Piotr Nikolievitch Rasputin, ook wel bekend onder de naam Colossus van de X-Men, is niet alleen een superheld met een huid van organisch staal, hij heeft ook aardig wat tekentalent. Dit is een pagina uit zijn schetsboek waarop hij zijn teamgenoten heeft getekend.
Niet toevallig tekent Peter in dezelfde stijl als Marc Silvestri. 🙂
De Indiaanse sjamaan Naze steelt een kus van Ororo, voordat ze op pad gaat om haar geliefde Forge te vinden. Geef de oude man eens ongelijk, Storm is een van de krachtigste en mooiste vrouwen in de comicwereld.
Script: Chris Claremont
Tekening: Marc Silvestri en Bob Wiacek.
Kleur: Glynis Oliver.
In bovenstaand plaatje van Kerry Gammill en Dan Green kun je goed haar kostuum zien zoals ze dat in 1987-1988 droeg. Een heerlijk eenvoudig ontwerp, dat eruit ziet alsof ze ieder moment een aerobicsvideo gaat opnemen. Jane Fonda eat your heart out.
Rogue is een prachtig tragisch personage. Eerst was een een bad guy, toen werd ze een heldin. Ze is jong, prachtig maar vervloekt met de gave de superkrachten, energie en gedachten van anderen over te nemen als ze hen aanraakt. Daarom mag haar huid door niemand worden aangeraakt. Meestal is de overname maar tijdelijk, maar in het geval van Ms. Marvel (Carol Danvers) nam Rogue haar persoonlijkheid en krachten permanent over.
Hieronder een grappige trainingsessie uit dezelfde comic tussen Wolverine en Rogue. Wolverine is tijdelijk de leider van de X-Men nu Storm op pad is om Forge terug te vinden: haar ex-geliefde wiens wapen haar mutanten gaven heeft uitgeschakeld.
Uncanny X-Men #223. Script Chris Claremont.
Kort samengevat: ik geniet erg van mijn kerstpakket 🙂
Omdat ik een kleine zelfstandige ben, krijg ik van mijn baas geen kerstpakket. Of anders gezegd: als ik een kerstpakket wil, moet ik die aan mezelf geven.
Nu zit ik niet te wachten op een doos met eten en een fles wijn. Borrelnootjes zijn altijd lekker, maar die haal ik al bij een prima zaak om de hoek. Een doos met comics is echter altijd welkom. Dus heb ik mezelf een stapel comics kado gedaan.
Online winkel Cheap Comics heeft op dit moment Black Friday/ Sinterklaas sale, dus het was eerder een kwestie van mezelf inhouden dan dat ik niet wist wat ik wilde kopen. Ik heb me vooral laten leiden door nieuwsgierigheid. Een serie als Excalibur wilde ik altijd al eens lezen.
Hetzelfde geldt voor de allereerste Star Wars-strips die Marvel Comics in de jaren zeventig uitbracht. Toen ze het contract tekende om de eerste Star Wars-film te mogen verstrippen hadden ze bij Marvel geen idee wat voor een succes die film zou worden. De comics liepen daardoor zo goed, dat de serie de uitgeverij van een faillissement heeft gered.
Verder kocht ik lekker veel Spider-Man-comics. Veel oud werk uiteraard van de tijd dat Spider-Man-strips de moeite van het kopen en lezen waard waren. Twee softcover edites van Marvel Masterworks: Spider-Man, de hele reeks Webspinners gebundeld, maar ook de nieuwe serie Spidey en Venom: Homecoming. De serie Spidey speelt af in de jonge jaren van Peter Parker, als hij net Spider-Man is geworden. Venom speelt zich nu af, maar in deze reeks is Venom weer zijn oude bad guy zelf als het goed is.
Het X-Men-verhaal Fall of the Mutants had ik al in de kast staan, maar dan als Juniorpress-uitgave. Dit verhaal vind ik boeiend genoeg om nog eens aan te schaffen in de oorspronkelijke versie. Het energieke tekenwerk van Marc Silvestri is al reden genoeg om het boekwerk aan te schaffen.
Dit weekend vond voor de tweede keer de Amsterdam Comic Con plaats. Kort samengevat: I had a blast.
Samen met mijn vriendin Linda zat ik twee dagen achter mijn eigen tafeltje om Mijn vriend Spider-Man: Superhelden, geeks en fancultuur aan de lezer te brengen. Aangezien dat boek voor een groot deel gaat over de mensen die zo’n comic con bezoeken, moest dat wel lukken. Dat hoopte ik dan maar, want eigenlijk had ik geen idee hoe goed of slecht het boek het zou doen. Het was dus gokken hoeveel boeken we moesten meenemen. Dit was mijn eerste Con achter de tafel en die ik niet bezocht als journalist of liefhebber. Da’s toch een aparte ervaring.
Het leuke is dat Jeroen van Trierum, samen met Ferdy Lopulalan de organisator van de Comic Zone, na het lezen van Mijn vriend Spider-Man besloot mij uit te nodigen. Hij is zelf een groot stripliefhebber en Spidey-fan en herkende veel van zichzelf in mijn verhaal. Het was Jeroen die me zondag interviewde tijdens een panel over mijn boek. Een erg leuk en ontspannen gesprek, met ook enkele interessante vragen uit de zaal.
De dag ervoor had ik de eer om Ger Apeldoorn te interviewen. Apeldoorn was vroeger de vaste vertaler van de X-Mannen bij Juniorpress en daarom een jeugdheld van me. Tijdens het panel hadden we het over hoe lastig het is om Chris Claremonts teksten te vertalen en waarom de verhalen van deze legendarische X-Men-schrijver zo goed waren. Ook vertelde Ger over zijn bijna ontmoeting met Stan Lee en enkele andere leuke anekdotes. Hij is op dit moment druk met het promoten van het boek Behaving Madly, dat hij samen met Craig Yoe schreef. Een mooi koffietafelboek vol met Mad imitaties, vaak gemaakt door de tekenaars die ook voor Mad werkten.
Linnentasjes
Zaterdag zaten Linda en ik naast Kenny Rubenis en zijn zus Lesley. Gezellige buren om zo’n eerste dag naast je te hebben. Kenny is natuurlijk de stripmaker van de succesvolle strip Dating For Geeks en een doorgewinterde stripbeurzen-gast. Er stond die middag dan ook weer een aardige rij met fans die een album bij hem wilde kopen. Ze kwamen ook voor de linnentasjes die Kenny speciaal had laten maken. Linnentasjes? Die associeer je toch met heel wat andere stripbeurzen en veel stoffigheid. ‘Niet meer,’ vertelde Lesley, ‘Linnentasjes zijn omarmt door de hipsters. Ze zijn opeens helemaal hot.’
Zondag zat Renée naast ons, afkomstig uit de mangahoek. Ik ben haar achternaam even vergeten, maar haar strip zag er veelbelovend uit. Tijd dat ze eens op deuren van uitgeverijen gaat kloppen als ze wat meer materiaal heeft gemaakt.
Aan mijn andere zijde zat Mike Collins. Een Britse tekenaar die onder andere Doctor Who heeft getekend en Spider-Man voor de Franse markt. Dat wist ik ook niet, maar kennelijk hebben ze in Frankrijk toestemming om zelfgemaakte Spider-Man-comics uit te geven. Het grappige is echter dat die comics dus weer gemaakt worden door Britten en vertaald worden in het Frans. Bij Mike kocht ik een Spidey-print. Bij Nick Brokenshire een omnibus van de serie Amelia Cole. Ik kreeg van Nick gratis een smallpressuitgave van zijn schetsboek waar ook mooie tekeningen in staan.
De eerste editie van Amsterdam Comic Con had ik gemist vorig jaar, omdat ik toen nog heel druk bezig was met de eerste versie van mijn magnum opus. Ik kan me oververhitte zomerse dagen herinneren. Een jaar later zit je dan opeens tussen de mede geeks en wat een plezier was dat!
Popeye
Vanuit mijn stoel kwam een eindeloze stoet cosplayers voorbij. De een nog uitgebreider dan de ander, en altijd bereid om even bij de tafel te komen poseren. Toen het zondagochtend rustig was op de beursvloer, ben ik cosplayers gaan fotograferen.
Er liep ook een Lucky Luke en een Popeye rond. Die zie je niet vaak op Comic Cons. Ik laat je alvast Popeye zien, de rest van cosplayers publiceer ik later.
Queen of the Geeks
Er waren veel leuke ontmoetingen in die twee dagen. Patricia Merkelbach van het blog Hello Geeky World kwam een boek halen. Ik ontmoette Patricia een paar maanden geleden bij de Wonder Woman-persvoorstelling en we zaten meteen opdezelfde pagina. Op haar blog wisselt ze scherpe recensies af met persoonlijke stukken en artikelen over geek-zaken. Ik lees haar teksten altijd graag en vind dat ze een met haar site echt iets toevoegt aan de blogosphere. Ondertussen heeft ze Mijn vriend Spider-Man al aan meerdere mensen cadeau gedaan, alleen had ze zelf nog geen exemplaar. Dat hebben we op de beurs meteen rechtgezet, met een handtekening en een Spidey-hoofd op het titelblad. Ik ben erg blij met de steun van mensen als Patricia, want een nicheboek heeft dat soort hulp echt nodig.
Ik ontmoette mijn Amerikaanse nichtje die ik alweer een paar jaar niet gezien had. Haar vader en moeder komen in Mijn vriend Spider-Man voor, want toen Natalie nog een stuk jonger was, verbleef ik een tijdje in de VS in het huis van mijn familie. De dag erna kwamen twee van de scholieren die ze Engelse les geeft bij mijn tafel langs: ‘U bent toch de neef van onze lerares? Tof!’ Kennelijk had ze over Mijn vriend Spider-Man verteld in de les.
Verslonden
Ook vond ik het erg leuk dat sommige mensen mijn boek al hadden en het speciaal naar de beurs hadden meegenomen voor een handtekening. Daan van den Heuvel, stripverkoper bij de AKO op Schiphol, liet me zijn goed doorgespitte exemplaar zien. Hij had het boek verslonden op vakantie.
Het was ook erg leuk om met die-hard Spider-Man-fans te spreken. Mensen die net als ik al heel lang een band hebben met Peter Parker. Een van hen was de jonge Arthur die Spider-Man leest sinds Barack Obama op de cover stond en de superheld en de president schurk de Chameleon samen versloegen in een comic. Obama is een enorme Spidey-fan, dus liefhebbers van de leukste superheld ooit bevinden zich in goed gezelschap.
Djeroon, over wie ik al eerder blogde, kwam ook nog even langs om een boek te kopen. We kennen elkaar van Instagram, maar hadden elkaar tot zondag nog nooit ontmoet. Ik vind Jeroens T-shirt erg cool en maakte een foto van deze sympathieke comicliefhebber die net als ik opgroeide met de avonturen van Peter Parker:
Uiteindelijk hebben we 23 boeken verkocht op de Amsterdam Comic Con. Een mooi aantal waar ik erg blij mee ben. Het was een kick om met zoveel mensen te praten en een krabbel in hun boek te zetten. Iedereen die langskwam voor een praatje en iedereen die een exemplaar mee naar huis nam: heel erg bedankt!
En duizendmaal dank aan Linda die zo lief was om twee dagen lang aan mijn zijde te zitten en me te helpen met de verkoop. Ik babbelde met de mensen, zij regelde de kassa. Dat was heel erg fijn en bovendien gezellig!
Cliffhanger
Er was echter een ontmoeting op zondag die me weer even een echte fanboy liet voelen… Daar vertel ik je binnenkort over.
Van de week kwam er weer een leuk pakketje binnen vol met bestellingen. Ook al heb ik een aardige voorraad strips in de kast staan die op me wacht, toch kan ik het vaak niet laten om alvast nieuw leesvoer aan te schaffen.
Wat strips betreft is mijn verzamelwoede er in de loop der jaren niet minder om geworden. Ik vermoed dat ik mezelf inmiddels een jaar kan opsluiten van de buitenwereld en dan genoeg leesvoer heb zonder ook maar iets nieuws aan te schaffen. Ik vind dat wel een leuk idee.
Daarbij vind ik het ook veel te leuk om stripwinkels te bezoeken, om een praatje te maken met de verkoper en om te zien wat er allemaal uit is gekomen. Zelden ga ik dan met lege handen naar huis wat weer vollere kasten betekent.
Ik heb laatst dus veel Marvel Team-Ups gekocht. Lekker ouderwetse superheldenverhalen waarin Spider-Man samenwerkt met een collega of collega’s uit het Marvel Universum. Tenminste, de meeste deeltjes speelt Spidey een hoofdrol.
Toen ik eind vorig jaar stripmaker Steven de Rie bezocht in Antwerpen, zag ik een Essential-bundel van deze reeks in de kast staan. ‘Verdorie, die heb ik nog niet niet,’ zei de verzamelaar in mij. De locale stripwinkel had ze niet, uiteindelijk Cheap Comics wel.
Eigenlijk ben ik niet zo’n heel fan van Essentials: de strips worden gedrukt op goedkoop papier, in zwart-wit. Ik heb een voorkeur voor kleuren herdrukken. Aan de andere kant heb je echt heel veel comics in zo’n Essential-bundel. Ze zijn dus relatief goedkoop. En behalve de trade van Chris Claremont en John Byrne verhalen, die wel in kleur zijn gereproduceerd, heb ik nog een andere Marvel Team-Up trades kunnen vinden. Dus dan toch maar Essentials.
Zwart-wit uitgaven doen me overigens wel weer terugdenken aan comics van Classics en Hip comics indertijd. De eerste Wonderbaarlijke Spinnemannen en Het Monster van Frankenstein kan ik me nog goed herinneren. Stuk gelezen, want ze zaten in de striptas van mijn opa en oma die telkens weer opnieuw uit de kast werd gehaald als we iets wilden lezen.
Fijn hoe nieuwe strips in de kast toch een prettig nostalgisch gevoel kunnen oproepen.
Vivek J. Tiwary (1973) is an award-winning producer of theater, film and television. He’s also a big comic book fan and writer of the graphic novel The Fifth Beatle: The Brian Epstein story. ‘The message of the Brian Epstein story is that no dream is too impossible and no person too unlikely to realise that dream.’
The Fifth Beatle is a captivating, layered and sometimes poetic biography about the manager of the Beatles, who tragically died of an overdose of sleeping pills at the age of 32. (You can read my review on the book here.)
Tiwary wrote it, and the splendid artwork is by Andrew C. Robinson, with a small section illustrated by Kyle Baker. Tiwary is both a fan of, and an investor in, Valiant Entertainment. He has written a story for the Harbinger comic series. And he’s a lover of comics, counting writers like Chris Claremont (X-Men), Kevin Eastman and Peter Laird (Teenage Mutant Ninja Turtles), Neil Gaiman (Sandman) and Hergé (Tintin) as his heroes. So, its not surprising that the scribe was a guest at the Dutch Comic Con in March earlier this year. Vivek did panels and signing sessions at the booth of the American Book Center, and was kind enough to sit down and have a chat with us between sessions.
Why did you want to tell the story of Brian Epstein?
‘In 1991 I found myself in the Wharton School of Business in Philadelphia. I was on a track to join the family business, which operates in food products and finance. That’s what was expected of me as a young Indian kid, and if I wasn’t going to do that, I was expected to be a doctor or an engineer. I was very stressed out about this because those weren’t my dreams. I wanted to write comic books, produce Broadway musicals, do those sorts of things. Wharton in 1991 didn’t have a lot of resources for people with such interests, so I took it upon myself to do my own studies. Being a lifelong Beatles fan and thinking that the Beatles and their management team kind of wrote and rewrote the rules of the pop music business, I thought I’d study the life of Brian Epstein. I knew he discovered the band when they were an unknown Liverpool entity, playing in basement clubs, smoking and drinking on stage. I wanted an answer to these questions: How did Brian come up with the suits and haircuts? How did he get them a record deal when no one wanted to sign the band? How did he convince Ed Sullivan to book them when a British band had never made an impact in the United States? As a young business student, these were the stories I was chasing.
And as I researched them, they were inspiring and fascinating…’
But that’s not the whole story of Brian Epstein, is it?
‘Ironically, what struck a deep, deep chord for me was the aspects of Brian’s life that hadn’t anything to do with the Beatles: his personal life. I was very moved to learn that he was gay in a period in which this was literally a felony. He was Jewish, in a period of time with incredible anti-Semitism and not a lot of Jews working extensively in the music industry. He was from Liverpool, and prior to the Beatles, this was a port town without any cultural significance. So, he was the ultimate outsider. And he believed that this rock ‘n roll band was going to be bigger than Elvis, and that he was going to help the Beatles to elevate pop music into an art from. And that to me was incredibly inspiring. If a gay Jewish kid from Liverpool could change the world through music, why couldn’t a scrawny Indian kid from New York’s Lower East Side like me write a comic book about a rock and roll manager, or put a punk rock album like Green Day’s American Idiotonto a Broadway stage? So that’s why I wanted to tell Brian Epstein’s story. The message of the Brian Epstein story is that no dream is too impossible and no person too unlikely to realise that dream.’
When did you decide to make a comic book about this story. I mean, your forte is producing these big Broadway musicals… ‘I started to research it for personal inspiration, but ten years later, I decided I wanted to tell this story, but I didn’t see it as a Broadway musical. I am a lifelong comics fan; I grew up reading them. My earliest memory of reading is sitting on my mother’s lap reading Tintin comic books.’
Tintin comics? That is quite extraordinary for someone who grew up in the United States…
‘My mother grew up in Guyana, which was a British colony at the time, and she spent her formative years in London. So that’s how we got the Tintin books. Anyway, as I was writing The Fifth Beatle, I decided I wanted to focus on the years Brian spent with the Beatles. I use exposition, dream sequences and flashbacks to tell a little about Brian’s past. This way we learn what makes him tick, but the story really focuses on the time he spends with the Beatles. So it starts off in Liverpool in 1961, which I thought was very depressing, grey and rainy… So I saw it in my head as being very black and white. The story ends in 1967 in London, and this is the dawn of the psychedelic era. It’s the Summer of Love. There was literally an event in the UK called A Technicolor Dream, so I thought as a creator, the arc of the Brian Epstein story mirrors the arc of the movement from black and white to colour. And I believe that the two media that most powerfully use colour in their narrative are comic books and film. And that’s why from the beginning we set out to do both. As you look at it, the first few pages are black, white and blue. The first time we see the band in the book, we add a burst of orange, red and yellow, and we slowly add more and more colour. That’s why I wanted to do it as a comic, you know…’
The book starts with Brian getting beaten up violently because he’s gay. It’s quite a statement to begin your story with…
‘Well, most people who’ll pick up this book will be Beatles fans, and they’ll expect the story to be about the band, and when they see this first scene, they’ll realise this is not your typical Beatles story.’
How would you describe Brian Epstein as a person? What did you discover about him?
‘I think he was an incredible passionate person. He was restless. In his earlier years he tried fashion designing, he went to acting school, he was in the army for a brief stint… He was very driven. And he didn’t find his calling until he discovered the Beatles. In the Beatles he found this group that had a great message of love to share with the world. And – not to be too cheesy – but because he was a gay man he had to hide his own love away, to quote a Beatles line… So the Beatles were also a form of vicarious living for Brian. Through them he was able to spread some love into the world. He was also very insecure because of his homosexuality and the persecution he faced because of that. So he also had something to prove, and that was what he was doing by working with the band. He was fulfilling his dreams but he was also proving to the world that a gay man could excel at something that is closely tied to love. I find that incredibly moving.’
You also depict him as someone who thinks that whatever he’s doing, is never enough…
‘I am not a psychologist, but I think that at his core Brian really wanted to be loved, to belong… the most basic of all human things. The trappings of success were a mask to hide his insecurities, I think. And as a result of that he had this great deal of success but he discovered that this really didn’t make him any happier. So as a result of that he thought he needed to be more successful, and then that didn’t make him happier. And so on and so on… And so it was never enough, there was always some way that if the dream could be bigger, the success could be grander. These were worthy goals in and of themselves, but the great irony is that as he achieved these goals, it didn’t actually make him any happier. In the end he stil felt alone.’
As your first outing as a comic book writer, how did the writing go?
‘It was so much fun. When I was growing up in New York City I went to every single convention that passed through town, comic conventions, horror conventions, Star Trek conventions, and I would wait in line patiently to get autographs by the comic creators that I was a fan of. These people were my heroes. So writing a comic is a dream come true. And I’ve been very humbled by its success. It won all the major comic awards like the Eisner, two Harveys, its even been added to the Rock and Roll Hall of Fame.’
How did working with Andrew C. Robinson go and what does your script look like? Is it more of an Alan Moore kind of script in which every panel is described in detail or do you use something like the movie script form and let Robinson do his own thing with it?
‘My script was a bit of both. There were moments in the script in which I very much knew what I wanted, and I broke it down panel by panel. And I gave Andrew photo references and I said “This is what the clothes should look like; what Liverpool should look like; here’s the camera angles and the lighting I am envisioning”. Andrew is an amazing artist, and very so often he would suggest something else and I would always be open to that. That was one of our back-and-forths. But there were also sequences where I would give Andrew just the dialogue, the tone and what was going through the characters’ minds, and he would translate that into sequential art. He would do that, run with it and come back with brilliant ideas.’
There are elements in this comic that feel rather like a musical number, like from a Broadway show… So I could imagine this story becoming a musical as well.
‘You know, theater is certainly in my blood, and I think that everything that I do will have some sort of theatrical flair. But theater was also in Brian’s blood, him coming up with the suits of the Beatles, the Sgt. Pepper clothes – all that is tied to his love of theatrics and also his love of bullfighting.’
Speaking of show business, let’s talk about the scene with the famous Ed Sullivan talking through a ventriloquist doll. Did you make that up or was he really that crazy?
‘I made that up. But, it’s been one of those things … When Brian first met with the Ed Sullivan team to negotiate this deal, he met with an underling. A son in-law or a nephew, somebody who was loosely connected to Sullivan. This guy was really just passing the buck, he kept saying to Brian: “That sounds great, but I need to check with Ed. And I can’t really do anything without his approval.” Brian has said that at times he felt like he was talking to a puppet, because this guy was basically useless. He couldn’t do anything or make any decision. So I thought, if Brian thought he was talking to a puppet and I’m trying to tell a story with visuals, why not do it as Ed Sullivan talking through a ventriloquist dummy? So even though I made this up, I think the poetry is accurate.’
What’s the status of the television series based upon your graphic novel?
‘We’ve just closed a deal with Sonar Entertainment. They’ve produced thousands of shows and have been around for a long time. They’ll be financing and producing the show with me. I am staying on board as writer, so I am literally working on the pilot script. I submitted a draft yesterday, hours before I got on the plane to the Netherlands. We are targeting high-end cable and streaming and the plan is to shoot later this year, hopefully. It’s going to be an event-series, that’s what they used to call miniseries. The reason they don’t call them miniseries anymore is because they are not small and mini tends to suggest small. And television always wants to think as big a possible, so with The Fifth Beatle we’re actually contemplating it to be the first season of a larger series tentatively called ‘On the Shoulder of Giants’. The idea is that the series would explore the unsung visionaries from the music industry, people who were the architects of modern pop culture, but who’s stories are largely untold. Season two will be about Colonel Tom Parker, the man who discovered Elvis Presley. The third season will be about Peter Grant, the manager of Led Zeppelin. With The Fifth Beatle we are discussing six one-hour episodes, could be more.’
So besides the television series, what are you currently working on?
‘I am also writing a novel for young adults, called Asha Ascending. It is a novel that’s going to be heavily illustrated by Sara Richard. She’s an amazing Eisner-winning artist. On most Young Adult novels, if they have art work at all, the art is done after the fact. The illustrations are the last step and very often if you are a writer without any cloud, you have not much to say in who the artist is. Sara and I are approaching this much like a comic. I will send her the first draft so she can come up with art ideas. And often times her ideas will change my draft, change the story. We are really going to create it together. The art will really move the narrative forward. (Check out the first chapter at readasha.wordpress.com.)
‘Besides these two projects, I am still working with Alanis Morissette to adapt her album Jagged Little Pill for the stage, Hopefully in the next couple of months we are going to announce the writer for that and the development schedule. We hope to have something off the ground by the end of next year. If people want to keep tabs on me that can do so via tiwaryent.com.’
So, final question. You didn’t become a doctor or lawyer, like your parents wanted you to. Instead, much like Brian Esptein, you found your own path. So, were your parents okay with that in the end?
‘This is something I think about a lot, because my parents unfortunately passed away, but they were very supportive of my dreams. My mom died in 1997 and my father a few years before that… My mother saw me work at Mercury Records, so she began to see I was carving a path for myself in the arts space, but unfortunately she never got to see me producing Broadway shows or write books or any of that sort of stuff. I like to think they’re both looking down on me fondly, from wherever they are. But I don’t know. I do however come from a close-knit Indian family, so my aunts and uncles, people of my parents’ generation really treat me like a second son, they have been very proud and supportive of my work. I like to think that vicariously my parents are supporting me. And to give my family their due credit, they have been great.’
This interview was written for and published on the wonderful blog of the American Book Center.
X-Men-verhalen die meer dan dertig jaar oud zijn, zijn ook nu nog heel goed te lezen dankzij het puike schrijfwerk van Chris Claremont en het vakwerk van Paul Smith.
Om het jaar eens lekker te beginnen besloot ik begin januari Vandal Com-X te bezoeken. Een paar jaar geleden sloot de winkel in op de Rozengracht in Amsterdam en tegenwoordig kun je geregeld het afhaalpunt bezoeken om je strips op te halen. Het afhaalpunt zit op een industrieterrein bij het IJ in de buurt. Ik trof een goedgemutste Otwin aan die vanaf hier de bestellingen van de striplezers verpakt om te verzenden.
In een bak met aanbiedingen trof ik X-Men: From the Ashes aan. Een bundeling verhalen uit 1983 geschreven door Chris Claremont en grotendeels getekend door Paul Smith. Verhalen uit de bloeiperiode van de X-Men, die dus toch alweer meer dan dertig jaar oud zijn. Deze bundel werd overigens in 1990 gepubliceerd en voor zover ik dat heb kunnen nagaan, is hij niet meer zo heel makkelijk te krijgen. Een mooie aanwinst voor mijn collectie dus, ook al ken ik de verhalen al van de Nederlandse uitgaven van Juniorpress indertijd.
In de bundel lopen een paar prominente verhaallijnen, zoals de introductie van Madelyne Pryor. Een pilote die verdomd veel op Jean Grey lijkt. Scott Summers valt als een blok voor haar, maar vraagt zich ondertussen af of Pryor niet de reïncarnatie is van Grey die enkele jaren eerder overleed in the Dark Phoenix saga. Al snel lijkt het erop dat Phoenix trouwens terug is om de aarde te vernietigen, maar of dat ook werkelijk het geval is? Ondertussen staat Wolverine op het punt om te trouwen met zijn geliefde Mariko, maar dat loopt alles behalve rooskleurig.
Rogue, tot dan toe een kwaadaardige mutant die hoorde tot de Brotherhood of Evil Mutants, klopt bij Charles Xavier aan voor hulp: ooit nam ze de krachten over van Carol Danvers, maar ook haar persoonlijkheid en ze dreigt daardoor langzaamaan gek te worden. Wie ook behoorlijk aan het veranderen is, is Storm. Ze voelt zich steeds minder verbonden met de aarde en de natuur. Dat heeft niet alleen zijn weerslag op haar krachten, maar ook op haar karakter. Ze wordt steeds koel bloediger en haar karakter krijgt een scherp randje. Dat zien we uiteindelijk terug in de visuele metamorfose die ze ondergaat.
Over het puike schrijfwerk van Claremont heb ik de loftrompet wel eerder gestoken en Paul Smih (1953) kwam al eens ter sprake toen ik het over Iron Man had. Toch wil ik je wat meer van zijn werk laten zien, want hij wordt nog steeds door veel fans als een van de betere X-Men tekenaar gezien. Wie From the Ashes leest, ziet meteen waarom. Smith heeft de menselijke anatomie goed in de vingers en laat de personages overtuigend acteren. Maar wat ook opvalt zijn z’n inventieve pagina-indelingen en vakmanschap wat de visualisatie van het verhaal betreft. Kijk maar eens naar deze effectieve pagina waarin Storm Callisto, de leider van de Morlocks, een doodsteek geeft:
Dat Smith zich laat inspireren door het medium film is duidelijk te zien. Niet alleen door de onderste strook waarin Storm zelfverzekerd naar ‘de camera’ loopt. Ze loopt hier letterlijk over Callisto heen. Door het kikkerperspectief komt ze extra imposant over. De hele scène is op een dramatische wijze gevisualiseerd, ieder plaatje is een belangrijk onderdeel van het geheel. Een belangrijk moment in de ontwikkeling van Storm, en een onomkeerbaar moment dat toont hoe radicaal haar karakter aan het veranderen is.
Ook in bovenstaande pagina uit X-Men #173-174 dat zich in Japan afspeelt en waar Wolverine het opneemt tegen de Japanse mafia en The Silver Samurai, zien we invloeden van de wide-screen Japanse martial arts cinema terug. Overigens moet ik daarbij wel vermelden dat Frank Miller indertijd hetzelfde deed in de miniserie over Wolverine in Japan. Dus misschien heeft Smith het van hem afgekeken.
De bundel begint al meteen goed, met deze splash page waarin Kitty Pryde duidelijk laat merken dat ze het niet eens is met Xaviers beslissing haar bij de New Mutants in te delen:
Ik ben altijd een groot fan geweest van Kitty Pryde: de superslimme tiener die kan faseren en die een draakje genaamd Lockheed heeft als huisdier. Toen ik als tiener deze verhalen in Nederlandse vertaling las, zag ik in Kitty het ideale vriendinnetje. In de vertaling van bovenstaande tekst was trouwens ‘Kitty vecht terug’. Die titel dekt de lading van dit verhaal prima, maar ik moet Ger Apeldoorn toch eens vragen waarom hij daarvoor heeft gekozen, want ‘Professor Xavier is een eikel/lul’ zou toch dichter bij het origineel zitten.
De cover van From the Ashes bevat Uncanny X-Men #168-176. werd in december 1989 getekend door Arthur Adams. De illustratie geeft de belangrijkste personages uit deze bundel weer: De X-Men, Phoenix en de Morlocks. De grote schurk die achter de schermen de gebeurtenissen manipuleert, is niet afgebeeld. Wie dat is, zeg ik nu natuurlijk niet. Ook al zijn deze verhalen uit 1983 en er van spoilers alleen maar sprake kan zijn als je deze strips voor het eerst gaat lezen. Dat kan namelijk nog steeds, want ze zijn in andere herdrukken ook nog steeds beschikbaar zoals de Essential-serie. En anders kun je ze zeker online nog vinden als torrent.
In de rubriek stripliefde delen lezers hun liefde voor het beeldverhaal en vertellen over hun favoriete strip.
Wat is je naam, je leeftijd en je wat doe je voor werk?
Ik ben Axel Watteeuw, 42 jaar ondertussen, en werk als kasbeheerder-boekhouder in een grote Technische en Beroepsschool. Ook doe ik de merch-artikels voor Geekster.
Welke strips zijn je favoriet en lees je nu nog steeds?
Mijn favoriete strips vind je in de legendarische runs uit de jaren 70 en 80 terug. Thomas’ Conan, Claremont’s X-Men, Byrne’s Fantastic Four, Stern’s Avengers, Hama’s G.I. Joe, McGregor’s War of the Worlds, Starlin’s Warlock … Claremont’s X-Men springen er moeiteloos uit, maar die run moet je in één ruk lezen anders verliest het heel wat van zijn kracht. Daarom opteer ik voor zijn toegankelijkste verhaal: God Loves Man Kills (Claremont & Anderson).
Waarom zijn dit je favoriete strips? Wat vind je er zo goed aan? God Loves Man Kills bundelt alle elementen die de X-Men destijds Marvel’s beste franchise maken. Opgejaagde minderheden, atypische vijanden, menselijke en herkenbare helden binnen een realistisch, maar hier iets harder, verhaal. Vanaf die eerste pagina’s waar twee jonge kinderen (niet toevallig kleurlingen) worden afgemaakt omwille van hun mutatie, en daarna opgehangen, tot de laatste waar Kitty Pryde onder schot wordt gehouden en Magneto twijfelt over zijn pad, blijft het vandaag nog brandend actueel.
Wanneer kwam je er voor het eerst mee in aanraking? En wat deed dat met je?
Ik pikte destijds de Juniorpress graphic novel uit de Delhaize striprekken mee. Ik las X-Men al in JP comics, dus was deze een no-brainer. Na een eerste lezen weet je niet goed wat er van te maken, maar langzaam zinkt het in en lees je het opnieuw.
[hr]
In de rubriek Stripliefde vertellen striplezers over hun favoriete strip of strips. Op deze manier bouwen we langzaam een interessante leeslijst op. Ook meedoen? Check hier hoe je dat doet. Ik kijk uit naar je inzending. Oh ja: mocht iemand anders al je favoriete strip genoemd hebben, stuur dan even goed je inzending in, want jouw reden om de strip goed te vinden kan heel anders zijn. Bovendien is je eerste kennismaking en wat dat met je deed waarschijnlijk anders dan die van andere lezers.
X-Men: Days of Future Past is bijna net zo goed als X-Men 2, wat nog steeds een van de beste superheldenfilms ooit is.
Magneto heeft gelijk gekregen, want de toekomst ziet er somber uit voor de mutanten. In X-Men: Days of Future Past zijn de mutanten vrijwel uitgeroeid of opgesloten in kampen, evenals de mensen die met hen sympathiseren of die in de toekomst mutanten als nakomelingen zullen hebben. Sentinels hebben de wereld in een ijzeren greep. Deze enorme humanoïde robots zijn in staat hun verweer aan te passen aan de krachten van de mutant tegen wie ze het opnemen en deze krachten zich eigen te maken. Dit maakt ze praktisch onoverwinnelijk. Het is aan Wolverine om terug in de tijd te reizen en het verleden te veranderen, opdat mens en mutant een toekomst hebben.
Samen met de jongere versies van professor Xavier, Magneto en Beast, die we kennen uit X-Men: First Class, probeert hij te voorkomen dat Mystique Dr. Bolivar Trask (Peter Dinklage) vermoordt, de bedenker van de Sentinels. Deze moord overtuigt de Amerikaanse regering er namelijk van dat de mutanten een bedreiging vormen en dat Trasks project een goed idee is. Ook Mystiques talent om het uiterlijk van ieder ander aan te kunnen nemen geven Trask de mogelijkheid om de Sentinels adaptief te maken. Kortom: voorkom de moord, voorkom deze toekomst. Al blijkt dat niet zo gemakkelijk als dat het lijkt, natuurlijk. Niet in de laatste plaats omdat Charles Xavier (James McAvoy) om komt in zelfmedelijden en in eerste instantie allesbehalve zin heeft om Wolverine te helpen. ‘I don’t want your future!’ schreeuwt hij Wolvie toe.
Een leuke twist op het tijdreisthema is het feit dat alleen het bewustzijn van de reiziger de afstand aflegt en in het lichaam van zijn jongere zelf terechtkomt. Zijn huidige lichaam blijft in de toekomst achter. Gebeurtenissen uit het verleden en heden worden voortdurend afgewisseld, wat de plot extra spannend maakt: lukt het om het verleden snel genoeg te veranderen voordat de Sentinels in de toekomst Wolverine en de laatste X-Men vinden en uitroeien?
Het uitgangspunt van X-Men: Days of Future Past is afkomstig van het stripverhaal met dezelfde titel, geschreven door Chris Claremont en getekend door John Byrne. Dat verhaal verscheen in 1981 in de comicreeks Uncanny X-Men en wordt door de fans terecht als een van de klassieke X-Men-avonturen beschouwd. In de strip is het Katherine Pryde die naar het verleden reist. In de filmversie heeft men voor Wolverine gekozen. Aangezien een dergelijke sprong in de tijd hersenbeschadiging zou veroorzaken en Wolverine zichzelf kan helen, is hij de ultieme kandidaat voor dit klusje. Bovendien was Pryde in 1973 nog niet geboren. Dat de sympathieke held met het korte lontje, toffe kapsel en scherpe klauwen een centrale rol inneemt in bijna alle X-Men-films zal ook hebben meegespeeld. Persoonlijk krijg ik geen genoeg van Hugh Jackman als Wolverine, al komt het personage tot nu toe beter uit de verf in ensemblefilms dan in zijn soloavonturen. Verder is het een feest om de castleden van de voorgaande films terug te zien, inclusief enkele bijzondere verrassingen. Die continuïteit is een van de sterke punten van de reeks.
Overigens heeft Claremont een cameo in de film. Leuk voor de fans die met zijn verhalen zijn opgegroeid, zoals ondergetekende. De beste man schreef maar liefst zestien jaar aan een stuk aan de reeks en maakte de X-Men-strip enorm populair. Claremont schrijft ronde, realistische personages en zorgt altijd voor genoeg soap tussen de actie om met de helden te kunnen meeleven.
Bryan Singer levert met X-Men: Days of Future Past één van de beste films van de franchise af. Het is inmiddels veertien jaar geleden dat zijn eerste X-Men uitkwam. Met deze zeer intelligente film die zowel de fans als nieuwkomers goed bediende, veroorzaakte hij de geboorte van de hedendaagse superheldenfilm. Singer concentreert zich meer dan ooit op de ontwikkeling van de personages en dat pakt voor het merendeel goed uit. Actiescènes zijn kort en to the point. De finale, die meer draait om psychologie dan om explosieve actie, biedt een aardige twist op het superheldengenre. De grootste en beste actiesequentie speelt in Parijs en vindt halverwege de film plaats. Omstanders filmen met hun 8mm camera’s beelden van Mystique en Magneto (Michael Fassbender) in actie. Nu zouden mensen massaal hun mobieltjes pakken en op YouTube zetten, dus afgezien van het laatste is er dus niet heel veel veranderd. Het is in het bijzonder genieten van hoe 1973 tot leven wordt gewekt middels de mode van strakke leren jasjes, lavalampen en een optreden van Richard – ‘I am not a crook’- Nixon. De mooiste eyecandy is Jennifer Lawrence, die als de blauwe Mystique praktisch naakt door de film danst.
Natuurlijk zitten er wat losse steekjes in het geheel: hoe Kitty Pryde (Ellen – eindelijk uit de kast – Page) opeens de gave bezit om mensen mentaal door de tijd te laten reizen, wat ze eerst nog niet kon, wordt niet uitgelegd. Ook krijgen we nieuwe mutanten voorgeschoteld die alleen bekend zullen zijn bij de lezers van de strips en hier vooral dienst doen als kanonnenvlees voor de Sentinels. Toch, in zijn geheel is X-Men: Days of Future Past een onderhoudende en intelligente aflevering, gedragen door een solide supercast.
A while ago I wrote about writer Christ Claremont and his contributions to the X-Men universe. Since the new X-Men film, Days of Future Past, is partly based on Claremont’s story by the same title, I thought it would be nice to read the comic before watching the movie.
Days of Future Past was originally published in The Uncanny X-Men #141 and #142 in 1981. The storyline alternates between the (then) present year of 1980 and 2013, at the time a date far into the future. 2013 is a dystopian future in which mutants are incarcerated in internment camps. A lot of the X-Men have lost their lives fighting the Sentinels: enormous robots that have the North American continent under complete control. Originally activated by the American government to eliminate the mutant menace, the Sentinels hunted not only mutants but all superheroes and villains. Now the rest of the world threatens war against the Sentinels, which could mean a nuclear holocaust and the end of the world all together. An adult Kate Pryde transfers her mind into her younger self, the present-day Kitty Pryde, who tries to convince the X-Men to help her prevent a fatal moment in history that triggers anti-mutant hysteria and will lead up to the dystopian future of 2013. Rachel Summers, who played a major role in X-Men: Ghosts, plays a small but instrumental part in this adventure.
It was great revisiting this classic and well-written storyline from the early eighties. Especially since Canadian comic book artist John Byrne was the artist to bring Claremont’s scripts to life at the time. Later on Byrne would write and draw highly regarded stories about The Fantastic Four and revitalise the Man of Steel. At this juncture in his career he and Claremont worked on The Uncanny X-Men, then one of the most if not most popular superhero comic book. Soon the team split because of creative differences: Byrne didn’t like Claremont’s characterisations of the characters. In Days of Future Past however, none of the animosity is noticeable.
Another treat when it comes to reading old comics is to see the fashions of the time, be it in the decors or the way people dress.
The story is collected in a trade paperback containing Uncanny X-Men 138-143 and X-Men annual #4 which is illustrated by John Romita Jr. The collection starts with the funeral of Jean Grey, moving on to an interesting story of the X-Men and Doctor Strange being trapped in a dimension quite similar to hell. Then Wolverine and Nightcrawler team up with Canadian superhero team Alpha Flight to capture the Wendigo, and… Well, why spoil all the storylines in advance? Needless to say: this trade is a must-read if you like the X-Men and want to see how the movie differs from the original comic, which it does quite a lot judging by the movie trailer, which shows it is Wolverine and not Pryde who tries to save the future by travelling to the past.
When I was in my teens I visited my grandmother on a regular basis. When she poured tea in one of those fragile porcelain cups, she’d start talking about the developments in the soap operas she followed. My grandmother was an avid watcher of The Bold and the Beautiful, As the World Turns and Days of Our Lives. So, you understand, she had A LOT to tell me about who dated whom, who wanted to kill whom, and which characters fell in love with each other this week. To be honest: I didn’t know what the hell she was talking about, since I never watched those shows. But to humour her, I never let on I didn’t know who Rich Forrester was.
Now, why am I bringing my late grandmother and her daily television fetishes up? When I started reading X-Men: Ghosts, knowing I had to review this book for the ABC blog, I started to worry I might come across like my grandmother, because not only do these X-Men stories involve large casts of characters, writer Chris Claremont has a knack for weaving many threads of plotlines into his stories. He basically writes soap operas about characters wearing longer underwear.
But let’s give it a try nonetheless. What the heck, there are worse things than being compared to my grandmother, who was a sweet old woman.
The X-Men were created in the 1960’s by Stan Lee and Jack Kirby. Getting tired of figuring out scientific experiments and accidents with radiation that could give superheroes their special powers, Lee figured: what if they were born with their powers and these special abilities kick in when they reach puberty. So that’s how the race of homo superior, a.k.a. mutants, was born.
In their first incarnation The X-Men were super powered teenagers who were enrolled at the private school of Professor Charles Xavier, a wheelchair-bound psychic. Under his leadership The X-Men tried to save humanity from all kinds of danger, especially mutants who wanted to conquer the world to make it a safer place for their own kind. You see, regular people are often afraid of these specially-powered beings, which make the X-Men stories full of metaphors about racism and the state of society as is.
To be honest, the X-Men weren’t a big success at the time and after a couple of years Marvel only reprinted old stories for a while. In 1975 Marvel published Giant Size X-Men #1 by writer Len Wein and artist David Cockrum and that started a revitalisation of the title. The new team had an international flavour: members came from all over the globe and they weren’t mere teenagers anymore either. When Chris Claremont took over the reigns as author, the X-Men became one of the most popular comic books. For a long period of time the series was the best-selling title, topping other Marvel publications such as Amazing Spider-Man and Avengers. X-Men: Ghosts collects a year worth of comics of Claremont’s mid-eighties stories. Claremont’s run on the title lasted about 16 years (!) by the way. It isn’t very common that a writer sticks to one title that long in the comics industry.
People who have seen the X-Men-movies will be familiar with most of the characters: there’s Wolverine, Cyclops, Storm, Colossus, Kitty Pryde and Rogue in this version of the X-Men. That’s not really surprising though, since the filmmakers took a lot of their story ideas from Claremont’s stories.
Still, when one starts to read, it takes a while to get into the different storylines that were set out before. But don’t worry: the short synopsis at the beginning of the book helps a bit. Besides, just like a real soap, it only takes a short while before you’re right into the action and know who’s who. Comics have a serial form of storytelling, with issues coming out each month. The stories are always written in a way that accommodates new readers.
This collection seems to focus on telepath Rachel Summers: in an alternate future where robotic Sentinels dominated mutants, Rachel Summers was Cyclops and Jean Grey’s daughter. Traumatized by being forced to hunt her fellow mutants as a “hound”, Rachel was later hurled back in time to the present. She became part of the X-Men. However she soon discovered she was not in her own past but in a different timeline: certain details were different, including her mother’s death. In X-Men: Ghosts Rachel claims her mother’s Phoenix power to battle a godlike creature called the Beyonder who threatens to destroy our universe. Trying to make amends for her chequered past, she makes some rash decisions a number of times. Although her actions are meant well, they do not seem to work out for the better. It is up to teammate Wolverine to stop the ever-powerful Rachel from becoming a ruthless killer.
Also, Magneto, for years the nemesis of the X-Men, has become their friend since they learned of his childhood imprisonment in Auschwitz. Magneto decides to reform and when Xavier is mortally wounded, he asks his old friend to look over the X-Men. Magneto may be a good guy now, but being charged with crimes against humanity he still has to stand trial for the international court of justice.
For me it was a real treat to re-read these stories from the nineteen eighties. Chris Claremont’s talented writing and great feel for dialogue turns these characters into living and breathing creatures that really have an impact on an emotional level. As far as superhero stories go, Claremont offers a nice mix between personal development of all the characters and action packed battles.
I loved John Romita Jr.’s early artwork. He is still one of the best artists in the business today. Guest artists are Barry Windsor-Smith, Arthur Adams and Rick Leonardi. This paperback also contains two articles from Marvel Age, the official fanzine published by Marvel Comics at the time, focusing on the history of the X-Men and the art team of John Romita Jr. and inker Dan Green. The only problem I had with this trade is that, after the last page is read, the story is far from over and leaves you hungry for more. But isn’t that what soap opera is all about?