Categorieën
Strips

Stripdagen Haarlem 2012: Kijk! Lees! Arabische strips!

Tijdens de elfde editie van de Stripdagen Haarlem, die in het eerste weekend van juni plaatsvindt, staat de Arabische strip centraal. Programmadirecteur Joost Pollmann licht toe.

Affiche getekend door Peter van Dongen.

In de thematentoonstelling Chouf! Qra! (Kijk! Lees!) wordt het werk van tien stripmakers uit de Arabische wereld getoond, waaronder Marokko, Egypte en Soedan. Van hen zijn strips, cartoons en andere publicaties te zien, evenals stripbladen en albums.

Al sinds de eerste editie in 1992 van Stripdagen Haarlem kijkt het stripfestival ver buiten de landsgrenzen. Eerder kwamen onder meer Brazilië, Scandinavië en Indonesië aan bod. Waarom eigenlijk? ’Op een paar liefhebbers na weten mensen vaak niets over strips uit andere landen. Het is gewoon nodig dat men weet dat het er is en wat er allemaal is. Ik heb daarom ook nu weer geprobeerd om zoveel mogelijk tijdschriften en boeken te verzamelen,’ vertelt Joost Pollmann, programmadirecteur en samensteller van de expositie. ‘Oost-Europa hebben we in de vorige editie toegankelijk gemaakt met een online database en een tentoonstelling. Nu geven we een beeld van de Arabische strip, die op dit moment erg in ontwikkeling is. Er ontstaan nieuwe initiatieven, er komen nieuwe stripbladen uit en een jonge generatie stripmakers laat van zich horen. Die ontwikkeling staat eigenlijk los van de Arabische Lente, al is de aandacht die de regio’s daardoor krijgen een gelukkig toeval voor ons. Het lijkt nu alsof we daarop inspelen, maar ik was al een jaar met mijn onderzoek bezig voordat de volksopstand in Tunesië begon.’

Censuur
Behalve laten zien wat er allemaal is, hoopt Pollmann ook zekere vooroordelen te ontkrachten: ‘Mensen hebben veel vooroordelen en aannames, die worden natuurlijk ook erg gepusht door een zekere blonde politicus. Een zo’n hardnekkig misverstand is dat het maken van afbeeldingen in islamitische landen verboden zou zijn. Maar is er is juist ontzettend veel beeld, alleen in de moskee mag het niet. In de gebedsruimte zijn vooral arabeske en abstracte vormen te zien. Daarbuiten wordt er gewoon gefilmd, getekend en gefotografeerd.’

Censuur kennen de landen wel, hetzij vanuit de heersende macht of vanuit de religie, al verschilt de mate van land tot land. Onder Mubarak werd in 2009 de striproman Metro van Magdy El Shafee een jaar na publicatie verboden. Deze grafische roman over het drukke en rumoerige leven in Caïro, met corrupte politici en criminele jongeren, beviel het regime van Mubarak niet. El Shafee werd door zijn verboden boek voor buitenlandse stripliefhebbers en journalisten een boegbeeld voor de Egyptische stripcultuur.

‘Het ergste geval van censuur is natuurlijk Ali Ferzat uit Syrië,’ vertelt Pollmann. ‘De geheime politie sloeg de cartoonist in elkaar, brak zijn vingers en dumpte hem langs de weg. Naar verluidt was de directe aanleiding voor deze aanval een cartoon waarop Assad bepakt en bezakt probeert mee te liften met Khadaffi, die per jeep de stad verlaat. Het is ironisch dat voordat Assad aan de macht was, hij een fan was van het werk van Ferzat.’

Illustratie: Kifah al Reefi.

Facebook
Ferzat is een van de stripmakers van wie er werk te zien is in Chouf! Qra! Iedere stripmaker vertegenwoordigd een land, zodat er verschillende aspecten van de Arabische strip worden getoond. Zoals Kifah al Reefi. Hij was een bekend tekenaar in de landen rond Irak en is gevlucht voor Saddam Hoessein die zijn cartoons niet kon waarderen. Hij woont tegenwoordig in Amsterdam-Noord. ‘Zijn geschiedenis is interessant, want exemplarisch voor veel tekenaars uit moeilijke politieke landen. Reefi heeft een prachtige woordeloze stijl, je moet als kijker meedenken om de symboliek van de prenten te interpreteren. Hij tekent veel over identiteitsproblemen en traumatische ervaringen.’

Sara Qaed uit Bahrein publiceert haar politieke prenten over de Arabische Lente op Facebook en Twitter. ‘Voor onze begrippen neemt ze een nogal radicaal standpunt in. Ze is van mening dat het volk is opgehitst door Hezbollah en Iran om de eenheid in het land te verstoren.’

Ook zijn er strips over The 99 te zien: een groep superhelden die genoemd is naar de negenennegentig namen of eigenschappen van Allah. De helden danken hun krachten aan een handvol mystieke Noor Stenen en strijden tegen het onrecht in de wereld. ‘De bedenker hiervan, Dr. Al-Mutawa, wilde iets plaatsen tegenover het negatieve stereotype beeld van de Arabier. Ook wilde hij de Arabische jeugd nieuwe rolmodellen bieden. Overigens zegt hij er wel expliciet bij dat het geen islamitische helden zijn, maar superhelden die islamitische waarden vertegenwoordigen, zoals tolerantie en moed,’ zegt Pollmann. Saillant detail: de comics worden door Amerikaanse vrouwen getekend.


Het is niet alleen politiek of escapisme wat de klok slaat. Recent werd het magazine Tok Tok uit Cairo opgericht. Met een kleine oplage vooral populair bij een hip, jong publiek. ‘Het blad staat vol met alledaagse taferelen. Mannen die twijfelen of ze wel of niet hun baard moeten afscheren, verhalen vol straatscènes waarin men met de scooter door de stad rijdt. En het ziet er allemaal heel luchtig uit. Niet dat dat een reactie is op de zwaarte van het leven daar overigens. Al zijn in de strips agenten en officieren wel prominent aanwezig.’ Mohammed Shennawy uit Egypte is de aanvoerder van Tok Tok, hij is een representant van de nieuwe jonge stripmakers in de Arabische regio. ‘Een heel goede tekenaar, zijn stijl lijkt veel op die van de Franse stripmaker Philippe Vuillemin. Maar dat berust op toeval, hij heeft Vuillemin pas kortgeleden ontdekt.’

Kinderwerk

Cartoon: Sara Qaed

Pollmann schreef een essay dat Forum, centrum voor multiculturele ontwikkeling, tegelijkertijd met de expositie uitbrengt. De stripspecialist geeft hierin voorbeelden van de Arabische stripcultuur. ‘De Arabische landen hebben een veel langere stripgeschiedenis dan dat ik aanvankelijk dacht. In de negentiende eeuw had je al satirische tijdschriften, net als hier. De geschiedenissen verlopen eigenlijk parallel. Wij hadden de Pep, zij Sinbad en andere jeugdbladen. Het merendeel van de huidige markt bestaat uit commercieel product gericht op jonge lezers. Disney is bijvoorbeeld actief in tien landen in het Midden-Oosten, ook Superman is in het Arabisch te lezen. Populaire stripbladen als Majid en Basim worden in oplagen boven de 100.000 exemplaren uitgebracht. De graphic novel-markt, strips voor een volwassen publiek gemaakt door auteurs, is klein maar in opmars. Er zijn veel initiatieven van jonge stripmakers, maar de zichtbaarheid van het medium is over het algemeen niet groot door slechte distributie en kleine oplagen.’

Manga
Natuurlijk moet men oppassen met het trekken van algemene conclusies bij een begrip als ‘Arabische strip’: we praten over stripculturen uit verschillende landen, geen homogeen gebied. Toch vielen Pollmann enkele overeenkomsten op in de twee jaar dat hij onderzoek deed. ‘Als je de typografie even wegdenkt, die overigens wel erg mooi is trouwens, is het opvallend hoe westers de strips ogen. Ik zie qua stijl niet veel verschillen met de Europese strip. Opvallend veel stripmakers tekenen in de manga-stijl. (Japanse strip met een expressieve stijl, red.) Op zich is dat logisch, want manga is op dit moment wereldwijd ontzettend populair bij jongere tekenaars, van Afrika tot Oost-Europa. Ook opvallend is het vrij grote aandeel van vrouwen onder de stripmakers. Ik heb een aantal Libanese stripmaaksters gesproken en van hen heb ik begrepen dat mannen vooral een “echte” loopbaan volgen. Strip maken wordt als beroep niet serieus genomen omdat men in de Arabische landen het medium toch vooral als leesvoer voor kinderen ziet. Precies zoals hier in de jaren tachtig.’

Maar er gloort hoop volgens Pollmann: ‘Naarmate meer tekenaars zich zullen bezighouden met verhalen voor volwassenen, al dan niet met politieke onderwerpen, zullen pers en publiek meer waardering krijgen voor het medium.’

De tentoonstelling Chouf! Qra! is tijdens de Stripdagen Haarlem in Galerie 37 te zien, in oktober en november ook in het Persmuseum te Amsterdam. Joost Pollmann geeft ook een gratis lezing over de Arabische strip in de Stadsbibliotheek van Haarlem op 2 juni om 16 uur.
Zie ook: www.stripdagenhaarlem.nl

En verder biedt de Stripdagen Haarlem:

Stripatlas
De Stripdagen Haarlem werpt de blik ook op de Nederlandse stripcultuur. Via de digitale Stripatlas wordt met één klik duidelijk waar stripwinkels, stripinitiatieven en stripmakers te vinden zijn. Nederland telt namelijk een aantal boeiende strip scenes, van de Inktpot in Utrecht, G’runn in Groningen tot stripantiquariaat Lambiek in Amsterdam. Stichting Beeldverhaal maakte deze geografische inventarisatie, na het festival zal Stichting Stripstift de gegevens updaten en aanvullen. De Stripatlas is bedoeld voor de branche en voor iedereen die op zoek is naar praktische stripinformatie.

Exposities
Traditiegetrouw zijn er veel exposities tijdens de Stripdagen Haarlem over stripmakers en beeldcultuur. Een kleine greep uit het aanbod: Turkartoon in Hotel Lion D’or laat de rijkdom zien van de hedendaagse Turkse strip; in Galerie Année II is een intergalactische expositie naar aanleiding van 15 jaar stripcollectief Lamelos; in een overzichtstentoonstelling van Joost Swarte in Tipitina hangt werk dat niet in zijn recente bundeling (Bijna) Compleet staat en de tentoonstelling bij Mark Keppel Lijstenmakerij & Galerie toont het ontwerpproces van het affiche voor de Stripdagen Haarlem 2012, ontworpen door huisstijltekenaar Peter van Dongen.

Muziek en strips
Zaterdagavond 2 juni is in het Patronaat het Zone 5300 festival. Zone 5300 is een tijdschrift gewijd aan strips, cultuur en curiosa. Op het podium onder meer striptheater met Eefje Wentelteefje en rock uit de Verenigde Staten met Swearing at Motorists/Marble Alley. Tussen en tijdens de optredens zijn cartoonjocks (live-striptekenen op muziek) actief. In samenwerking met de Turkatoon-expositie brengt Zone 5300 een special uit waarin een zestal Turkse striptekenaars voor het voetlicht wordt gebracht die behoorlijk afwijken van het beeld dat we hier hebben van Turkse cartoonisten.

Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids #21 2012.

Categorieën
Strips

Marvel houdt copyright op stripfiguren: Familie Kirby verliest rechtzaak

The Avengers #4, cover getekend door Jack Kirby

Een rechter in New York heeft beslist dat de erven van Jack Kirby geen aanspraak kunnen maken op de copyrights van personages die Kirby mede heeft gecreëerd.

Stan Lee is de vader van veel superhelden van Marvel, maar vaak creëerde hij de personages in samenwerking met anderen. Samen met Kirby werden onder andere de Hulk, de X-Men en de Fantastic Four in het leven geroepen.

Ook tekende Kirby een paar pagina’s van het eerste Spider-Man verhaal, maar omdat Lee Kirby’s stijl niet goed vond passen bij het personage, gaf hij de opdracht aan Steve Ditko. De cover van Amazing Fantasy #15, waarop Spider-Man voor het eerst aan de wereld werd getoond, is wel van de hand van Kirby.

In 2009 stuurde de familie Kirby een claim naar Marvel en moederbedrijf Disney waarin comics die gepubliceerd werden tussen 1958 en 1963 ter sprake kwamen. Dat waren onder meer deeltjes van The Amazing Spider-Man, The Avengers, Sgt. Fury and His Howling Commandos.

De rechter bepaalde echter dat Kirby zijn werk deed terwijl hij in dienst was van Marvel. Alles wat hij creëerde was daardoor automatisch eigendom van het bedrijf. Daarbij heeft Kirby, die in 1994 overleed, al eens afstand gedaan van eventuele rechten.

De erven Kirby lopen nu miljoenen mis. De strips verkopen tegenwoordig een stuk minder dan vroeger, maar er worden met de stripverfilmingen miljoenen dollars verdiend door Marvel en Disney. De Kirby’s hebben aangekondigd dat ze in hoger beroep gaan.

Categorieën
Strips

Stripbladen in Nederland: Van Duckstad tot Zone 5300

Het aanbod van Nederlandse striptijdschriften werd recent verrijkt met Por Dios en Kwynk. Maar de gouden tijden van de stripbladen lagen in de jaren zeventig en tachtig. De distributie is een probleem voor de kleine bladen. Lezen we de strips in de toekomst alleen nog maar digitaal?

Recent werd het aanbod van Nederlandse stripbladen verrijkt met Por Dios en Kwynk. Beide stripbladen bestaan grotendeels uit oude strips die digitaal zijn opgepoetst, maar daar houdt de vergelijking dan ook wel mee op. Por Dios bevat ieder nummer een heel album, van bijvoorbeeld bekende striphelden als Storm, Agent 327 of Franka, aangevuld met korte verhalen van andere striphelden. Kwynk daarentegen bevat voornamelijk korte en vervolgverhalen van stripmakers als Jan Kruis, Gerard Leever, Jan van der Voo en Patty Klein. De strips zijn bedoeld voor kinderen vanaf een jaar of zeven.

‘De gedachte achter Kwynk is om oude strips op te peppen en leesbaar te maken voor de jeugd van nu,’ vertelt initiatiefnemer John Croezen. ‘Een paar jaar geleden waren we er al mee bezig, maar door de crisis trok de uitgever de stekker eruit. Zomer vorig jaar werd ik benaderd door uitgeverij Marken uit Limburg en die wilde een digitale kiosk opzetten met daarin alleen digitale bladen en ook stripbladen. We hebben het concept uit de kast gehaald en dat is de Kwynk geworden.’

Een kwestie van distributie
Bijzonder aan Kwynk is dat het blad alleen digitaal verkrijgbaar is op de iPad, of te downloaden als PDF. ‘Digitaal betekent geen drukkosten en geen problemen met de distributie,’ zegt Croezen. ‘Je kunt stellen dat in Nederland de distributie van strips allerbelabberdst is. Ik heb een album over Pipo de Clown uitgegeven maar dat kreeg ik met geen mogelijkheid in de winkel. Ik heb echt alles geprobeerd, distributeurs gebeld en grote winkelketens, maar die vonden dat strips te weinig omzet genereren om er ruimte voor te maken in het schap. Tenzij je de Donald Duck of Suske en Wiske bent, kom je er gewoon niet tussen.’

Tonio van Vugt, hoofdredacteur en uitgever van het striptijdschrift Zone 5300 beaamt dat: ‘Distributie is altijd een probleem geweest. We brengen de Zone nu vooralsnog zelf in de winkels. Er is geen distributeur voor kleine striptijdschriften in Nederland.’

Hoogopgeleide liefhebbers
Zone 5300
– tijdschrift voor strips, cultuur en curiosa – bevat naast strips ook artikelen over film, muziek en boeken. ‘Geen enkele kunstvorm staat immers op zich en aangezien we strips als kunstvorm beschouwen, vind ik de relatie tot andere media relevant,’ aldus Van Vugt. Met een oplage van 2500, waarvan er duizend naar abonnees worden gestuurd, is Zone 5300 vooral een blad voor de hoogopgeleide liefhebber tussen de 20 en 40. ‘Er zitten veel schrijvers, illustratoren en muzikanten in ons lezersbestand. We willen dingen brengen die nog niet bekend zijn bij een groot publiek. Tekenaars als Erik Kriek, Gummbah en Maaike Hartjes hebben bijvoorbeeld hun doorbraak bij de Zone gehad,’ zegt Van Vugt. Het blad kan vooral voortbestaan omdat de redactie bestaat uit een groep vrijwillige professionals.

Por Dios is geïnitieerd door Rob van Bavel, die in 2009 ook met de nieuwe versie van het oude vertrouwde blad Eppo op de proppen kwam. Eppo bevat voornamelijk vervolgverhalen van mainstream strips en richt zich op de nostalgische veertiger die als kind het blad ook las. Het stripblad verscheen oorspronkelijk van 1975 tot halverwege de jaren tachtig. Na talloze naamswijzigingen en samenstellingen verdween het in 1999 van de markt. De oplage van de tweewekelijkse Eppo ligt rond de 18.000. Het blad heeft 8.000 abonnees.

Komt Eppo, waar veel werk van Nederlandse makers in staat, uit de kosten? ‘Dat is heel lastig om te zeggen omdat Eppo ook weer uit allerlei takken bestaat. Je hebt het blad, de albums van de uitgeverij en ons eigen verkoopkanaal,’ zegt Van Bavel. ‘Op een gegeven moment maak je bijvoorbeeld verlies met het blad maar winst via de nevenactiviteiten. Ik heb vorig jaar een paar stripalbums uitgebracht om te zien wat dat in de markt doet. Ik denk dat ik eind van dit jaar daar meer over kan zeggen.’ Volgens Van Bavel is het belangrijk voor de Nederlandse strip dat er in Eppo strips voorgepubliceerd worden. Stripmakers kunnen niet leven van de albumverkoop dus voorpublicaties zijn een belangrijke inkomstenbron.

Vrolijke weekbladen in de kiosk
Van Por Dios worden er iedere maand 30.000 exemplaren gedrukt en verspreid onder 3500 verkooppunten. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Zone 5300, zijn de bladen van Van Bavel wel in de schappen van de kiosk te vinden. Net als de Donald Duck. Het vrolijke weekblad is met een oplage van 310.000 immers nog steeds marktleider.

Donald Duck is het allergrootste stripblad van Nederland, geen andere titel komt zelfs in de buurt,’ aldus Fiona Cordes, senior brandmanager ‘Kids’ voor Sanoma, dat onder meer meidenblad Tina, Cars en Nickelodeon Magazine op de markt brengt. Sanoma heeft het alleenrecht op Disney in Nederland en geeft enkele bladen uit met Disneystrips en -karakters.

‘De totale markt voor kindertijdschriften stijgt, er zit alleen een daling in de preschool-markt,’ aldus Cordes. De markt voor jeugdstripbladen wordt grotendeels gekenmerkt door bladen die zijn opgehangen aan een serie, thema of tv-zender. Bijvoorbeeld Disney XD en Ben 10 Magazine, gelieerd aan Cartoon Network. De jeugdbladen bevatten naast strips vaak ook puzzels, games- en gadgetnieuws en geïllustreerde verhalen en zijn gericht op specifieke doelgroepen.

Duckstad Twitter
Hoewel de Donald Duck primair bedoeld is voor kinderen tussen 7 en 12,  is het ook een blad voor het gehele gezin en worden de avonturen uit Duckstad ook gelezen door mannen tussen de 20 en 49. Om de doelgroep te bereiken, zet Sanoma ook nieuwe media in. ‘Duckstad Twitter is een groot succes; meer dan 10.000 followers en dat groeit nog iedere dag. In november vorig jaar werd de eerste Donald Duck Ei-phone app gelanceerd. Ook zal Donald Duck op de iPad niet lang op zich laten wachten,’ aldus Cordes. Zone 5300 houdt het voorlopig op een volwaardige website naast de papieren versie, waar geregeld artikelen, recensies en strips op gepubliceerd worden.

Digitaal uitgeven is een groeiende markt, erkent Croezen. ‘Het mooie is dat digitale nummers van Kwynk altijd te koop blijven. En er komen steeds meer online kiosken bij, waar we Kwynk ook kunnen aanbieden. Het blad loopt nu nog niet storm. Dit komt deels omdat we ons nog niet veel met promotie hebben beziggehouden, maar we verwachten dat er binnenkort een stijgende lijn in zit.’

Oud-papier
Croezen denkt zelfs dat we over tien jaar geen strips meer op papier zullen lezen: ‘Dan is er ook geen krant meer te koop op straat. Kijk maar naar vinylplaten, dat is alleen nog maar handel voor DJ’s en nostalgische lui. Met papier zal het net zo gaan. Kranten zitten nu al in problemen en gaan steeds meer online. Ik vind het ontzettend knap van Rob van Bavel dat hij Eppo nog in de winkel krijgt, maar ik vraag me af hoe lang dat nog gaat duren.’

Van Bavel: ‘Daar kan hij best gelijk in hebben. Ik denk dat de Eppo-doelgroep, mannen in de veertig, een verbintenis hebben met papier en graag strips op papier blijven lezen. Maar die groep wordt steeds kleiner en als het kostentechnisch niet meer haalbaar is, zal het stoppen.’

Van Vugt is optimistischer: ‘Papier zal zeker afnemen, maar dat geldt vooral voor tijdschriften en kranten die toch na een paar dagen in de kattenbak verdwijnen. Maar nichetijdschriften als Zone 5300 en Eisner (gericht op literaire beeldverhalen, red.) wil je gewoon op papier lezen. Dat zijn collector’s items, geen wegwerpartikelen.’ Bij Sanoma zien ze nieuwe media als een middel om nieuwe doelgroepen aan te boren en de positie van de mannendoelgroep te versterken, maar papier zal niet verdwijnen. ‘Over 10 jaar valt nog altijd wekelijks het vrolijkste weekblad van Nederland op de deurmat!,’ aldus Fiona Cordes.

Tijdschriftenbak
Behalve bovengenoemde titels bevat de tijdschriftenbak nog andere stripbladen. Een selectieve greep:

Geïnteresseerde striplezers halen hun informatie onder andere uit Zozolala en Stripschrift. De liefhebber van pulpstrips en het werk van Fred de Heij leest het eigenzinnige blad Pulpman. Bekend maar vooral nieuw talent is te vinden in het onregelmatig verschijnende De Lijn. Eisner, vernoemd naar de beroemde stripmaker Will Eisner, bevat beeldverhalen met een literaire inslag.

Dit artikel is woensdag 2 maart in Het Parool gepubliceerd.

Categorieën
Film

Found Footage Animatie: Subversief knip- en plakwerk

Filmdocent en -programmeur Edwin Carels stelde het HAFF programma Reanimating Found Footage samen, waarin hij laat zien op welke manieren animatie gerecycled kan worden.

Een Road Runner-animatie die alleen uit de decors van de film en de soundtrack bestaat, Alice die in Wonderland op zoek gaat naar Guy Debord en door rappende bloemen diens kritiek op de spektakelmaatschappij krijgt uitgelegd en een reeks scènes uit computergames waarin Osama Bin Laden wordt gemarteld, vermoord en verminkt. Het zijn enkele voorbeelden uit het animatieprogramma Reanimating Found Footage dat Edwin Carels samenstelde en waar hij een lezing over geeft.

‘Het programma is een staalkaart waarin ik laat zien op welke manieren animatie gerecycled kan worden,’ zegt Carels. De Belgische Carels bestudeert al ruim twintig jaar de edele filmkunst die animatie heet, doceert aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Gent en is programmeur bij diverse filmfestivals, waaronder regelmatig ook het HAFF.

Jatwerk
Found footage, het bewerken van bestaand filmmateriaal, is in de cinema geen onbekend fenomeen. ‘Vrij snel na de uitvinding van de film is men begonnen met het hergebruiken van andermans werk,’ vertelt Carels. ‘In die beginjaren had men niet zo veel met auteursrecht. Filmmakers stalen moeiteloos elkaars ideeën en grappen. Filmstroken hergebruiken is al een stap verder, maar ook dat gebeurde eigenlijk al vrij vroeg. In de tweede helft van de twintigste eeuw nam het hergebruik toe omdat men makkelijker aan film kon komen. Het was nog voor het televisietijdperk, dus al het bewegende beeld stond op film.’

Een van de spilfiguren van found footage films is wijlen beeldend kunstenaar Bruce Conner die opgekochte stukken film hermonteerde en zo aan clichébeelden een subversieve draai gaf. Filmavant-gardist Standish Lawder maakte in de jaren zestig verschillende animatie found footage films. Zijn film Runaway uit 1969 staat ook op het programma.

Manipulatie

‘Bij found footage wordt alles met een reden gedaan. De makers voeren een betoog of hebben een obsessie die ze in hun kunst al voor langere tijd uitwerken,’ zegt Carels. Essentieel aan deze filmsoort is dat de filmmaker het materiaal hermonteert en dat de manipulatie duidelijk is voor de toeschouwer. Door bijvoorbeeld de beeldvolgorde om te gooien, wordt de nadruk op iets anders gericht of worden er andere verbanden gelegd. De merkbare manipulatie doorbreekt het kijkpatroon waardoor men bewuster gaat kijken en vragen gaat stellen.’

Omdat bij animatie dit mechanisme problematischer is, komt found footage animatie veel minder voor dan de bewerking van live-action. Dit heeft te maken met de aard van animatie: ‘Live-action beelden, bijvoorbeeld documentaire shots, ogen heel natuurlijk. Als je dat beeld bewerkt, is het duidelijk dat je iets anders doet dan wat de oorspronkelijke maker beoogde. Animatie is van zichzelf al een constructie. Er zit geen spontaniteit in, alles is gemaakt. Hierdoor is de deconstructie minder duidelijk. Het is bijvoorbeeld heel moeilijk om een karikatuur van een karikatuur te maken, het beeld is geen realiteit maar van zichzelf al een teken. Het is dus lastig om dat nog eens een nieuwe betekenis te geven.’

Knipperlichtrelatie
De deconstructie van het medium – je laat zien hoe iets in elkaar zit door het uit elkaar te halen – is een belangrijk kenmerk van found footage films. Een goed voorbeeld hiervan uit Carels programma is de film Shadow Cuts van de Oostenrijkse experimentele filmmaker Martin Arnold. ‘Arnold begon met het herbewerken van klassieke films en stapte over op animatie. Daarin is hij in beeldende kunstmilieus toonaangevend. Hij herhaalt filmbeelden en verandert op subtiele wijze de volgorde van de frames. Hierdoor bibbert het beeld enorm, wat volgens sommigen een epileptisch effect geeft.’

Dezelfde techniek past Arnold toe in Shadow Cuts, waarin hij de eindscène van een Mickey Mouse tekenfilm uitvoerig heeft bewerkt. Hond Pluto zit bij Mickey op schoot en ze knuffelen elkaar vriendschappelijk. Arnold toont de handelingen in omgekeerde volgorde en heeft de korte scène opgerekt door frames te herhalen. ‘Arnold is gefascineerd door het fenomeen dat je bij het film kijken per minuut ongeveer zes seconden in het donker zit,’ licht Carels toe. ‘Dat thematiseert hij door de ogen van Mickey en Pluto zwart te maken. Daarnaast manipuleert hij het beeld zodanig met zwarte vlakken dat de nadruk op het licht-aan, licht-uit effect ligt. Tegelijkertijd problematiseert hij een heel herkenbaar en vanzelfsprekend beeld. Door het moment op te rekken, krijgt de toeschouwer tijd om bij dingen stil te staan die je bij een snelle cartoon nooit zou vermoeden. Je zou namelijk ook kunnen stellen dat Mickey en Pluto een knipperlichtrelatie hebben.’

Herkenning
Disneyfilms worden overigens veelvuldig gerecycled in found footage animatie. Deels komt dit volgens Carels omdat dat werk zo herkenbaar is. Herkenbaarheid van het bewerkte materiaal is belangrijk, want als de toeschouwer het oorspronkelijke materiaal niet herkent, is het ook niet duidelijk dat er sprake is van manipulatie. Daarnaast is Disney een dankbaar onderwerp, omdat het bedrijf mondiaal opereert en zijn stempel drukt op beeldvorming en deze graag onder controle houdt. ‘Het is ook leuk om Disney een beetje te jennen en vraagtekens te zetten bij die zucht naar controle.’

In Alice in Wonderland or Who is Guy Debord heeft Robert Cauble scènes uit Disneys animatie voorzien van een nieuwe soundtrack, waardoor de bewoners van Wonderland met Alice in een discours verwikkeld raken over Guy Debords kritische visie op wat hij de spektakelmaatschappij noemde. Uiteindelijk bezwijkt Alice bijkans aan een bombardement aan beelden uit videoclips, nieuwsuitzendingen en tv-programma’s, waardoor Debords theorie nog eens wordt gedemonstreerd. Cauble verving bestaande dvd’s ongemerkt in diverse videotheken met zijn nieuwe versie, en confronteerde zo nietsvermoedende consumenten met zijn film.

Found footage animatie heeft vaak iets anarchistisch en subversiefs. Beeldend kunstenaar en gamer Eddo Stern maakt machinima-films: hij gebruikt beelden uit games om politieke hangijzers te behandelen, zoals bijvoorbeeld de Israelisch-Palestijnse kwestie. In de video Sheik Attack combineert hij Israëlische popmuziek met oorloggames. In het meer recente Death Star monteerde hij scènes uit games waarin Osama Bin Laden op gewelddadige wijze om het leven wordt gebracht. Bin Laden wordt in elkaar geslagen, neergeschoten en zelfs anaal gevuist, terwijl de soundtrack van The Passion of the Christ te horen is. ‘Stern pikt uit bestaande games allerlei motieven. Door die naast elkaar te zetten benadrukt hij bepaalde zaken. Door de klemtoon die found footage legt, word je als toeschouwer niet zomaar meegenomen door het verhaal, maar ga je vragen stellen.’

Zaterdag 6 november 2010
Lezing Reanimating Found Footage door Edwin Carels,  Theater Kikker 11:00 uur
Reanimating Found Footage, Filmtheater ‘t Hoogt 12:30 uur

Zondag 7 november 2010
Reanimating Found Footage, Filmtheater ‘t Hoogt, 14:30

Voor meer informatie: http://www.haff.nl

Alice in Wonderland or Who is Guy Debord? (2003) by Robert Cauble from Why + Wherefore on Vimeo.

Dit artikel is in VPRO Gids #44 gepubliceerd.

Categorieën
Strips

Disney koopt Marvel: Krijgen we nu een Spiderman Donald Duck team-up?

Mickey Mouse samen met de Hulk in een strip of tekenfilm? We mogen hopen dat dit nooit zal voorkomen. Disney heeft echter vandaag laten weten Marvel te willen opkopen voor het leuke bedrag van 4 miljard dollar.‘It feels like Christmas morning,’ twitterde Joe Quasada, editor in chief bij Marvel, vanmorgen. Kennelijk zijn de mensen bij Marvel blij met de deal. Niet zo gek ook, want Disney opereert over de hele wereld en zou een goede partner zijn voor Marvel wat betreft distributie en infrastructuur. Disney is wat geld en macht betreft immers een grote speler in de wereld van de entertainment. Ook bezit Disney filmmaatschappij Pixar dus wie weet wat dat voor mooie animatiefilms gaat opleveren. Hoewel daar nu nog niet zoveel over te zeggen valt, sprak John Lasseter recent wel met de mensen van Marvel. En volgens de berichten was iedereen ‘enthousiast’. Het zou voor de fans van Marvel een verademing zijn, want eerlijk gezegd blinken de animatiefilms die Marvel nu uitbrengt niet uit als het gaat om technisch vernuft en verfijnde animaties.
Dat geldt overigens niet voor alle fans, die toch vooral bang zijn dat Disney zich inhoudelijk met de films en strips gaat bemoeien. Quasada bestrijdt dat idee en zegt dat er Marvel met de comics gewoon de koers blijft varen die nu is uitgestippeld. Niet dat die altijd even kritiekloos ontvangen wordt door de fans, maar dat ter zijde. Ik denk niet dat we snel een team-up tussen Spiderman en Donald Duck kunnen verwachten. Ik hoop het in ieder geval niet, want de twee werelden van Marvel Comics en Disney zijn praktisch onverenigbaar. Op inhoudelijk vlak tenminste, vanuit zakelijk oogpunt is het een rooskleuriger verhaal.
Daarom snap ik wel waarom Disney geïnteresseerd is in Marvel. Ze krijgen er 5000 nieuwe personages bij, waarvan een aantal zeer populair zijn bij het grote publiek. Zoals Spiderman, X-men, Wolverine en Iron Man. Op dit moment is er een renaissance gaande van superheldenfilms, niet toevallig zijn dit allemaal Marvel-helden. En het einde hiervan is met Iron Man 2, het aangekondigde Spiderman 4, Deathpool, Wolverine 2, Thor, Captain America en de Avengers-films nog lang niet in zicht. Dat is natuurlijk big business. Marvel verdient veel meer geld met films en gelicenseerde producten als games en speelgoed dan met de strips zelf. Die zijn meer springplank geworden voor een hele diverse reeks nevenproducten. Dat hebben beide bedrijven met elkaar gemeen: ze slagen erin een x-aantal personages door middel van verschillende producten te verkopen: films, strips, speelgoed, games, tot en met badslippers met spiderman-logo toe.

‘Overname’
Illustratie: Hallie Lama.

Voor Disney betekenen al die superhelden het aanboren van een nieuwe doelgroep. Als je kijkt naar de tv-programma’s die Disney produceert en het speelgoed dat dit bedrijf op de markt brengt, (vooral veel prinsessen en feeën spul) dan is Disney toch vooral gericht op meisjes – even kort door de bocht gezegd. De superhelden van Marvel spreken traditiegetrouw toch vooral veel jongens aan.Disney heeft aangekondigd dat ze de bestaande distrubutie-afspraken die Marvel heeft met filmmaatschappijen zal erkennen, maar dat ze ter zijner tijd de films zelf op de markt wil brengen.Overigens moet de deal nog goedgekeurd worden door de antitrust review en de aandeelhouders van Marvel moeten nog akkoord gaan. Men hoopt voor het einde van het jaar de zaken rond te hebben.

Categorieën
Strips

De relatieperikelen van Oma en Gijs

Gastauteur Michael van den Berg blogt er sinds januari 2009 vrolijk op los op zijn webstek FlugFruit. In deze column duikt hij diep in de Donald Duck.Elke week lees ik de Donald Duck. Noem het infantiel maar ik heb kinderen, dus een goed excuus. Hoewel ik de Donald Duck heus geen literaire kwaliteiten wil toedichten, zit er soms een juweeltje tussen de belevenissen van de familie Duck. Een verhaal dat je bijblijft. Deze keer werd ons een boeiende inkijk gegeven in de relatie tussen Oma Duck en haar immer lanterfantende knecht Gijs.Aan het begin zien we Oma Duck het dak repareren terwijl Gijs een beetje met een glaasje limonade zit te chillen op de veranda. Schaamteloos informeert hij wanneer Oma nou eens ijsblokjes voor hem gaat halen. Niets nieuws, want al sinds eendenheugenis doet Oma al het werk terwijl Gijs de lapzwans uithangt. Toch wordt Oma zich ineens bewust van het belachelijke van de situatie wanneer Dagobert en Katrien haar daarmee confronteren. Zij moedigen haar aan strenger te zijn en de knecht tot werken aan te zetten. Oma gaat met Gijs praten, maar dat loopt uit op mot en flink ook. Het feestje is verpest en Gijs vertrekt beledigd.Gijs vindt werk als seizoensarbeider en nu komt ineens een onvermoede kant van hem naar boven: hij ontpopt zich tot een noeste werker en wordt geroemd om zijn werklust. Gijs heeft wat te bewijzen naar zichzelf. Je zou denken dat voor Oma weinig veranderd, maar niets is minder waar. Oma heeft geen zin meer om te werken. Ze mist Gijs intens en wordt depressief. De boerderij verwildert totaal terwijl Oma moedeloos toekijkt. Nu blijkt ineens dat Gijs haar leven zin gaf (ik psychologiseer een beetje hé, zo stond het niet in de DD). Zij heeft nu niemand meer om voor te zorgen. Hoewel Gijs het aanvankelijk prima naar zijn zin heeft, breekt een pijnlijk moment aan als het oogstseizoen afloopt. Alle andere arbeiders verheugen zich op hun terugkeer naar huis, waar hun vrouwen en kinderen op hun wachten. Dan dringt tot Gijs door dat hij geen huis meer heeft, zijn huis was op de boerderij bij Oma waar het altijd geurt naar Oma’s befaamde appeltaart. Welnu, je voelt hem al aankomen. Gijs besluit terug te gaan naar de Boerderij van Oma en besluit zijn leven te beteren. Voortaan zal hij zijn best doen. Maar Oma wil daar niets van weten, zij wil dat alles weer wordt zoals het was. Ze wil gewoon de Gijs terug zoals ze hem kende.Overbodig om verder te wijzen op hoe ook in het echte leven binnen relaties zulke patronen in stand worden gehouden en hoe mensen pas kunnen beseffen wat ze hebben als ze het kwijt zijn. Genoeg amateurpsychologie. Maar als ik een Franse filmregisseur was, of een romanschrijver zou ik dit concept misschien wel plagiëren om er een grotemensenverhaal van te maken (met een droeviger einde natuurlijk). Maar daar ben ik dan weer te lui voor.

Bron: DonaldDuck.nl