Eric Heuvel is een veelzijdig en productief tekenaar die debuteerde met karikaturaal werk in diverse amateurbladen, maar zich op aanraden van Martin Lodewijk ging verdiepen in de Klare Lijn. Hij ontwikkelde zo een geheel eigen stijl.
Hiermee maakte hij zowel avonturenstrips als January Jones en Het geheim van de tijd als ook educatieve strips, waar hij een groot publiek mee bereikte. Zo werden twee albums van hem uitgekozen als nationaal geschenk en verschenen zijn boeken wereldwijd in meer dan 20 verschillende talen.
Op dit moment is hij bezig met de stripadaptatie van Max Havelaar, op scenario van Jos van Waterschoot.
Max Havelaar, het beroemde en beruchte boek van Mutatuli, is nu verstript door scenarist Jos van Waterschoot en tekenaar Eric Heuvel. Toen ik dit boek vroeger verplicht moest lezen van Nederlands kwam ik er niet doorheen, gelukkig is er nu dus een stripversie van. Vanaf deze week staat de eerste aflevering in Stripblad Eppo.
Wederom lag er een mooi postpakket op mijn deurmat. Dit keer met nieuwe stripalbums van Uitgeverij L. Natuurlijk nemen we die een voor een rustig door in deze postvlog.
Eric Heuvel viert met deze uitgave zijn dertigjarig jubileum als professioneel stripmaker.
Een overzichtswerk van een bijzondere tekenaar die debuteerde met karikaturaal werk in diverse amateurbladen, maar zich op aanraden van Martin Lodewijk ging verdiepen in de Klare Lijn. Hij ontwikkelde zo een geheel eigen stijl. Hiermee maakte hij zowel avonturenstrips als January Jones en Het geheim van de tijd als ook educatieve strips, waar hij een groot publiek mee bereikte. Zo werden twee albums van hem uitgekozen als nationaal geschenk en verschenen zijn boeken wereldwijd in meer dan 20 verschillende talen.
In dit boek krijgt men een goed beeld van Heuvels indrukwekkende carrière aan de hand van veel onbekend beeldmateriaal en prachtige illustraties waarin zijn liefde voor het vak duidelijk naar voren komt.
Van stripmaker Eric Heuvel zijn recent twee nieuwe albums verschenen: De Meimoorden en een overzichtswerk omdat Heuvel alweer dertig jaar in het vak zit. Daarom was hij vrijdag 31 mei in stripwinkel het Beeldverhaal in Amsterdam om zijn boeken te signeren.
Er kwam weer een postpakketje binnen met een nieuw stripboek. Dit keer De Meimoorden van schrijver Jacques Post en tekenaar Eric Heuvel.
Flaptekst:
Rotterdam, mei 1940. De stad is een militaire bijenkorf, bevolkt door legeronderdelen die vaak niet van elkaars bestaan op de hoogte zijn. In de binnenstad, waar prostituees en illegale speelholen de sfeer bepalen, wordt een halfdronken taxichauffeur laf neergestoken. In zijn taxi vindt men een tas vol defensiegeheimen. Als zijn zoon, Maalbeek junior, op jacht gaat naar de moordenaar van zijn vader wordt hij al snel geconfronteerd met nog meer geweld.
Jacques Post (1951) is schrijver, stripscenarist en ex-uitgever. Post schreef onder andere de thrillers Killroy (genomineerd voor de Gouden Strop 1992) en De Meimoorden (1984), waar deze verstripping deels op is gebaseerd.
Eric Heuvel (1960) won in 2012 de Stripschapprijs voor zijn gehele oeuvre en ontving in 2018 de onderscheiding Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Voor zijn educatieve strip De ontdekking, over WOII, werd hij in de VS genomineerd voor een Will Eisner Award. Heuvel is bekend van onder andere de avonturenstrips January Jones en Bud Broadway.
De VOC, de Gouden Eeuw en een scheepswrak met een bijzondere lading. Dat zijn de ingrediënten van het nieuwe stripproject waar tekenaar Eric Heuvel en schrijver Eric Hercules aan werken.
De Zeven Levens van Catherine gaat het verhaal heten want Cathérine de Laquedem is het hoofdpersonage in deze historische strip. De makers zijn op dit moment druk met de financiering ervan. In deze vlog licht Eric Hercules het een en ander toe.
Op Donderdag 9 en Vrijdag 10 juni wordt tijdens de Stripdagen Haarlem het toneelstuk The King and Me gespeeld in de grote zaal van de Toneelschuur. Dat is de eerste keer dat dit door Ger Apeldoorn geschreven stuk in Nederland te zien is.
Het Engelstalige stuk werd een aantal jaar geleden door Apeldoorn geschreven in opdracht van de Britse Stripdagen en daar met veel succes een aantal maal opgevoerd. Ook was er een openbare lezing dit jaar in het Kirby Museum in New York. Maar een opvoering in Nederland is er nooit geweest – tot nu toe.
Vaders van het Marvel Universum
Het toneelstuk zal comicliefhebbers interesseren, want het verhaal draait om Jack Kirby. Kirby wordt door velen beschouwd als een van de belangrijkste tekenaars uit de Amerikaanse comicindustrie. Samen met Stan Lee stond hij aan de wieg van het Marvel Universum. Ze creëerden the Fantastic Four, X-Men, the Avengers en de Hulk en vele andere personages. (Spider-Man werd bedacht door Lee en Steve Ditko, daar had Kirby nagenoeg niets mee te maken.) Kirby tekende van de Marvel-helden de eerste avonturen en zijn dynamische stijl werd ook als huisstijl van Marvel gezien. Nieuwe tekenaars werden gemotiveerd om goed naar Kirby’s tekeningen te kijken. Hij had als bijnaam ook King of comics, vandaar de titel The King and Me.
In die tien jaar dat Kirby met Stan Lee werkte ontwierp hij iedere maand nieuwe helden en schurken, maar kreeg daar nooit echt de credits (of het geld) voor. In The King and Me vertellen Stan Lee en Joe Simon (Kirby’s eerste partner, met wie hij onder andere Captain America bedacht in 1941) het levensverhaal van Kirby, terwijl ze uitvechten wie Kirby’s beste partner was. De intellectuele Simon of the showman Lee. Jack Kirby vindt natuurlijk dat hij zelf die titel verdient.
Koor
‘Het is een wervelende show voor iedere stripmaker en fan die wil ontdekken dat de personages achter de schermen net zo boeiend zijn als die ervoor,’ zegt Apeldoorn. ‘Het stuk duurt 75 minuten en wordt in het Engels gespeeld. Voor de tekst is gebruikt gemaakt van interviews met Kirby, Lee en Simon. De waargebeurde dialogen heb ik verzonnen. Tussen de scènes door worden fragmenten uit het werk van Jack Kirby gelezen door een ‘koor’ van striptekenaars en fans. Het is nog vroeg om alle namen bekend te maken, maar voorlopig heb ik de twee stand-up comedians Thijs van Domburg en Arie Koomen en stripmakers Erik Kriek en Eric Heuvel gestrikt. Andere namen worden in de loop van de volgende weken bekend gemaakt.’
Apeldoorn gaat al wat jaartjes mee in de stripwereld. Hij is striphistoricus, televisieschrijver en was bij Juniorpress jarenlang de vertaler van vooral X-Men. Toen kende we hem nog onder de pennaam Gé Apeldé. Vooral zijn redactionelen en gevatte reacties op ingezonden brieven staan me nog goed voor de geest.
Apeldoorn: ‘In de eerste opvoering werd het koor samengesteld uit tekenaars van de beursvloer in Bristol. Eén daarvan was Dave Gibbons, die mij na afloop feliciteerde met een geslaagde voorstelling en erbij zei dat hij er veel van geleerd had, niet alleen over de carrière van Kirby, maar vooral ook zijn karakter en zijn verhouding tot de andere personages.’
Uitvoering: Theater Kwast
Toneelschuur Lange Begijnestraat 9, Haarlem
Wanneer: donderdag 9 juni & vrijdag 10 juni 2016
Aanvangstijd: 20.30
Kaarten: normaal €16.50, vriend €14.50 CJP €12.50 via Toneelschuur
Noël Ummels is een klein jaar de hoofdredacteur van stripblad Eppo geweest. Recent gaf hij het stokje weer terug aan Rob van Bavel.
Rob van Bavel was jarenlang de hoofdredacteur van het blad en is dat nu dus weer. Noël Ummels was een klein jaar de kapitein op het schip: ‘Het heeft niet zolang geduurd, maar het was een groot genoegen. Na een jaar heb ik besloten te stoppen als hoofdredacteur van Eppo. Mijn opvolger is een oude bekende: Rob van Bavel. In goed overleg zijn wij tot de slotsom gekomen dat hij de beste man op die plek is.’
Een jaar is natuurlijk te kort voor een hoofdredacteur om echt zijn stempel op het blad te kunnen drukken. Ik werk als freelancer voor Eppo en moet zeggen dat ik in dat jaar fijn heb samengewerkt met Ummels.
Van Bavel heeft er weer zin in: ‘Het jaartje er tussenuit heeft me goed gedaan en ik sta te popelen om weer als aan de slag te gaan.’ Rob zal zijn ‘comeback’ maken met de Kerstspecial. Nu was Van Bavel in het afgelopen jaar wel gewoon de uitgever van Eppo, dus helemaal heeft hij zijn kindje in de tussenliggende tijd niet in de steek gelaten.
Wat ik volgend jaar bij Eppo ga doen, weet ik zelf trouwens ook nog niet. Recent besloot ik de rubriek Stripplaatjes onder de loepte stoppen en elders onder te gaan brengen. De rubriek scoorde overigens wel aardig in de jaarlijkse enquête en kreeg van de lezers een 7,1. Net als vorig jaar trouwens.
40 jaar
Afgelopen weekend vierde het blad zijn veertigjarig bestaan in boekhandel Donner in Rotjeknor. Er waren signerende tekenaars, Dick Heins gaf een cursus striptekenen en Ger Apeldoorn interviewde Romano Molenaar, Gerben Valkema en Eric Heuvel op het podium over hun strips. Daarna was het tijd voor een borrel voor de medewerkers. Onder het genot van de dansbare jarenzeventigmuziek van DJ Plastic Fantastic, aka Robert van der Kroft, en een drankje was het gezellig bijpraten met collega’s en oudgedienden van Eppo.
Stripmaker Martin Lodewijk deed ruim tien jaar over het nieuwe avontuur van Agent 327. De documentaire Martin Lodewijk en de laatste pagina vertelt waarom.
De Daddy Vinci Code, het nieuwste avontuur van stripheld Agent 327, heeft nu al een legendarische status. De fans van stripmaker Martin Lodewijk (Rotterdam, 1939) hebben er namelijk ruim tien jaar op moeten wachten. De publicatie van het album werd al eens aangekondigd, ook in de VPRO gids, maar de strip kwam maar niet af: door persoonlijke omstandigheden kampte Lodewijk met een writer’s block. Regisseur Koert Davidse vond het hoog tijd dat een van de godfathers van de Nederlandse strip in een documentaire werd geportretteerd: ‘Martin Lodewijk is een bijzonder fenomeen. Ik wil laten zien dat hij een geweldige tekenaar is met veel gevoel voor humor en detail. En dat hij anderen inspireert. Toen ik hem voor het project benaderde wist ik niet dat hij al zo lang bezig was met het laatste album, maar tijdens de research en voorgesprekken kwam dat al snel ter sprake. Een spannend gegeven dat de rode draad in de documentaire is geworden. Het opzetten van een project als dit duurt vrij lang, ook de financiering ervan. In de documentaire komt ook naar voren dat Lodewijk nogal berucht is om zijn het soms niet halen van zijn deadlines. Op den duur was ik ook een van zijn deadlines. Veel productiedagen werden opgeschoven omdat Lodewijk ook andere belangrijke dingen te doen had. Hij heeft natuurlijk ook zijn eigen agenda. Lodewijk werkte ook aan de strip en had tussendoor nog andere opdrachten. Hierdoor heeft het veel langer geduurd voordat de film klaar was. In totaal hebben we de opnames in anderhalf jaar gemaakt.’
In Het uur van de wolf: Martin Lodewijk en de laatste pagina zien we de stripmaker letterlijk aan die beruchte laatste pagina werken. ‘Lodewijk had het liever niet over het waarom van zijn writer’s block. Dat komt deels omdat hij er de man niet naar is om erover te praten. Hij vindt de strip belangrijker dan de maker. Hij stipt het wel aan en met de aanvullingen van collega’s als Dick Matena, Jan Kruis en Eric Heuvel wordt wel duidelijk wat er in zijn privé-leven is gebeurd. Op een gegeven moment werd de drempel om weer te beginnen steeds hoger.’
Mooi gevisualiseerd
Lodewijks creatieve blokkade wordt in de documentaire prachtig gevisualiseerd: de stripmaker zit peinzend aan zijn tekentafel in een volledig donkere ruimte, het enige licht komt van zijn bureaulamp. Als het licht der inspiratie gedoofd is, tast de maker in het duister. ‘Die opnames hebben we in de studio gemaakt. Martins werkkamer is namelijk erg klein en staat ook nog eens bomvol met boeken en spullen. We hebben zijn tekentafel naar de studio verplaatst om deze opnames te kunnen maken. De opnames waarin we zien dat Lodewijk aan de laatste pagina werkt, zijn ook in verschillende sessies gemaakt. Hij nam daar echt zijn tijd voor,’ legt Davidse uit.
Ook over de visualisatie van de strips is goed nagedacht. Davidse brengt deze tot leven met verschillende technieken, door elementen uit de plaatjes te bewegen of de tekst in de balloons regel voor regel te laten verschijnen. ‘Ik heb kunstgrepen uitgehaald om de dynamiek van het strip lezen weer te geven. De strips hebben een enorme vaart en bevatten veel actie, en dat ervaar je niet door langzaam met de camera over de strip heen te gaan.’
Uur van de wolf: Martin Lodewijk en de laatste pagina Donderdag 23 april NPO 2, 23.00 – 23:54 uur
Martin Lodewijk signeert zijn nieuwe album op 1 mei in stripwinkel Het Beeldverhaal in Amsterdam. Van 17 tot 19 uur kun je de stripmaker daar ontmoeten.
Dit artikel is in een iets kortere versie gepubliceerd in VPRO Gids #16 (2015).
Toen Martin Lodewijk zeventig werd, riep stripblad Eppo hem uit tot peetvader van de Nederlandse strip. Met zijn creaties Agent 327, Storm, January Jones en Johnny Goodbye en het begeleiden van nieuw striptalent heeft hij de strip verrijkt en een duidelijk stempel gedrukt. Enkele heruitgaves van oude Agent 327-albums moeten het wachten tot het twintigste deel, De Daddy Vinci Code, verzachten. Portret van een begenadigd verteller, die zichzelf ‘een beetje een bemoeial’ vindt.
Wie het riante appartement van Martin Lodewijk en zijn vrouw Ted in Rotterdam Zuid binnenstapt, wordt allereerst begroet door enkele zeefdrukken van Roy Lichtenstein. Een mooie ontvangst voor de stripliefhebber die zich verder kan vergapen aan originelen van Don Lawrence, Hergé, Dick Matena, Jan Kruis, Harold Foster, Robert Crumb en Marc Sleen die de muren sieren. Allen stripmakers die Lodewijk bewondert of waar hij mee heeft samengewerkt. In zijn werkkamer staat een aardige collectie strips, doch lang niet alles wat hij in bezit heeft. ‘Dit is maar een heel klein deel van wat ik heb. Hier staat wel het grootste gedeelte van wat ik belangrijk vind, zoals Mickey Mouse van Floyd Gottfredson, Terry and the Pirates, Dick Tracy. Grotendeels zijn dat de strips uit mijn jeugd, maar lang niet altijd,’ zegt Lodewijk die nog altijd stripliefhebber is. Met aanstekelijk enthousiasme spreekt hij over strips, zijn werk en de beeldverhalen van anderen: ‘Ik volg nog redelijk wat er uitkomt. Vroeger werden strips wel beter gemaakt, vind ik. Er is tegenwoordig maar bar weinig wat daaraan kan tippen. Een paar jaar geleden las ik een verhaal van de reeks Jerome K. Jerome Bloks van Dupuis. Dat verhaal vond ik een klein meesterwerk, maar de rest van die serie vond ik minder. Een aantal boeken van Joann Sfar vind ik heel erg mooi en goed; van sommige manga’s ben ik behoorlijk gecharmeerd.’
Ruimtevaart
Lodewijk is geboren op 30 april 1939 in een gezin van vier kinderen. Vader Piet was ambtenaar bij de gemeente Rotterdam, zijn moeder Joy Lynguris is van Griekse afkomst. De jonge Martin groeide op in het Rotterdam van na de oorlog. Hij kwam al snel in aanraking met Amerikaanse strips, verkocht door Amerikaanse zeelieden: Superman, Batman, Collier’s Planet Comics en Tarzan. Lodewijk: ‘Vanaf het moment dat ik strips las ben ik ze gaan tekenen. Eerst nog met een stukje krijt op straat, daarna op papier. Voor mijn tiende stuurde ik al materiaal op naar Tom Poes Weekblad, want gepubliceerd worden leek me het mooiste wat er is. In 1957 ben ik langsgegaan bij handelsuitgeverij ATH in Rotterdam die ook strips uitgaf. Ik heb ze mijn tekeningen laten zien en mocht voor ze aan de slag. Ik maakte cartoons, ondeugend bedoelde mopjes voor de Mascotte en Bolero. Dat waren blaadjes met pin-ups die toentertijd seksblaadjes genoemd werden. De directeur van de handelsdrukkerij was meneer Teeuwen, een Bul Super-achtige figuur. Een man met ideeën en visie: de dag na lancering van de Spoetnik stond hij bij mijn ouders voor de deur, ik woonde toen nog thuis, en nam hij me mee naar een duur restaurant in Zuid. Hij vroeg of ik iets van ruimtevaart wist. Natuurlijk wist ik dat: ik las al jaren sciencefiction. Toen heb ik tien boekjes gemaakt over ruimtevaart. Ik mocht maken wat ik wilde, zo lang het maar over ruimtevaart ging. Na tien afleveringen wilde hij verhalen over piraten hebben en heb ik daar zes boekjes over gemaakt. Dat was Arent Brandt, die later Captain Kidd werd genoemd. Ik schreef en tekende dus iedere maand een strip van 32 pagina’s. Daar heb ik een hoop van geleerd. Meestal zat ik tegen de deadline een paar nachten door te werken. In één boekje heb ik letterlijk een stukje slapend getekend. Ik was boven mijn tekening in slaapgevallen, maar had wel doorgetekend. Geen idee hoe, maar toen ik weer wakker werd zag ik dat figuurtje en dat heb ik er toen in laten staan, want dat vond ik toch wel bijzonder.’
Lodewijk staat op, haalt een doos vol met dat vroege werk uit zijn werkkamer en toont de betreffende pagina met daarin een bijna abstracte menselijke vorm in een verder semi-realistisch getekende strip. Verder zitten er strips in de doos met titels als De zure bom, Kidnappers in de ruimte, boekjes over detectiveduo Babel en Knetterton en delen uit de reeks Wereld der misdaad en gerechtigheid, detectiveverhalen waar Lodewijk de illustraties voor maakte. ‘Ik heb jaren moeten zoeken op stripbeurzen om mijn eigen werk weer terug te kopen. Ik ben weer compleet,’ vertelt de stripmaker.
Fröbelen
In 1959 maakte hij in opdracht van Het Parool de strip Frank, De Vliegende Hollander voor Scandinavische kranten. Daarna werkte Lodewijk vier jaar voor reclamebureau Publi Studio in Schiedam als ontwerper/illustrator. In wezen heeft hij zijn hele carrière het strip maken afgewisseld met reclamewerk. Bij Publi maakte Lodewijk van alles: verpakkingen voor Volendammer Shag, stroopwafels, reclameadvertenties voor wasmachines en folders voor kolen van De Coöperatie. Het uiteenlopende werk was een goed alternatief voor de kunstacademie waar de tekenaar al na een paar weken zijn gezicht niet meer liet zien. ‘Naderhand heb ik daar wel spijt van gehad, want toen ik de reclame in ging heb ik veel dingen zelf moeten uitvogelen. Dat heeft me ontzettend veel tijd en moeite gekost, terwijl ik dat in drie jaar op de academie had kunnen leren.’
Toch kijkt Lodewijk met plezier terug op die periode: ‘In mijn hoogtijdagen in de reclame kon je van alles doen: van olieverf tot en met etsen, bij wijze van spreken. Ik deed een illustratie hier en een illustratie daar en kon lekker rotzooien. Dat fröbelen mis ik wel. Tegenwoordig doe ik ruwweg altijd hetzelfde. Ik zit Agent 327 te tekenen of maak een illustratie in die stijl.’
IJzerbroot, Hendrik IJzerbroot
Gelukkig voor de stripliefhebber besloot Lodewijk in 1966 voor zichzelf te beginnen. Een studio had hij niet, maar Jan Kruis (van Jan, Jans en de Kinderen) bood een tafeltje in zijn studio aan. Kruis kreeg van stripblad Pep de opdracht om een parodie op James Bond te maken, maar had daar weinig zin in. ‘Jan had nog nooit een Bond-boek gelezen en die vond dat maar niks. Ik wel, dus ik had daar wel oren naar, dus gaf Jan de opdracht aan mij door. Bij de eerste korte verhaaltjes staat dan ook productie Jan Kruis. Na het eerste korte verhaaltje wilde Pep er een maand later nog eentje hebben. En toen nog eentje. Bijna vijftig jaar later maak ik ze nog.’
Echt veel inspiratie haalde Lodewijk niet uit de boeken van Ian Fleming en de Bond-films. IJzerbroot krijgt net als Bond wel eens een gadget en ook is er een rol weggelegd voor M. Net als haar evenknie Miss Moneypenny heeft juffrouw Betsy, de secretaresse van de geheime dienst, een oogje op Agent 327. Het nummer 327 is natuurlijk een duidelijke verwijzing naar de cijfercode waar de Britse geheim agent mee wordt aangeduid. Omdat Albert R. Broccoli, de toenmalige producent van de Bond-films, copyright had op alle cijfercombinaties die begonnen met een dubbele nul, moest Lodewijk hier improviseren en koos hij lukraak twee cijfers voor de zeven.
IJzerbroot zelf is in veel opzichten de antithese van Bond: mooie vrouwen doen hem blozen en hij is eerder een antiheld dan de heldhaftige macho die Bond is. ‘Ik zou niet weten waarom Agent 327 al die jaren al zo’n succes is,’ bekend zijn geestelijk vader. ‘Ik denk dat hij op een wat hulpeloze manier sympathiek is.’
Een aantrekkelijk element aan de strips rondom IJzerbroot zijn de toegankelijke humor en fantasievolle plots. In Dossier Nachtwacht worden de originele schilderijen van Hollandse meesters tot legpuzzel gemaakt zodat de vrouw van miljonair Poendrop iets te puzzelen heeft. In Het oor van Gogh wordt de kloon van Vincent van Gogh gedwongen nieuwe Van Goghs te schilderen, maar ontdekt de schilder dat hij liever strips maakt. ‘Ik denk overigens dat Van Gogh de kracht van het beeldverhaal zou hebben ingezien. Ik denk dat hij Kuifje bijzonder gevonden had,’ aldus Lodewijk. Hoe vergezocht de plots ook kunnen zijn Agent 327 weet de avonturen altijd tot een goed einde te brengen.
Overigens zijn Dossier Nachtwacht, Het oor van Gogh en De wet van Alles toch wel de favoriete albums van Lodewijk. ‘Toen ik Dossier Nachtwacht maakte, zat ik bijna iedere dag in Amsterdam voor mijn reclamewerk. Alles wat ik toen meemaakte zit er in: mijn bezoek aan het Rijksmuseum, het autootje dat ik reed, Stripwinkel Lambiek en natuurlijk mijn vrouw Ted.’ In het verhaal heeft Ted de rol van motormeisje. Cameo’s van bekende personen, stripfiguren en vrienden van Lodewijk komen veel voor. In het album De ogen van Wu Manchu zitten de Vlaamse striphelden Nero en Lambik. Lodewijk zelf duikt als Agent 010 op in het nieuwste verhaal De Daddy Vinci Code. Hij is heel toepasselijk de archivaris van de geheime dienst.
Lodewijk: ‘Aan Het oor van Gogh heb ik ook goede herinneringen overgehouden. Dat album leidde tot een expositie in het Van Gogh Museum. Dat had ik van tevoren niet kunnen dromen. Je liep het museum in, de trap af, en dan hingen linksaf de tekeningen van Van Gogh en rechts de tekeningen van Martin Lodewijk. Hallo hé!’
Olga Lawina
Olga Lawina, de boomhoge sidekick van IJzerbroot, is een belangrijke figuur geworden in het leven van Agent 327. Aanvankelijk bedacht de stripmaker haar voor een eenmalig optreden, maar Olga weigert het podium te verlaten. ‘Ze is op niemand gebaseerd, ik wilde gewoon eens een keer een heel grote vrouw in de strip hebben,’ legt Lodewijk uit. ‘Ik heb nog overwogen een Indiaanse van haar te maken, daar heb ik zelfs nog schetsjes van. Toch werd ze op de een of andere manier een Zwitserse geheim agente. Haar naam is natuurlijk wel gebaseerd op Olga Lowina, de jodelzangeres uit de jaren vijftig. Maar die naam gaf ik haar pas nadat ik haar getekend had.’
Olga kent een kleurrijk cv: ze werkte als worstelaar en als danseres, en begon bij het criminele netwerk de Drie van de Acht. Tegenwoordig heeft ze haar eigen bedrijf B.I.P.S. (Beautiful Important People Security) en staat haar morele kompas meer de goede kant op dankzij Agent 327.
Dat de vrouwen in Lodewijks strips vaak hun mannetje staan, is niet zo gek. ‘Vrouwen met karakter, capabele vrouwen die geen doetjes zijn. Dat type vrouw heeft mijn voorkeur, in de werkelijkheid en in fictie,’ zegt de stripmaker en zijn werk ondersteunt die uitspraak. Eind vorig jaar verscheen het ‘Making of Album’ De vrouwen van Agent 327, over de strip- en filmvrouwen die Lodewijk inspireerden. Ook staat zijn oma prominent in het album: ‘Een heel bijzondere vrouw. Ze bestierde in de periode voor de Eerste Wereldoorlog de linnenafdeling van hotel Semiramis in Cairo. Dat was heel bijzonder voor een Nederlandse vrouw in die tijd. In het album staat een foto van haar die in de huiskamer van mijn opa en oma hing. Ze zit op een kameel voor de piramide van Gizeh en de sfinx. In diezelfde tijd las ik in het weekblad Kuifje de verhalen van Blake en Mortimer over Het Geheim van de Grote Piramide. Fantastisch, dat kon je dus zomaar overkomen! Door die foto van mijn oma werd de wereld van Blake en Mortimer levensecht. Vanaf dat moment was alles mogelijk, besefte ik.’
Na een twintigtal korte verhalen begon Lodewijk Agents avonturen op albumlengte te maken. Die zijn in de afgelopen jaren heruitgegeven bij uitgeverij L, opnieuw gescand, geletterd en ingekleurd.
Eppo
Even terug naar de jaren zestig. Vanaf 1969 maakt Lodewijk de detectivestrip Johnny Goodbye met tekenaar Dino Attanasio. Samen met Daan Jippes maakte hij aan het begin van de jaren zeventig het vooralsnog enige avontuur van Bernard Voorzichtig. Niet lang daarna zou Lodewijk een belangrijke rol gaan spelen in de Nederlandse stripcultuur: ‘In 1975 zat er duidelijk een dalende lijn in de oplage van de stripbladen Sjors en Pep. Peter de Smet en ik werden gevraagd om daar eens over te filosoferen. Mijn filosofie was dat die twee bladen elkaar eigenlijk in de weg zaten. Als je ze samen zou voegen, dan zou je de lezers van beide bladen aan je binden. Dat nieuwe blad werd de Eppo. Samen met Frits van der Heijden was ik de redactie. Omdat Frits in vaste dienst was bij uitgeverij VNU, werd hij de hoofdredacteur. Ik was vliegende keep/artdirector. We wilden vooral Nederlandse strips van Nederlandse tekenaars in het blad hebben en nieuwe strips introduceren. Dat betekende dat we een heleboel ideeën moesten leveren. Ik heb het idee voor Steven Severijn geleverd en Roel Dijkstra. Soms verzon ik alleen de naam van een personage, soms het hele verhaal.’
Storm
Een van de creaties waar Lodewijk indertijd mee op de proppen kwam, was sciencefictionstrip Storm die geschilderd werd door de Britse tekenaar Don Lawrence (1928-2003). Storm is een astronaut die begin 21ste eeuw een reis maakt naar de Rode Vlek van Jupiter. Daar aangekomen wordt hij meegesleurd naar de aarde van de toekomst waar de mensheid weer terug op het niveau van barbaren is. Hij ontdekt dat in zijn eigen tijd de menselijke beschaving instortte door een neutronenramp. De Aarde blijkt al jaren gecontroleerd te worden door de buitenaardse Azuriërs, die Storm samen met zijn nieuwe vriendin Roodhaar zal bestrijden.
Lodewijk: ‘Don Lawrence wilde we heel graag hebben voor Eppo, maar we vonden Trigië niet leuk. Nog steeds vind ik dat een verschrikkelijk strip. Ik ben toen naar Engeland gegaan en heb daar een paar nachten met Don zitten filosoferen. Daar kwam Storm uit voort. De exacte inspiratiebron weet ik niet meer, dat waren vooral sciencefictionverhalen.’
Lodewijk bedacht de opzet van de Diepe wereld en schreef de eerste acht pagina’s.
‘We zijn op zoek gegaan naar een schrijver, want ik had al genoeg op mijn bord: ik schreef Johnny Goodbye en maakte Agent al, daarnaast tekende ik reclames en speelde ik gitaar in de band Chickenfeed. Saul Dunn was als sciencefictionschrijver up and coming. Hij heeft het hele verhaal af geschreven, maar dat werd een ramp, want alles wat we hadden opgezet om er tien jaar mee voort te kunnen, brak hij in het eerste verhaal af. Mijn idee is dat als je dertig jaar met een strip voort kunt, het pas een echte strip is. Maar bij het eerste verhaal van Dunn was het allemaal al afgelopen. Verschrikkelijk! ‘ vertelt de tekenaar. Uit nood schreef Lodewijk Storms tweede avontuur, De laatste vechter (1979). Dick Matena nam een aantal albums voor zijn rekening, gevolgd door Kelvin Gosnell en Lawrence zelf. De reeks liep echter niet zo goed, wat misschien komt doordat de verhalen onderling niet echt samenhangen. Daarom nam Lodewijk zelf de pen ter hand en begon aan de Kronieken van Pandarve-cyclus. Hierin worden Storm en Roodhaar naar het multiversum Pandarve gestraald, waar ze nieuwe vijanden krijgen zoals Marduk, de theocraat van Pandarve. Gelukkig maken ze ook nieuwe vrienden zoals Nomad, een prins die is weggelopen van zijn ouderlijk huis. Sindsdien is het trio onafscheidelijk.
‘De samenwerking met Don verliep uitstekend. Ik heb daar heel erg heimwee naar,’ vertelt Lodewijk. ‘Heel lang heb ik zijn pagina’s niet eens geschreven maar doorgebeld. Dan zaten we twee uur met elkaar aan de lijn. We maakten dan natuurlijk ook geintjes en praatten over The Goon Show, de radioserie uit de jaren vijftig, waar we allebei gek op waren. Ik heb altijd Engelse humor gevolgd, Engelse strips en illustratoren, dus we hadden veel om over te praten. We konden goed met elkaar opschieten. Voor Don schreef ik soms pagina’s sfeerbeeld en andere aantekeningen voordat ik aan de daadwerkelijke tekst toekwam. Ik wees hem dan bijvoorbeeld op schilderijen, films, om sfeer aan te geven en om hem te inspireren.’
Storyboards
Opmerkelijk genoeg schreef of besprak Lodewijk slechts de paar pagina’s die voor de komende aflevering in Eppo nodig waren. Nog steeds werkt Lodewijk zo, of het nu gaat om verhalen die hij voor anderen schrijft of ze zelf tekent.
‘Zelf weet ik vaak ook niet welke kant het verhaal opgaat,’ zegt de scenarist. ‘Dat doe ik denk ik om het voor mezelf ook spannend te houden. Tijdens het tekenen hou ik wel een schema bij van 44 vakjes, waarbij ieder vakje voor een pagina staat. Als ik een pagina heb getekend, streep ik het betreffende vakje door zodat ik weet hoeveel ruimte er nog over is voor het gevecht of de climax aan het einde. Soms kom ik ook wel in moeilijkheden door die werkwijze. In Dossier Zevenslaper was ik halverwege in de stress omdat ik niet meer wist wat ik moest doen. Dat heb ik toen ook in het album gezet: je ziet me piekeren aan de tekentafel. Toch, als ik vastloop zit er op de een of andere manier altijd wel iets in het voorgaande dat ik geschreven heb waarmee ik het plotprobleem kan oplossen.’
Lodewijk heeft ook de gewoonte om zijn scripts niet te schrijven maar in storyboard-vorm te gieten. De tekenaars met wie hij samenwerkt zijn daar niet altijd van gecharmeerd: ‘Dino Attanasio gaf ik eens zo’n gekrabbelde pagina. Hij keek er naar en trok een zuur mondje en zei: “Tja, ik zit nog maar twintig jaar in het vak, hè.” Hij voelde zich een beetje gepikeerd. Daar schrok ik van, dus vanaf dat moment schreef ik de scripts voor Attanasio en Lawrence. Naderhand heb ik met tekenaars gewerkt die minder ervaring hadden. Toen ik met January Jones begon, was Eric Heuvel nog een beginnende tekenaar, dus waren de verhoudingen anders. Dat vind ik eigenlijk prettiger. Voor De Rode Ridder, die ik sinds 2004 schrijf, maak ik soms heel uitgebreide schetsen. Tekenaar Claus Scholz vindt het wel makkelijk.’ Scholz en Lodewijk werken vanaf De Grot van de Beer (RR 207) samen aan de reeks.
Voor strips die in het verleden zijn gesitueerd, zoals de avonturen van vliegenier January Jones die in het interbellum spelen en de middeleeuwse wereld van De Rode Ridder, moet enigszins geresearcht worden. Dat doet Lodewijk met plezier; zijn scripts zitten vaak boordevol feitelijkheden en verwijzingen naar de actualiteit. Soms heeft men daar wel commentaar op. ‘En niet onterecht,’ geeft de stripmaker toe. ‘Daar ga ik wel eens te ver in. Maar ja, bijna alles interesseert me. Over vrijwel alles heb ik boeken staan en tegenwoordig bewaar ik internetpagina’s. Ik heb hele externe harddisks vol staan met materiaal. Ik heb er lol in om dat in mijn verhalen te verwerken.’
Handschrift
Ondanks zijn prestaties op het stripvlak komt Lodewijk bescheiden over. Gevraagd naar waar volgens hem de kracht zit in zijn grafische werk antwoordt de tekenaar:
‘Ik ben ervan overtuigd dat alles in mijn strips goed acteert: mijn tekeningen, mijn lijnvoering, etc. Ik denk dat dit mijn kracht is. Ik ben geen knappe technicus, ik ben redelijk in mijn lay-outs, ook al is dat ook niet de bovenste plank, maar ik vertel op een duidelijke manier een verhaal aan het publiek. Dat heb je wel of niet.’
Dat Lodewijk een eigen stijl van vertellen heeft blijkt uit de volgende anekdote. Toen Claus Scholz en niet Lodewijk een keer het scenario voor de Rode Ridder had geschreven, viel dat inkleurder Vittorio Leonardo van Studio Leonardo meteen op: ‘Vittorio is van oorsprong Italiaans en woont in Wallonië. Hij spreekt Italiaans en Frans, maar slechts een paar woorden Nederlands. Als hij de pagina’s van de Rode Ridder krijgt om deze in te kleuren, vertaalt hij de tekst via Google translate zodat hij weet waar het over gaat. Of een scène bijvoorbeeld overdag of ’s nachts speelt, en of iemand een rood pak draagt. Leonardo wist niet dat Claus dit keer het scenario zelf had geschreven. Een jaar later sprak ik hem eens over De spiegeldemon (RR 221) en vroeg hij: “Ik vond dat zo vreemd, was er iets met je aan de hand toen je dat verhaal schreef?’. Ik vroeg wat hij bedoelde. “Nou,” zei Vittorio, “we zaten die strip in te kleuren en ik denk, het is net of Martin dit niet geschreven heeft.” Hij leest de strips niet maar zag aan de manier van vertellen, aan de pagina-indeling en aan de cameravoering, dat ik het niet geschreven had. Dat vond ik heel sterk.’
Overigens is het wel vaker voorgekomen dat Scholz naast de tekeningen ook het scenario van De Rode Ridder pent. Dat heeft alles te maken met tegenslag in de privé-sfeer van Lodewijk: ‘Eerst overleed mijn broer aan kanker, daarna werd mijn vrouw ernstig ziek. Met haar is het gelukkig goed afgelopen, maar daardoor ben je wel even met andere dingen bezig. Daarna had ik er moeite mee de draad weer op te pakken.’ Behalve De Rode Ridder leed het nieuwste avontuur van Agent 327 hier ook onder. Hoewel de voorpublicatie van De Daddy Vinci Code in 2009 van start ging in de Eppo, het stripblad is zelf ook weer terug sinds dat jaar, is dit verhaal nog steeds niet voltooid. De voorpublicatie werd gestaakt, de publicatiedatum is uitgesteld.
Eerder werd de tekenaar al geplaagd door artroseachtige klachten. Na jaren alleen reclamewerk gemaakt te hebben, hervatte Lodewijk in 2000 de avonturen van IJzerbroot als krantenstrip in het Algemeen Dagblad. Al snel werd de tekenaar geplaagd door heftige pijnen. ‘Ik maakte een halve pagina per dag en kreeg opeens een vreselijke pijn aan mijn handen en armen. Ik heb dat verhaal uiteindelijk af kunnen maken op pijnstillers. Dat heeft me wel een klap gegeven, waardoor ik even ben ingestort. Ik was bang dat ik in de toekomst helemaal niet meer kon tekenen. Daarom ben ik toen scenario’s voor De Rode Ridder gaan schrijven. Gelukkig verdwenen de klachten later vrijwel, alleen voel ik het nu nog wel eens als ik gitaar speel,’ zegt Lodewijk.
Milton Caniff
Lodewijk kan terugkijken op een rijke stripcarrière die al meer dan vijftig jaar bestrijkt. In 1978 kreeg hij al de Stripschapprijs voor zijn gehele oeuvre en in 2011 werd hij Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Toen Lodewijk zeventig werd, riep de toenmalige redactie van Eppo hem uit tot de nieuwe peetvader van de Nederlandse strip, een titel die na de Tweede Wereldoorlog aan Marten Toonder was toebedeeld. ‘Ik ben een beetje een bemoeial, laat ik het zo zeggen. Ik vind het leuk om dingen te entameren. Ik heb me met een heleboel mensen bemoeid en geef mijn mening graag. Ach, als je dat peetvader wil noemen,’ zegt Lodewijk.
Overigens is het als het aan de tekenaar ligt, nog lang niet gedaan: ‘Ik vermaak me nog steeds met het strip maken en was van plan dat nog heel lang vol te houden. Ik wil zeker nog een stuk tien of twintig avonturen van Agent 327 maken! Ik wil ontzettend graag nog een aantal albums van January Jones schrijven en een fiks aantal Rode Ridders. Heel graag zou ik ooit nog een spin-off van Storm zelf schilderen. Daar loop ik nu al jaren over te piekeren. Ik heb het recht bedongen om iets te doen met Nomad en Renter Ka Rauw (een meester in allerlei buitengewone vechttechnieken, bekend van het album van het album De doder van Eriban). Met Storm zelf kan ik niets want Rob van Bavel heeft daar de rechten van tegenwoordig.’
In zijn niet-verminderde enthousiasme voor zijn vak doet hij denken aan stripmaker Milton Caniff, beroemd van Terry and the Pirates en een van de grootmeesters van de realistische strip. In 1987 was Lodewijk met een vriend in New York en bezocht hij Caniff: ‘Een oud, gebogen mannetje van 82 deed open. Zijn broekrand kwam tot net onder zijn oksels, je kent het wel. Ik schrok ervan dat hij zo oud was, ik kende alleen oude foto’s van hem. Toen hij echter aan zijn tekentafel ging zitten was het net alsof er dertig jaar van hem afviel. Ongelooflijk! Die man zat gewoon te genieten. Ik heb gelukkig een vak van dat je heel lang kunt uitoefenen, mits je een beetje gezond blijft.’
Dit interview is gepubliceerd in Stripgids #36 (2013).