Categorieën
Strips

Batman in Eppo

eppo-batman

Op de cover van Eppo #8 staat een mooie Batman-illustratie van Greg Capullo. Ik ben erg blij met deze cover, want Batman op de Eppo, da’s toch niet mis.

Omdat de Vleerman van Gotham 75 jaar is geworden, mocht ik een artikel schrijven vol met Bat-feiten. Romano Molenaar, de enige Nederlandse stripmaker die Batman voor DC Comics tekende, komt aan het woord over de aantrekkingskracht van deze stripheld. Het was een groot plezier om voor het stripblad over een van mijn favoriete superhelden te schrijven. Spider-Man blijft wat mij betreft nummer één, maar voor Batman hou ik altijd de tweede plek gereserveerd.

Eppo #8 ligt deze week in de winkel.

Categorieën
Striprecensie Strips

Striprecensie: Help me, Rhonda

Wat mij betreft kan de Nederlandse stripwereld altijd een nieuwe actieheldin gebruiken, want het blijft toch grotendeels een mannenwereld. Daarom ben ik blij met de reeks Rhonda van Hans van Oudenaarden, waarmee een fris, eigenwijs en zelfstandig personage aan de algemene stripcast wordt toegevoegd.

rhondaIn het eerste album Help me, Rhonda raken we verzeild in Chicago 1964, waar Rhonda zojuist een koffer met 50.000 dollar gestolen heeft van haar ex-vriendje die werkt voor de maffia. Op de vlucht voor haar ex en diens handlangers probeert ze met de trein, de California Zephyr, te ontsnappen. Op de trein ontmoet ze de manager van een filmster waar Rhonda, heel toevallig op lijkt. Nu blijkt deze actrice ook nog eens een tijdje vermist te worden. Het ziet ernaar uit dat Rhonda, van naturen trapeze-artiest, een tijdje in de naaldhakken van een ander kan gaan lopen.

Hans van Oudenaarden (onder andere bekend van de Bob Evers-reeks) houdt het tempo erin en trakteert de lezer op genoeg smakelijke actie om hem de opeenstapeling van toevalligheden in de plot te vergeven. Hoe alles in elkaar steekt is op dit moment nog moeilijk te beoordelen, want het verhaal is het eerste deel van een trilogie. Help me, Rhonda is intrigerend genoeg om naar de volgende twee delen uit te kijken.

Laten we eens focussen op Rhonda, want zoals gezegd: zoveel heldinnen kent de Nederlandse strip nu ook weer niet.

Wie is Rhonda
Zelf beschrijft Van Oudenaarden zijn heldin als ‘een mooi meisje met een verleden, een boel geheimen en een boel problemen. Zo’n meisje waar je eerst verliefd op wordt en daarna vreselijk veel mee te stellen krijgt.’

In een interview met Kurt Morissens van Stripelmagazine diept hij dit uit:

‘Weet je, ik denk dat Rhonda Kaplan, ondanks dat de strip ergens in de jaren zestig speelt, eigenlijk een moderne held is. Ten diepste gaat dit verhaal, verstopt onder de voor de hand liggende avonturen en vermommingen, namelijk over ‘identiteit’. De kernvraag van de moderne mens. Wie ben je eigenlijk? Wat wil je met je leven en in hoeverre laat je anderen voorschrijven hoe je je leven leidt? Wat gebeurt er met iemand die eigenlijk een beetje op de loop is voor zichzelf, voor haar eigen verleden, als ze in de gelegenheid komt om echt, totaal iemand anders te worden? Een nieuwe identiteit, een nieuw begin, een nieuw leven. En wat als anderen er ook nog enorme belangen bij hebben, bij die identiteitsverwisseling? En wat nou als je halverwege die verkleedpartij iets geestverruimends binnenkrijgt, waardoor je de grens tussen je eigenlijke zelf en je nieuwe zelf begint kwijt te raken? Wie ben je dan eigenlijk?’

Over identiteit gesproken: zo veel weten we nog niet over de hoofdrolspeler. Er wordt gerefereerd naar een traumatisch ongeluk waarbij haar vader om het leven kwam, maar niet alle details zijn nog duidelijk.

Franka-moment
Recent verklapte de auteur op zijn blog wel dat zijn wereldvisie en die van Rhonda hetzelfde zijn: ‘Blogvriend, Rhonda, dat ben ik. Hmmm. Het zou me opeens niet verbazen als Rhonda in de loop van het verhaal een tamelijk links-radicale neo-liberalen-vreter zou blijken te zijn. Bankier/politicus/manager ? Uitkijken voor die Rhonda!’

Ik ben benieuwd of Rhonda net zo’n vaste waarde gaat worden als stripfiguren als Franka en Roodhaar. Er zit overigens wel een Franka-moment in de strip: als ze in een nachtmerrie achternagezeten wordt door haar ex & co loopt ze topless over een trein. Ook in de Franka strip zit vaak een moment dat ze even gratuit naakt gaat. Aan de liefhebbers van vrouwelijk schoon wordt altijd gedacht.

rhonda_pagina

Kolk
Aan de wieg van Rhonda stonden Van Oudenaarden en Hanco Kolk die in de jaren negentig al met de strip aan de slag gingen voor de Sjosji. Bij de herstart van het project jaren later, besloten de mannen dat Van Oudenaarden solo het scenario en de tekeningen voor zijn rekening zou nemen. Jammer dat Kolk nergens in de credits van het album van de reguliere editie vermeld staat. In de Dossier-editie van Rhonda wordt de ontstaansgeschiedenis wel uitvoerig uit de doeken gedaan en zijn de pagina’s van de eerste versie opgenomen.

Help me, Rhonda kreeg eerder dit jaar de Stripschapspenning de categorie avontuur en vermaak. Het verhaal werd eerst voorgepubliceerd in de Eppo en verschijnt nu ook in het Duits. Wie meer over de making of wil weten, verwijs ik graag door naar het uitgebreide blog over de strip.

Hans van Oudenaarden. Help me, Rhonda.
Don Lawrence Collection, €8,95

Categorieën
Stripplaatjes onder de loep Strips

Stripplaatje onder de loep: De indianenverhalen van Hans G. Kresse

Dat illustrator en stripmaker Hans George Kresse (1921-1992) een grootmeester was wat realistisch tekenen betreft, hoef ik de vaste Eppo-lezers niet uit te leggen. Ik denk dat veel lezers nostalgische gevoelens zullen hebben bij de gedachte aan de stripreeks Eric de Noorman, toch wel Kresses bekendste strip. Zelf heb ik meer met de Indianenreeks die hij voor Casterman maakte. Onderstaande sequentie is dan ook afkomstig van het eerste album getiteld De meesters van de donder uit 1973.

kresse_indianen
Kresse had een grote fascinatie voor het indianenvolk. Aanvankelijk maakte hij indianenstrips voor een jong publiek, zoals De grote otter en De gouden dolk. De reeks rond Matho Tanga, een Mandan-opperhoofd dat door toedoen van de blanken zijn toevlucht moet zoeken bij een Sioux-stam, had een meer volwassen toon. Toen Casterman Kresse begin jaren zeventig vroeg om een nieuwe reeks op te zetten, greep de stripmaker deze kans om een reeks verhalen te maken rondom de Faraon-indianen, een van de Apache-stammen die leefden in het gebied tussen de Rio Grande en de Pecos rivier. De Faraon-Apachen kwamen als eerste in contact met de blanke overheersers en hielden de strijd voor het behoud van hun cultuur en grond het langste vol. De negen albums van de Indianenreeks spelen af in de zestiende eeuw waarin de indianen op gewelddadige wijze het onderspit delfden.

Harige krijgers
Kresse streefde historische accuraatheid van zijn verhalen na en documenteerde zich uitvoerig. In de strip verwijst hij naar historische data en gebruikt hij geregeld Indiaanse woorden, wat de authenticiteit van de strips versterkt. De titel De meesters van de donder verwijst naar de Spaanse veroveraars: de blanken die het gebied van de indianen introkken op zoek naar goud, zilver en edelstenen, hadden musketten, in de ogen van de indianen waren dit donderstokken.

Op bovenstaande sequentie ontsnappen opperhoofd Chaka (die linksonder heldhaftig naar beneden springt) en zijn krijgers aan de moordlustige klauwen van de blanke overheerser. Ze vluchtten het bos in, waarna de Spanjaarden al snel het spoor bijster zijn. De Faraons ontdekken dat de ‘harige krijgers’ eigenlijk minder gevaarlijk zijn dan gedacht, want ‘ze kunnen niet eens spoorzoeken’. Het mag duidelijk zijn dat Kresse aan de kant van de onderdrukte indianen stond en hij vertelt zijn verhalen dan ook vanuit hun perspectief. Hij probeerde een realistische weergave te geven van dit volk, en zijn vertolking staat ook ver af van de stereotypering die jaren ervoor door Hollywood westerns werden gepropagandeerd. (Later werd er in films als Dances with Wolves al een veel genuanceerder beeld getoond van de indianenstammen.) Al moet ik toegeven dat in dit album de Spaanse personages bijna zonder uitzondering als pure slechteriken worden voorgesteld.

kresse_indiaan_webDe gedetailleerde tekeningen van Kresse zijn werkelijk prachtig. Het is in het bijzonder genieten van de sterke karakterkoppen. De gezichtsuitdrukkingen van de personages zijn zeer levendig en Kresse liet zijn personages zeer overtuigend ‘acteren’. Een belangrijk sfeerelement is het gedetailleerde decor dat Kresse met een bijna impressionistische toetst inkte. Het woeste landschap van het oude Westen is sowieso een belangrijke attractie van het genre en getekend door Kresse is het een waar lust voor het oog.

Kresse museum
Vorig jaar bezocht ik met een paar vrienden het Kresse Museum in Gouda. Dit is een particulier museum met een imposante collectie, samengesteld door een chirurg die een groot liefhebber is van Kresses werk. Je kunt er veel originelen van dichtbij bekijken. De deuren van het museum gaan alleen open op afspraak. Zie: www.kressemuseum.nl.

Hans. G. Kresse. De meesters van de donder.
Uitgeverij Casterman, 1973.

Deze aflevering van Stripplaatje onder de loep is gepubliceerd in Eppo #26 (2013).

Categorieën
Stripplaatjes onder de loep Strips

Stripplaatje onder de loep: Een kabouter met toverknapzak

Vol verwachting sloeg ik laatst ‘De verwende prinses’ open, het eerste album van de serie Douwe Dabbert die opnieuw wordt uitgegeven door de Don Lawrence Collection. Zou ik de strip nog steeds zo leuk vinden als vroeger? Ik had me geen zorgen hoeven maken: het aantrekkelijke tekenwerk van Piet Wijn is altijd het lezen waard.

douwe_dabbert

Of we vroeger thuis een abonnement hadden op de Donald Duck, weet ik niet meer. Ik las het vrolijke weekblad geregeld, dus waarschijnlijk zat hij in de stripmap (de stripvariant van de leesmap) die iedere week bij ons op de mat lag. Wel weet ik dat mijn favoriete strip niet draaide om Donald, Goofy of Mickey, maar om de avonturen van Douwe Dabbert.

Douwe Dabbert werd geschreven door Thom Roep, die van 1984 tot 2013 hoofdredacteur was van de Donald Duck. Piet Wijn (1929-2010) tekende de avonturen van het sympathieke, kabouterachtige mannetje met de magische knapzak. In de knapzak blijkt altijd datgene te zitten wat Douwe nodig heeft om uit een benarde situatie te komen. Tijdens zijn omzwervingen komt de vriendelijke kabouter boeiende maar boosaardige figuren tegen, zoals de machtswellustige heks Wredulia en de schurk Ludo Lafhart die altijd snode plannen smeedt om zijn rijkdom te vergroten. Vrienden als de kat Generaal Tim, de beer Luitenant Torm en de dodo helpen Douwe soms om de kwaadwillenden een toontje lager te laten zingen.

Sprookjesachtig
Piet Wijn was de perfecte tekenaar om de sprookjesachtige wereld van Dabbert te visualiseren. Zijn lijnvoering zit vol leven, evenals de personages die zeer sprekende uitdrukkingen tonen. Prachtige karakterkoppen hebben ze.
De Dabbert-strip verwijst naar een soort sprookjesachtig Nederland dat je ook tegenkomt in het werk van Anton Pieck en in de Tom Poes-verhalen van de Toonderstudio’s. Dat laatste is niet zo gek, want Wijn heeft jarenlang voor Marten Toonder gewerkt. Hij tekende de strips Tom Poes, Koning Hollewijn, Panda en Kappie. Het sfeervolle landschap in het bovenstaande stripplaatje had ook prima uit de Bommel-strip kunnen komen. Je kunt je makkelijk voorstellen dat heer Ollie en Tom Poes op het bospad lopen in plaats van Douwe Dabbert en Prinses Pauline. De prinses zien we hier in silhouet, haar contouren contrasteren mooi met de lichtgekleurde ochtendmist achter haar. Links op de achtergrond zien we het kasteel van de koning. Tot nu toe heeft Pauline haar hele leven daar doorgebracht.

Levenslessen
Prinses Pauline is een verwend kreng dat met vervelende grapjes de hofhouding behoorlijk op de zenuwen werkt. Als ze tijdens een officieel diner de koning van het buurland beledigt door haar neus op te halen voor zijn augurken, de nationale trots van het land, veroorzaakt ze bijna een oorlog tussen beide landen. De koning besluit dat zijn dochter eens goed opgevoed moet worden. Er wordt een leermeester gezocht. Uit een kleine honderd kandidaten wordt Douwe Dabbert gekozen om de Prinses wat over het leven bij te brengen.
Douwe blijkt een strenge, doch warmhartige leermeester die in staat is langzaam een meelevend mens van het egoïstische, koninklijke krengetje te maken. Gevaar ligt ook op de loer in de vorm van Ludo Lafhart, wiens naam boekdelen spreekt natuurlijk.

Het mooie aan bovenstaande prent vind ik dat het een typerende voorstelling voor Douwe Dabbert is: hij loopt door een bosachtige omgeving met de knapzak over zijn schouder. Zo herinner ik me hem het beste.

Meesterlijke tekenaar
douwedabbert_coverPiet Wijn behoort tot een van de beste tekenaars die de Nederlandse strip gekend heeft. Hij was in staat om in verschillende stijlen te tekenen, van zeer realistisch tot karikaturaal, en kon met ieder genre uit de voeten. Toen hij in september1986 werd getroffen door een hersenbloeding, raakte hij aan de rechterkant verlamd. Hij slaagde er met veel pijn en moeite in om met links te leren tekenen om zijn werk voor te zetten. Toen hij na zijn hersenbloeding Douwe Dabbert weer begon te tekenen, was het verschil met vroeger nauwelijks merkbaar. Helaas kreeg Wijn in 1997 een tweede beroerte, waardoor hij ook linkshandig verlamd raakte.

De avonturen van Douwe Dabbert werden in de periode 1975 tot 2001 in Donald Duck gepubliceerd. In totaal 23 vervolgverhalen en tien korte verhalen. De strip werd indertijd in acht talen uitgegeven. Voorlopig kan ik me dus helemaal onderdompelen in de magische wereld van Douwe Dabbert.

Deze aflevering van Stripplaatje onder de loep is gepubliceerd in Eppo #4 (2014).

Categorieën
Stripplaatjes onder de loep Strips

Stripplaatje onder de loep: Olga Lawina poseert voor Van Gogh

In het legendarische Agent 327-avontuur Het oor van Gogh wordt schilder Vincent van Gogh gekloond zodat Paul Poendrop zijn nieuwe schilderijen voor veel geld kan verkopen.

oorvangogh327_eppo2Het is natuurlijk een prachtig idee dat er opeens ‘nieuwe’ Van Goghs opduiken, ware het niet dat er op een van de doeken een mobiele telefoon is afgebeeld. Daarom gaan Agent 327 en Olga Lawina op onderzoek uit. Ze komen terecht op het eiland Profiterolles waar een kopie van het stadje Arles is nagebouwd met figuranten en al. Dit alles moet Van Gogh ervan overtuigen dat hij nog steeds eind negentiende eeuw leeft. Als IJzerbroot en Olga de kloon ontmoeten proberen ze hem natuurlijk te redden, maar niet voordat hij een portret van de schone Olga aan het canvas toevertrouwt.

Verschillende stijlen
Het bovenstaande plaatje spreekt boekdelen: Van Gogh ziet in Olga uiteraard een aantrekkelijk model. Ik vind het mooi hoe de stripmaker het schilderij van Olga in potlood heeft getekend, zodat het een andere textuur heeft dan de rest van het plaatje. Sowieso mengt Lodewijk in Het oor van Gogh allerlei tekenstijlen door elkaar: in de scène waarin een medewerker van het museum de geschiedenis van Vincent van Gogh vertelt, gebruikt Lodewijk tekeningen uit de strip Gauguin en Van Gogh van Dick Matena. Matena’s stijl is compleet anders dan de cartooneske tekenstijl van Lodewijk. Hetzelfde geldt voor de tekenstijl waarin Lodewijk de ‘nieuwe’ Van Goghs heeft getekend.

Na de poseerscène proberen onze helden met de kloon van het eiland te ontsnappen. Van Gogh wil eerst nog even langs zijn kamer om wat spullen in te pakken, waaronder een Kuifje-album. Van Gogh zegt in de toekomst stripmaker te willen worden. Terug in de bewoonde wereld stort hij zich dan ook op een carrière als de tekenaar van het stripfiguurtje Knijntje. Dit alles is vermakelijke gekkigheid die alleen uit de pen van Martin Lodewijk had kunnen komen. Tijdens een interview vertelde hij mij daar het volgende over: ‘Tijdens de research heb ik veel tekeningen van Van Gogh gezien. Hij was een man die zeker de kracht van strips ingezien zou hebben. Ik denk dat hij Kuifje bijzonder had gevonden.’

Theo van Gogh
Lodewijk was al met dit verhaal in het Algemeen Dagblad begonnen toen hij voor onderzoek door het Van Gogh Museum liep. Onder indruk van de collectie bedacht hij dat het eigenlijk jammer was dat Vincent zelf niet door het museum kon lopen. Zo kwam hij op het idee om hem te klonen, dan kon de stripversie van de schilder in ieder geval wel zijn eigen museum zien. Ongetwijfeld haalde Lodewijk zijn inspiratie ook uit het nieuws: indertijd beweerde een Franse sekte dat ze mensen kon klonen. Het uiterlijk van dokter Brigitte Holadier baseerde Lodewijk op de sekteleider. Holadier kloont de nieuwe Vincent met behulp van het afgesneden oor van de schilder en het DNA van Theo van Gogh. De filmmaker en columnist speelt dus ook een kleine, doch belangrijke rol in de strip. Een jaar na het verschijnen van de strip werd hij op brute wijze om het leven gebracht.

Agent 327 loopt door het Van Gogh Museum
Agent 327 loopt door het Van Gogh Museum

Veel van de mensen die toen in het Van Gogh Museum werkten, hebben overigens ook een cameo in het verhaal. Naar aanleiding van het album kreeg Martin Lodewijk in 2004 een tentoonstelling in het Van Gogh Museum. Eigenlijk heel bijzonder dat het werk van een stripmaker naast dat van een beroemd kunstschilder hing.

Martin Lodewijk. Het oor van Gogh.
In 2003 uitgegeven door uitgeverij M, later heruitgegeven door Uitgeverij L.

Dit artikel is gepubliceerd in Eppo #12 (2013).

Categorieën
Stripplaatjes onder de loep Strips

Stripplaatje onder de loep: Werkontwijkend geflater

Wat mij betreft kunnen we Guust zien als de ultieme luie werknemer. Ieder kantoor heeft wel zo’n type rondlopen, al betwijfel ik of er een grappiger luiaard rondloopt dan de heer Flater.

guustflater_strook
Het onnozele hoofd van Guust Flater in het rechter plaatje spreekt boekdelen en is bovendien de punchline van een geslaagde grap. Chef Pruimpit beveelt Guust om een lijst met adressen uit te tikken. ‘En waag het niet te gaan zitten pitten!’ roept hij de slungelige Guust toe terwijl hij het kantoor uitloopt. Maar Guust, de eeuwige luie werknemer, is niet voor een gat te vangen. Hij verbindt de deur met een stuk bijna onzichtbaar nylondraad en maakt de draad aan zijn nek vast. Daarna knapt hij een uiltje en rust met zijn hoofd op zijn typemachine. Zodra Pruimpit de deur opendoet wordt Guust overeind getrokken en begint druk te typen. Maar de afdruk van de toetsen op zijn neus verraadt hem. Het is een mooi voorbeeld van hoe Guust door middel van een van zijn uitvindingen aan zijn werk probeert te ontkomen.

Franquin
De reeks strips over Guust van de Belgische striplegende André Franquin (1924-1997) mag je gerust als klassieker beschouwen, evenals de reeks Robbedoes en Kwabbernoot die Franquin meer dan twintig jaar tekende. Hoewel het duo bedacht is door Rob Vel, was het Franquin die de avonturen pittiger maakte en Robbedoes meer persoonlijkheid gaf. Ook introduceerde hij het wonderlijke wezen de Marsupilami.

Dankzij zijn zwierige, elastieken lijnvoering hebben Franquins tekeningen en personages een vrolijkmakende levendigheid. Met zijn tekenstijl en meesterschap heeft Franquin een duidelijke stempel op de Europese strip gedrukt.

Ontregelen
Franquin vertelde eens het volgende over de creatie van Guust: ‘Ik heb Guust bedacht om even uit te rusten toen ik problemen had met Robbedoes. Ik heb hem gecreëerd om mijn eigen luiheid te illustreren. Zelfs toen ik depressief was bleef ik hem tekenen: hij bracht me rust.’

De carrière van Gaston Lagaffe (‘gaffe’ betekent ‘flater’ in het Frans) in het tijdschrift Spirou (de Franse versie van Robbedoes) begon bescheiden. Opeens dook hij in 1957 zwijgend in de redactionele pagina’s van het tijdschrift op. Wekenlang verscheen slechts één tekening van hem, omringd met tientallen blauwe voetstappen die willekeurig op de pagina’s waren afgedrukt. In eerste instantie was Guust in het leven geroepen om Spirou op te leuken: hij schopte de layout van het blad in de war door argeloos door plaatjes en tekst heen te lopen.
Al snel kreeg hij zijn eigen strip waarin Guust de post moet sorteren van een fictieve redactie die erg veel op de redactie van het stripblad lijkt. Vooral met zijn bizarre uitvindingen en experimenten weet hij veel chaos te veroorzaken. Zo brengt het instrument de Flaterfoon zulke zware trillingen voort dat het plafond, het behang en het plamuur naar beneden storten. Menig experiment heeft een explosie tot gevolg of verstoort ongewild de contractbesprekingen tussen zijn bazen en Demesmaeker.

Maar bovenal probeert Guust op creatieve wijze zijn werktaken te ontduiken en drijft hij zijn chef – eerst Kwabbernoot, later vervangen door Pruimpit – tot waanzin. Wat dat betreft kan een ieder die zijn baas gek wil maken nog veel van Guust leren.
De problemen die Guust veroorzaakt komen voort uit zijn onhandigheid, zijn dierenliefde en interesse in wetenschap en is geen boze opzet. Dat maakt hem juist tot zo’n beminnelijk personage.

Handtekening
guustflater_handtekEen van de kenmerken van de latere Guust-verhalen is de creatieve manier waarop Franquin zijn strips ondertekende: soms door een snelle handtekening, maar vaak was die handtekening onderdeel van een kleine tekening geïnspireerd op de grap. Die verschillende handtekeningen zijn in 1992 gebundeld door Dupuis in Signé Franquin.

André Franquin: De Flater Bende.
Dupuis, 1976.

Eerder gepubliceerd in Eppo #9 (2013).

Categorieën
Daily Webhead Strips Video

Daily Webhead Vlog: Over old school post gesproken…


notecards_kadolab2In deze vlog een pleidooi om weer eens ouderwetsche kaartjes naar mensen te sturen, bijvoorbeeld van Cowboy Henk of zo’n grappige Note Card van Kadolab. Het stripplaatje van de week is afkomstig van het Godvrrgeten eiland.

Categorieën
Strips

Vooruitblik: Nieuwste Gleevers dagboek

Eén keer per jaar maakt Gerard Leever een aflevering van zijn autobiografische strip Gleevers Dagboek en de nieuwste zal in StripNieuws #54 gepubliceerd worden.  Daarnaast staat in dit nummer ook een oude aflevering over hoe Gerard zijn vrouw Wilma Leenders ontmoette. Deze aflevering is voor het eerst in kleur. Daarnaast staat er een interview met Wilma over haar inkleurwerk in en verzorgt het duo de cover van het blad. Je kunt dus gerust spreken van een Gleever/Leenders focus in de nieuwste StripNieuws.

En waarom ook niet? Het duo gaat al jaren mee in de Nederlandse stripwereld en heeft zijn strepen meer dan verdiend. Gerard was zo aardig om alvast een schets van de nieuwe aflevering naar me op te sturen, een kleine preview van wat komen gaat:

Plaatje is groter na de klik.
Plaatje is groter na de klik.

Je maakt tegenwoordig nog maar één aflevering van je dagboek per jaar. Waarom zo weinig?
Dat is eigenlijk vooral omdat ik er niet meer tijd voor heb. Ik heb het erg druk met Suus & Sas voor Tina en daarnaast nog wat losse opdrachten. Daarbij krijg ik niets betaald voor de strip en ik kan om duidelijke redenen (huis, studerend kind e.d. ) niet teveel tijd gaan besteden aan onbetaalde dingen. Helaas wilde Eppo de strip niet meer hebben en als reden werd de lage frequentie gegeven, maar ik voel me prima thuis bij StripNieuws. Ik sluit niet uit dat als ik in de toekomst meer tijd krijg en m’n zoon klaar is met studeren ik de productie verdubbel.

Maakt die lage frequentie het niet heel lastig om te kiezen waar je het over wilt hebben? Of juist niet?
Eigenlijk juist niet! Ik heb Gleevers Dagboek nooit in een hoge frequentie gemaakt waardoor ik de onderwerpen er nooit bij de haren bij heb hoeven slepen. Het moet een onderwerp zijn dat me iets doet en niet ‘een dagje naar de dierentuin’ , bij wijze van spreken. Nu dringen de onderwerpen zich als vanzelf naar voren.

Je hebt een schetsfragment van de strip gestuurd. Wat kun je hierover vertellen zonder natuurlijk al te veel van het verhaal prijs te geven?
Deze halve pagina schets komt uit het nieuwe verhaal ‘Zweet Zweet’ waarin mijn angst voor het geven van workshops en mijn overmatige zweetproductie daarbij wordt behandeld. Elke periode in m’n leven heeft zo z’n geestelijk probleem dat naar voren komt en het mooie daarvan is dat waar anderen de ‘ellende’ over zich heen moeten laten komen, ik er een strip over kan maken. Hoewel het in het algemeen eigenlijk steeds beter met me gaat, hoor. Deze week heb ik nog drie zweetloze workshops gegeven, haha. Het fijne van Gleevers Dagboek is verder dat het eigenlijk veel meer m’n eigen stijl is dan Suus & Sas, veel ronder en meer overdreven. Dat komt ook duidelijk over in m’n schetsen die veel soepeler zijn. Heerlijk om te doen dus ook!

Als je met het verhaal aan de slag gaat, schets je dan in een keer de strip uit omdat die dan al volledig in je hoofd zit of ben je bij de visualisatie erg aan het zoeken?
Voor het schetsen heb je natuurlijk al het scenario waar de layouts al redelijk vast staan. maar het blijft zoeken. Ik ben sowieso een zoekende schetser. Er zijn tekenaars die al precies in hun hoofd hebben wat ze willen hebben en daar ook heel dicht in de buurt komen. Ik heb wel ongeveer een beeld, maar soms lukt het niet op de ene manier en dan probeer ik het anders, en dan weer anders. Gelukkig zien de lezers al dat geploeter niet en het is het resultaat waar het om draait.

Als het goed is, ligt StripNieuws #54 eind februari bij de abonnees (Stripschapleden)  in de bus. Het blad is ook in de stripwinkel verkrijgbaar.

Categorieën
Strips

Martin Lodewijk: ‘Ik wil zeker nog een stuk of twintig avonturen van Agent 327 maken!’

Toen Martin Lodewijk zeventig werd, riep stripblad Eppo hem uit tot peetvader van de Nederlandse strip. Met zijn creaties Agent 327, Storm, January Jones en Johnny Goodbye en het begeleiden van nieuw striptalent heeft hij de strip verrijkt en een duidelijk stempel gedrukt. Enkele heruitgaves van oude Agent 327-albums moeten het wachten tot het twintigste deel, De Daddy Vinci Code, verzachten. Portret van een begenadigd verteller, die zichzelf ‘een beetje een bemoeial’ vindt.

Martin Lodewijk. Foto: Lies Post
Martin Lodewijk. Foto: Lies Post

Wie het riante appartement van Martin Lodewijk en zijn vrouw Ted in Rotterdam Zuid binnenstapt, wordt allereerst begroet door enkele zeefdrukken van Roy Lichtenstein. Een mooie ontvangst voor de stripliefhebber die zich verder kan vergapen aan originelen van Don Lawrence, Hergé, Dick Matena, Jan Kruis, Harold Foster, Robert Crumb en Marc Sleen die de muren sieren. Allen stripmakers die Lodewijk bewondert of waar hij mee heeft samengewerkt. In zijn werkkamer staat een aardige collectie strips, doch lang niet alles wat hij in bezit heeft. ‘Dit is maar een heel klein deel van wat ik heb. Hier staat wel het grootste gedeelte van wat ik belangrijk vind, zoals Mickey Mouse van Floyd Gottfredson, Terry and the Pirates, Dick Tracy. Grotendeels zijn dat de strips uit mijn jeugd, maar lang niet altijd,’ zegt Lodewijk die nog altijd stripliefhebber is. Met aanstekelijk enthousiasme spreekt hij over strips, zijn werk en de beeldverhalen van anderen: ‘Ik volg nog redelijk wat er uitkomt. Vroeger werden strips wel beter gemaakt, vind ik. Er is tegenwoordig maar bar weinig wat daaraan kan tippen. Een paar jaar geleden las ik een verhaal van de reeks Jerome K. Jerome Bloks van Dupuis. Dat verhaal vond ik een klein meesterwerk, maar de rest van die serie vond ik minder. Een aantal boeken van Joann Sfar vind ik heel erg mooi en goed; van sommige manga’s ben ik behoorlijk gecharmeerd.’

Ruimtevaart
Lodewijk is geboren op 30 april 1939 in een gezin van vier kinderen. Vader Piet was ambtenaar bij de gemeente Rotterdam, zijn moeder Joy Lynguris is van Griekse afkomst. De jonge Martin groeide op in het Rotterdam van na de oorlog. Hij kwam al snel in aanraking met Amerikaanse strips, verkocht door Amerikaanse zeelieden: Superman, Batman, Collier’s Planet Comics en Tarzan. Lodewijk: ‘Vanaf het moment dat ik strips las ben ik ze gaan tekenen. Eerst nog met een stukje krijt op straat, daarna op papier. Voor mijn tiende stuurde ik al materiaal op naar Tom Poes Weekblad, want gepubliceerd worden leek me het mooiste wat er is. In 1957 ben ik langsgegaan bij handelsuitgeverij ATH in Rotterdam die ook strips uitgaf. Ik heb ze mijn tekeningen laten zien en mocht voor ze aan de slag. Ik maakte cartoons, ondeugend bedoelde mopjes voor de Mascotte en Bolero. Dat waren blaadjes met pin-ups die toentertijd seksblaadjes genoemd werden. De directeur van de handelsdrukkerij was meneer Teeuwen, een Bul Super-achtige figuur. Een man met ideeën en visie: de dag na lancering van de Spoetnik stond hij bij mijn ouders voor de deur, ik woonde toen nog thuis, en nam hij me mee naar een duur restaurant in Zuid. Hij vroeg of ik iets van ruimtevaart wist. Natuurlijk wist ik dat: ik las al jaren sciencefiction. Toen heb ik tien boekjes gemaakt over ruimtevaart. Ik mocht maken wat ik wilde, zo lang het maar over ruimtevaart ging. Na tien afleveringen wilde hij verhalen over piraten hebben en heb ik daar zes boekjes over gemaakt. Dat was Arent Brandt, die later Captain Kidd werd genoemd. Ik schreef en tekende dus iedere maand een strip van 32 pagina’s. Daar heb ik een hoop van geleerd. Meestal zat ik tegen de deadline een paar nachten door te werken. In één boekje heb ik letterlijk een stukje slapend getekend. Ik was boven mijn tekening in slaapgevallen, maar had wel doorgetekend. Geen idee hoe, maar toen ik weer wakker werd zag ik dat figuurtje en dat heb ik er toen in laten staan, want dat vond ik toch wel bijzonder.’

lodewijk_ruimtevaart1

Lodewijk staat op, haalt een doos vol met dat vroege werk uit zijn werkkamer en toont de betreffende pagina met daarin een bijna abstracte menselijke vorm in een verder semi-realistisch getekende strip. Verder zitten er strips in de doos met titels als De zure bom, Kidnappers in de ruimte, boekjes over detectiveduo Babel en Knetterton en delen uit de reeks Wereld der misdaad en gerechtigheid, detectiveverhalen waar Lodewijk de illustraties voor maakte. ‘Ik heb jaren moeten zoeken op stripbeurzen om mijn eigen werk weer terug te kopen. Ik ben weer compleet,’ vertelt de stripmaker.

Fröbelen
In 1959 maakte hij in opdracht van Het Parool de strip Frank, De Vliegende Hollander voor Scandinavische kranten. Daarna werkte Lodewijk vier jaar voor reclamebureau Publi Studio in Schiedam als ontwerper/illustrator. In wezen heeft hij zijn hele carrière het strip maken afgewisseld met reclamewerk. Bij Publi maakte Lodewijk van alles: verpakkingen voor Volendammer Shag, stroopwafels, reclameadvertenties voor wasmachines en folders voor kolen van De Coöperatie. Het uiteenlopende werk was een goed alternatief voor de kunstacademie waar de tekenaar al na een paar weken zijn gezicht niet meer liet zien. ‘Naderhand heb ik daar wel spijt van gehad, want toen ik de reclame in ging heb ik veel dingen zelf moeten uitvogelen. Dat heeft me ontzettend veel tijd en moeite gekost, terwijl ik dat in drie jaar op de academie had kunnen leren.’

Toch kijkt Lodewijk met plezier terug op die periode: ‘In mijn hoogtijdagen in de reclame kon je van alles doen: van olieverf tot en met etsen, bij wijze van spreken. Ik deed een illustratie hier en een illustratie daar en kon lekker rotzooien. Dat fröbelen mis ik wel. Tegenwoordig doe ik ruwweg altijd hetzelfde. Ik zit Agent 327 te tekenen of maak een illustratie in die stijl.’

IJzerbroot, Hendrik IJzerbroot

Pepcover door Martin Lodewijk.
Pepcover door Martin Lodewijk.

Gelukkig voor de stripliefhebber besloot Lodewijk in 1966 voor zichzelf te beginnen. Een studio had hij niet, maar Jan Kruis (van Jan, Jans en de Kinderen) bood een tafeltje in zijn studio aan. Kruis kreeg van stripblad Pep de opdracht om een parodie op James Bond te maken, maar had daar weinig zin in. ‘Jan had nog nooit een Bond-boek gelezen en die vond dat maar niks. Ik wel, dus ik had daar wel oren naar, dus gaf Jan de opdracht aan mij door. Bij de eerste korte verhaaltjes staat dan ook productie Jan Kruis. Na het eerste korte verhaaltje wilde Pep er een maand later nog eentje hebben. En toen nog eentje. Bijna vijftig jaar later maak ik ze nog.’

Echt veel inspiratie haalde Lodewijk niet uit de boeken van Ian Fleming en de Bond-films. IJzerbroot krijgt net als Bond wel eens een gadget en ook is er een rol weggelegd voor M. Net als haar evenknie Miss Moneypenny heeft juffrouw Betsy, de secretaresse van de geheime dienst, een oogje op Agent 327. Het nummer 327 is natuurlijk een duidelijke verwijzing naar de cijfercode waar de Britse geheim agent mee wordt aangeduid. Omdat Albert R. Broccoli, de toenmalige producent van de Bond-films, copyright had op alle cijfercombinaties die begonnen met een dubbele nul, moest Lodewijk hier improviseren en koos hij lukraak twee cijfers voor de zeven.

IJzerbroot zelf is in veel opzichten de antithese van Bond: mooie vrouwen doen hem blozen en hij is eerder een antiheld dan de heldhaftige macho die Bond is. ‘Ik zou niet weten waarom Agent 327 al die jaren al zo’n succes is,’ bekend zijn geestelijk vader. ‘Ik denk dat hij op een wat hulpeloze manier sympathiek is.’

oorvangogh_327_p09

Een aantrekkelijk element aan de strips rondom IJzerbroot zijn de toegankelijke humor en fantasievolle plots. In Dossier Nachtwacht worden de originele schilderijen van Hollandse meesters tot legpuzzel gemaakt zodat de vrouw van miljonair Poendrop iets te puzzelen heeft. In Het oor van Gogh wordt de kloon van Vincent van Gogh gedwongen nieuwe Van Goghs te schilderen, maar ontdekt de schilder dat hij liever strips maakt. ‘Ik denk overigens dat Van Gogh de kracht van het beeldverhaal zou hebben ingezien. Ik denk dat hij Kuifje bijzonder gevonden had,’ aldus Lodewijk. Hoe vergezocht de plots ook kunnen zijn Agent 327 weet de avonturen altijd tot een goed einde te brengen.

Overigens zijn Dossier Nachtwacht, Het oor van Gogh en De wet van Alles toch wel de favoriete albums van Lodewijk. ‘Toen ik Dossier Nachtwacht maakte, zat ik bijna iedere dag in Amsterdam voor mijn reclamewerk. Alles wat ik toen meemaakte zit er in: mijn bezoek aan het Rijksmuseum, het autootje dat ik reed, Stripwinkel Lambiek en natuurlijk mijn vrouw Ted.’ In het verhaal heeft Ted de rol van motormeisje. Cameo’s van bekende personen, stripfiguren en vrienden van Lodewijk komen veel voor. In het album De ogen van Wu Manchu zitten de Vlaamse striphelden Nero en Lambik. Lodewijk zelf duikt als Agent 010 op in het nieuwste verhaal De Daddy Vinci Code. Hij is heel toepasselijk de archivaris van de geheime dienst.
Lodewijk: ‘Aan Het oor van Gogh heb ik ook goede herinneringen overgehouden. Dat album leidde tot een expositie in het Van Gogh Museum. Dat had ik van tevoren niet kunnen dromen. Je liep het museum in, de trap af, en dan hingen linksaf de tekeningen van Van Gogh en rechts de tekeningen van Martin Lodewijk. Hallo hé!’

Martins vrouw Ted en Jan Kruis hebben een cameo bij Agent 327.
Martins vrouw Ted en Jan Kruis hebben een cameo bij Agent 327.

Olga Lawina
Olga Lawina, de boomhoge sidekick van IJzerbroot, is een belangrijke figuur geworden in het leven van Agent 327. Aanvankelijk bedacht de stripmaker haar voor een eenmalig optreden, maar Olga weigert het podium te verlaten. ‘Ze is op niemand gebaseerd, ik wilde gewoon eens een keer een heel grote vrouw in de strip hebben,’ legt Lodewijk uit. ‘Ik heb nog overwogen een Indiaanse van haar te maken, daar heb ik zelfs nog schetsjes van. Toch werd ze op de een of andere manier een Zwitserse geheim agente. Haar naam is natuurlijk wel gebaseerd op Olga Lowina, de jodelzangeres uit de jaren vijftig. Maar die naam gaf ik haar pas nadat ik haar getekend had.’

Olga kent een kleurrijk cv: ze werkte als worstelaar en als danseres, en begon bij het criminele netwerk de Drie van de Acht. Tegenwoordig heeft ze haar eigen bedrijf B.I.P.S. (Beautiful Important People Security) en staat haar morele kompas meer de goede kant op dankzij Agent 327.

Dat de vrouwen in Lodewijks strips vaak hun mannetje staan, is niet zo gek. ‘Vrouwen met karakter, capabele vrouwen die geen doetjes zijn. Dat type vrouw heeft mijn voorkeur, in de werkelijkheid en in fictie,’ zegt de stripmaker en zijn werk ondersteunt die uitspraak. Eind vorig jaar verscheen het ‘Making of Album’ De vrouwen van Agent 327, over de strip- en filmvrouwen die Lodewijk inspireerden. Ook staat zijn oma prominent in het album: ‘Een heel bijzondere vrouw. Ze bestierde in de periode voor de Eerste Wereldoorlog de linnenafdeling van hotel Semiramis in Cairo. Dat was heel bijzonder voor een Nederlandse vrouw in die tijd. In het album staat een foto van haar die in de huiskamer van mijn opa en oma hing. Ze zit op een kameel voor de piramide van Gizeh en de sfinx. In diezelfde tijd las ik in het weekblad Kuifje de verhalen van Blake en Mortimer over Het Geheim van de Grote Piramide. Fantastisch, dat kon je dus zomaar overkomen! Door die foto van mijn oma werd de wereld van Blake en Mortimer levensecht. Vanaf dat moment was alles mogelijk, besefte ik.’

Na een twintigtal korte verhalen begon Lodewijk Agents avonturen op albumlengte te maken. Die zijn in de afgelopen jaren heruitgegeven bij uitgeverij L, opnieuw gescand, geletterd en ingekleurd.

Eppo
Even terug naar de jaren zestig. Vanaf 1969 maakt Lodewijk de detectivestrip Johnny Goodbye met tekenaar Dino Attanasio. Samen met Daan Jippes maakte hij aan het begin van de jaren zeventig het vooralsnog enige avontuur van Bernard Voorzichtig. Niet lang daarna zou Lodewijk een belangrijke rol gaan spelen in de Nederlandse stripcultuur: ‘In 1975 zat er duidelijk een dalende lijn in de oplage van de stripbladen Sjors en Pep. Peter de Smet en ik werden gevraagd om daar eens over te filosoferen. Mijn filosofie was dat die twee bladen elkaar eigenlijk in de weg zaten. Als je ze samen zou voegen, dan zou je de lezers van beide bladen aan je binden. Dat nieuwe blad werd de Eppo. Samen met Frits van der Heijden was ik de redactie. Omdat Frits in vaste dienst was bij uitgeverij VNU, werd hij de hoofdredacteur. Ik was vliegende keep/artdirector. We wilden vooral Nederlandse strips van Nederlandse tekenaars in het blad hebben en nieuwe strips introduceren. Dat betekende dat we een heleboel ideeën moesten leveren. Ik heb het idee voor Steven Severijn geleverd en Roel Dijkstra. Soms verzon ik alleen de naam van een personage, soms het hele verhaal.’

Storm
Don-Lawrence-Storm
Een van de creaties waar Lodewijk indertijd mee op de proppen kwam, was sciencefictionstrip Storm die geschilderd werd door de Britse tekenaar Don Lawrence (1928-2003). Storm is een astronaut die begin 21ste eeuw een reis maakt naar de Rode Vlek van Jupiter. Daar aangekomen wordt hij meegesleurd naar de aarde van de toekomst waar de mensheid weer terug op het niveau van barbaren is. Hij ontdekt dat in zijn eigen tijd de menselijke beschaving instortte door een neutronenramp. De Aarde blijkt al jaren gecontroleerd te worden door de buitenaardse Azuriërs, die Storm samen met zijn nieuwe vriendin Roodhaar zal bestrijden.

Lodewijk: ‘Don Lawrence wilde we heel graag hebben voor Eppo, maar we vonden Trigië niet leuk. Nog steeds vind ik dat een verschrikkelijk strip. Ik ben toen naar Engeland gegaan en heb daar een paar nachten met Don zitten filosoferen. Daar kwam Storm uit voort. De exacte inspiratiebron weet ik niet meer, dat waren vooral sciencefictionverhalen.’
Lodewijk bedacht de opzet van de Diepe wereld en schreef de eerste acht pagina’s.

‘We zijn op zoek gegaan naar een schrijver, want ik had al genoeg op mijn bord: ik schreef Johnny Goodbye en maakte Agent al, daarnaast tekende ik reclames en speelde ik gitaar in de band Chickenfeed. Saul Dunn was als sciencefictionschrijver up and coming. Hij heeft het hele verhaal af geschreven, maar dat werd een ramp, want alles wat we hadden opgezet om er tien jaar mee voort te kunnen, brak hij in het eerste verhaal af. Mijn idee is dat als je dertig jaar met een strip voort kunt, het pas een echte strip is. Maar bij het eerste verhaal van Dunn was het allemaal al afgelopen. Verschrikkelijk! ‘ vertelt de tekenaar. Uit nood schreef Lodewijk Storms tweede avontuur, De laatste vechter (1979). Dick Matena nam een aantal albums voor zijn rekening, gevolgd door Kelvin Gosnell en Lawrence zelf. De reeks liep echter niet zo goed, wat misschien komt doordat de verhalen onderling niet echt samenhangen. Daarom nam Lodewijk zelf de pen ter hand en begon aan de Kronieken van Pandarve-cyclus. Hierin worden Storm en Roodhaar naar het multiversum Pandarve gestraald, waar ze nieuwe vijanden krijgen zoals Marduk, de theocraat van Pandarve. Gelukkig maken ze ook nieuwe vrienden zoals Nomad, een prins die is weggelopen van zijn ouderlijk huis. Sindsdien is het trio onafscheidelijk.

Lodewijk en Lawrence.
Lodewijk en Lawrence.

‘De samenwerking met Don verliep uitstekend. Ik heb daar heel erg heimwee naar,’ vertelt Lodewijk. ‘Heel lang heb ik zijn pagina’s niet eens geschreven maar doorgebeld. Dan zaten we twee uur met elkaar aan de lijn. We maakten dan natuurlijk ook geintjes en praatten over The Goon Show, de radioserie uit de jaren vijftig, waar we allebei gek op waren. Ik heb altijd Engelse humor gevolgd, Engelse strips en illustratoren, dus we hadden veel om over te praten. We konden goed met elkaar opschieten. Voor Don schreef ik soms pagina’s sfeerbeeld en andere aantekeningen voordat ik aan de daadwerkelijke tekst toekwam. Ik wees hem dan bijvoorbeeld op schilderijen, films, om sfeer aan te geven en om hem te inspireren.’

Storyboards
Opmerkelijk genoeg schreef of besprak Lodewijk slechts de paar pagina’s die voor de komende aflevering in Eppo nodig waren. Nog steeds werkt Lodewijk zo, of het nu gaat om verhalen die hij voor anderen schrijft of ze zelf tekent.
‘Zelf weet ik vaak ook niet welke kant het verhaal opgaat,’ zegt de scenarist. ‘Dat doe ik denk ik om het voor mezelf ook spannend te houden. Tijdens het tekenen hou ik wel een schema bij van 44 vakjes, waarbij ieder vakje voor een pagina staat. Als ik een pagina heb getekend, streep ik het betreffende vakje door zodat ik weet hoeveel ruimte er nog over is voor het gevecht of de climax aan het einde. Soms kom ik ook wel in moeilijkheden door die werkwijze. In Dossier Zevenslaper was ik halverwege in de stress omdat ik niet meer wist wat ik moest doen. Dat heb ik toen ook in het album gezet: je ziet me piekeren aan de tekentafel. Toch, als ik vastloop zit er op de een of andere manier altijd wel iets in het voorgaande dat ik geschreven heb waarmee ik het plotprobleem kan oplossen.’

January Jones. Illustratie: Eric Heuvel
January Jones. Illustratie: Eric Heuvel

Lodewijk heeft ook de gewoonte om zijn scripts niet te schrijven maar in storyboard-vorm te gieten. De tekenaars met wie hij samenwerkt zijn daar niet altijd van gecharmeerd: ‘Dino Attanasio gaf ik eens zo’n gekrabbelde pagina. Hij keek er naar en trok een zuur mondje en zei: “Tja, ik zit nog maar twintig jaar in het vak, hè.” Hij voelde zich een beetje gepikeerd. Daar schrok ik van, dus vanaf dat moment schreef ik de scripts voor Attanasio en Lawrence. Naderhand heb ik met tekenaars gewerkt die minder ervaring hadden. Toen ik met January Jones begon, was Eric Heuvel nog een beginnende tekenaar, dus waren de verhoudingen anders. Dat vind ik eigenlijk prettiger. Voor De Rode Ridder, die ik sinds 2004 schrijf, maak ik soms heel uitgebreide schetsen. Tekenaar Claus Scholz vindt het wel makkelijk.’ Scholz en Lodewijk werken vanaf De Grot van de Beer (RR 207) samen aan de reeks.

Voor strips die in het verleden zijn gesitueerd, zoals de avonturen van vliegenier January Jones die in het interbellum spelen en de middeleeuwse wereld van De Rode Ridder, moet enigszins geresearcht worden. Dat doet Lodewijk met plezier; zijn scripts zitten vaak boordevol feitelijkheden en verwijzingen naar de actualiteit. Soms heeft men daar wel commentaar op. ‘En niet onterecht,’ geeft de stripmaker toe. ‘Daar ga ik wel eens te ver in. Maar ja, bijna alles interesseert me. Over vrijwel alles heb ik boeken staan en tegenwoordig bewaar ik internetpagina’s. Ik heb hele externe harddisks vol staan met materiaal. Ik heb er lol in om dat in mijn verhalen te verwerken.’

Handschrift
Ondanks zijn prestaties op het stripvlak komt Lodewijk bescheiden over. Gevraagd naar waar volgens hem de kracht zit in zijn grafische werk antwoordt de tekenaar:
‘Ik ben ervan overtuigd dat alles in mijn strips goed acteert: mijn tekeningen, mijn lijnvoering, etc. Ik denk dat dit mijn kracht is. Ik ben geen knappe technicus, ik ben redelijk in mijn lay-outs, ook al is dat ook niet de bovenste plank, maar ik vertel op een duidelijke manier een verhaal aan het publiek. Dat heb je wel of niet.’

Dat Lodewijk een eigen stijl van vertellen heeft blijkt uit de volgende anekdote. Toen Claus Scholz en niet Lodewijk een keer het scenario voor de Rode Ridder had geschreven, viel dat inkleurder Vittorio Leonardo van Studio Leonardo meteen op: ‘Vittorio is van oorsprong Italiaans en woont in Wallonië. Hij spreekt Italiaans en Frans, maar slechts een paar woorden Nederlands. Als hij de pagina’s van de Rode Ridder krijgt om deze in te kleuren, vertaalt hij de tekst via Google translate zodat hij weet waar het over gaat. Of een scène bijvoorbeeld overdag of ’s nachts speelt, en of iemand een rood pak draagt. Leonardo wist niet dat Claus dit keer het scenario zelf had geschreven. Een jaar later sprak ik hem eens over De spiegeldemon (RR 221) en vroeg hij: “Ik vond dat zo vreemd, was er iets met je aan de hand toen je dat verhaal schreef?’. Ik vroeg wat hij bedoelde. “Nou,” zei Vittorio, “we zaten die strip in te kleuren en ik denk, het is net of Martin dit niet geschreven heeft.” Hij leest de strips niet maar zag aan de manier van vertellen, aan de pagina-indeling en aan de cameravoering, dat ik het niet geschreven had. Dat vond ik heel sterk.’

Agent 327 en Olga Lawina, misschien wel de bekendste vrouw uit de reeks.
Agent 327 en Olga Lawina, misschien wel de bekendste vrouw uit de reeks.

Overigens is het wel vaker voorgekomen dat Scholz naast de tekeningen ook het scenario van De Rode Ridder pent. Dat heeft alles te maken met tegenslag in de privé-sfeer van Lodewijk: ‘Eerst overleed mijn broer aan kanker, daarna werd mijn vrouw ernstig ziek. Met haar is het gelukkig goed afgelopen, maar daardoor ben je wel even met andere dingen bezig. Daarna had ik er moeite mee de draad weer op te pakken.’ Behalve De Rode Ridder leed het nieuwste avontuur van Agent 327 hier ook onder. Hoewel de voorpublicatie van De Daddy Vinci Code in 2009 van start ging in de Eppo, het stripblad is zelf ook weer terug sinds dat jaar, is dit verhaal nog steeds niet voltooid. De voorpublicatie werd gestaakt, de publicatiedatum is uitgesteld.

Eerder werd de tekenaar al geplaagd door artroseachtige klachten. Na jaren alleen reclamewerk gemaakt te hebben, hervatte Lodewijk in 2000 de avonturen van IJzerbroot als krantenstrip in het Algemeen Dagblad. Al snel werd de tekenaar geplaagd door heftige pijnen. ‘Ik maakte een halve pagina per dag en kreeg opeens een vreselijke pijn aan mijn handen en armen. Ik heb dat verhaal uiteindelijk af kunnen maken op pijnstillers. Dat heeft me wel een klap gegeven, waardoor ik even ben ingestort. Ik was bang dat ik in de toekomst helemaal niet meer kon tekenen. Daarom ben ik toen scenario’s voor De Rode Ridder gaan schrijven. Gelukkig verdwenen de klachten later vrijwel, alleen voel ik het nu nog wel eens als ik gitaar speel,’ zegt Lodewijk.

Milton Caniff
Lodewijk kan terugkijken op een rijke stripcarrière die al meer dan vijftig jaar bestrijkt. In 1978 kreeg hij al de Stripschapprijs voor zijn gehele oeuvre en in 2011 werd hij Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Toen Lodewijk zeventig werd, riep de toenmalige redactie van Eppo hem uit tot de nieuwe peetvader van de Nederlandse strip, een titel die na de Tweede Wereldoorlog aan Marten Toonder was toebedeeld. ‘Ik ben een beetje een bemoeial, laat ik het zo zeggen. Ik vind het leuk om dingen te entameren. Ik heb me met een heleboel mensen bemoeid en geef mijn mening graag. Ach, als je dat peetvader wil noemen,’ zegt Lodewijk.

Overigens is het als het aan de tekenaar ligt, nog lang niet gedaan: ‘Ik vermaak me nog steeds met het strip maken en was van plan dat nog heel lang vol te houden. Ik wil zeker nog een stuk tien of twintig avonturen van Agent 327 maken! Ik wil ontzettend graag nog een aantal albums van January Jones schrijven en een fiks aantal Rode Ridders. Heel graag zou ik ooit nog een spin-off van Storm zelf schilderen. Daar loop ik nu al jaren over te piekeren. Ik heb het recht bedongen om iets te doen met Nomad en Renter Ka Rauw (een meester in allerlei buitengewone vechttechnieken, bekend van het album van het album De doder van Eriban). Met Storm zelf kan ik niets want Rob van Bavel heeft daar de rechten van tegenwoordig.’

In zijn niet-verminderde enthousiasme voor zijn vak doet hij denken aan stripmaker Milton Caniff, beroemd van Terry and the Pirates en een van de grootmeesters van de realistische strip. In 1987 was Lodewijk met een vriend in New York en bezocht hij Caniff: ‘Een oud, gebogen mannetje van 82 deed open. Zijn broekrand kwam tot net onder zijn oksels, je kent het wel. Ik schrok ervan dat hij zo oud was, ik kende alleen oude foto’s van hem. Toen hij echter aan zijn tekentafel ging zitten was het net alsof er dertig jaar van hem afviel. Ongelooflijk! Die man zat gewoon te genieten. Ik heb gelukkig een vak van dat je heel lang kunt uitoefenen, mits je een beetje gezond blijft.’

Dit interview is gepubliceerd in Stripgids #36 (2013).

Categorieën
Stripplaatjes onder de loep Strips

Stripplaatje onder de loep: De transformaties van de Hulk

Transformatie is een belangrijk thema in het leven van wetenschapper Bruce Banner. Tijdens de ontploffing van de gammabom, zijn eigen uitvinding, werd hij blootgesteld aan een enorme dosis gammastraling. Sindsdien verandert hij als hij kwaad wordt in het groene monster de Hulk. Hoe breng je dat als stripmaker op originele wijze in beeld?
hulk_transformeert
Bovenstaande scène is getekend door Sal Buscema naar een script van Bill Mantlo. Bruce Banner verandert in zijn alter ego de Hulk om zijn vriend Rick Jones te redden uit de handen van Pariah: een bovennatuurlijke cowboy, net als Ghost Rider een levend skelet, die de bewaarder is van een steen vol geesten die de levensenergie van Jones willen opzuigen om te overleven. Uiteraard kunnen ze niet op tegen de brute kracht van de Hulk.

Buscema heeft zo’n beetje alle superhelden van Marvel getekend, maar de Hulk is een van zijn favorieten: maar liefst tien jaar lang tekende hij zijn avonturen totdat Buscema en Mantlo onenigheid kregen.

Variatie in verandering
Vroeger vond ik de transformatiescène een van de boeiendste momenten in de Hulk-strip. Hoe zou de tekenaar de gedaanteverwisseling dit keer in beeld brengen? Buscema kwam telkens op nieuwe manieren: ‘Ik probeerde altijd verschillende dingen: andere camerahoeken, de transformatie laten zien in een reeks plaatjes, slechts een deel van het lichaam laten zien dat uit een T-shirt scheurt, etc.,’ vertelt hij in het in interviewboek Sal Buscema: Comics’ Fast & Furious Artist.

Televisie-Hulk.
Televisie-Hulk.

Pruik
Als tekenaar had Buscema hetzelfde dilemma als de televisiemakers van The Incredible Hulk, de dramaserie die eind jaren zeventig en begin jaren tachtig op de buis werd vertoond. Bill Bixby (1934-1993) speelde daarin David Banner die twee keer per aflevering de Hulk werd als hij zijn woede niet meer kon beheersen. De Hulk werd toen nog niet uit de computer getoverd, maar gespeeld door Lou Ferrigno, een bodybuilder die werd voorzien van een kortgeknipte spijkerbroek, groene bodypaint en een slechte pruik.

De makers hebben flink geëxperimenteerd met het uiterlijk van de Hulk en hoe ze de transformaties moesten tonen. Vaak lieten ze stilstaande beelden van Bixby, van zijn normale uiterlijk tot half als de Hulk opgemaakt, in elkaar overvloeien naar een shot van Ferrigno. Eigenlijk een reeks stripplaatjes zoals hierboven.

Grijs
Overigens is de Hulk niet altijd groen geweest. In het eerste nummer van The Incredible Hulk van Stan Lee en Jack Kirby uit 1962, is het oersterke monster grijs gekleurd. Toen Lee de gedrukte strip onder ogen kreeg, vond hij het grijs te vlekkerig. De drukker legde uit dat grijs een moeilijke kleur was om egaal te krijgen. ‘Met welke kleur lukt dat wel?,’ vroeg Lee. Het antwoord was groen, de kleur die de Hulk in het volgende nummer zou hebben. Toen jaren later de druktechnieken waren verbeterd is de Hulk weer een tijdje grijs geweest. Tegenwoordig sloopt er ook een rode Hulk de boel in het Marvel Universum.

Zijn huidskleur is overigens niet de enige verandering die de Hulk heeft ondergaan. In het begin veranderde Banner alleen maar in het monster van zonsondergang tot de volgende morgen, net als een weerwolf. Pas later bedacht men dat hij veranderde als hij boos was.

The Incredible Hulk 268.
Tekst:Bill Mantlo, tekeningen: Sal Buscema. Juniorpress 1982.

Dit artikel is gepubliceerd in stripblad Eppo (2013).

Categorieën
Strips

Frankfurther voor Van Bavel

Rob van Bavel, initiatiefnemer en hoofdredacteur van stripblad Eppo, krijgt dit jaar de P. Hans Frankfurtherprijs.

Een blije Rob getekend door Mars Gremmen.
Een blije Rob getekend door Mars Gremmen.

‘Zonder zijn blad, Eppo, was de conventionele strip er een stuk slechter aan toe geweest. Uitgever en hoofdredacteur Rob van Bavel is er met zijn kleine maar toegewijde redactie in geslaagd om een doorlopend podium te creëren voor komische one shots en spannende vervolgstrips voor een groot publiek. Dat hij dat heeft bereikt, is te danken aan zijn doorzettingsvermogen, zijn visie en, laten we eerlijk zijn, zijn koppigheid,’ aldus de commissie die als winnaar Van Bavel voordroeg aan het Stripschap.

De afgelopen vijf jaar is Eppo inhoudelijk behoorlijk gegroeid, vind ik. Er zit een divers aanbod aan strips in die de liefhebber van mainstream strips zal aanspreken. Zo’n 7000 van die stripliefhebbers hebben een abonnement op Eppo, wat voor een stripblad toch niet verkeerd is. Wat ik fijn vind is dat vanuit Eppo ook nieuwe stripreeksen geïnitieerd worden, zoals Ward en Haas, want dat is belangrijk om de stripmarkt fris te houden. Zelf voel ik ook een band met het blad: in freelance verband schrijf ik met veel plezier de column Stripplaatje onder de loep die onregelmatig in Eppo verschijnt. De Frankfurther is Rob en de medewerkers van Eppo van harte gegund.

Overigens wordt er in het juryrapport geen woord gerept over Stripfestival Breda waar Van Bavel en Eppo aanjagers van zijn. Die beurs is natuurlijk ook belangrijk voor stripuitgevers en -fans.

Bij Omroep Brabant zat de glunderende uitgever in de studio om uitleg te geven bij de prijs en te vertellen over het stripblad. We krijgen tevens een kijkje op de redactie van Eppo en zien enkele medewerkers voorbijkomen, waaronder Dick Heins.

Rob krijgt zijn Frankfurther op 8 maart tijdens de Stripdagen in Gorinchem.

Categorieën
Strips

Lucky Luke geëxposeerd

Cowboys, indianen, een pratend paard, een domme hond en een held die sneller schiet dan zijn… Nou ja, je snapt waar ik het over heb. Tijdens de laatste editie van het Stripgids festival, voorheen Strip Turnhout geheten, bezocht ik de expositie over Lucky Luke, samengesteld door freelance journalist Karl van den Broeck.

lucky_luke_pow
De tentoonstelling brengt hulde aan Morris (Maurice De Bevere, 1923-2001), de tekenaar en geestelijk vader van Lucky Luke. Uitgangspunt van de expositie is de vraag hoe een jonge tekenaar uit Vlaanderen in de jaren voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog gepassioneerd raakte door de Amerikaanse mythe van de Far West, met cowboys, outlaws, indianen, sheriffs en pokerspelers. In de tentoonstelling wordt getoond hoe Europa al aan het einde van de negentiende eeuw in de ban is van de Amerikaanse cultuur. Dat Lucky Luke een ‘Vlaamse’ zingende cowboy is, is dus geen toeval.

lucky_luke_expo

Geslaagde parodie
Morris creëerde Lucky Luke in de jaren veertig van de vorige eeuw als parodie op de klassieke John Ford-westerns waarin de outlaws burgerlijke trekjes krijgen. In zijn strips zijn de outlaws anti-helden. Ook de archetypische cowboy Lucky Luke wordt van zijn voetstuk gehaald door zijn paard. Door die parodiërende aanpak was Morris zijn tijd minstens tien jaar vooruit. Hij liet zich inspireren door andere cultuurvormen zoals films en betekende op zijn beurt een onuitwisbare invloed op het westerngenre en de beeldvorming daaromtrent.

lucky_luke_saloon

lucky_luke_billy

Wat ik vooral fijn vind aan dit soort tentoonstellingen zijn de uitvergrote afbeeldingen van stripplaten. Wanneer een stripplaatje los van de verhalende context wordt getoond, ga je er weer op een heel andere wijze naar kijken. Sommige plaatjes kunnen namelijk heel goed op zichzelf bestaan en vertellen een eigen verhaal. Hetzelfde probeer ik te bewerkstelligen met de Eppo-rubriek Stripplaatje onder de loep. Uitvergroot vallen bepaalde zaken ook extra goed op, zoals bijvoorbeeld de lijnvoering van de tekenaar. Morris hanteerde een opvallend losse lijn die vol leven zit. Kijk maar eens hoe hij hier de hond Rataplan heeft geïnkt.

lucky_luke_stad

Jammer aan de expositie vind ik dat alle teksten in de stripplaatjes in het Frans zijn. Een gemiste kans want de begeleidende teksten van de expositie zijn gewoon in het Nederlands. Leuk is de koets die midden in de ruimte staat met een heuse gier boven op het dak. Ook fijn: ik kreeg meteen weer zin om in de stripalbums over deze eenzame cowboy te duiken.

De tentoonstelling is een co-productie van Stripgids, het provinciale cultuurhuis de Warande in Turnhout en de erven Morris. Nog te zien tot 19 januari 2014 in de Warande in Turrnhout. Daarna zal Lucky Luke op reis gaan in België en omstreken.

120.000 post-its
Overigens hangt er nog een speciale afbeelding van Lucky Luke in Antwerpen, namelijk op de Antwerpse Rooseveltplaats waar het kantoor van Ballon Media huist: 120.000 post-its werden opgeplakt door de scholieren van het Koninklijk Atheneum Antwerpen en vormen het gezicht van Lucky Luke. Zie hier het resultaat.