Weet je, eigenlijk mag ik die Ben Reilly wel.
Ja, echt. Reilly kan er ook niets aan doen dat hij niet weet dat hij niet de echte Spider-Man is, maar een kloon van Peter Parker. Hij probeert gewoon mensen te helpen en te redden omdat hij superkrachten heeft. Net als de echte Spider-Man.
Tot aan zijn dood in Spider-Man #75: Revelations, Part Four, weten wij ook niet zeker hoe de vork in de steel zit. Maar als het lichaam van Ben tot as vervalt, is duidelijk dat Peter Parker de echte Spider-Man is en Reilly een kloon. Meer dan een jaar in comicstijd hielden de makers van Marvel ons voor dat de situatie precies andersom was.
Ik heb het natuurlijk over de gewraakte kloonsaga uit de jaren negentig waar ik de afgelopen weken delen van las. Begrijp me niet verkeerd: dat hele kloonidee staat me tegen en hoe de mensen bij Marvel uiteindelijk de boel hebben teruggedraaid kan me evenmin bekoren, maar dat neemt niet weg dat sommige avonturen van Ben Reilly best lekker leesvoer waren.
Kloonsaga
Het idee dat Peter Parker een kloon bleek van de originele Spider-Man was bedacht om de superheld een verjongingskuur te geven, maar omdat de fans voor het merendeel Ben Reilly niet accepteerden als nieuwe Spider-Man, werd die beslissing later weer teruggedraaid. Ingewikkeld? Ja, dat was het. In mijn boek Mijn vriend Spider-Man ga ik hier uitgebreider op in en wat dit soort retcons doen met de fans.
Gisteravond las ik de laatste bundel van de Complete Ben Reilly Epic. Delen hiervan heb ik ooit in het Nederlands aangeschaft, maar tot mijn grote vreugde waren er aan het slotakkoord van Reilly in de Amerikaanse uitgaven enkele scènes toegevoegd in de trade paperback die niet in de oorspronkelijke uitgave zaten.
Afscheid
In een scène komen vrienden en familie bij Peter en Mary Jane bijeen om te rouwen. Het echtpaar heeft zojuist een miskraam gehad en hun spirituele broer Ben verloren. In de scène erna strooit Peter het as van Ben uit vanaf de Brooklyn Bridge. Zo krijgt Reilly de begrafenis die in het origineel ontbrak.
Die abortus van Mary Jane zit me nog steeds niet lekker. Ook dat Norman Osborn de mastermind achter de hele kloonsaga bleek te zijn, niet. Maar goed, we hebben het hier over strips die meer dan twintig jaar geleden uitkwamen. Ik koester dus geen wrok. Bovendien zit wat Mark Ginocchio hierover te zeggen heeft, logisch in elkaar:
So put all that aside – it’s a lot to ask, I realize – because once you move past the unsteady narrative, the infanticide and the silly deus ex machina, you should hopefully realize that Norman’s inevitable return to the Green Goblin persona led to one of the most gripping and emotionally fraught Spider-Man battles from the 1990s. Rather than ease Osborn back into the Spider-Verse, Marvel delivers “The Night of the Goblin,” which depicts crazy Norman acting as unhinged as he’s ever been (until Warren Ellis played around with the character in Thunderbolts). He’s basically Spider-Man’s worst nightmare fully realized, dropping pumpkin bombs from the sky like it’s the early 1970s and attempting to kill everybody Peter has held dear since the character was first created.
And that’s when it all starts to make sense. Sure, resurrecting a character that had been dead for more than 20 years, who died in one of the most important comic book stories of all-time, is such a 90s thing to do. But if the Spider-books were going to be moving on from the “Clone Saga” – which they desperately needed to do – bringing Norman back into the fold was a necessary move. Spider-Man’s rogues gallery had been decimated by poor editorial choices, leaving only the Jackal, Electro and Carnage as the only pseudo “A” listers to break out for a big story. And considering the reader had just gotten a steady diet of Jackal for the past few years, and Carnage had played himself out (and Electro isn’t THAT big of a deal), a revived Norman was the best way to balance the scales and create believable conflict in a Spider-Man comic again.
Zoals gezegd: over de kloonsaga koester ik geen wrok. Laat ons in plaats daarvan genieten van het fantastische tekenwerk van John Romita Jr. geïnkt door Scott Hanna.