Daarom Minneboo leest: Als stripjournalist wil ik zoveel mogelijk strips onder de aandacht brengen. Daarom heb ik de rubriek Minneboo leest in het leven geroepen, om te laten zien hoe rijk en divers het medium strip kan zijn. De artikelen in deze rubriek zijn geen recensies (die teksten staan gepubliceerd in de bijhorende rubriek), maar kunnen thematisch zijn, een tekenstijl belichten of simpelweg een nieuwe uitgave kort aanstippen.
De afgelopen dagen was er nogal veel gedoe rondom vrouwelijke stripmakers. Die werden namelijk volledig genegeerd in de shortlist voor de grote prijs van stripfestival Angoulême. Dit is het belangrijkste stripfestival van Europa.
De Grand Prix de la ville d’Angoulême is een jaarlijkse prijs die uitgereikt wordt aan een auteur van voor het geheel van zijn oeuvre en voor zijn bijdrage aan het stripverhaal. De winnaar is de juryvoorzitter in het volgende jaar.
De jury had dertig stripmakers uitgekozen die kans maken op deze oeuvreprijs, maar kon geen enkele vrouw bedenken die ook op die lijst thuis zou horen. Dat was veel stripmakers een schop tegen het zere been, en mensen als Daniel Clowes, Joann Sfar en Riad Sattouf bedankten voor de eer en wilden niet meer op de lijst staan.
In Le Mondezei Franck Bondoux, de directeur van het festival: ‘Het idee van de prijs is om een auteur te onderscheiden voor zijn gehele oeuvre. Als je naar de lijst kijkt, zie stripmakers die een zekere mate van volwassenheid van een zekere leeftijd staan. Helaas zijn er maar weinig vrouwen in de geschiedenis van het beeldverhaal. Dat is de realiteit. Als u naar het Louvre gaat, zal u daar ook weinig werk van vrouwen aantreffen.’ Ook deze uitspraak was tegen een zeer been. Nu heeft Bondoux gelijk dat vrouwen jarenlang in de minderheid waren wat strip maken betreft. Maar de laatste pakweg tien jaar zijn vrouwelijke stripmakers steeds prominenter aanwezig. En dan heb ik het vooral over vrouwen als scenarist en/of tekenaar, want aan de productie kant hebben vrouwen altijd een grote rol gespeeld bij het maken van strips. Als inkleurder, letteraar en redacteur bijvoorbeeld.
Maar ook als ‘auteur’ kent de stripgeschiedenis aardig wat vrouwen, al zijn het in verhouding wel minder dan mannen. Check deze lijst maar eens. Of deze top 50 stripvrouwen van CBR uit 2015. Ik kan me niet voorstellen dat hier geen vrouw tussen zit die kans maakt op zo’n oeuvreprijs.
If one wants to judge the Festival’s actions with regards to female authors in this day and age, one should turn towards its Official Selection (which takes into account books published during the past year). In this year’s Festival, female authors represent a quite significant proportion of the Selection (25% of books whereas their representation among all comic book authors is of less than 15%).
Nooit meer slapen
Ik werd vrijdagmiddag geïnterviewd door Adinda Akkermans voor het programma Nooit meer slapen. Van ons 15 minuten durende gesprek is een klein fragment in het radio-item gebruikt. Adinda sprak ook met Aimée de Jongh, een van de Nederlandse stripmakers die zich fel uitsprak tegen deze hele kwestie. Tegen Wouter Adriaensen van Stripgids zei ze: ‘Ik vond het belachelijk. Het is natuurlijk wel zo dat er in de westerse stripwereld nauwelijks vrouwen zijn met het oeuvre van ‘een Alan Moore’. Maar er staan ook tekenaars op de lijst die net zo lang bezig zijn als bijvoorbeeld Marjane Satrapi. Die had er gewoon bij moeten staan. En aangezien er ook enkele Japanse tekenaars genomineerd zijn, verwondert het mij des te meer dat veel belangrijkere vrouwelijke stripmakers uit dat land er niet bij staan.’
In de toekomst zie ik haar naam ook nog wel eens op de shortlist van de Grand Prix staan, al is het daar nu nog wel even te vroeg voor.
Maaike Hartjes had wel min of meer begrip voor het feit dat het stripfestival stripmaaksters over het hoofd heeft gezien, aldus NRC: ‘Aan de ene kant begrijp ik hoe dit kan gebeuren. De stripwereld was tot voor kort een mannenbolwerk. Maar de afgelopen vijf jaar is er een emancipatieslag gemaakt. Er zijn heel veel vrouwelijke striptekenaars bij gekomen. Daarom vind ik dat het stripfestival niet weg kan komen met zo’n lijst met alleen maar mannen.’
Daniel Clowes maakte twee intrigerende strips over humeurige mannen van middelbare leeftijd. ‘De ideale man en Wilson zijn twee kanten van dezelfde medaille.’
De naam van de Amerikaanse stripmaker Daniel Clowes (Chicago, 1961) zal niet bij iedereen meteen een belletje doen rinkelen, maar de film Ghost World waarschijnlijk wel. De film uit 2001 van regisseur Terry Zwigoff vond zijn oorsprong in de gelijknamige graphic novel van Clowes, die met Zwigoff het filmscenario schreef.
In Ghost World bekritiseren de achttienjarige meiden Enid en Rebecca, aan de vooravond van volwassenheid, de Amerikaanse maatschappij en het consumentisme. Klasgenoten, ouders en stadsgenoten ontkomen niet aan het meedogenloze oordeel van het duo, zelfs de stripmaker niet. Een scène in de strip die niet in de film terechtkwam, is een signeersessie waarin Clowes zielig en alleen achter een stapel boeken zit te wachten op fans die niet komen. Enid observeert hem op afstand, durft de stripmaker uiteindelijk niet te benaderen en zal later tegen Rebecca zeggen dat ze hem een ‘old perv’ vond.
Superheldenstrips Eenzame signeersessies kwamen in het begin van Clowes’ carrière wel voor.
‘Vroeger zat ik vaak te signeren in stripwinkels waar ze voornamelijk publiek bediende dat superheldenstrips leest, en die staan ver af van de verhalen die ik maak. Ik zat dan achterin en stripkopers keken dan ongemakkelijk mijn richting uit. Bijna niemand kwam naar mijn tafel, hoogstens een of twee mensen in drie uur,’ vertelt Clowes telefonisch vanuit zijn huis in Oakland te Californië waar hij met zijn vrouw en zoon woont.
Een paar jaar voor de film uitkwam werden Clowes z’n strips al wat populairder en zat hij niet meer alleen. Sinds de verfilming van Ghost World heeft hij een aardige fanbase bij signeersessies. ‘Gelukkig is het nooit te massaal geworden. Ik vind het fijn om een beetje een band te hebben met de mensen op stripbeurzen. Tot nu toe heb ik nog nooit op een podium een enorm publiek moeten toespreken. Daar zou ik ook niet naar uit kijken.’
Worsteling
Recent kwam het album De ideale man(Mr. Wonderful in het Engels) uit. Marshall, een kalende man van middelbare leeftijd, beleeft een stormachtige blind date met Natalie. Eén laatste gooi naar romantiek, zoals hij het zelf omschrijft, die rampzalig verloopt. Marshall gaat niet alleen op de vuist met een zwerver die Natalies tas steelt maar ook met haar ex-vriend op een feestje.
Marshall past prima in de rij bijzondere buitenbeentjes die Clowes creëerde: ‘Ze houden bepaalde principes hoog, waardoor ze zich niet comfortabel voelen bij de rest van de mensheid, terwijl ze daar wel een soort van verbondenheid mee willen voelen. Die worsteling interesseert en inspireert me eindeloos.’
Ook Wilson, het hoofdpersonage uit het gelijknamige album dat vorig jaar in Nederlandse vertaling verscheen, is een humeurig en gefrustreerd mannetje. Anders dan Marshall spreekt hij zijn ongenoegens uit, terwijl Marshall vooral geremd is en met zijn tobberigheid niet zou misstaan in een Woody Allen-film.
Middelbare leeftijd Dat beide strips over mannen van middelbare leeftijd gaan is vrijwel uniek. Clowes maakte De ideale man in opdracht van The New York Times Magazine waarin de strip in twintig afleveringen werd gepubliceerd. De stripmaker werd vriendelijk verzocht rekening te houden met zijn potentiële lezers: voornamelijk mannen van middelbare leeftijd. ‘Marshalls uiterlijk is een beetje gebaseerd op de documentaire filmmaker Errol Morris. Hij lijkt me het prototype lezer van The New York Times Magazine.’
Los van de beoogde doelgroep, raakte Clowes al eerder geïnteresseerd in verhalen over mannen op leeftijd. ‘Rond 2004 was ik bezig met een strip genaamd The Death Ray, die binnenkort eindelijk in boekvorm uitkomt. Die strip gaat over een tiener in de jaren zeventig en bevat een raamvertelling waarin datzelfde personage op oudere leeftijd op zijn leven terugkijkt. Hij is dan inmiddels een humeurige, gefrustreerde man geworden. Toen ik met dat boek klaar was besefte ik dat ik meer over hem en dit soort mannen te vertellen had. Doordat ik zelf ook die leeftijd heb, realiseerde ik me dat je nooit iemand hoort over hoe het is om de middelbare leeftijd te hebben en in onze maatschappij te leven.’
Wilson en Marshall vormen volgens Clowes twee kanten van dezelfde medaille.
‘De ideale man wordt volledig verteld vanuit het perspectief van Marshall, alles is gefilterd door zijn gedachten en visie. Wilson is veel meer geëxternaliseerd, je ziet hem handelen en zit niet in zijn hoofd.’ Overigens heeft de stripmaker het gevoel dat hij het onderwerp nu volledig heeft behandeld.
Waarheidsgetrouw
Of het nu gaat om kritische achttienarige meiden of boze mannen op leeftijd, Clowes maakt er doordachte personages van. Hij blinkt uit in het schrijven van levensechte dialogen. Zoals gezegd overheersen in De ideale man Marshalls gedachten alles. Tijdens de date probeert hij een zo goed mogelijke eerste indruk te maken. Marshall is hierdoor zo met zichzelf bezig, dat hij geen woord hoort van wat Natalie zegt. Clowes visualiseert dit door bovenop de tekstballonnen van Natalie de gedachten van Marshall te schrijven.
Clowes: ‘Een paar vrienden van me lijken in sommige opzichten veel meer op Marshall dan ik. Als ik tegen ze praat ben ik me er volledig van bewust dat ze daar geen woord van horen. Ze draaien een scenario in hun hoofd af terwijl ze op de juiste momenten terloops naar me knikken. Het leek me grappig om dat vast te leggen, want het komt natuurlijk vaak voor, zeker bij mensen die veel tijd alleen doorbrengen. Ze ontwikkelen manieren om met zichzelf te communiceren en vergeten vaak dat ze tegen anderen praten.’
Met een oeuvre vol uitgesproken personages rijst de vraag in hoeverre de stripmaker zijn acteurs gebruikt om zijn mening te ventileren. ‘Ik probeer ze niet perse tot stand-in voor mijn mening te maken, ik wil dat ze individuen zijn. Ze zijn meer vrienden van me, wiens mening de helft van de tijd exact overeenkomt met wat ik vind, maar de andere helft absoluut niet,’ zegt Clowes lachend.
Dan Pussey
In de verhalen over de fictieve stripmaker Dan Pussey uit de vroege jaren negentig schetst Clowes een vilein beeld van de Amerikaanse stripindustrie: ‘Ongetwijfeld begon ik aan Pusseys verhalen om mijn frustraties over de stripwereld te ventileren. Ik wilde wraak nemen op de wereld waarin ik vastzat zonder dat ik daar iets over te zeggen had. De enige plek waar ik mijn strips kon verkopen waren namelijk stripwinkels waar alles draaide om superheldenstrips. Toen ik echter aan die verhalen werkte en Dan Pussey wat beter leerde begrijpen, kreeg ik sympathie voor hem. Ik kreeg steeds meer het idee dat ik net als hij had kunnen worden als ik als tiener een paar andere keuzes had gemaakt.’
Daniel Clowes: De Ideale Man. (Oog & Blik/De Bezige Bij). ISBN: 978 90 549 2315 2
De Stripschapjaarprijzen, ook wel de Stripschappenningen genoemd, worden sinds 1981 jaarlijks toegekend door Het Stripschap, op voordracht van een onafhankelijke commissie. Samen met Barbara Stok, Frans Le Roux, Jan-Willem de Vries en Erwin Brakels, zat ik dit jaar in de jury voor de Stripschapprijzen. Voorzitter was Ger Apeldoorn. Hieronder een overzicht van de genomineerde albums.
In de categorie Nederlands Jeugd zijn genomineerd:
Draken met stekkers, door Edward van de Vendel (tekst) en Floor de Goede (tekeningen) (uitgeverij Querido) Het eerste album met stripgedichten van Edward van de Vendel en Floor de Goede werd vorig jaar genomineerd. In het tweede album weten de heren het niveau hoog te houden. Komisch, emotioneel, toegankelijk. Het perfecte stripalbum voor ouder en
kind.
Pipo en zijn verre vaderland, door Wim Meuldijk (tekst) en Jan van der Voo (tekeningen) (uitgeverij Stripwinkel.nl)
Een klassiek verhaal van Pipo de Clown, zo bewerkt en zo modern dat het gisteren gemaakt had kunnen zijn. Oorspronkelijk voorgepubliceerd in Donald Duck en met liefde gerestaureerd.
Roboboy de supersnotneus 6: Grote griezels!, door Willy Linthout (tekst) en Luc Cromheecke (tekeningen) (uitgeverij Catullus)
Jarenlang maakten Luc Cromheecke (Plunk!) en Willy Linthout (Het jaar van de olifant, Urbanus) Roboboy de supersnotneus voor Taptoe. De albums verschenen bij verschillende uitgevers. Het is te hopen dat dit album een voortzetting van de sympathieke serie mogelijk maakt.
In de categorie Nederlands Avontuur en Vermaak zijn genomineerd:
Haas 1: De weg terug, door Rob van Bavel (tekst) en Fred de Heij (tekeningen) (uitgeverij Don Lawrence Collection)
De eerste Nederlandse verzetstrip is de grote hit van het sinds vorig jaar opnieuw uitgebrachte tijdschrift Eppo. Fred de Heijs ruwe tekenstijl past prima bij dit doordachte avonturenverhaal.
S1ngle 9: Trio, door Peter de Wit (tekst) en Hanco Kolk (tekst en tekeningen) (uitgeverij De Harmonie)
Peter de Wit en Hanco Kolk brengen hun strip in het kielzog van de televisieserie tot nieuwe hoogte door in dit album Stella voor het eerst verliefd te laten worden. Dat kàn niet goed aflopen…
Burka Babes 2: Polderburka’s, door Peter de Wit (uitgeverij De Harmonie)
Bij het eerste deel van deze perfect uitgegeven thema-afleveringen van zijn Volkskrant-strip Sigmund hield Peter de Wit nog vol dat het gewoon om vrouwen met lange jurken ging. In dit deel begint ook bij hem langzaam het sociale commentaar binnen te sluipen.
In de categorie Nederlands Literair zijn genomineerd:
Wolken, door Wasco (uitgegeven in eigen beheer)
Wasco (Henk van der Spoel) bewijst met Wolken dat hij één van de meest eigenzinnige stripmakers van Nederland is. Wolken valt in het bijzonder op door het surrealistische verhaal en de doordachte visualisatie. Een bijzonder stripexperiment dat als ‘24 hour comic’ ver boven het gemiddelde uitstijgt.
In de schaduw van mijn lul, door Sam Peeters (uitgeverij Oog & Blik/De Bezige Bij)
In deze intelligente en absurdistische vertelling, brengt Peeters in duidelijke platen zonder tekst het leven in beeld van een stadje dat in de schaduw van zijn geslacht ligt. In deze estafette-achtige vertelling, maken God en ander buitenaards volk hun opwachting, maar blijkt de stripmaker zelf een goddelijke schepper.
Terug naar Johan, door Michiel van de Pol (uitgeverij Oog & Blik/De Bezige Bij)
Een innemende striproman over de puberteit, waarin Van de Pol op volwassen wijze, met zelfreflectie en zelfspot, vertelt over hoe hij en jeugdvriend Johan langzaam uit elkaar groeien.
In de categorie Buitenlands zijn genomineerd:
Lou! 5: Laserninja, door Julien Neel (uitgeverij Glénat)
Eén van de leukste en warmste meidenstrips uit Frankrijk weet in Nederland maar slecht z’n publiek te bereiken omdat het nergens wordt voorgepubliceerd en door de uitgever zonder al te veel bombarie op de markt wordt gebracht. Toch is het met z’n soepele mengeling van soap en humor en z’n aansprekende tekenstijl perfect voor moeders en meiden van alle leeftijden.
Magasin General 5: Montreal, door Régis Loisel en Jean-Louis Tripp (uitgeverij Casterman) De samenwerking tussen Loisel en Tripp, twee stripmakers die het heel goed zonder elkaar zouden kunnen, levert nu al vijf delen lang een bijzondere reeks op; een ontroerend verhaal over gewone mensen in een koud land waar de lezer met plezier in weg kan dromen.
Wilson, door Daniel Clowes (uitgeverij Oog & Blik/De Bezige Bij)
Daniel Clowes is één van de grote jongens uit het Amerikaanse striplandschap. Toch gaat hij niet gebukt onder zijn eigen gewicht. Met Wilson weet hij een grappig en af en toe storend beeld te schetsen van een bijzondere man. Ondertussen speelt hij met stijlen en betovert hij de lezer met zijn soepele tekenpen.
In de categorie Productie zijn genomineerd:
Joost Swarte, Cyril Koopmeiners, René Windig en Eddie de Jong, voor de vormgeving en productie van Heinz van H tot Z 1, door Eddie de Jong en René Windig (uitgeverij Oog & Blik/De Bezige Bij) Eén van de grappigste en meest aansprekende Nederlandse gagstrips ooit wordt eindelijk compleet uitgegeven. En wat een uitgave! De strips zijn opnieuw ingekleurd, er is veel achtergrondmateriaal en dat alles in een boek dat je op schoot kunt nemen en waar je uren in kunt verdwijnen.
Femke Wubben, voor de vormgeving van Pinokkio, door Winshluss (pseudoniem voor Vincent Paronnaud) (uitgeverij Oog & Blik/De Bezige Bij)
Deze genadeloze adaptatie van het oude Pinokkio-verhaal is niet alleen oogverblindend mooi, het is ook tot in de puntjes verzorgd uitgegeven, mede dankzij de grafische vormgeving van Femke Wubben van Studio de Raaf.
Nicolaas Matsier, en Hester Meijer en Peter de Raaf, respectievelijk voor de vertaling en lettering van Het boek Genesis, door Robert Crumb (uitgeverij De Harmonie/Oog & Blik/Vrijdag) Crumb vat de bijbel op zijn eigen wijze samen in een mooi uitgegeven en betaalbaar boek, wat terecht één van de grote hits van het afgelopen jaar werd. Wat daarbij nauwelijks opvalt, is hoe kunstig bijbelkenner Nicolaas Matsier diverse bijbelvertalingen naast elkaar heeft gelegd om tot een perfect leesbare tekst te komen en hoe knap het geheel door Hester Meijer en Peter de Raaf in een geheel eigen stijl is geletterd.
Wie er in de diverse categorieën wint wordt onthuld tijdens de prijsuitreiking op zaterdag 25 september op De Stripdagen in Expo Houten te Houten.
Ben je het eens met de lijst? Of oneens omdat je favoriete strip van het afgelopen jaar er niet tussenzit? Reageren kan in het commentformulier. Omdat ik echter geen commentaar kan geven op de beslissingen die we collectief als jury hebben genomen, zal ik niet reageren op je reactie. Dat je het weet.
Vandaag was een fijne lazy sunday. Laat wakker worden, kopje koffie en een bezoekje aan Concerto.
Dat is toch wel een van mijn favoriete platenzaken in Nederland, Concerto in de Utrechtse straat. Een van de laatste onafhankelijke muziekverstrekkers met een ruime collectie cd’s, curieuze albums, muziekboeken en films. Tegenwoordig verkopen ze er ook (een bescheiden collectie) strips én de Zone 5300. En goede strips ook trouwens. Met nadruk op de grote namen uit de alternatieve comicsscene zoals Robert Crumb en Daniel Clowes, maar ook Europese klassiekers als Kluifje en Sigmund.
Een goede zaak, dat je in zo’n winkel als Concerto ook strips kunt kopen. Een deel van het publiek dat gaat voor goede muziek, zou best ook interesse kunnen hebben in interessante beeldverhalen. Het valt allemaal onder de noemer populaire cultuur en past dus prima onder het dak van een platenzaak.
Concerto geeft trouwens zelf ook een muziekblad uit: Mania. Met daarin nieuws en recensies van nieuwe releases en interviews. Natuurlijk is Mania ook bedoeld om het product onder de aandacht van de consument te brengen, maar desondanks vind ik de interviews en recensies informatief. De korte stukken lazen in ieder geval lekker weg toen ik na mijn bezoekje, in de schaduw op een terrasje, van een koffie verkeerd aan het genieten was.
De gekochte strip Pussey van Daniel Clowes – een cynische parodie op de Amerikaanse stripwereld – bewaarde ik voor thuis. Lekker leesvoer bij Exhile on Main Street, de Stones-cd die eigenlijk de reden was voor mijn bezoek aan de Utrechtse straat.
Het Nederlandse striplandschap is recent verrijkt met drie stripbladen. Voor de liefhebber van literaire stripverhalen is er Eisner; voor prikkelende pulpstrips is er Pulpman, terwijl Eppo vooral de nostalgische lezer bedient.
Het stripblad Eisner is gewijd aan de grafische roman en bevat korte beeldverhalen met literaire ambities. Vorig jaar november verscheen het eerste nummer in 2500 exemplaren bij uitgeverij Podium. Het stripblad is vernoemd naar de Amerikaanse stripmaker Will Eisner die naar verluidt de term graphic novel introduceerde om uitgevers te interesseren voor zijn strip A Contract with God (1978). Grafische roman klinkt in de oren van een literaire uitgever immers beter dan strip, een medium dat in eerste instantie geassocieerd wordt met leesvoer voor kinderen. De redactie van Eisner hoopt dit beeld te veranderen en literatuurminnende lezers kennis te laten maken met strips voor volwassenen. Hoofdredacteur Erik Noomen, die recent het stokje overnam van Ward Wijndelts: ‘Een vorm die gebruikt wordt om een Asterixverhaal te vertellen kan ook worden ingezet voor het vertellen van een verhaal over het Midden-Oostenconflict.’ Bij de selectie van de strips gaat de redactie vaak uit van de stripmaker, laat Noomen weten. ‘De tekenaar moet iets eigens hebben en het verhaal visuele zeggingskracht.’De Eisner-redactie heeft een eclectische en uiteenlopende smaak: in de twee nummers die er tot nu toe zijn uitgebracht staan onder meer een sfeervolle stripbewerking van het horrorverhaal ‘The outsider’ van H.P. Lovecraft door Erik Kriek, twee sleutelscènes uit de roman Het Diner van Herman Koch verstript door getalenteerde nieuwkomer Merel Barends, een bijdrage van Michiel van der Pol waarin hij vol zelfspot jeugdherinneringen over zijn seksuele voorlichting verhaalt en ook gerenommeerd werk van internationale stripmakers als Daniel Clowes die in ‘Art School Confidential’ met bijtende humor het kunstonderwijs portretteert. Door die diversiteit is Eisner een aardige staalkaart van wat het beeldverhaal te bieden heeft. De geselecteerde voorpublicaties die ook in het blad staan vormen echter zelden een afgerond verhaal, wat een onbevredigende leeservaring oplevert.In de toekomst hoopt Noomen enkele bekende namen uit de literaire wereld aan het blad te verbinden. Arnon Grunberg heeft toegezegd een stripscenario te schrijven op basis van een van zijn reisreportages en Robert Vuijsje, winnaar van de Gouden Uil voor zijn debuut Alleen maar nette mensen, zal ook een script schrijven.
Pulpman: Pulp voor de liefhebber Waar Eisner drie keer per jaar staat voor de literaire en poëtische strip, vertegenwoordigt Pulpman iedere zes weken de andere kant van het spectrum: vermakelijke pulpverhalen waarin op expliciete wijze en zonder schroom de duistere kanten, driften en zwakheden van de mens worden belicht. Vaak met de titelfiguur van het blad, een naargeestig mannetje met een clownesk gelaat, in de hoofdrol. Net als bij de andere stripbladen beoogt de redactie als keurmerk te fungeren. ‘Pulpman zoekt naar de parels van de pulp. […] Uitgangspunt voor een goede strip blijft vakmanschap: een tekenaar die kan tekenen, met swung en dynamiek, een verhaal vertellen, karakters neerzetten en een sterke lay-out,’ aldus het voorwoord in de eerste Pulpman die februari dit jaar in een bescheiden oplage van 800 stuks van de drukpers rolde. Vervang het woord ‘pulp’ voor ‘beeldverhaal’ en dezelfde introductie had ook in Eisner kunnen staan.Stripmaker, schilder en illustrator Fred de Heij en uitgever Ger van Wulften initieerden Pulpman uit eigen behoefte. De Heij: ‘Ik wilde altijd al een striptijdschrift hebben en ben uitgegaan van wat ik het allerleukste vind.’ Omdat De Heij het merendeel van de strips en achtergrondartikelen verzorgt drukt hij een duidelijke stempel op het blad. Zijn verhalen zijn over the top, eindigen geregeld met een onverwachte wending en zijn dikwijls pornografisch.
Net als Eisner bevat Pulpman originele verhalen en voorproefjes van nog uit te komen strips. Mede dankzij de korte introductie van de gasttekenaars geeft Pulpman een aardig, zij het wat willekeurig beeld van het begrip pulpstrip. De Heij en gastschrijvers als Peter Breedveld, striprecensent van Vrij Nederland, lichtten in de artikelen uiteenlopende onderwerpen uit. Hoewel De Heij zijn persoonlijke visie geeft komt de nieuwsgierige lezer veel te weten over bijvoorbeeld de geschiedenis van pulpstrips en de invloed van Joodse makers op de Amerikaanse stripindustrie. De toon van Pulpman is die van een dikke knipoog en een tikkeltje tegendraads. Het zal geen toeval zijn dat in het eerste nummer de Eisner wordt gerecenseerd. Zelfs over een op het eerste gezicht onschuldige en oubollige jongensstrip als Bob Evers (uit de Eppo) weet De Heij te vertellen dat deze zijn oorsprong heeft in een strip die in het nationaal-socialistische blad Jeugd werd gepubliceerd.
Gezien de toon en de verheerlijking van pulp ligt het voor de hand om het blad te zien als tegengeluid op de graphic novel. Toch stellen de makers duidelijk dat ze nergens tegenaan willen schoppen. Het plezier en de passie die de bladmakers voor pulpstrips hebben straalt Pulpman zeker uit en werkt aanstekelijk.Eppo, een nostalgisch stripblad In het midden tussen Eisner en Pulpman bevindt zich de Eppo. Dit tweewekelijkse stripblad bevat voorpublicaties van mainstream strips, het soort waar je het eerste aan denkt als je het woord strip hoort: Storm, Agent 327, Franka en Dirkjan. Het gros bestaat uit onschuldige avonturen- en humorstrips die, net als sommige verhalen in Pulpman, in afleveringen verschijnen. In tegenstelling tot Eisner dient van deze bladen dus ieder nummer aangeschaft te worden om niets van de vervolgverhalen te missen.
Voorpublicaties zijn misschien vervelend voor de ongeduldige lezer, volgens Eppo-hoofdredacteur en initiatiefnemer Rob van Bavel zijn ze een belangrijke inkomstenbron voor stripmakers omdat de albumverkoop te laag is om van te leven. Daarbij wordt het ouderwetse Eppo-gevoel volgens sommigen juist gekenmerkt door het in spanning afwachten tot het nieuwe nummer weer op de deurmat valt.
Eppo werd in januari dit jaar nieuw leven in geblazen. Het stripblad verscheen oorspronkelijk van 1975 tot halverwege de jaren tachtig. Na talloze naamswijzigingen en samenstellingen verdween het in 1999 van de markt. De nieuwe Eppo lijkt voort te komen uit een drang naar nostalgie, want het merendeel van de strips stond ook in de eerste incarnatie van het blad. Volgens Van Bavel is Eppo ook niet voor kinderen bedoeld, maar voor de dertigplussers die het vroeger ook lazen: ‘Jongeren vanaf zes jaar lezen geen strips meer, die gaan liever gamen of online. Dat is ook de reden dat de oude Eppo uiteindelijk is verdwenen: ze hielden vast aan de jeugd als doelgroep.’ Toch hoopt hij dat de Eppo van papa ook wordt ingekeken door nieuwsgierige lezertjes.
Hoewel de interviews in het blad interessant leesvoer zijn en de achtergrond en methodiek van de stripmakers inzichtelijk maken, wekt de toon van de redactionele teksten niet de indruk dat volwassenen worden aangesproken. Desondanks lijkt Eppo een succes: met een oplage van 25.000 exemplaren is dit het grootste stripblad van Nederland.
Dit artikel verscheen eerder in VPRO Gids #34 onder de titel Nieuwe Avonturen.
‘Een man die op zijn dertigste nog Spider-Man comics leest, zal nooit helemaal volwassen worden’, zei ik met geheven glas. ‘Gelukkig maar’, verzuchtte de schone schrijfster met wie ik aan het einde van de stripbeurs aan een tafeltje zat. Wie denkt dat op stripbeurzen alleen uitgezakte veertigers in een vaal T-shirt rondlopen, met een plastic tasje in de hand geklemd, opzoek naar dat ene exemplaar om hun – toch al stoffige – collectie mee te completeren, vergist zich. Ja, deze gasten lopen er natuurlijk ook, maar net zo goed jonge stelletjes, Jan Modaal, kids, kunstliefhebbers, handelaren en striptekenaars. In Rijswijk was het afgelopen weekend een stipbeurs in het ‘evenementencentrum’. Tja, dat laatste klinkt niet zo opwindend, en beste lezer, ik kan je verzekeren dat Rijswijk niet beticht kan worden van een opwindende uitstraling. (De Stripdagen in Haarlem zijn wat betreft opwinding niet te toppen.) Tegelijkertijd met de stripbeurs, vonden een cd-beurs en gothicbeurs plaats – men dacht alle alternatievelingen op een hoop te gooien en in een weekend te bedienen.
Echt verzamelen
Samen met long time vriend Zeke de Hondt en Sjitske liep ik zaterdag rond om te babbelen met andere stripvrienden en – kennissen. Eigenlijk kom ik alleen daarvoor nog naar stripbeurzen, want echt verzamelen doe ik allang niet meer. Jarenlang kocht ik braaf ieder nieuw nummer van Spider-Man, maar de illusie dat je collectie later veel geld waard wordt, en dat je vooral daarom alle zes verschillende covers van hetzelfde deeltje moet kopen, heb ik eeuwen geleden losgelaten. Toch is de strip een mooie kunstvorm die in de laatste jaren met de komst van webcomics alleen nog maar interessanter is geworden. Daarom lees ik strips nog graag. Met strips bedoel ik vooral Amerikaanse comics, zowel het harde superheldenwerk als de graphic novels met meer realistische verhalen – strips als Ghost World van Daniel Clowes, American Splendor, Beg the Question. Het bekende Europese werk: Kluifje, Suske & Wiske, Franka – het is niet aan mij besteed.
Leuke gesprekken en bier drinken wel, wat we na aan het einde van de middag ook deden. (Ons voornemen om ons te vergapen aan de goth-chicks in de hal er naast – onder het mom van ‘altijd pret met vrouwen in korset’ – hebben we helaas niet kunnen uitvoeren. Daar was geen tijd voor. Ach, volgend jaar beter.)Ik liep een schone schrijfster/televisiemaakster tegen het lijf en raakte met haar aan de praat. We bleken veel raakvlakken te hebben: filmwetenschap, de film Wonder Boys, werken in de media, de uitdaging van het schrijven, Tim Burton. Altijd fijn om een vrouw te ontmoeten met wie je je cultuurfetisjen kunt delen en die je met de hand op het hart vertelt dat het eerder een pre dan een slechte eigenschap is om je rond je dertigste en later nog met de kunstvormen uit je jeugd bezig te houden.
Verantwoordelijkheden
Wat is immers volwassenheid? Het clichébeeld is dat we serieus ons werk doen, een gezinnetje stichten en in de weekenden naar Walibi Flevo gaan. Ik vind het prima dat ik op een leeftijd ben dat ik zekere verantwoordelijkheden op me moet nemen: me professioneel gedragen wanneer dat gewenst wordt, mijn belastingen en andere vaste lasten betalen en te stemmen om de democratie in stand te houden. Voor de rest moet men niet meer van me verwachten. Laat mij maar lekker op stripbeurzen rondhangen, barkrukken bezetten, films tig keer kijken, cd’s grijsdraaien, strips verslinden en flauwe posts plaatsen op blogs. Dan mag de rest van de wereld zich bezighouden met ‘volwassen zaken’, whatever that means.