee weken verschijnen zodat er elke week een nieuw exemplaar van één van de twee magazines zal uitkomen. De magazines zullen elk ongeveer dertig pagina’s strips bevatten. Ook leuk: de publicerende auteurs krijgen een percentage van de opbrengst van elk verkocht exemplaar.
Vanaf september dit jaar mogen we Strike en Stroke verwachten. Wie wil kan zijn strips insturen naar Marcel Rouffa (marcel.rouffa@gmail.com) voor Strike en naar Peter Moerenhout (salonstrips@hotmail.com) voor Stroke.
Typisch Engels zijn de stripverhalen van Posy Simmonds, doorspekt als ze zijn met literaire zinspelingen, klassenconflicten en onderdrukte verlangens. Vanaf mei tot en met november is in het Belgisch Stripcentrum een retrospectief van het werk van Simmonds te zien, getiteld Typisch Engels.
Met plezier kijk ik terug op dit gesprek met deze charmante stripmaakster op leeftijd de met zeer trafzekere maar verfijde lijnen tekent.
‘Het tekenen vind ik het leukste gedeelte van mijn werk. Je kunt dan lekker zingen of muziek luisteren. Als ik aan het arceren ben is het fijn om Bach te draaien. Dan kan ik in het ritme van de muziek de lijnen trekken. Als ik iets dramatisch moet tekenen, draai ik iets verdrietigs. Bijvoorbeeld ‘Dido’s Lament’, een prachtige aria van componist Henry Purcell. Goed, ik moet er niet te hoogdravend over doen, want uiteindelijk hebben we het over het schrijven over stripfiguren, maar het helpt wel bij het werk om in de juiste gemoedstoestand te komen,’ zei Simmonds tegen me tijdens het ontspannen gesprek over haar carrière, stripbewerkingen en Brits overspel.
Stripkenner Paul Gravett is de curator van de expositie die mede tot stand kwam met de steun van de Belgische Ambassade in het Verenigd Koninkrijk, de British Council en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De opening is dinsdag 12 juni om 18.30 en Simmonds zal dan natuurlijk aanwezig zijn.
De Bommel-strips zijn in vele talen uitgebracht maar, zo blijkt uit de reportage, niet alle fantastische termen en woorden die Toonder bedacht, laten zich makkelijk vertalen.
En hier nog de reportage die TV Brussel maakte, met daarin een optreden van Dick Matena die jarenlang voor de Toonder Studio’s werkte.