Bill Sienkiewicz en DC Comics’ Vice President Art Direction & Design Mark Chiarello zijn te gast op de wintereditie van Heroes Dutch Comic Con. Nederlandse comic-tekenaars krijgen de unieke kans om hun portfolio te laten beoordelen door Chiarello.
Op 24 en 25 november komt Eisner Award winnaar Bill Sienkiewicz naar de Utrechtse Jaarbeurs om voor het eerst zijn Nederlandse fans te ontmoeten tijdens de winter editie van Heroes Dutch Comic Con. Dat is groot nieuws, want het werk van Sienkiewicz is vernieuwend, uitdagend en hoort net zo goed op een strippagina als in een museum thuis. Dus hieronder het persbericht over dit bezoek:
Bill is een award-winnende en Emmy-genomineerde artiest die met zijn vernieuwende stijl vanaf de jaren ’80 naam en faam verwierf in de Amerikaanse comic en graphic novel wereld. Wereldwijde bekendheid vergaarde hij vooral met zijn werk voor Marvel Comic’s Elektra: Assassin en zijn eigen graphic novel Stray Toasters. Zijn illustraties hebben hem een internationale reputatie en cult-status in de industrie opgeleverd. Een van zijn meest recente creaties is Legion uit de New Mutants serie van Marvel. Legion is een enorme hitserie geworden op FOX en New Mutants zal in 2019 door 20th Century Fox als film worden uitgebracht.
Zijn grensverleggende werk is te zien in Hollywood kaskrakers als The Dark Knight, The Grinch, Unforgiven, Star Wars: Return of the Jedi, en de hitgame Resident Evil. Sienkiewicz ontwierp personages voor de aankomende Dreamworks film Alcatraz versus The Evil Librarians en dat heeft nieuwe deuren voor hem geopend. Zo is hij nu bezig om de personages te conceptualiseren voor The Man With No Name; een bovennatuurlijke western van Lionsgate waarvoor Sienkiewicz, samen met Braxton Pope, als executive producer is aangesteld. Ook zal hij samen met Jeff Renfroe een verfilming van zijn eigen meesterwerk Stray Toasters gaan produceren, schrijven en regisseren.
Maar Sienkiewicz is een man van vele talenten en zijn reputatie reikt tot ver buiten de wereld van comics en graphic novels. Zijn werk sierde het Nationaal Museum of Fine Arts in Rio de Janeiro, Brazilië; galerieën in Parijs, Barcelona en Toscane; Het beroemde festival La Semana Negra in Spanje (De Zwarte Week); reclamecampagnes voor Nike, MTV en Nissan; posters voor The Green Mile en Olympische Winterspelen 2006, tijdschriften zoals Entertainment Weekly en Spin, maar ook het boek Jimi Hendrix, Voodoo Child: The Illustrated Legend of Jimi Hendrix.
Zijn werk leverde hem talloze onderscheidingen op waaronder een Eisner Award voor zijn werk voor DC Comics’ The Sandman: Endless Nights in 2004 en in 1995 en 1996 ontving hij Emmy-nominaties voor het bedenken en uitwerken van personages voor de TV-serie Where in the World is Carmen Sandiego voor tv-kinderzender PBS. Elektra: Assassin is meermaals in de prijzen gevallen bij de belangrijkste prijsuitreikingen voor strips in de VS en Europa. Voorbeelden zijn de Kirby Award in 1987, de Yellow Kid Award en Gran Guigiri Award in 1986.
Bill zal op zaterdag 24 en zondag 25 november aanwezig zijn op het evenement. Fans kunnen met hem op de foto, zijn handtekening ontvangen en zelfs een van zijn (custom made) creaties kopen.
Mark Chiarello Chiarello’s werk is bekend en meerdere malen bekroond met diverse awards. Zo heeft hij meegewerkt aan projecten als Batman/Houdini: The Devil’s Workshop, waar hij in 1983 een National Cartoonists Society Award voor Best Comic Book won, en Clive Barker’s Hellraiser. Hij was ook de eerste colorist van Mike Mignola’s comic-boek Hellboy: Seed of Destruction. Chiarello’s werk was ook te zien in Star Wars: The New Essential Chronology. Daarnaast mag hij zijn CV aanvullen met werk voor Marvel’s Wolverine en The Many Armors of Iron Man.
Als Vice President Art Direction & Design van DC Comics bepaalt hij het beeld van diverse comics. Het is daarom een bijzondere kans voor comic-tekenaar om hun portfolio te laten beoordelen door Mark en wellicht ontdekt te worden. Geïnteresseerden kunnen op zaterdag 24 en zondag 25 november bij Mark langskomen op Heroes Dutch Comic Con en hun werk bij hem inleveren.
Het afgelopen weekend was de Dutch Comic Con. Dit keer vond deze tegelijkertijd plaats met de Stripdagen van het stripschap. Beide events zijn aan elkaar gekoppeld tegenwoordig. Of het leuk was weet ik niet.
Sinds ruim een week heb ik een blessure aan mijn been en loop ik moeilijk. Rondhuppelen op een drukke Dutch Comic Con leek me niet verstandig.
Wel gingen Linda en ik zondagochtend vol goede moed richting het Van Gogh Museum om een expositie over Japanse prentkunst te kijken. Maar ja, dat hoef je in Amsterdam met Pasen eigenlijk niet te proberen: zoals altijd was er een enorm overschot aan toeristen in de stad en de rijen voor de musea waren lang.
Dus liepen we weer richting tram. Onderweg wel deze foto gemaakt:
STOP, LISTEN, THINK. Dat is eigenlijk best goede raad als je erover nadenkt. Ik wil wat vaker denken voordat ik doe. En het kan geen kwaad om daarbij de raad van anderen mee te nemen. Weet niet of dat ermee bedoeld wordt, maar dat haal ik er dan weer uit.
Stripbeursnieuws
Zelf vind ik het niet zo erg om stripbeurzen te missen tegenwoordig. Ik kijk erg uit naar die van Haarlem, maar de rest van de beurzen in Nederland heb ik zo langzamerhand wel gezien. Al vond ik het vorig jaar erg bijzonder op de Amsterdam Comic Con gast te mogen zijn en vermaak ik me doorgaans ook op de Dutch Comic Con. Die ga ik dus zeker weer bezoeken.
De strip van Margreet de Heer waar Frits over vertelt, kun je hier lezen. De Stripmaker des Vaderlands houdt namelijk tegenwoordig een blog bij.
Voor wie het interessant vindt, dit is de uitslag van de Stripschapprijzen dit jaar:
De Stripschappenning voor Album van het Jaar is toegekend aan:
HET 9E EILAND (Marcel Ruijters, Uitgeverij Sherpa)
De Commissie voor de Stripschapprijzen noemt het: een prachtig getekend relaas, goed verteld, met een frisse pagina-indeling. Termen als: krachtig, uniek, speels, luchtig, gekkigheid, verrassend, absurdistisch zijn veelvuldig langsgekomen als het gaat om dit album. Het thema is bijzonder origineel en het werkplezier spat werkelijk van iedere pagina af. Ondanks de ietwat zwarte en absurde humor doet het nergens geforceerd aan. Dankzij de kenmerkende tekenstijl weet dit album zich te onderscheiden zonder dat het high-brow of arty-farty wordt. Niet alleen worden alle vertrouwde stripclichés op de hak genomen, er wordt ook vernuftig gespeeld met het medium strip. Wat ervoor zorgt dat het verhaal een mengeling is van Monty Python met Claire Bretécher.
De Stripschappenning voor Jeugdalbum van het Jaar is toegekend aan:
SUSKE EN WISKE – CROMIMI (Gerben Valkema en Yann, Standaard Uitgeverij)
De jeugd maakt vaak andere keuzes dan een volwassen lezer. Het winnende album is er een die zowel bij jong als oud hoog op het lijstje staat. Geroemd is de frisse invalshoek van een aloud fenomeen. Waar de oorspronkelijke versie de laatste jaren zijn glans heeft verloren, komt met dit album het plezier van strips lezen weer naar boven. Tel hierbij een enorm lekkere tekenstijl op en alle vertrouwde elementen voor een grappig en prettig verhaal en je hebt de winnende titel in handen.
Deze onderscheidingen zijn tijdens De Stripdagen in de Jaarbeurs in Utrecht uitgereikt, met een aantal andere prijzen op stripgebied.
Op zaterdag ontving Peter van Dongen de Stripschapprijs voor zijn complete oeuvre, waaronder het inmiddels zeer succesvolle Familieziek, gebaseerd op het gelijknamige boek van Adriaan van Dis.
Een paar maanden geleden maakte ik deze vlog met Peter:
Peter van Dongen reikte zelf ook een prijs uit. Voor het eerst werd de Bronzen Kroontjespen uitgereikt aan het jonge Groningse talent Jan-Willem Spakman.
Op zondag werden naast de Albums twee andere prijzen uitgereikt:
De P. Hans Frankfurtherprijs aan stripjournalisten Rob van Eijck, Willem van Helden en Joost Pollmann, voor hun grote verdiensten aan de Nederlandse stripjournalistiek.
De Bulletje en Boonestaak Schaal ging naar Peter Middeldorp voor zijn bijdrage aan de ontwikkeling van de Nederlandse strip. Hij was verantwoordelijk voor de succesjaren van de stripbladen Pep en Sjors en introduceerde Jan, Jans en de kinderen van Jan Kruis in het vrouwenblad Libelle.
De verkoper vertelde me dat ze die week net het laatste exemplaar hadden verkocht. Maar vanaf dinsdag zou het boek er weer liggen, want dan bracht Ron Poland van Strips in Voorraad weer nieuwe strips langs. Poland doet ook de distributie van het boek voor stripwinkels. Het Centraal Boekhuis doet dat dan weer voor de gewone boekhandels.
Ik vind de gevelborden vol stripfiguren die bij Blunder hangen erg mooi. Op de borden zijn allerlei strippersonages gecombineerd. Van alles door elkaar: personages uit klassieke Europese reeksen staan naast Amerikaanse (super)helden. Alsof de stripwereld heel gebroederlijk, een grote familie is.
Je zou willen dat stripliefhebbers ook zo met elkaar omgaan. Toch heb ik het idee dat iedereen op zijn eigen eilandje zit en dat er weinig sprake is van echte kruisbestuiving.
Goed, er zullen stripliefhebbers zijn die zowel Guust als Spider-Man lezen. Maar vaak als ik comicliefhebbers spreek, lezen zij zelden andersoortige strips. En als ik in de stripwinkel spreek met mensen die vooral van klassieke reeksen houden, halen ze vaak hun neus op voor comics.
Als je kijkt naar hoe gescheiden een Dutch Comic Con en de Stripdagen van het Stripschap zijn, zie je hoe anders die werelden zijn en het publiek dat daar komt. Nu zullen de Stripdagen volgend jaar ook in de jaarbeurs Utrecht gaan plaatsvinden in een zaal naast de Dutch Comic Con. (Zo heb ik de deal in ieder geval begrepen. Mochten mensen weten dat het anders zit, dan hoor ik het graag.) Een beetje zoals bij Blunder de comics en ‘gewone’ strips op verschillende afdelingen te krijgen zijn. Ik vraag me echter af of het publiek echt zal gaan mengen tijdens de Con en Stripdagen.
De vraag is, hoe krijg je zoiets voor elkaar? En is dat eigenlijk nodig?
Hoe dan ook, bij Blunder staan de personages op de gevelborden dus gezellig naast elkaar.
Uiteindelijk vond ik mijn vriend Spider-Man trouwens wel in de etalage van de winkel:
Er stond een mooie KITT replica op de Dutch Comic Con wintereditie.
Al sinds ik de pilotaflevering van Knight Rider zag, ben ik fan van de serie. Ik zag de vier seizoenen gedurende mijn leven ook meerdere malen. Ik las de autobiografie van David Hasselhoff en twee dikke boeken over Knight Rider.
Een KITT-replica zit er voor mij niet in als fan – da’s toch een beetje lastig als je een rijbewijs hebt, want zo’n replica rijdt niet zelf namelijk. Tenminste, nog niet. Misschien dat Google binnenkort met een KITT komt die volledig zelf kan rijden. Tot het zover is, kijk ik mijn ogen wel uit naar KITTs van anderen.
Zoals die van Bert Poelman die gekleed als Michael Knight naast zijn zwarte bolide stond zaterdag. De Pontiac kocht hij voor zo’n vijfduizend euro. Uiteindelijk heeft de auto hem het viervoudige daarvan gekocht voordat ie klaar was. Maar dan heb je ook wel een mooie Knight Industries Two Thousand, zoals KITT officieel heet.
Het dashboard van Michael Knights auto was in 1982 futuristisch, maar ik kon ook uren turen naar de scanner in de neus van het voertuig. Het rode lampje dat telkens heen en weer ging. Fascinerend vond ik dat.
Het zag er ook erg tof uit als de auto door het beeld reed. En er zijn in Knight Rider nogal wat shots waar dat in gebeurt natuurlijk.
Als er in een aflevering een opname van de racende auto versneld was, zag je dat altijd meteen omdat de scanner dan sneller heen en weer ging.
Je kunt nog steeds een flinke boom opzetten over wie nu eigenlijk de hoofdrolspeler is, KITT of Hasselhoff. Uiteindelijk zeg ik: alle twee. Maar voor zover ik weet heeft geen enkele fan nog een Michael Knight replica gemaakt.
Voor mij bestond de Dutch Comic Con Wintereditie 2017 uit heel veel leuke gesprekken met cosplayers, andere geeks en oude bekenden.
Voor het eerst zat ik op de Dutch Comic Con als auteur mijn debuut Mijn vriend Spider-Man: Superhelden, geeks en fancultuurte signeren. Eerder deed ik dat al op de Amsterdam Comic Con en dat waren twee heel leuke dagen geworden waarin ik aardig wat nieuwe lezers voor het boek wist te vinden. Op de DCC in Utrecht zat ik op uitnodiging van Seb van der Kaaden in de stand van de Stripglossy.
Voor de Dutch Comic Con beursspecial die gratis werd uitgedeeld en die door het team van de Stripglossy is gemaakt, schreef ik een artikel met negen toffe en gekke Spider-Man-feiten. Altijd leuk als mensen je vragen om je comickennis te verspreiden. Vooral als je net een boek uit hebt over een zeker Webhoofd.
Het was erg gezellig om een stand te delen met mensen als Fred de Heij, Willem Ritstier, Aimée de Jong, Mark van Herpen en Meinte strikwerda. Kennu Rubenis en zijn zus Lesley zaten bij ons om de hoek. Ik ken de meeste stripmakers al jaren en dus voelt zo’n dag dan al snel als een soort reünie.
Dat gevoel werd nog eens versterkt doordat een paar oude bekenden bij de stand langskwamen om een praatje met me te maken. Waaronder Melvin van Dirtees en Frank Mulder van de site De Nachtvlinders.nl. Een erg leuke horrorsite waar ik graag even op rondkijk. Frank was sowieso een held die dag, want hij kocht een exemplaar van Mijn vriend Spider-Man.
Remco Vlaanderen van Submarine Channel en mijn uitgeverij kwam ook even gezellig buurten. Voor hem was het de eerste keer Dutch Comic Con. Tonio van Vugt en Natasja van Loon, van het magazine Zone 5300en de Stripdagen Haarlem waren op de beurs als Doctor Who en Wonder Woman. Zo’n team-up zou een interessante comic kunnen opleveren.
En ik kwam een paar mensen tegen die ik heb leren kennen op de Amsterdam Comic Con. Sommige van hen hadden mijn boek gekocht en hadden er gelukkig een positieve mening over.
Van de Comic Con zelf kreeg ik niet heel veel mee, behalve dan dat er heel veel toffe cosplayers langs onze stand liepen. Daar zat ook een meisje tussen die als Batgirl verkleed was. Een van de tofste cosplayers vond ik het meisje dat als het personage uit The Ring was verkleed.
De Kerstman kwam ook nog even gezellig langs. In het dagelijks leven leeft hij onder de schuilnaam Stef de Reuver. In de decembermaand is hij in te huren als Sinterklaas of Kerstman. In de Stripglossy staat een groot interview met Stef die een hoog knuffelgehalte heeft.
Ook cosplayers Frankjee en Rutger Gret kwamen nog even buurten. Frank was weer verkleed als Popeye en Gret cosplayt al een tijdje als Lucky Luke. Volgend jaar doet hij dat zelfs officieel voor stripuitgever Dargaud.
Dat we op de beurs dus ook meer andere stripfiguren zagen rondlopen zoals net genoemde personages en dat de Stripglossy een actieve rol had in de organisatie van de Dutch Comic Con dit keer, is wellicht een teken aan de wand, want volgend jaar vinden de Stripdagen van het Stripschap ook plaats bij de Dutch Comic Con. In Rijswijk bleek de beurs en de oude formule toch op sterven na dood te zijn.
Het vermengen van comicfans en het geekpubliek met de meer klassieke stripverzamelaar is wellicht een goed idee. Het verbreedt de doelgroep van de Comic Con en zou voor een kruisbestuiving tussen de twee stripwerelden kunnen zorgen. Mits die vieze bananendozen thuisgelaten worden en het Stripschap ook met nieuwe dingen weet te komen. Anders valt er voor de bezoekers van de Dutch Comic Con, die toch meer geïnteresseerd zijn in comics, geekstuff en tv-series er weinig te halen op dat gedeelte van de beurs.
Maar goed, we gaan het zien volgend jaar in maart. Maybe it will be magic!
Of ik dan ook weer zal signeren weet ik nu nog niet. Wel op de Stripdagen Haarlem een paar maanden later waar Uitgeverij SubQ een stand zal hebben.
Zaterdag 18 november signeer ik een dagje op de Dutch Comic Con Wintereditie. Ik zit gezellig met een groep stripmakers in de stand van de Stripglossy.
We zitten in stand 3.45 in de Jaarbeurs in Utrecht.
Aimée de Jongh (za), Fred de Heij (za), Ger Apeldoorn (zo), Mark van Herpen (za+zo), Michiel Offerman (zo), Willem Ritstier (za). Michael Minneboo (za), Eric Heuvel (zo), Henrieke Goorhuis (za), Alex van Koten (zo), Meinte Strikwerda (za+zo) en Martin Lodewijk (zo).
Ook heb ik een artikel over Spider-Man geschreven voor het beursmagazine dat gratis (!) wordt uitgedeeld. Ik noem negen leuke en gekke feiten uit het leven van Spider-Man.
Ik neem zo’n tien boeken mee, dus mocht je nog een exemplaar willen scoren met een handtekening van de auteur, dan is dit je kans! Mocht je al een exemplaar gekocht hebben maar toch een handtekening willen? Geen probleem. Neem je exemplaar mee en ik teken er een leuk Spidey-hoofdje in.
Mijn vriend Spider-Man: Superhelden, geeks en fancultuur, waar gaat dat over dan? Nou, ben je een stripliefhebber? Of opgegroeid in de jaren tachtig? Ben je fan van iets of iemand? Dan is dit het boek voor jou over jou!
De superheld Spider-Man (1962) is over de hele wereld bekend. Over hem verschenen inmiddels duizenden stripverhalen, films, games, animatie- en televisieseries. Journalist Michael Minneboo weet alles van Spider-Man en is al dertig jaar fan.
Naast zijn persoonlijke verslag gaat Michael Minneboo in gesprek met filosoof Ad Verbrugge, rouwdeskundige Daan Westerink, mediawetenschapper Dan Hassler-Forest, fancultuurexpert Linda Duits en stripmaker Steven de Rie. Aan bod komen kwesties als: Welke levenslessen kun je leren van Spider-Man-verhalen? Hoe bieden strips troost? Waarom hebben we in Nederland geen superhelden? Hoe word je een fan? En waarom moest Spider-Man scheiden?
Mijn vriend Spider-Man biedt een persoonlijke en luchtige kijk in de wereld van de fan en een blik achter de schermen bij uitgeverij Marvel. De biografie van Peter Parker en een overzicht van de beste Spider-Man-verhalen ontbreken uiteraard niet.
Zoals zoveel van dit soort T-shirts in mijn kledingkast, heb ik deze ook een keer van Paul gekregen. Hij is van ons tweeën echt de liefhebber van dit soort shirts. Ik vind ze zelf ook erg leuk maar beschouw ze daarna ook als een soort uniform voor als ik als stripjournalist op pad ga. Daar had ik bij Comic Con zo mijn bedenkingen bij, maar nu besef ik dat ik me misschien meer op mijn plek voel op een stripfestival als Haarlem. Daar draait het om allerlei strips, niet zo zeer om comics en tv-series. Ik vind het tof dat we tegenwoordig Dutch Comic Con hebben en kom er graag voor mijn werk, maar ik ben niet zo van het handtekeningenjagen bij acteurs. Ik jaag liever op antwoorden bij stripmakers, animators en schrijvers.
Kleding blijft sowieso wel een issue voor me. Ik hou niet van shoppen, hou al helemaal niet van pakken en zie in het dragen van die dingen een soort overgave aan burgerlijkheid. Ik zou ook niet goed bij een functie passen waar het dragen van een kostuum verplicht is.
De enige kostuums die mij aanstaan, zijn de outfits van superhelden en -heldinnen, maar daarin ga ik ook niet op bezoek bij vrienden of naar een interview.
Misschien is het dragen van superhelden- en strip-T-shirts dan ook een manier van weigeren volwassen te worden. In dat geval zal ik ze waarschijnlijk nog heel lang dragen.
Vivek J. Tiwary (1973) is an award-winning producer of theater, film and television. He’s also a big comic book fan and writer of the graphic novel The Fifth Beatle: The Brian Epstein story. ‘The message of the Brian Epstein story is that no dream is too impossible and no person too unlikely to realise that dream.’
The Fifth Beatle is a captivating, layered and sometimes poetic biography about the manager of the Beatles, who tragically died of an overdose of sleeping pills at the age of 32. (You can read my review on the book here.)
Tiwary wrote it, and the splendid artwork is by Andrew C. Robinson, with a small section illustrated by Kyle Baker. Tiwary is both a fan of, and an investor in, Valiant Entertainment. He has written a story for the Harbinger comic series. And he’s a lover of comics, counting writers like Chris Claremont (X-Men), Kevin Eastman and Peter Laird (Teenage Mutant Ninja Turtles), Neil Gaiman (Sandman) and Hergé (Tintin) as his heroes. So, its not surprising that the scribe was a guest at the Dutch Comic Con in March earlier this year. Vivek did panels and signing sessions at the booth of the American Book Center, and was kind enough to sit down and have a chat with us between sessions.
Why did you want to tell the story of Brian Epstein?
‘In 1991 I found myself in the Wharton School of Business in Philadelphia. I was on a track to join the family business, which operates in food products and finance. That’s what was expected of me as a young Indian kid, and if I wasn’t going to do that, I was expected to be a doctor or an engineer. I was very stressed out about this because those weren’t my dreams. I wanted to write comic books, produce Broadway musicals, do those sorts of things. Wharton in 1991 didn’t have a lot of resources for people with such interests, so I took it upon myself to do my own studies. Being a lifelong Beatles fan and thinking that the Beatles and their management team kind of wrote and rewrote the rules of the pop music business, I thought I’d study the life of Brian Epstein. I knew he discovered the band when they were an unknown Liverpool entity, playing in basement clubs, smoking and drinking on stage. I wanted an answer to these questions: How did Brian come up with the suits and haircuts? How did he get them a record deal when no one wanted to sign the band? How did he convince Ed Sullivan to book them when a British band had never made an impact in the United States? As a young business student, these were the stories I was chasing.
And as I researched them, they were inspiring and fascinating…’
But that’s not the whole story of Brian Epstein, is it?
‘Ironically, what struck a deep, deep chord for me was the aspects of Brian’s life that hadn’t anything to do with the Beatles: his personal life. I was very moved to learn that he was gay in a period in which this was literally a felony. He was Jewish, in a period of time with incredible anti-Semitism and not a lot of Jews working extensively in the music industry. He was from Liverpool, and prior to the Beatles, this was a port town without any cultural significance. So, he was the ultimate outsider. And he believed that this rock ‘n roll band was going to be bigger than Elvis, and that he was going to help the Beatles to elevate pop music into an art from. And that to me was incredibly inspiring. If a gay Jewish kid from Liverpool could change the world through music, why couldn’t a scrawny Indian kid from New York’s Lower East Side like me write a comic book about a rock and roll manager, or put a punk rock album like Green Day’s American Idiotonto a Broadway stage? So that’s why I wanted to tell Brian Epstein’s story. The message of the Brian Epstein story is that no dream is too impossible and no person too unlikely to realise that dream.’
When did you decide to make a comic book about this story. I mean, your forte is producing these big Broadway musicals… ‘I started to research it for personal inspiration, but ten years later, I decided I wanted to tell this story, but I didn’t see it as a Broadway musical. I am a lifelong comics fan; I grew up reading them. My earliest memory of reading is sitting on my mother’s lap reading Tintin comic books.’
Tintin comics? That is quite extraordinary for someone who grew up in the United States…
‘My mother grew up in Guyana, which was a British colony at the time, and she spent her formative years in London. So that’s how we got the Tintin books. Anyway, as I was writing The Fifth Beatle, I decided I wanted to focus on the years Brian spent with the Beatles. I use exposition, dream sequences and flashbacks to tell a little about Brian’s past. This way we learn what makes him tick, but the story really focuses on the time he spends with the Beatles. So it starts off in Liverpool in 1961, which I thought was very depressing, grey and rainy… So I saw it in my head as being very black and white. The story ends in 1967 in London, and this is the dawn of the psychedelic era. It’s the Summer of Love. There was literally an event in the UK called A Technicolor Dream, so I thought as a creator, the arc of the Brian Epstein story mirrors the arc of the movement from black and white to colour. And I believe that the two media that most powerfully use colour in their narrative are comic books and film. And that’s why from the beginning we set out to do both. As you look at it, the first few pages are black, white and blue. The first time we see the band in the book, we add a burst of orange, red and yellow, and we slowly add more and more colour. That’s why I wanted to do it as a comic, you know…’
The book starts with Brian getting beaten up violently because he’s gay. It’s quite a statement to begin your story with…
‘Well, most people who’ll pick up this book will be Beatles fans, and they’ll expect the story to be about the band, and when they see this first scene, they’ll realise this is not your typical Beatles story.’
How would you describe Brian Epstein as a person? What did you discover about him?
‘I think he was an incredible passionate person. He was restless. In his earlier years he tried fashion designing, he went to acting school, he was in the army for a brief stint… He was very driven. And he didn’t find his calling until he discovered the Beatles. In the Beatles he found this group that had a great message of love to share with the world. And – not to be too cheesy – but because he was a gay man he had to hide his own love away, to quote a Beatles line… So the Beatles were also a form of vicarious living for Brian. Through them he was able to spread some love into the world. He was also very insecure because of his homosexuality and the persecution he faced because of that. So he also had something to prove, and that was what he was doing by working with the band. He was fulfilling his dreams but he was also proving to the world that a gay man could excel at something that is closely tied to love. I find that incredibly moving.’
You also depict him as someone who thinks that whatever he’s doing, is never enough…
‘I am not a psychologist, but I think that at his core Brian really wanted to be loved, to belong… the most basic of all human things. The trappings of success were a mask to hide his insecurities, I think. And as a result of that he had this great deal of success but he discovered that this really didn’t make him any happier. So as a result of that he thought he needed to be more successful, and then that didn’t make him happier. And so on and so on… And so it was never enough, there was always some way that if the dream could be bigger, the success could be grander. These were worthy goals in and of themselves, but the great irony is that as he achieved these goals, it didn’t actually make him any happier. In the end he stil felt alone.’
As your first outing as a comic book writer, how did the writing go?
‘It was so much fun. When I was growing up in New York City I went to every single convention that passed through town, comic conventions, horror conventions, Star Trek conventions, and I would wait in line patiently to get autographs by the comic creators that I was a fan of. These people were my heroes. So writing a comic is a dream come true. And I’ve been very humbled by its success. It won all the major comic awards like the Eisner, two Harveys, its even been added to the Rock and Roll Hall of Fame.’
How did working with Andrew C. Robinson go and what does your script look like? Is it more of an Alan Moore kind of script in which every panel is described in detail or do you use something like the movie script form and let Robinson do his own thing with it?
‘My script was a bit of both. There were moments in the script in which I very much knew what I wanted, and I broke it down panel by panel. And I gave Andrew photo references and I said “This is what the clothes should look like; what Liverpool should look like; here’s the camera angles and the lighting I am envisioning”. Andrew is an amazing artist, and very so often he would suggest something else and I would always be open to that. That was one of our back-and-forths. But there were also sequences where I would give Andrew just the dialogue, the tone and what was going through the characters’ minds, and he would translate that into sequential art. He would do that, run with it and come back with brilliant ideas.’
There are elements in this comic that feel rather like a musical number, like from a Broadway show… So I could imagine this story becoming a musical as well.
‘You know, theater is certainly in my blood, and I think that everything that I do will have some sort of theatrical flair. But theater was also in Brian’s blood, him coming up with the suits of the Beatles, the Sgt. Pepper clothes – all that is tied to his love of theatrics and also his love of bullfighting.’
Speaking of show business, let’s talk about the scene with the famous Ed Sullivan talking through a ventriloquist doll. Did you make that up or was he really that crazy?
‘I made that up. But, it’s been one of those things … When Brian first met with the Ed Sullivan team to negotiate this deal, he met with an underling. A son in-law or a nephew, somebody who was loosely connected to Sullivan. This guy was really just passing the buck, he kept saying to Brian: “That sounds great, but I need to check with Ed. And I can’t really do anything without his approval.” Brian has said that at times he felt like he was talking to a puppet, because this guy was basically useless. He couldn’t do anything or make any decision. So I thought, if Brian thought he was talking to a puppet and I’m trying to tell a story with visuals, why not do it as Ed Sullivan talking through a ventriloquist dummy? So even though I made this up, I think the poetry is accurate.’
What’s the status of the television series based upon your graphic novel?
‘We’ve just closed a deal with Sonar Entertainment. They’ve produced thousands of shows and have been around for a long time. They’ll be financing and producing the show with me. I am staying on board as writer, so I am literally working on the pilot script. I submitted a draft yesterday, hours before I got on the plane to the Netherlands. We are targeting high-end cable and streaming and the plan is to shoot later this year, hopefully. It’s going to be an event-series, that’s what they used to call miniseries. The reason they don’t call them miniseries anymore is because they are not small and mini tends to suggest small. And television always wants to think as big a possible, so with The Fifth Beatle we’re actually contemplating it to be the first season of a larger series tentatively called ‘On the Shoulder of Giants’. The idea is that the series would explore the unsung visionaries from the music industry, people who were the architects of modern pop culture, but who’s stories are largely untold. Season two will be about Colonel Tom Parker, the man who discovered Elvis Presley. The third season will be about Peter Grant, the manager of Led Zeppelin. With The Fifth Beatle we are discussing six one-hour episodes, could be more.’
So besides the television series, what are you currently working on?
‘I am also writing a novel for young adults, called Asha Ascending. It is a novel that’s going to be heavily illustrated by Sara Richard. She’s an amazing Eisner-winning artist. On most Young Adult novels, if they have art work at all, the art is done after the fact. The illustrations are the last step and very often if you are a writer without any cloud, you have not much to say in who the artist is. Sara and I are approaching this much like a comic. I will send her the first draft so she can come up with art ideas. And often times her ideas will change my draft, change the story. We are really going to create it together. The art will really move the narrative forward. (Check out the first chapter at readasha.wordpress.com.)
‘Besides these two projects, I am still working with Alanis Morissette to adapt her album Jagged Little Pill for the stage, Hopefully in the next couple of months we are going to announce the writer for that and the development schedule. We hope to have something off the ground by the end of next year. If people want to keep tabs on me that can do so via tiwaryent.com.’
So, final question. You didn’t become a doctor or lawyer, like your parents wanted you to. Instead, much like Brian Esptein, you found your own path. So, were your parents okay with that in the end?
‘This is something I think about a lot, because my parents unfortunately passed away, but they were very supportive of my dreams. My mom died in 1997 and my father a few years before that… My mother saw me work at Mercury Records, so she began to see I was carving a path for myself in the arts space, but unfortunately she never got to see me producing Broadway shows or write books or any of that sort of stuff. I like to think they’re both looking down on me fondly, from wherever they are. But I don’t know. I do however come from a close-knit Indian family, so my aunts and uncles, people of my parents’ generation really treat me like a second son, they have been very proud and supportive of my work. I like to think that vicariously my parents are supporting me. And to give my family their due credit, they have been great.’
This interview was written for and published on the wonderful blog of the American Book Center.
Met de horror-fantasy Locke & Key maakten Joe Hill en Gabriel Rodriguez een van de beste stripseries van de afgelopen tien jaar. ‘Effectieve horror is gebaseerd op empathie.’
‘Als kind had ik een abonnement op Fangoria omdat ik wilde lezen over horrorfilms en wilde weten hoe Tom Savini, Rob Bottin en Stan Winston die gore en bloederige special effects maakten,’ legt de Amerikaanse auteur Joe Hill (1972) uit als ik naar zijn fascinatie met horror vraag. Begin maart was hij een van de gasten op de Dutch Comic Con, een geslaagd festijn voor liefhebbers van comics, cultfilms, horror en sciencefiction.
Waarschijnlijk zit de liefde voor horror bij Hill ook in het bloed. Dat hij een zoon is van de beroemde schrijver Stephen King hield Hill aan het begin van zijn carrière angstvallig geheim: hij wilde dat het werk op eigen kracht gepubliceerd werd en niet vanwege zijn achternaam. Daarom nam Joseph Hillstrom King de pennaam Joe Hill aan.
Locke & Key
Inmiddels publiceerde de gelauwerde Hill enkele horrorromans en korte verhalen en maakte naam als schrijver van comics. Samen met de Chileense tekenaar Gabriel Rodriguez creëerde hij een van de beste Amerikaanse stripseries van de afgelopen tien jaar. Locke & Key draait om drie kinderen en hun moeder. Na de gewelddadige moord op hun vader verhuist het gezin Locke naar het huis van hun voorouders in het plaatsje Lovecraft, Massachuchetts. In huis liggen sleutels met speciale krachten die magische deuren openen. ‘Een van de sleutels is de Anywhere Key. Het lijkt me fantastisch om die te kunnen gebruiken. Je kunt daarmee overal ogenblikkelijk naar toe reizen dus dat bespaart behoorlijk op reiskosten,’ zegt Hill met een glimlach. ‘Daarbij lijkt deze sleutel het minste kwaad te kunnen. Die andere sleutels kunnen misbruikt worden.’
De familie Locke krijgt te maken met een kwaadwillend wezen genaamd Dodge. Dat deze in de echoput gevangen zit heeft alles te maken met het verleden van hun vader. Locke & Key biedt driedimensionale personages in een geloofwaardige omgeving waar magie en extreem geweld een belangrijke plek innemen.
Investering Joe Hill: ‘Effectieve horror is gebaseerd op empathie: die voel je als iemand waar je om geeft wordt blootgesteld aan buitenproportioneel gevaar. Empathie kun je alleen maar voelen voor personages die je als echt of volledig ervaart. Hier slaan veel horrorfilms, -verhalen en -strips de plank mis, daarin ontbreken namelijk unieke personages die het waard zijn om je emotioneel in te investeren. Ik vind dat personages bij wijze van spreken van de pagina af moeten springen. Ze moeten iets mysterieus hebben, iets onbekends, zodat je je afvraagt waarom ze zijn zoals ze zijn. Die vragen zijn de moeite van het onderzoeken waard en geven de lezer iets menselijks om vast te grijpen. Dat heb je nodig om ze later te kunnen laten schrikken.’
Het kwaad in Hills verhalen heeft vaak een menselijk gezicht: Dodge deinst niet terug voor een moord om zijn doel te bereiken, maar staat onder invloed van zieldemonen uit een andere dimensie. ‘Dodge wordt gegijzeld door een wezen met een grenzeloze zucht naar macht. Het is belangrijk te onthouden dat iedere schurk eigenlijk denkt dat hij de held is. De meeste mensen handelen immers niet met slechte bedoelingen, maar doen vaak verschrikkelijke dingen uit liefde, of uit een verlangen om hun eigen leven of dat van hun naasten te verbeteren.’
Levendig
Rodriguez tekent in een gedetailleerde en semi-realistische stijl. Hij laat de personages overtuigend acteren. De natuurlijk klinkende dialogen van Hill maken de personages af. ‘Vroeger was ik heel slecht in dialogen. Met mijn toenmalige vrouw zat ik eens in de auto en ze had kritiek op een van mijn verhalen. “De plot is log en de dialogen zijn echt vreselijk! Niemand praat zo,” zei ze. Dat vond ik niet leuk om te horen, maar later realiseerde ik dat ze een stukje belangrijke informatie had gegeven. Toen begon ik elke dag met een warming-up waarin ik alleen dialogen schrijf. Ik laat mijn personages praten; waarover maakt niet uit. Hoe meer ik dat deed, hoe leuker ik het vond. Tegenwoordig is dialoog schrijven mijn favoriete onderdeel van het schrijven.’
Magie
In Locke & Key spelen kinderen en tieners de hoofdrol. Ook wordt magie als vanzelfsprekend gepresenteerd. Hill: ‘Als je een fantastisch element in je verhaal introduceert is het nuttig dit op dezelfde manier te doen als met elementen uit het echte leven. Magie moet niet opvallen, het moet net zo overtuigend voelen als de rest.’
Fox liet in 2011 een pilot maken, maar bestelde uiteindelijk de televisieserie niet. ‘De pilot is goed gemaakt en ziet eruit als een vroege film van Steven Spielberg. Uiteindelijk vond Fox de film waarschijnlijk te eng voor een groot publiek. We proberen een nieuwe tv-serie op te zetten met een geheel nieuwe pilot. Dit voorjaar ga ik met het scenario aan de slag.’
Inmiddels zijn er bij IDW Publishing zes bundelingen verschenen van Locke & Key en daarmee is het verhaal over de familie Locke afgerond. Op dit moment is Hill bezig met een nieuwe reeks verhalen. ‘Deze gaan over een familie die aan het begin van de twintigste eeuw in Key House woonden. Ik heb daar net een script van af. Hopelijk komt de bundel volgend jaar uit.’
Joe Hills nieuwe roman The Fireman verschijnt in mei bij William Morrow and company.
Dit interview is geschreven voor en gepubliceerd in VPRO Gids #19 (2016).
Mijn zoektocht naar oude Marvel Age comics bracht me bij verschillende stripwinkels in de afgelopen weken. Bij Henk Comics en Manga Store vond ik een hele stapel en op Dutch Comic Con vond ik nummer 4.
Marvel Age was een uitgave van Marvel waarin nieuwe series, verhalen en andere zaken werden aangekondigd. Met previews, maar vooral ook interviews met de makers. De serie liep van 1983 tot en met 1994 en beslaat 140 comics.
Ik hoef ze niet alle 140 te hebben. Ik concentreer me op dit moment op nummers die opvallen, zoals anniversary specials, mooie covers en interviews met makers die ik bewonder. Vooral de dertigste verjaardag van Marvelhelden werd goed gevierd in Marvel Age. De stukken zijn vaak geen uitgebreide terugblikken, maar meer interviews met hoe men die verjaardag wilde gaan vieren en welke speciale uitgaven eruit zouden komen dat jaar. Ik vond het retrospectief over Daredevil in #106 in ieder geval erg leuk: veel schrijvers en tekenaars die aan deze held gewerkt hebben, komen daarin aan het woord.
Steve Gerber:
‘Gosh, I haven’t even thought about Dardevil in years. At that time he was in San Francisco. The reasoning was that every other super hero was in New York, so Gerry Conway figured it would make Daredevil a little different. I got onto the book sometime after that, and eventually moved him back to New York… mostly because I had never been to San Francisco!
In issue #100, we had a story that had Jann Wenner, editor of Rolling Stone Magazine, wanting to do a story on Daredevil, since he was the town’s only super hero. I was a real avid reader of Rolling Stone, and although we had no idea what he looked like I just described to Gene Colan what I thought he looked like. I met Wenner years later, and Gene’s drawing of him were very close!’
Omdat ik de beroerdste niet ben, heb ik Daredevil #100 er even bij gepakt. Hier is die beruchte ontmoeting tussen Daredevil en Wenner:
Erg leerzaam hoor, die oude Marvel Ages.
Zondag zat ik een paar uurtjes op de bank heerlijk in de stapel te lezen. Hier een selectie van de aangeschafte covers die er wat mij betreft uitspringen. En ja, daar zit voor werk tussen van John Romita Jr. Dat blijft toch mijn favoriete Marvel-tekenaar – ook al tekent hij nu even voor DC Comics. En ja: er zijn vast nog veel meer mooie Marvel Age covers, maar die comics moet ik eerst nog op de kop tikken. Voor een leuke prijs uiteraard, want het moet wel leuk blijven.
Het laatste weekend van maart vond dit jaar de tweede editie van de Dutch Comic Con plaats. Ik was er op zaterdag.
Als ik geen griep had gehad, had ik me zeker beter vermaakt, want ik vind het ontzettend tof om zoveel comicfans bij elkaar te zien op Dutch Comic Con. De fans tonen op verschillende manieren hun liefde voor strips, films en tv-series.
Er waren veel cosplayers en ook waren de verschillende replica’s van bekende vierwielers weer uit de garage gehaald.
Ook waren er weer acteurs aanwezig met wie je op de foto kon. Vaak zijn dit niet de hoofdrolspelers maar aanvullende cast, maar dat mag bij de fans de pret niet drukken. Zelf hoef ik niet zo nodig een handtekening van iemand als Billy Dee Williams te hebben, maar prima natuurlijk als zoiets je dag helemaal goed maakt.
De opzet was dit jaar groter dan vorig jaar en zaterdag rond 12 uur was het al erg druk. Dikke rijen stonden voor de deur en binnen was het ook soms navigeren in de massa.
Brian Epstein
Ik was dit keer vooral op de Con om schrijvers Vivek J. Tiwary en Joe Hill te interviewen. Tiwary is een succesvolle broadway producent die een grote liefde heeft voor comics. Hij schreef de graphic novel The Fifth Beatle, een prachtige strip over Brian Epstein, en heeft ook geld gestoken in Valiant comics. Daarnaast is hij een enorm aardige man met een positieve levensinstelling.
Hills werk ken je als je de fantastische stripreeks Locke & Key hebt gelezen, of de strip Wraith. Kan natuurlijk ook dat je zijn boeken hebt gelezen, want daar kwamen ook veel mensen op af. Hill zat onder andere bij de American Book Center te signeren, maar had ook zijn eigen stand. Een aardige kerel met wie ik ruim een half uur heb kunnen praten. Ook over zijn stripliefde trouwens. Nooit gedacht dat Captain America zijn favoriete Marvel-held zou zijn.
Het was trouwens goed druk bij de American Book Center stand. Volgens mij hebben ze goede zaken gedaan. De winkel had ook een heel podiumprogramma met interviews op Dutch Comic Con.
Cosplay
Ik trof bij de Eppostand de heren Valkema en Hercules aan. Valkema had zelfs een stropdas om en zei met een glimlach dat dit zijn cosplay outfit was.
Dat is trouwens wel grappig: mensen vroegen me op sociale media als wie ik gekleed was. Ik doe echter niet aan cosplay. Ik vind het een leuk fenomeen, en kijk graag naar de vaak mooie kostuums die mensen aan hebben, maar ik zou zelf niet zo snel zo rondlopen. Mijn Spider-Man-pak draag ik altijd onder mijn kleding.
Overigens sprak ik eindelijk eens Frank Mulder van de website De Nachtvlinders in het echt. Bekjik zijn leuke cosplayfoto’s op instagram. Ook had ik een leuk gesprek met een paar van de Ghostbusters van The Dutch Division. Hun kostuums zien er net echt uit.
Na de gesprekken ben ik weer naar huis getreind en in mijn bedje gedoken. Ik moet zeggen dat zo’n bezoekje aan Dutch Comic Con erg inspirerend werkt. Vandaag heb ik enorme zin om nog vaker over strips te gaan bloggen dan ik al doe. Strips laten zien die ik mooi, interessant en boeiend vind. Makers onder de aandacht brengen die een spotlight verdienen. Of gewoon leuke, gekke stripgerelateerd dingen aanhalen. De laatste tijd heb ik daar minder tijd voor vanwege een paar erg toffe, maar tijdrovende schrijfklussen. De lagere blogfrequentie heeft dus niets met minder zin te maken.
De Britse stripmaker Andrew Wildman is vooral bekend als tekenaar van de Transformers-strips. Nu is zijn eerste graphic novel uit. Horizon gaat over persoonlijke ontwikkeling en het overwinnen van je angsten. ‘Ik wil mensen niet ergens van overtuigen, maar ze een kans geven hun eigen mogelijkheden te zien.’
We spreken Andrew Wildman tijdens de eerste editie van Dutch Comic Con in Utrecht. Wildman is een van de buitenlandse stripmakers die daar twee dagen zijn fans ontmoet en tekeningen maakt. Terwijl wij in de rustige greenroom zitten op de eerste verdieping, zijn beneden duizenden stripliefhebbers en cosplayers zich aan het vermaken. Al meer dan dertig jaar is Wildman professioneel illustrator. Hij werkt in de game- en animatie-industrie als ontwerper van personages en omgevingen. Ook was hij storyboardtekenaar voor de sciencefictionserie Doctor Who. Wildman: ‘Ik vind het heel fijn om storyboards te maken. Het publiek ziet het eindresultaat weliswaar niet, maar het is ontzettend interessant om met regisseurs samen te werken en uit te dokteren hoe dingen in beeld gebracht gaan worden.’
Als stripmaker werkte hij aan series als Thundercats en de X-Men-comic die voortkwam uit de animatieserie. In de jaren negentig tekende Wildman miniseries over Spider-Man en Venom. Wildman: ‘Spider-Man was waarschijnlijk mijn favoriete personage toen ik jong was. Toen ik hem eindelijk als professional mocht tekenen was dat een fantastische kans, maar eigenlijk is Spider-Man verschrikkelijk om te tekenen. Door het masker zie je zijn gezicht niet, dus kan ik maar weinig gezichtsuitdrukkingen laten zien en die vind ik juist fijn om op papier te zetten. Ook het webpatroon op Spider-Mans kostuum is vervelend om te tekenen. Het is niet moeilijk, maar wel heel saai. Mijn doel was om aan the Avengers te werken. Captain America tekenen zou te gek geweest zijn. Het dichtstbij kwam ik met een project dat Force Works heet en dat aan Avengers gerelateerd is. Dat vind ik nog steeds het beste werk dat ik voor Marvel heb gedaan.’
Transformers
Als stripmaker is hij vooral bekend van Transformers. Jarenlang tekende Wildman deze op de animatieserie gebaseerde comic. Eerst voor Marvel UK, de Britse afdeling van Marvel Comics, later voor de Amerikaanse uitgeverij zelf en tot slot voor uitgeverij IDW. ‘Of ik een speciale band heb met robots en Transformers? Jawel, maar voornamelijk omdat ik een lange tijd aan deze serie heb gewerkt en omdat deze strip mijn doorbraak was in de comicswereld. Maar toen ik gevraagd werd om Transformers te tekenen, had ik er nog nooit van gehoord. Eigenlijk had ik ook geen zin om robots te tekenen.’
Toch wist Wildman een duidelijke stempel op de strip te drukken. Samen met schrijver Simon Furmangaf hij de robots menselijkheid. ‘Toen ik aan de Amerikaanse versie begon, heb ik mij sterk laten inspireren door de comic Machine Man van Barry Windsor-Smith. Fantastisch werk dat mij duidelijk maakte dat je veel detail kunt stoppen in het tekenen van mechanische dingen. Het viel me op dat veel collega’s de Transformers als robots tekenden. Ik zag ze als personages, met net zo veel menselijkheid als jij en ik. Dus begon ik hun gezichten erg expressief te maken. Veel lezers vonden dat maar niks, maar genoeg mensen vonden dat wél goed. Furman en ik zagen allebei in dat Transformers diepgang hebben. Om die reden kreeg ik er lol in.’
Persoonlijke ontwikkeling
Eind jaren negentig ging het slecht met de Amerikaanse comicsindustrie – Marvel Comics ging zelfs failliet. ‘Tot dat moment ging het best goed met me bij Marvel. De top had ik nog niet bereikt, maar ik was onderweg. Toen stortte de boel in. Elke serie waar ik aan begon, werd stopgezet. Het leek alsof mijn carrière tot een eind kwam. Ik had persoonlijke problemen en kreeg daar begeleiding voor. Die hulp bleek nogal krachtig en effectief. Hierdoor werd ik me voor het eerst bewust van zaken als coaching en persoonlijke ontwikkeling. In de loop der jaren heb ik seminars bezocht en ben ik zelf een coach geworden. Dat leidde onvermijdelijk tot nieuwe inzichten over mijn eigen leven en wat er voor anderen mogelijk is.’ Zelfvervulling en persoonlijke ontwikkeling fascineren Wildman en deze thema’s behandelt hij ook in Horizon, zijn eerste graphic novel en zijn debuut als schrijver.
Horizon Horizon draait om de vijftienjarige Alisanne. Ze wordt gepest op school en heeft een moeilijke relatie met haar moeder. Als ze in slaap valt, komt ze in een droomwereld terecht waar ze de confrontatie met haar eigen angsten moet overwinnen en uiteindelijk zal ontdekken wie ze is. Ze krijgt hulp van het speelgoedkonijn dat ze ooit van haar vader kreeg. ‘Dat konijn is de mentor van de held, hij is de Obi-Wan Kenobi in mijn verhaal. De huizenhoge robot waar Ali het tegen op moet nemen, representeert niet alleen haar angst, maar is ook een metafoor voor gedrag dat we telkens herhalen.’
Met Horizon hoopt Wildman de ogen van zijn lezers te openen: ‘Ik wil mensen niet ergens van overtuigen, maar ze een kans geven hun eigen mogelijkheden te zien. We willen altijd meer, we willen meer kunnen bereiken of lekkerder in ons vel zitten. Vaak voelen we ons begrensd en denken we dat die doelen niet haalbaar zijn. Coaching of het lezen van een inspirerend werk, opent soms je ogen voor wat er allemaal mogelijk is. Wij zijn zelf het grootste obstakel voor wat we in het leven kunnen bereiken. Het enige wat je tegenhoudt zijn je eigen, beperkende vooraannames en gedachten. Zodra je die kunt doorbreken, is er van alles mogelijk. Dat is het thema van Horizon.’
Ironisch wellicht, maar het waren juist Wildmans eigen aannames die de productie van deze strip tegenhielden. Hij ondernam meerdere pogingen om de strip te maken. Eerst met andere schrijvers, maar dat werkte toch niet. ‘Omdat het om mijn verhaal ging wilden die schrijvers niet te veel hun eigen ideeën opdringen. Hierdoor hadden ze niet de vrijheid het verhaal goed te schrijven. Toen opperde een vriendin van me dat ik het zelf moest schrijven. Ik antwoordde haar dat ik geen auteur ben, maar dat vond ze onzin. Ze zei dat ik degene ben die de personages door en door kent. Dat heeft me erg geholpen. Mijn grootste obstakel bij het schrijven van Horizon was dus mijn eigen idee dat ik een tekenaar was en geen schrijver.’
DIY
Wildman gaf Horizon uit in eigen beheer zodat hij deze op beurzen kan verkopen en exemplaren ter promotie kan opsturen. ‘Voordat ik het boek zelf uitbracht heb ik het wel naar één uitgeverij gestuurd, maar ze snapten niet helemaal wat ik ermee wilde bereiken. Ik wist dat ik deze strip wilde maken of ik nu een uitgever zou vinden of niet. Dus waarom niet gewoon de strip eerst afmaken? De kans dat het boek dit jaar door een echte uitgeverij wordt uitgebracht ziet er veelbelovend uit. Mocht dat toch niet gebeuren dan is het ook wel goed zo en blijf ik de strip zelf uitbrengen.’
Plotseling staat Wildmans vrouw bij onze tafel. Ze vertelt met lichte paniek in haar ogen dat er een lange rij met fans voor zijn tafel staat en dat ze niet weet wat ze met ze aan moet. Het gesprek ronden we af en Wildman gaat naar beneden om nog meer Transformers te tekenen.