Van de week zat ik met twee collega’s in de trein. Na de nodige kantoorroddels kwam het gesprek onvermijdelijk op de aanstaande verkiezingen. Wie spreekt over politici in verkiezingstijd heeft het over politieke uitspraken. Uiteraard passeerde Jan Peter Balkenende de revue. Hij grossiert immers in uitspraken die verkeerd worden opgevat. Zijn uitspraak over zijn bewondering voor de VOC-mentaliteit is alweer een tijdje geleden gemaakt, maar blijft een mooi voorbeeld van het verbale gestuntel van onze eerste minister. Opeens klonk er een stem links van mij. Een oudere man mengde zich in het gesprek. Hij liep tegen de zestig, had dun wit haar, een jaren vijftig-bril en de duffe geur van een niet vaak genoeg geluchte kledingkast hing om hem heen. ‘De VOC heeft heel veel goede dingen gebracht voor Nederland’, barstte hij los. ‘Ze hebben ons 250 jaar lang rijkdom gebracht!’ ‘Dat ging wel ten kosten van een hoop mensen die niet vrijwillig hun vrijheid of leven opgaven,’ probeerde ik. ‘Ach, die Javanen waren maar wat blij dat we kwamen. We hebben ze een hoop goeds gebracht.’ ‘Ik denk dat de vele dode Javanen en slaven u tegen zouden spreken,’ zei ik nog, maar de Rechtse Rakker op leeftijd wist van geen ophouden. Hij beweerde zelfs dat het slavendrijven van Nederland maar even geduurd had en dat Nederland het eerste land was dat met deze praktijken was gestopt. ‘Nee hoor,’ wist mijn collega te vertellen, ‘Nederland was een van de laatste landen dat de slavernij afschafte.’ Dit gebeurde in 1863. Denemarken was ons ruim voor, want daar hadden ze het licht al in 1803. (Ironisch genoeg ben ik geboren in de stad waar ooit de VOC is begonnen: het plaatsje Hoorn waar nog steeds een standbeeld staat van Jan Pieterszoon Coen. Coen is een van de grootste slagers uit de vaderlandse geschiedenis. De rijkdom die hij namens de VOC in Hoorn en Nederland bracht was omringd met de muffe geur van duizenden lijken. Maar dat even terzijde.) Mijn station kwam op dat moment in zicht. Terwijl de Rechtse Rakker doorraasde over het fijne VOC-gevoel, nam ik afscheid van deze achterhaalde koloniaal. (Hij had de vader van onze aller Geert Wilders kunnen zijn.) Toen ik de trein wilde verlaten riep de man nog na: ‘Die Marijnissen van jou, dat is de dictator uit Oss! Hij is pas gevaarlijk.’ Hij zegt tenminste zinnige dingen,’ zei ik nog. Toen de trein het perron verliet, voelde ik medelijden met mijn collega’s. Die zaten immers nog een station langer opgescheept met deze incarnatie van Jan Peter, euh, ik bedoel Jan Pieterszoon Coen.
Lees ook: Het beeld van Balkenende
Tag: Column
Column: Uitgaan na het uitgaan
Uitgaan in mijn woonplaats brengt altijd een maag vol gemengde gevoelens met zich mee. Ik bevind me steevast in mijn twee stamkroegen – als het concept van stamkroeg het tenminste toelaat om er twee stambarren op na te houden.
Laatst zat ik dan ook weer als vertrouwd in mijn stamkroeg, aan de bar, te sippen aan een Koninck. Naast mij zat Kroegtijger die bijna elke avond wel ergens aan een bar hangt. Het is een aardige gozer met wie ik graag converseer, als zijn hoofd ernaar staat.
Verderop in het café liepen meisjes te dartelen die minstens tien jaar jonger waren dan ik, maar gelukkig waren er ook vrouwen van mijn leeftijd. Verder waren er genoeg bekende gezichten aanwezig om me een behaaglijk gevoel te geven. Ik zal niet beweren dat ik nu in het verlengde van mijn huiskamer zat, maar soms overvallen dergelijke knuffelgedachten me wel eens. Gelukkig weet ik die dan weer snel weg te drinken. De barman is een bekende van me. Zijn vriendin stond te dansen op een lekker soulnummer uit de jaren zeventig – het tijdperk voordat muzikanten beroemd werden met het samplen van andermans muziek, vaak samples uit de jaren zeventig.Ik zat te praten met een Blonde Meid die ik wel vaker had gezien, maar wie ik voor het eerst in een gesprek verwikkeld raakte. Aangezien ze een nieuwe gesprekspartner was, kon ik mijn oude stokpaardjes weer eens oplepelen: muziek, films, het moeilijke schrijfproces van het filmscript waar ik nu drie maanden mee bezig was. ‘Mee bezig zijn’ is overigens een term die zeer ruim interpreteerbaar is. Het is niet zo alsof ik er elke dag aan werkte, ofschoon ik er wel een paar keer per dag aan dacht.
Toen ik het meisje vertelde dat ik reeds veertig pagina’s vol had geschreven en bezig was met de tweede acte, leek ze onder de indruk. Natuurlijk moest ik vertellen waar het verhaal over ging. Ik keek haar recht in de ogen aan en vertelde haar dat het verhaal draait om een man die de kans krijgt het leven te leiden dat hij altijd al heeft willen leiden. ‘En dan beginnen de problemen pas echt…’ probeerde ik zo onheilspellend mogelijk te zeggen.
Nadat ik dat wel weer genoeg gepraat vond over mijn tanende magnum opus, gooide ik het gesprek op een andere boeg. Wat ze deed, waarom, waar ze woont, etc. Toen gebeurde het onvermijdelijke in de conversatie, een wending die net zo goed onafwendbaar was als regen in het zomerse Nederland: ze begon over haar vriendje te praten. Dat was wel het laatste waarover ik iets wilde horen. Gelukkig vroeg Kroegtijger of ik nog iets wilde drinken, wat het gesprek zo’n beetje deed doodvallen.
Ik excuseerde mezelf met de smoes dat ik mijn blaas moest ledigen en ging na mijn toiletbezoek naast de vriendin van Barman staan, veilig aan de andere kant van de bar. Een ander Blond Meisje kwam naast me op de kruk zitten en terloops begonnen we een gesprek. Ze bekende vrolijk dat ze binnenkort zeventien werd. Verdorie, dacht ik, ze zag er toch iets ouder uit dan zeventien. Misschien zat er iets in het voedsel tegenwoordig, maar al die meiden leken wel snel meer volwassen te worden. Lichamelijk leek ze me in ieder geval volgroeid.
Het gesprek kwam op relaties tussen partners met grote leeftijdsverschillen en ik liet ontvallen dat ik niet zo erg op leeftijd lette. Ik val op individuen en niet op cijfers, probeerde ik te grappen. (Blijkbaar ben ik na een paar biertjes niet zo gevat meer en is mijn denkraam ietwat beslagen.) Ze begreep de hint, en was weg voordat je ‘Balkenende-is-een-eikel’ kunt zeggen. Gelukkig maar, want mijn laatste ervaring met een negentienjarige meid was nu niet echt heel erg plezierig geweest. Eigenlijk had ik dat wel vaker met negentienjarige meiden. Kennelijk niet een categorie die goed bij me paste. Misschien werd ik toch wat oud voor jong grut.
Terwijl ik weer terug naar mijn kruk liep hoorde ik een ander Jong Ding tegen haar vriendin zeggen dat ze vanavond ging neuken. Altijd leuk om te weten, dacht ik, maar weerhield mezelf ervan om een sarcastische opmerking te maken.
Ik gooide mijn bier achterover en voelde mijn hoofd frivool licht worden. Dat doel was tenminste weer bereikt vandaag. De klok zei dat het drie uur was en mijn lichaam vertelde dat het tijd was om te gaan slapen. Met een maag vol met bier en een leeg gevoel in mijn hart verliet ik het café, al wist ik dat het niet lang zou duren voordat ik wederom een voet over de drempel zou zetten.
Nu was het tijd om de drank zijn werk te laten doen, neer te ploffen op bed om even te verdwijnen uit de Bewuste Wereld en alles te vergeten. Even lekker ‘uit’ gaan. Al was het dan maar tijdelijk.
Column: ‘God bless The Hoff!’
Bovenstaande uitspraak is een reactie bij de videoclip Looking for Freedom van David Hasselhoff op YouTube. Hasselhoff, bekend van Knight Rider en Baywatch, lijkt weer helemaal terug te zijn. Na enkele jaren verstopt te zijn geweest in Duitsland en dobberend in de alcohol is ‘The Hoff’, zoals hij zichzelf noemt, niet van de buis én vooral van het internet af te slaan.
De uitspraak roept de vraag op in hoeverre de fan dit serieus bedoelt of dit heeft geschreven met een ironische glimlach rond de lippen.
David Hasselhoff maakte furore met zijn rol van Michael Knight in de televisieserie Knight Rider. Een serie die nu nog steeds wel ergens in de wereld wordt uitgezonden en waar ik als kind erg fan van was. Wie de ster van de serie was – de supergeavanceerde auto KITT of de chauffeur van deze auto, Knight – daar kun je over twisten. Hasselhoff maakte in ieder geval dankbaar gebruik van het imago dat de rol hem verschafte en trad in het begin van zijn zangcarrière op met zijn trouwe vierwieler.
Duidelijk was dat Hasselhoff zichzelf vanaf het begin serieus nam. De vraag is of dit ook voor het publiek geldt. Of met andere woorden: is het überhaupt mogelijk om serieus fan te zijn van Hasselhoff zonder dat mensen zich afvragen of er ergens een schroefje bij je loszit?
Laat ik vooropstellen dat David geen domme jongen is. Hij werkte zich op van soapacteur naar de Ridder in het Leren Jack en rende daarna voor veel geld heel wat rondjes op het strand als strandwacht. Ondertussen is hij een gevierd zanger in bepaalde landen (Zwitserland, Duitsland, Oostenrijk) en heeft hij door zijn carrière goed geboerd.
Dit jaar speelde hij een rol in Click met Adam Sandler, was hij onder andere jurylid van de show America ’s got Talent (een soort van Idols) en kwam zijn autobiografie Making Waves uit. En nu wordt het verhaal een beetje eng.
Niets vermoedend surfte ik laatst op Google Video en kwam ik een wat amateuristische videoboodschap van The Hoff Himself tegen. Hij vertelt dat zijn boek gaat over hoe hij in het leven staat en hoe mensen over de hele wereld positief reageren op Michael Knight. ‘One man can make a difference,’ zegt hij serieus in de camera. Dit was de slogan van de serie Knight Rider en is nu kennelijk ook de lijfspreuk van de acteur in het dagelijks leven. Ik besefte dat David, niet gespeend van een beetje zelfspot, méénde wat hij zei. Dit ging verder dan Hasselhoff die handig gebruik maakte van zijn voorgaande televisierol. David was Michael geworden zo leek het. In ieder geval in zijn hoofd.
(Je mag je wel afvragen waarom iemand die multimiljonair is geen professioneler ogende videoboodschap laat opnemen in plaats van dit amateuristische filmpje. Misschien wil hij hiermee zijn ‘echtheid’ aantonen.)
Maar het wordt nog vreemder. In de videoclip Jump in my Car, die gretig gedownload wordt op YouTube, zien we Hasselhoff die een parodie neerzet van Michael Knight. Hij probeert een meisje in KITT uit te nodigen om haar vervolgens met de schietstoel te lanceren als blijkt dat ze echt te ver weg woont.
In een andere videoboodschap geeft The Hoff de kijker een update over zijn leven. En kondigt hij David Hasselhoff – the Musical aan. Hij als Belle, KITT als ’t Beest? Hasselhoff zendt een dubbele boodschap uit: aan de ene kant leeft David als een soort Michael Knight die de harten van kinderen over de hele wereld verblijdt door ze een bezoekje te brengen; aan de andere kant steekt hij met zichzelf de draak in videoclips en filmrollen. Hasselhoff heeft twee gezichten.
En zo zijn er ook twee typen fans: de mensen die geloven in het Heilige Vuur van The Hoff, en de mensen die Hasselhoff zien als een campfiguur. De reacties op de video’s gaan van extreem pro tot erg negatief. Kennelijk ben je voor of tegen The Hoff.
En waar sta ik eigenlijk in deze kwestie van wereldse importantie? Hoe zie ik de Man die in mijn jeugd met mijn favoriete auto menig vrouw-in-nood redde, maar later schlagerachtige popmuziek ten gehore bracht en tegenwoordig videoclips maakt waar hij voor een glanzende Amerikaanse vlag staat? De Man die om zichzelf kan lachen, T-shirts draagt met de tekst ‘Don’t Hassel the Hoff’ erop en zich tegelijkertijd heel serieus lijkt te nemen in videoboodschappen en interviews? Laat ik het zo zeggen: ‘God Bless The Hoff!’
Column: Soundtrack kleurt je dag
Soundtracks van films. De een heeft er niets mee, de ander verzamelt ze. Soms zijn ze schromelijke exploitatie om het succes van de film uit te melken terwijl de cd in kwestie weinig met de film zelf van doen heeft. Goede soundtracks bieden echter de kans om de filmervaring te verlengen en om je om te wentelen in de verhaalwereld.
Toen ik Filmwetenschap studeerde aan de UvA, moest ik regelmatig een paper over een film schrijven. Wat mij betreft was dat geen straf: behalve films kijken en maken is er niets leukers dan in een film te duiken en er een gedegen stuk over te schrijven.Iedere film heeft immers zijn eigen verhaalwereld en het is vaak heel prettig om een tijdje in die wereld te verkeren – het liefst langer dan de film duurt. Het schrijven van een paper biedt de kans om de verhaalwereld grondig te verkennen.Muziek is een belangrijke factor als het gaat om de sfeer van een film. Een van mijn trucjes om mij om te wentelen in de fictieve wereld van de film is dan ook door de soundtrack te luisteren tijdens het schrijven van het paper. De muziek roept scènes en emoties op die je tijdens de film hebt ervaren en is daarmee een handig hulpmiddel bij het herinneren en inleven van scènes. Op dit moment ben ik bezig met het schrijven van een tekst over de film Chasing Amy en hier levert de soundtrack wat problemen op. Officieel is deze namelijk nooit bij de film uitgebracht. Toen Kevin Smith de film aan het draaien was, werd hij benaderd door een lokale popartiest die zijn liedje graag ter beschikking wilde stellen. Vlak voordat de film uitkwam trok hij zijn werk terug omdat de soundtrack tegelijk met zijn eigen album zou uitkomen. De platenmaatschappij was bang dat dit de verkoop van zijn album ernstig zou schaden.
Dave Pirner (van Soul Asylum) heeft toen de score voor Smith gemaakt en de liedjes geselecteerd. Helaas gebeurde dit te dicht op de release van de film, waardoor geen enkele platenmaatschappij brood zag in de cd. Wie de soundtrack toch wil horen, kan terecht op de site van ViewAskew en Roger’s Basement. Daar is een lijst van de gebruikte nummers. Je hoeft deze alleen nog even te downloaden. Het construeren van deze soundtrack deed me realiseren dat we iedere dag de soundtrack van ons leven samenstellen. Soms heel terloops door gewoonweg de radio aan te zetten, soms heel bewust omdat we net zin hebben in dat ene cd’tje. Soms ook geheel buiten je eigen wens om als je buren weer eens doen alsof ze doof zijn.
Een mooi stukje score kan, net als bij de film, óók de klankkleur van je dag bepalen. Soms ben ik in de mood voor een stukje Danny Elfman. Meestal weet zijn muziek vol koortjes en zware kopertonen mijn dag te veranderen in een Burtonesk tafereel. Als ik wat somber ben, is een vrolijke soundtrack zoals die van About a Boy heel geschikt om de lucht te klaren. En als ik wil wegdromen naar vervlogen poptijden, is een soundtrack van een Cameron Crowe-film meestal precies goed. Bijvoorbeeld Almost Famous of de cd bij Elizabethtown.Wie bewust de muziek bij zijn dag kiest, is in staat deze de gewenste richting in te sturen, of in ieder geval van de gewenste klankkleur te voorzien.
Tijdens de Algemene Beschouwingen deze week bleef een echte confrontatie tussen Balkenende en Bos uit. Dat was ook te verwachten overigens. Balkenende weet ook wel dat het beter is om zich te beroepen op schijnbaar behaalde successen en niet de strijd aan te gaan met een frisse en redelijk ongeschonden tegenstander.
Toch waren er zeker interessante momenten. Op een gegeven moment kwamen de toestanden in de Zorg ter sprake. Balkenende merkte terecht op dat er inderdaad in veel verzorgingstehuizen onder de maat wordt gepresteerd. Het personeel is daar slechts ruim de helft van de tijd echt bezig patiënten te verzorgen. Maar, zo vertelde onze Grote Roerganger, er waren ook verzorgingstehuizen bij waar veel beter gescoord werd. Wel 70 % tot iets daarboven.
Mijn vrienden van de Oppositie vonden dit niet genoeg en eisten dat er meer geld zou komen voor de zorg. Balkende wilde niets horen van het bedrag dat Bos noemde en hield voet bij stuk: het zou raadzaam zijn om de goedlopende zorginstellingen als voorbeeld te nemen en zo te analyseren wat er mis was met de slecht draaiende te huizen voordat we weer blindelings geld gingen pompen in de Zorg.
Eigenlijk klinkt dat best logisch. Een goede analyse kan geen kwaad en wellicht levert dit kennis op die de andere zorginstellingen zou kunnen helpen de operatie soepeler te laten verlopen. Ik merkte tot mijn grote schrik dat ik voor het eerst in vier jaar eens was met de minister-president van dit koude kikkerland. (In dit geval slaat het woord ‘koud’ op de manier waarop ik de houding van dit kabinet interpreteer, maar dat even terzijde). Ik vond dat de Oppositie op dit punt te veel doorzeurde over het vrijmaken van meer geld voor de Zorg. (Al wil ik daarmee niet zeggen dat ik niet geloof dat die mensen beter betaald moeten worden, of dat een toename van het aantal personeelsleden niet zou helpen. Het verhaal van Balkenende zat echter goed en logisch in elkaar.) Die avond zonden verschillende actualiteitenprogramma’s een impressie uit van het debat. Alle typerende quotes van Balkenende werden op een rij gezet. Onder andere zijn uitspraak dat hij de VOC-mentaliteit miste in Nederland werd uitgezonden. Ook Balkenendes uitspraak: ‘Ik ben toch niet gek!?’ passeerde de revue. Door deze slimme montage werd het beeld van Balkenende geschetst dat we allemaal zo goed kennen: de man met het bord voor zijn hoofd, die, als een debat een beetje zwaar wordt, met het hoge stemmetje gaat beweren dat hij toch niet gek is. Toen ik deze montage zag, kon ik met alle eerlijkheid die vraag niet in het voordeel van de premier beantwoorden. Daar kan beter iemand uit de Zorg zich over buigen. Zo iemand die gekwalificeerd is om dwangbuizen uit te delen. Dankzij de beeldvorming, veroorzaakt door de montagesequentie, leek Balkenende een wauwelende idioot. Zo herkende ik hem weer. Ik voelde me gelijk een stuk beter. Het moment dat hij een besluitvaardig leider had geleken die een interessant punt maakte leek alweer ver weg. Kennelijk was mijn begrip voor onze premier een moment van zwakte geweest. Dankzij de goede editor van het actualiteitenprogramma werd ik op mijn dwaling gewezen.
Mijn dank daarvoor. Voor meer ongezouten politieke meningen, surf naar http://poliziek.nl.
Column: De jacht
Afgelopen maand was het Lappendag in mijn woonplaats. Deze laatste dag van de kermis heeft traditioneel twee functies: 1) mensen struinen in marathontijd de markt af naar de leukste koopjes; 2) men zuipt zich een stuk in de kraag in de kroeg en probeert dit de hele dag vol te houden. Nu staan vrouwen over het algemeen bekend om hun kledingkoopjeszucht en mannen om hun drankzucht, maar als zorgvuldig observator van deze dag kan ik je vertellen dat beide seksen zich tegoed doen aan beide afwijkingen. Het is natuurlijk aangenaam dat hier speciaal een dag voor wordt aangesteld, maar eigenlijk is dat overbodig aangezien het bijna elke dag wel ergens in de wereld koopjesjacht is. Ik maak me er zelf ook schuldig aan, al beperkt mijn aanschafgedrag zich tot boeken, cd’s en strips.
Wat een heerlijk leven leiden we eigenlijk; een leven waarin de aanschaf van een nieuw product het hart vervult met een gelukzalig gevoel en waar de aanschaf van een nieuw kleinood de illusie weet op te wekken dat alles goed is in de wereld. Al duurt dit maar voor even, meestal tot het moment dat de aandacht getrokken wordt door een ander ‘onmisbaar’ product.
Lang heb ik mij afgevraagd waar deze verkoopzucht vandaan komt. Ik zou een heel verhaal kunnen vertellen over hoe mensen tegenwoordig niet meer worden opgevoed door hun ouders, dat kinderen spullen krijgen om het gebrek aan liefde en aandacht te compenseren. Dat zal ongetwijfeld voor een deel waar zijn, maar ik schrijf een column en geen woensdagavondfilm voor RTL-4. Nee, de echte oorzaak van koopzucht is een oerdrift die we al sinds mensenheugenis in ons dragen, namelijk: De Jacht. Omdat we nu niet meer op mammoeten, dodo’s of ander wildvlees hoeven en kunnen jagen, en vrouwen verslinden op de ouderwetse manier verboden is door alle overspannen feministen, moeten we onze pijlen richten op andere trofeeën.
Recentelijk werk ik gewezen op een album van de band The White Stripes. Op MTV passeerden enkele clips van deze band en ik vond ze goed en interessant klinken. Ik raakte geobsedeerd door de dwingende ritmes en de spaarzame orkestraties van de nummers. Dit frisse geluid mocht natuurlijk niet in mijn cd-collectie ontbreken.
Toch is daar altijd (kort) een voorzichtige afweging tussen inkomsten en uitgaven, waarbij de eerste categorie de grens van de tweede bepaalt en er duidelijke keuzen gemaakt moeten worden. Een nieuwe cd is belachelijk duur in Nederland, maar de echte muziekliefhebber wil toch een origineel in handen hebben en geen gedownload – door mp3-compressie vervormt – product. Een kort bezoek aan mijn favoriete cd-winkel maakte duidelijk dat de cd mij 16 euro ging kosten. Hm, misschien waren The White Stripes toch niet zo goed, bedacht ik. Hup, op naar de winkel die altijd tweedehands cd’s verkocht voor een aardige prijs. Helaas, de cd was er (nog) niet. Nu kan je altijd het internet opduiken en de cd misschien voor een lagere prijs vinden. Maar het is natuurlijk veel spannender om stad en land af te lopen om te zien of er ergens een goedkoop exemplaar te vinden is. De Jacht was dus nog niet over.
De Jacht: er is niets opwindender dan een maagdelijke bak met cd’s af te werken, waarbij ieder nieuw doosje de gezochte cd kan bevatten. Hartkloppingen van de oplopende spanning naarmate mijn vingers door de collectie van de winkel glijden. En dan het moment van grote euforie als de cd daadwerkelijk gevonden wordt, of het gevoel van spannend afwachten als dat niet het geval is. Om vervolgens het proces in een andere winkel te herhalen. Grappig genoeg is in veel gevallen de jacht op de cd interessanter dan het uiteindelijk hebben van de cd. Als ik The White Stripes in huis haal, dan luister ik in het begin steevast vaak naar de band, om ze vervolgens tussen de andere cd’s te zetten en af en toe – wanneer mijn hoofd ernaar staat – de cd weer op te zetten. Toch zal dan de euforie van de aanschaf en de lichtzinnige stress die ik voelde tijdens het zoeken naar de cd allang vergeten zijn. Zoals zoveel dingen in het leven is de-jacht-naar veel interessanter dan het uiteindelijke bereiken van het doel.
Nu rijst toch de vraag wat ik met mijn leven moet doen als ik eenmaal rijk ben en het niet meer uitmaakt hoeveel iets kost… Misschien moet ik dan maar heel veel bier gaan drinken.
Column: Verzamelwoede
Toen Boudewijn Büch op zaterdag 23 november 2002 stierf, bezat hij zo’n 100.000 boeken. De laatste jaren van zijn leven had hij voor een deel in afzondering geleefd. Hij bracht dagen door in zijn schatkamer vol boeken, als een bibliothecaris die constant dienst heeft.
Tussendoor reisde hij dan een tijdje, maar het schijnt dat hij ’t gelukkigst was als hij door zijn verzameling struinde. Büch had duidelijk last van Verzamelwoede. Waar hij ook in de wereld was, er moest in een boekwinkel gedoken worden en boeken worden gekocht. Altijd maar boeken kopen. Daarmee deed hij zijn achternaam eer aan. Waarschijnlijk was de aanschaf van een nieuw boek nog het enige dat hem (even) gelukkig maakte. Dit maakt Büch weliswaar tot een mooi voorbeeld van de bibliofiele excentriekeling, maar daar is nog niet alles mee gezegd. Büch staat namelijk lang niet alleen in zijn verzamelwoede.
Het lijkt wel of het leven alleen nog maar zin heeft als we dingen kopen. Waar je ook komt, er wordt altijd iets aangeprezen. Als je niet op straat komt, dan word je alsnog thuis gebeld door een of ander bedrijf dat je het een of ander probeert aan te smeren. We leven niet meer in een commerciële wereld, we worden geleefd door de commercie.
Je voelt je op het laatst geen mens meer, maar een potentiële klant. Iedereen lijkt wel wat van je te willen hebben. En ondertussen zijn we zo geprogrammeerd dat we ’t idee hebben alleen maar gelukkig te kunnen zijn als we dingen aanschaffen. Ik maak mij hier ook schuldig aan. Toen ik laatst mijn huis aan het opruimen was en wederom constateerde dat ik te weinig kastruimte had, begon het besef te dagen dat ik wel erg veel boeken, strips, videobanden en dvd’s & cd’s in mijn bezit heb. Ik koop al strips vanaf het moment dat ik plaatjes kan lezen, en per week komen daar nog wel een paar dvd’s of cd’s bij.
En het lijkt nooit genoeg. De aankoop van een nieuw product verschaft een gelukzalig gevoel. Snel naar huis en de muziek opzetten. Enkele dagen later zit er alweer een nieuwe cd in de speler. Nog veel erger als je muziek downloadt. Dat kost praktisch niets; na een weekje vakantie heb je een volledige plank gedownload. Er is niet eens genoeg tijd om alles goed te beluisteren.
De verzamelwoede is een voortdurende zoektocht naar nieuwe impulsen, waarbij het effect van iedere nieuwe impuls van kortere duur is dan het effect van de vorige. Toch verschaft het bezit van een grote verzameling mij veel genoegdoening. Er is niets leukers dan over iets te horen, of er ergens over te lezen, en in staat te zijn dat ding uit je eigen kast te kunnen pakken. Het geeft het gevoel iets moois te bezitten. Daarbij vult het een leegte in mij die ik op geen andere wijze weet te vullen.
Het probleem is wel dat de verzameling blijft groeien, en dat er dus steeds meer ruimte nodig is om deze een plaats te geven. Voordat je het weet zit je ingebouwd in je eigen spulletjes, en woon je in een tombe vol met boeken, cd’s, dvd’s en strips, die leven praktisch onmogelijk maakt. Wie wil er immers eindigen als Boudewijn Büch? Ach, een gewaarschuwd mens leest voor twee.
Column: De Elvis-paradox
Elvis was The King of Rock-’n-Roll, maar werd later meer een Burger King toen hij vanwege zijn omvang steeds grotere jumpsuits nodig had om in op te treden. Van Jonge God tot Dikke Zanger – maar het paradoxale hiervan is dat de vrouwen bleven gillen zodra hij het podium op kwam. Ze bleven kusjes halen, sjaaltjes en zweetdoekjes scoren.
Elvis wordt jaren na zijn dood door velen nog steeds aanbeden. Tijdens zijn leven kon hij met een hoop wegkomen. In de privé-sfeer ging hij keer op keer vreemd met tegenspeelsters, groupies en wie nog meer op zijn pad kwam. En Pricilla maar thuis zitten sokken stoppen.
Elvis acteerde in zo’n dertig films, waarvan het merendeel niet de moeite van het kijken waard is. De meeste albums die bij de films horen zouden niet misstaan in de gemiddelde Disneyfilm, maar zijn niet geschikt voor thuis in de cd-speler.
In de laatste jaren van zijn leven vloekte en tierde hij regelmatig als hij – weer eens stijf van de peppillen – op het podium stond. Ook vond hij het vaak aangenamer om slap te lullen dan een goed nummer neer te zetten voor het publiek. Luister de platenreeks Having Fun With Elvis On Stage maar eens. De oudere Elvis was verveeld met het leven, verveeld met zijn repertoire. Eigenlijk was Elvis al dood voordat hij zich liet kisten.Toch valt er een hoop te genieten van Elvis in zijn nadagen. Vanaf zijn comeback in 1968 was hij op de top van zijn kunnen. Na jaren in Hollywood als een zak aardappelen op het scherm geschuifeld te hebben, had de King er weer zin in. Hij nam een paar goede albums op, toerde door het land en zette ‘Viva’ Las Vegas op zijn kop. Mooie tijden.
Elvis bereikte zijn dramatisch hoogtepunt op het moment dat hij te dik was. Er is bijna niets mooiers dan hem wankel op zijn knieën te zien – het zweet gutsend van zijn voorhoofd, het sjaaltje om zijn nek doorweekt, het pak dat hij aanheeft tot het maximale opgerekt – terwijl hij ondanks zijn dikke lijf een zuivere toon in de microfoon weet te brullen.
Dat is Elvis op zijn mooist en meest dramatisch. Dan is namelijk nog steeds de kracht en schoonheid van zijn stem te horen, terwijl de zanger zelf allang aan het aftakelen is. De passie in zijn woorden, de warmte in zijn stem. Dat is de reden waarom Elvis nog steeds wordt beschouwd als de koning van de rock-’n’-roll. Een vakman tot het einde die zijn publiek niet teleur wilde stellen.
Column: Verlangende teksten
De noodzaak om te schrijven is niet zo gek als je je bedenkt dat iedereen op een bepaalde manier zijn sporen wil nalaten. De noodzaak om gelezen te worden is echter nog veel groter dan om te schrijven, hoewel het een natuurlijk niet zonder het ander kan geschieden. Toch is hier geen sprake van een direct oorzaak en gevolg. Er zijn veel mensen die hun tijd al schrijvend spenderen, terwijl er maar een klein percentage van die geschriften ooit gelezen zal worden. Mensen die echt iets te vertellen hebben, zijn niet persé de mensen die ook echt gehoord worden, terwijl mensen die niets te vertellen hebben juist wel alle aandacht lijken te krijgen.
Literatuur is een mooie manier om trauma’s te verwerken en dikke stapels rekeningen van de psychiater mee te bekostigen. Maar willen de mensen eigenlijk wel over je trauma’s lezen? Wel als je die onderhoudend verpakt. Schrijven dat je je kut voelt is misschien duidelijk en handig als je correspondentie voert met een vriend of vriendin; als literaire boodschap schiet het duidelijk tekort. Een opsomming van al het leed is dus niet de juiste vorm. Als de lezer de laatste bladzijde al bereikt, dan zal dat niet zijn zonder een potje prozac achterover te slaan. Daarom zijn cynisme, zwarte humor en ironie uitgevonden. Dit zijn de wapens om menselijk leed onderhoudend te beschrijven. Maar dan moet je wel publiek hebben dat deze stijlvormen snapt, anders sla je alsnog de plank mis.
Als je schrijft, wil je dus niet alleen gelezen worden, je wilt ook door het juiste publiek gelezen worden. Net zo goed als dat het werk van Johann Wolfgang von Goethe niet besteed zal zijn aan de gemiddelde damesromanlezer, zal het genre van de damesroman niet besteed zijn aan de gemiddelde filosoferende Goethe-addict. Dat neemt overigens niet weg dat het best mogelijk is dat Goethe zelf wel een grote fan was van damesromans, al was het alleen maar om iets te lezen te hebben tijdens het dagelijks afscheid van zijn afvalstoffen. Dat gezegd hebbende, wil ik ook niet meteen stellen dat de teksten van Goethe een meerwaarde zouden hebben ten opzichte van damesromans, zeker als je je bedenkt dat deze laatste waarschijnlijk door meer mensen worden gelezen dan alle werken van de Duitse schrijver bij elkander. Hoewel het natuurlijk maar de vraag is of een tekst beter is naarmate hij door meer mensen gelezen wordt. Dat zou van de Bijbel het beste boek van de wereld maken en dat lijkt me toch stug. Ook al kunnen we wel vaststellen dat de Bijbel meer effect heeft gehad in de wereld dan het genre damesroman. Hetzelfde kan gezegd worden over Goethes bijdrage op intellectueel niveau.
Grappig is natuurlijk wel dat zowel de Bijbel, als Goethe en damesromans verhandelen over de aard van de mens. Over verlangens, verdriet, geluk, alle andere staten waarin de mens kan verkeren en de mogelijke oorzaken daarvan. Ook zijn het allemaal teksten die ooit geschreven zijn door een schrijver die gelezen wil worden. Allemaal teksten met het verlangen om mensen te bereiken. Net als deze overigens. Bedankt voor het lezen.