Categorieën
Strips

Nieuwe generatie stripmakers presenteert zichzelf onder de naam Con Artists

Op Stripfestival Breda waren zowel stripprofessionals aanwezig die al jaren in het wereldje meegaan, als een nieuwe generatie tekenaars. Die zaten onder andere achter de stand van het Vlaamse Stripgilde en waren ook aanwezig onder de noemer Con Artists, een collectief dat door Johan de Rooij en Jaap Rozema is samengebracht.

Bron: annestalinski.blogspot.nl
Vlnr: Djip Minderman, Coen Vosveld en Loeke Meijlink Bron: annestalinski.blogspot.nl

Achter Con Artists gaat een groep schuil van ruim 30 stripmakers: veel (oud)-studenten Comic Design of Illustratie, maar ook enkele autodidacten. Achter de kraam op de Stripdagen Haarlem eerder dit jaar zaten ook Mattt Baaij, Abe Borst, Joyce Ensing, Amanda Majoor, Emma Ringelding, Jan-Willem Spakman en Rik Wielheesen.

In Breda zaten onder andere Karida van Bochove, Kim Hoorweg, Joris de Jong, Loeke Meijlink, Anne Staal, Djip Minderman en Marloes de Vries achter de kraam. De Vries interviewde ik recent nog over haar leuke Journal Doodles, omdat ik het ook belangrijk vind om nieuwe stripmakers en illustratoren onder de aandacht te brengen.

En daarbij vind ik het gewoon erg goed als stripmakers zelf boekjes publiceren. Zo zijn aardig wat stripmakers begonnen. Barbara Stok reed vroeger door heel Nederland om bij winkels haar zelfgedrukte Barbaraal langs te brengen totdat Vic van de Reijt, toenmalig uitgever van Nijgh & Van Ditmar, haar opbelde om te zeggen dat hij haar graag wilde uitgeven. Ook Flo is met smallpress begonnen. Aimée de Jongh en Rob van Barneveld geven nog steeds zo nu en dan een boekje in eigen beheer uit ook al zitten ze bij echte uitgeverijen. Gewoon, omdat het leuk is.

Dit weekend kocht ik van Van Barneveld zijn 24 Hour Comic Sterke verhalen. Enthousiast maakte hij een stripje op het schutblad:

rob_sterkeverhalen Ik vroeg Johan de Rooij, scenarist en initiatiefnemer, om uitleg over het collectief Con Artists:

‘Sinds de Stripdagen in Haarlem heb ik mij opnieuw opgeworpen als pleitbezorger van het jonge talent. Het doel nu: een duidelijker onderscheid op stripbeurzen creëren tussen (toekomstig) professionals en smallpress amateurs. De methode: de handen ineenslaan zodat de nieuwe generatie niet her en der met hun kraampjes tussen de bananendozen terechtkomt, maar er een mooi bergje geld ontstaat voor een kraam op een écht goeie plek. Daar kunnen ze zich dan met één gezicht aan het publiek presenteren als de stripmakers van morgen en bovendien gemakkelijker in contact komen met uitgevers, stripbladen en collega’s.’

De Rooij was eerder hoofdredacteur van stripblad De Lijn, waar de nieuwe generatie stripmakers in werd gepubliceerd. Over de organisatie in Breda was hij goed te spreken:

‘Na een succesvol ’talenteneiland’ op de Grote Markt in Haarlem en een kleine afvaardiging op de StripmART in Lelystad, vielen we afgelopen weekend in Breda met onze neus in de boter. De organisatie stond namelijk bijzonder welwillend tegenover onze insteek en bood ons zelfs een professionele plek in de Finntax-zaal aan tegen een vrijwillige vergoeding! Hoewel het weer wat tegenviel, mochten we daarnaast ook gebruikmaken van een kraam buiten het Chassé Theater. Vanuit onze groep heb ik dan ook alleen maar positieve geluiden gehoord: was het niet over de verkoop (die nogal verschilde per persoon), dan toch over het uitwisselen van visitekaartjes met geïnteresseerde uitgevers.’

Als nieuwe stripmaker moet je van alles doen om je werk onder de aandacht te brengen. Alleen een beetje Facebooken is niet genoeg. Een goede website waar je regelmatig nieuw materiaal publiceert, social media én je gezicht laten zien op stripbeurzen.

Categorieën
Strips

Stripbladen in Nederland: Van Duckstad tot Zone 5300

Het aanbod van Nederlandse striptijdschriften werd recent verrijkt met Por Dios en Kwynk. Maar de gouden tijden van de stripbladen lagen in de jaren zeventig en tachtig. De distributie is een probleem voor de kleine bladen. Lezen we de strips in de toekomst alleen nog maar digitaal?

Recent werd het aanbod van Nederlandse stripbladen verrijkt met Por Dios en Kwynk. Beide stripbladen bestaan grotendeels uit oude strips die digitaal zijn opgepoetst, maar daar houdt de vergelijking dan ook wel mee op. Por Dios bevat ieder nummer een heel album, van bijvoorbeeld bekende striphelden als Storm, Agent 327 of Franka, aangevuld met korte verhalen van andere striphelden. Kwynk daarentegen bevat voornamelijk korte en vervolgverhalen van stripmakers als Jan Kruis, Gerard Leever, Jan van der Voo en Patty Klein. De strips zijn bedoeld voor kinderen vanaf een jaar of zeven.

‘De gedachte achter Kwynk is om oude strips op te peppen en leesbaar te maken voor de jeugd van nu,’ vertelt initiatiefnemer John Croezen. ‘Een paar jaar geleden waren we er al mee bezig, maar door de crisis trok de uitgever de stekker eruit. Zomer vorig jaar werd ik benaderd door uitgeverij Marken uit Limburg en die wilde een digitale kiosk opzetten met daarin alleen digitale bladen en ook stripbladen. We hebben het concept uit de kast gehaald en dat is de Kwynk geworden.’

Een kwestie van distributie
Bijzonder aan Kwynk is dat het blad alleen digitaal verkrijgbaar is op de iPad, of te downloaden als PDF. ‘Digitaal betekent geen drukkosten en geen problemen met de distributie,’ zegt Croezen. ‘Je kunt stellen dat in Nederland de distributie van strips allerbelabberdst is. Ik heb een album over Pipo de Clown uitgegeven maar dat kreeg ik met geen mogelijkheid in de winkel. Ik heb echt alles geprobeerd, distributeurs gebeld en grote winkelketens, maar die vonden dat strips te weinig omzet genereren om er ruimte voor te maken in het schap. Tenzij je de Donald Duck of Suske en Wiske bent, kom je er gewoon niet tussen.’

Tonio van Vugt, hoofdredacteur en uitgever van het striptijdschrift Zone 5300 beaamt dat: ‘Distributie is altijd een probleem geweest. We brengen de Zone nu vooralsnog zelf in de winkels. Er is geen distributeur voor kleine striptijdschriften in Nederland.’

Hoogopgeleide liefhebbers
Zone 5300
– tijdschrift voor strips, cultuur en curiosa – bevat naast strips ook artikelen over film, muziek en boeken. ‘Geen enkele kunstvorm staat immers op zich en aangezien we strips als kunstvorm beschouwen, vind ik de relatie tot andere media relevant,’ aldus Van Vugt. Met een oplage van 2500, waarvan er duizend naar abonnees worden gestuurd, is Zone 5300 vooral een blad voor de hoogopgeleide liefhebber tussen de 20 en 40. ‘Er zitten veel schrijvers, illustratoren en muzikanten in ons lezersbestand. We willen dingen brengen die nog niet bekend zijn bij een groot publiek. Tekenaars als Erik Kriek, Gummbah en Maaike Hartjes hebben bijvoorbeeld hun doorbraak bij de Zone gehad,’ zegt Van Vugt. Het blad kan vooral voortbestaan omdat de redactie bestaat uit een groep vrijwillige professionals.

Por Dios is geïnitieerd door Rob van Bavel, die in 2009 ook met de nieuwe versie van het oude vertrouwde blad Eppo op de proppen kwam. Eppo bevat voornamelijk vervolgverhalen van mainstream strips en richt zich op de nostalgische veertiger die als kind het blad ook las. Het stripblad verscheen oorspronkelijk van 1975 tot halverwege de jaren tachtig. Na talloze naamswijzigingen en samenstellingen verdween het in 1999 van de markt. De oplage van de tweewekelijkse Eppo ligt rond de 18.000. Het blad heeft 8.000 abonnees.

Komt Eppo, waar veel werk van Nederlandse makers in staat, uit de kosten? ‘Dat is heel lastig om te zeggen omdat Eppo ook weer uit allerlei takken bestaat. Je hebt het blad, de albums van de uitgeverij en ons eigen verkoopkanaal,’ zegt Van Bavel. ‘Op een gegeven moment maak je bijvoorbeeld verlies met het blad maar winst via de nevenactiviteiten. Ik heb vorig jaar een paar stripalbums uitgebracht om te zien wat dat in de markt doet. Ik denk dat ik eind van dit jaar daar meer over kan zeggen.’ Volgens Van Bavel is het belangrijk voor de Nederlandse strip dat er in Eppo strips voorgepubliceerd worden. Stripmakers kunnen niet leven van de albumverkoop dus voorpublicaties zijn een belangrijke inkomstenbron.

Vrolijke weekbladen in de kiosk
Van Por Dios worden er iedere maand 30.000 exemplaren gedrukt en verspreid onder 3500 verkooppunten. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Zone 5300, zijn de bladen van Van Bavel wel in de schappen van de kiosk te vinden. Net als de Donald Duck. Het vrolijke weekblad is met een oplage van 310.000 immers nog steeds marktleider.

Donald Duck is het allergrootste stripblad van Nederland, geen andere titel komt zelfs in de buurt,’ aldus Fiona Cordes, senior brandmanager ‘Kids’ voor Sanoma, dat onder meer meidenblad Tina, Cars en Nickelodeon Magazine op de markt brengt. Sanoma heeft het alleenrecht op Disney in Nederland en geeft enkele bladen uit met Disneystrips en -karakters.

‘De totale markt voor kindertijdschriften stijgt, er zit alleen een daling in de preschool-markt,’ aldus Cordes. De markt voor jeugdstripbladen wordt grotendeels gekenmerkt door bladen die zijn opgehangen aan een serie, thema of tv-zender. Bijvoorbeeld Disney XD en Ben 10 Magazine, gelieerd aan Cartoon Network. De jeugdbladen bevatten naast strips vaak ook puzzels, games- en gadgetnieuws en geïllustreerde verhalen en zijn gericht op specifieke doelgroepen.

Duckstad Twitter
Hoewel de Donald Duck primair bedoeld is voor kinderen tussen 7 en 12,  is het ook een blad voor het gehele gezin en worden de avonturen uit Duckstad ook gelezen door mannen tussen de 20 en 49. Om de doelgroep te bereiken, zet Sanoma ook nieuwe media in. ‘Duckstad Twitter is een groot succes; meer dan 10.000 followers en dat groeit nog iedere dag. In november vorig jaar werd de eerste Donald Duck Ei-phone app gelanceerd. Ook zal Donald Duck op de iPad niet lang op zich laten wachten,’ aldus Cordes. Zone 5300 houdt het voorlopig op een volwaardige website naast de papieren versie, waar geregeld artikelen, recensies en strips op gepubliceerd worden.

Digitaal uitgeven is een groeiende markt, erkent Croezen. ‘Het mooie is dat digitale nummers van Kwynk altijd te koop blijven. En er komen steeds meer online kiosken bij, waar we Kwynk ook kunnen aanbieden. Het blad loopt nu nog niet storm. Dit komt deels omdat we ons nog niet veel met promotie hebben beziggehouden, maar we verwachten dat er binnenkort een stijgende lijn in zit.’

Oud-papier
Croezen denkt zelfs dat we over tien jaar geen strips meer op papier zullen lezen: ‘Dan is er ook geen krant meer te koop op straat. Kijk maar naar vinylplaten, dat is alleen nog maar handel voor DJ’s en nostalgische lui. Met papier zal het net zo gaan. Kranten zitten nu al in problemen en gaan steeds meer online. Ik vind het ontzettend knap van Rob van Bavel dat hij Eppo nog in de winkel krijgt, maar ik vraag me af hoe lang dat nog gaat duren.’

Van Bavel: ‘Daar kan hij best gelijk in hebben. Ik denk dat de Eppo-doelgroep, mannen in de veertig, een verbintenis hebben met papier en graag strips op papier blijven lezen. Maar die groep wordt steeds kleiner en als het kostentechnisch niet meer haalbaar is, zal het stoppen.’

Van Vugt is optimistischer: ‘Papier zal zeker afnemen, maar dat geldt vooral voor tijdschriften en kranten die toch na een paar dagen in de kattenbak verdwijnen. Maar nichetijdschriften als Zone 5300 en Eisner (gericht op literaire beeldverhalen, red.) wil je gewoon op papier lezen. Dat zijn collector’s items, geen wegwerpartikelen.’ Bij Sanoma zien ze nieuwe media als een middel om nieuwe doelgroepen aan te boren en de positie van de mannendoelgroep te versterken, maar papier zal niet verdwijnen. ‘Over 10 jaar valt nog altijd wekelijks het vrolijkste weekblad van Nederland op de deurmat!,’ aldus Fiona Cordes.

Tijdschriftenbak
Behalve bovengenoemde titels bevat de tijdschriftenbak nog andere stripbladen. Een selectieve greep:

Geïnteresseerde striplezers halen hun informatie onder andere uit Zozolala en Stripschrift. De liefhebber van pulpstrips en het werk van Fred de Heij leest het eigenzinnige blad Pulpman. Bekend maar vooral nieuw talent is te vinden in het onregelmatig verschijnende De Lijn. Eisner, vernoemd naar de beroemde stripmaker Will Eisner, bevat beeldverhalen met een literaire inslag.

Dit artikel is woensdag 2 maart in Het Parool gepubliceerd.