Voor mij wordt het binnenkort terug naar het analoge tijdperk. Vandaag heb ik het video-archief van mijn opa opgehaald. De tapes wil ik gaan digitaliseren zodat we binnenkort oude opnames van opa en oma terug kunnen kijken. Het begin van een nieuw avontuur.
Tag: Familiebanden
Een dagboek is geen tijdmachine
Een paar weken geleden heb ik mijn oude dagboeken uit de kast gepakt. Vooral de periode dat ik op de middelbare school zat ben ik aan het herlezen. Ik ben tot een paar, voor mij, verbazingwekkende conclusies gekomen.
Allereerst moet ik toegeven dat ik veel was vergeten. Veel leed en hartzeer maar ook veel leuke dingen. Ik hield er een fijn sociaal leven op na tijdens die zes jaar Atheneum aan de OSG in Hoorn. Ik was bevriend met aardig wat mensen en tussen de lessen en proefwerken door zagen we elkaar vaak. Op feestjes, bij mensen thuis en in de binnenstad in cafés als ’t Kroegie, het Witte Paard en de Wereld. Eigenlijk jammer dat we ook nog lessen moesten volgen, want die zaten al die sociale activiteiten natuurlijk goed in de weg!
Man, wat had ik een hekel aan school. Vooral Frans, Duits en Economie. De eerste vier jaar waren we verplicht om Frans en Duits te volgen, maar het laatste halfjaar van de vierde deed ik voor Frans echt mijn best niet meer, wat resulteerde in een reeks enen. Gek dat je daar toen gewoon mee weg kon komen.
Ik was ook vergeten hoeveel tijd ik als tiener spendeerde met mijn grootouders. Ik ging bijna iedere week wel langs bij mijn opa en oma van mijn vaders kant, en bij de moeder van mijn moeder. Met opa en oma reisde ik nog wel eens mee als ze er met hun boot opuit gingen. Ik ben nu erg dankbaar voor de tijd die ik met hen kon doorbrengen, want ze leven geen van allen meer. Ik mis ze nog steeds, maar ben blij dat ik ze in ieder geval redelijk goed heb leren kennen.
Geen herinnering, maar fictie
Ik ben als tiener dagboeken gaan bijhouden omdat ik dacht dat ik later wel een geheugensteuntje kon gebruiken. Dat blijkt nu ook te kloppen, alleen werken oude aantekeningen niet zoals ik had verwacht. Ik dacht namelijk dat als je over een oude gebeurtenis leest, de herinnering vanzelf weer terugkomt. In de praktijk is dat niet zo. Je brein construeert een scène in je hoofd op basis van wat je leest, maar gaat niet meer terug naar dat ene moment. Met andere woorden: dit is hetzelfde als wanneer je een scène uit een fictieverhaal leest. Ik voel bij het lezen als het ware het verleden in mijn lijf, maar ik kan er niet meer naar terug. Een dagboek is geen tijdmachine.
Ik zal een voorbeeld geven. Samen met mijn opa heb ik toentertijd zijn oude 8-mm films en dia’s op video overgezet. Dat deden we door een videocamera naast de projector te plaatsen en het beeld op het scherm op te nemen. Een primitieve methode, maar met prima resultaat. Ik lees hierover in mijn dagboek en daardoor weet ik weer dat we dit soort dingen deden. Op basis van de tekst zie ik voor me hoe wat dat toen gedaan hebben, maar ik herinner me niet meer hoe dat allemaal precies ging of wat we tijdens het overzetten allemaal met elkaar bespraken. Mijn brein reconstrueert alleen een scène op basis van wat in het dagboek staat. In wezen is het verleden dus fictie geworden.
Jan, Jans en de Kinderen is de Nederlandse familiestrip bij uitstek en verschijnt al sinds 1970 in het vrouwenblad Libelle. Stripmaker Jan Kruis (Rotterdam, 1933) baseerde de stripfiguren op zijn eigen gezin en liet zich voor de verhalen vaak door zijn gezin inspireren. Tot op zekere hoogte kun je de verhalen over de familie Tromp dus als een autobiografisch familieportret beschouwen.
De hoofdrolspelers zijn vader Jan Tromp, zijn vrouw Jans, dochters Karlijn en Catootje, opa, de vader van Jan, en Jeroen, het vriendje van Catootje. Later zou het nakomertje Gert zijn opwachting maken. Een interessante rol is in de strip weggelegd voor de huisdieren van het gezin Tromp: de grote rode je-weet-wel-kater, Loedertje de Siamese kat en de teckel Lotje. De dieren geven vaak komisch commentaar op de gebeurtenissen.
Je-weet-wel-kater
Mijn favoriet is altijd de Rode Kater geweest die soms in soloafleveringen lekker zit te filosoferen. Die strips ontstonden vaak als de stripmaker tijdnood had, want deze kon hij lekker snel tekenen. In bovenstaand fragment speelt de Rode Kater ook een belangrijke rol, al is de scène niet afkomstig uit een van de soloafleveringen. Net als zijn soortgenoten heeft de kater soms de kolder in zijn kop en springt hij plotseling van de bank om als een gek door de woonkamer te rennen en via de gordijnen en de boekenkast weer op de bank tot rust te komen. Ondertussen schrikken de gezinsleden zich natuurlijk rot. Heel herkenbaar: mijn kat had daar vroeger ook vaak last van.
Herkenbaarheid is een belangrijke factor voor het succes van deze familiestrip. Kruis speelde ook vaak in op maatschappelijke verschijnselen als BOM-vrouwen en trends als microbiologisch voedsel.
Bijrol
Kruis duikt zelf ook op in zijn strip. Meestal als figurant, maar in een aflevering uit het tweede album heeft hij een sprekende rol, namelijk als zichzelf. We treffen de stripmaker aan als hij door een stel bewakers uit het pand van de rijksbelastingen wordt geduwd. Boos wil hij een steen naar binnengooien, maar wordt door Jan en Jans tegengehouden. Dan legt Kruis uit waarom hij zo boos is:
‘Weet u, ik ben maar een eenvoudig tekenaar. Ik teken plaatjes in weekbladen en zo. Geen onaardig vak, al zeg ik het zelf. Alleen ben ik zo onnozel geweest om te denken dat ik alles wat ik met deze handjes heb verdiend óók weer met deze handjes mocht uitgeven. Ach mensen, wat een vergissing! Net toen ik geen cent meer had, kwam de belasting. Alles.. ALLES heb ik moeten verkopen om hun mateloze hebzucht te kunnen bevredigen…’
En nu moet Jan ook zijn Marietje verkopen. De personages denken dat hij hier een meisje mee bedoelt of een dier, en beloven voor haar te zorgen. Maar in het laatste plaatje op de pagina blijkt dit de naam te zijn van zijn rode MG uit 1950. De familie Tromp koopt de auto over van de tekenaar. ‘Omdat het geld toch allemaal naar de belasting moest, wilde de verdrietige tekenaar er niet al te veel voor hebben,’ schrijft Kruis. Het is een leuke scène die menig belastingbetaler bekend zal voorkomen. Soms lijkt het alsof je alleen maar werkt om de staatskas te spekken. In het televisieprogramma Beeldverhaal vertelt Kruis dat deze strip inderdaad gebaseerd is op het moment dat hij opeens veel belasting moest betalen. Hij bracht Marietje daarom tijdelijk onder bij een vriend, want anders was hij haar kwijt geweest.
Weerzien
In 1999 gaf Kruis het tekenstokje over aan Studio Jan Kruis en sindsdien worden de afleveringen van Jan, Jans en de Kinderen dus door anderen gemaakt. In 2010 sprak ik de stripmaker vlak voordat hij de allereerste Marten Toonderprijs kreeg uitgereikt. Ik vroeg hem of hij zijn strip niet miste en of hij tevreden was over wat de Studio met zijn geesteskinderen gedaan heeft: ‘Ik zeg altijd dat ik er afscheid van genomen heb, ze zijn als het ware gemigreerd en met de Marten Toonderprijs stonden ze na ruim tien jaar weer bij me op stoep. Na zo’n tijd verandert iedereen een beetje en zij ook. Toch was het een plezierig weerzien.’
Geschreven voor en gepubliceerd in Eppo (2015).
Voorheen bezocht ik mijn moeder zeer regelmatig. Dat is tegenwoordig wat lastiger, want ik woon niet meer bij haar in de buurt, dus daarom bellen we elkaar geregeld. Ook dat heb ik geleerd van Spider-Man-strips.
Een interessant en warmhartig element in de Spider-Man-strips is de band tussen Peter en zijn Tante May. May is zijn surrogaat moeder en de twee familieleden drukken hun liefde voor elkaar vooral uit door zich heel veel zorgen over de ander te maken. May maakt zich altijd zorgen of Peter wel goed eet en of hij een warme trui aan heeft. Dat werkte in het begin van de Spider-Man-reeks als een aardige grap, want over Spider-Man hoef je je natuurlijk geen zorgen te maken.
Een terugkerend element in de verhalen zijn de telefoontjes tussen Peter en May. De oude vrouw wil graag weten dat alles goed gaat met haar neefje en vraagt hem om haar te bellen. Soms schiet dat er wel eens bij in, als Peter als Spider-Man met een of andere superschurk moet vechten. In Peter Parker The Spectacular Spider-Man #57 (1981) laat hij zich daar zelfs niet door tegenhouden om zijn tante even te bellen:
Goed, schrijver Roger Stern gebruik dit element hier vooral als stukje slapstick. Saillant detail: de layouts van de tekeningen zijn gemaakt door Jim Shooter, toen al hoofdredacteur van Marvel Comics, maar altijd zeer streng als het om de visualisatie van de verhalen gaat. Ten alle tijden moest de tekenaar duidelijk laten zien wat er aan de hand is. Jim Mooney inkte de tekeningen.
Een emotioneler en dramatischer gebruik van bovengenoemd verhaalelement zien we in Amazing Spider-Man Vol. 2 #34 (#475 in de oude telling). Spider-Man neemt het op tegen Morlun, een vijand die onverslaanbaar lijkt. Al twaalf uur is Spider-Man tegen hem aan het vechten en het lukt Spidey maar niet om Morlun te verslaan. Peter vermoedt dat dit zijn laatste gevecht wordt en belt eerst met zijn vrouw Mary Jane, maar krijgt voicemail. Dan belt hij met Tante May:
Schrijver J. Michael Straczynski trakteert ons op een prachtig dramatisch en emotioneel moment. Hij laat zien dat de Spider-Man-verhalen draaien om Peter Parker en de mensen in zijn leven, niet om de superheldenpraktijken daar omheen.
Dat Peter de moeite neemt om met May te bellen, laat zien dat hij om haar geeft en hoe serieus de confrontatie met Morlun is. Dit is niet een tien-in-een-dozijn gevecht tegen een superschurk maar een strijd op leven en dood.
Als we de dood in de ogen kijken beseffen we pas dat het leven draait om liefhebben en dat we niet vaak genoeg tegen onze naasten zeggen dat we van ze houden. Een wijze les.
Wanneer heb jij voor het laatst met je ouders gebeld?
De veelzijdige grafisch kunstenaar Serge Baeken toont in het stripalbum Sugar het leven van alledag door de ogen van de kat. ‘Mijn katten zijn goede vrienden.’
Serge Baeken (Turnhout, 1967) is productief en veelzijdig: zijn illustraties verrijken Vlaamse kranten en tijdschriften, hij tekent portretten, soft tattoos en maakt muurschilderingen, stripverhalen en erotische illustraties. Met Sugar: leven als kat, toont hij het leven van alledag vanuit het perspectief van zijn katten, met een hoofdrol voor de kater Suske. Het grafisch oogstrelende en vernuftige stripalbum is een hoogtepunt uit zijn oeuvre en werd door de pers goed ontvangen. Baeken: ‘Van lezers krijg ik vooral deze reactie: “Wij hebben ook een kat en ze heet zo en ze heeft deze kleur.”‘ (lacht).
We praten met het Vlaamse tekenbeest over de rol van familie in zijn werk, zijn tekendrift en fascinatie met porno.
Familie
‘De Baekens zijn familiemensen. Mijn vader is een echte pater familias en mijn broers en zus hebben dat familiegevoel ook heel sterk. Een van de strips waar ik nu mee bezig ben is Het Verdriet van Turnhout, naar een roman van mijn vader.
Mijn jongere broer Vitalski (schrijver, dichter, stand-upcomedian, red.) is in het Antwerpse en daarbuiten bekender dan ik, maar we zijn geen rivalen. In tegendeel, we werken vaak samen aan projecten, inspireren elkaar en gebruiken mekaar als kritisch klankbord.
‘Veel van mijn werk is autobiografisch omdat ik als tekenaar ruimte wil maken voor noodzakelijke vertellingen: verhalen die ik echt kwijt wil en die een weerslag zijn van de dingen die ik meemaak. Ook als ik fictie maak, put ik uit persoonlijke ervaringen. Het grote voordeel daarvan is dat je veel authenticiteit kan verwerken in je pagina’s, want alle details zijn specifiek in plaats van algemeen of clichématig. Doordat mijn verhalen autobiografisch zijn speelt mijn familie daarin ook vaak een rol.
‘In mijn eerste boek The No Stories (2005) heb ik mijn gezin afgebeeld maar was ik vergeten een plaats te geven aan onze kat Suske. Daar voelde ik me schuldig over. Met Sugar wilde ik dat goedmaken en meteen de kans aangrijpen om de andere katten die we hebben gehad een plaatsje te geven in het boek.
‘Met de katten van anderen heb ik niet zo veel, maar met mijn eigen katten heb ik een sterke band. Het zijn goede vrienden van me, ze zijn gelijkwaardige partners in het gezin. Je komt meer thuis als er een kat op je zit te wachten. Het huis is gevuld, zonder voelt het leeg.
‘Suske, die ik in het boek Sugar heb genoemd, was een heel apart beest. Als kitten was hij heel wild en speels en klauterde tegen het behang en de gordijnen op. Mijn grootmoeder durfde niet meer langs te komen sinds we die kat hadden. Langzaamaan ontwikkelde Suske zich tot een heel intelligent en communicatief dier. In het boek zie je dat mijn dochter hem werkelijk als een grote broer beschouwt. Ze heeft een keer op school gezegd dat ze een broer had. Daar waren ze heel verbaasd over tot ze zijn foto liet zien en bleek dat ze de kat bedoelde. Ha!Ha!’
Tekendrift
‘Per jaar maak ik ongeveer 800 tekeningen en daarvan worden er zo’n vierhonderd geselecteerd voor dikke verzamelbundels uitgegeven door Xtra. Ik voel me het meest samenvallen met mezelf als ik aan het tekenen ben. Dan ontmoet ik mijn noodlot en heb ik het gevoel dat mijn bestaan compleet is. Dikwijls ben ik met meerdere projecten tegelijk bezig. Ik hanteer in mijn werk de “Bruce Lee Move”: de vijand die het dichtst bij is, moet je proberen te raken. Dat is bij mij deadlineafhankelijk. Ik heb de laatste tijd nogal wat opdrachten voor de Vlaamse kranten. Andere projecten schuiven daardoor naar achteren en blijven een tijd op de plank liggen. Dat komt ook omdat nieuwe ideeën soms afleiden van waar ik mee bezig ben. Wanneer je inspiratie en energie hebt voor een specifiek project moet je ermee aan de slag. Wanneer dat moment voorbij is heeft het geen zin om je te forceren: je moet als kunstenaar het geduld hebben om te wachten tot de muze voor dat specifieke project terugkomt.
‘Sugar heb ik een paar jaar geleden getekend in de etalage van stripwinkel Bries, die nu niet meer bestaat. Ik was over het verhaal en de toonzetting tevreden, maar vond dat ik grafisch beter kon, dus heb ik jaren later elk prentje apart hertekend op een grotere schaal. Heel veel mensen zien Sugar als een boek over katten, maar ik zie het meer als een vormelijk experiment. Iedere pagina bestaat uit 24 even grote vierkante kaders en binnen dat stramien geef ik telkens een ander antwoord op de vraag hoe je in een beeldverhaal met tijd kunt spelen. Soms is ieder plaatje een specifieke momentopname, dan bestrijkt het beeld weer meerdere platen.’
Porno
‘In Sugar heb ik de liefdesscènes zo mild mogelijk gemaakt, want het moest een familievriendelijk album worden. Erotiek en pornografie spelen echter vaak een grote rol in mijn werk. Ik vind porno een heel boeiend thema. Het rare aan onze maatschappij is dat we allemaal seksuele dieren zijn die erop uit zijn om zoveel mogelijk buitenissige seks te hebben, maar dat die behoefte tegelijkertijd zoveel mogelijk wordt afgeschermd, bedekt en verborgen. Vreemd dat iets wat iedereen wil, zo verboden is, niet? Toen ik jong was voelde ik me schuldig dat ik porno keek en dat ik er blijkbaar veel honger naar had. Toen hoorde ik ergens zeggen dat het uiteindelijke doel van pornografie is dat je helemaal van je stuk gebracht wordt. Dat je even buiten je normale, morele raster kunt treden. Die rake opmerking heeft het innerlijke conflict voor me opgelost.
‘De beste porno laat dingen zien waar je zelf nog niet aan had gedacht. Ik wil daarom zaken tekenen die ik interessant vind, zelf nog niet heb zien gebeuren of dingen, waarvan ik weet dat ze zeldzaam zijn, op een eigen manier in beeld te brengen. Het geheim van een goede pornotekening is dat deze moet opwinden. Er is bijvoorbeeld heel veel erotische kunst die ik wel mooi vind, maar die mij op seksueel vlak weinig doet. Wat mijn eigen werk betreft maak ik liever iets dat zowel mooi is als opwindt. Het is wel zo dat als je zelf iets tekent, dit niet op dezelfde manier of evenveel opwindt als het werk van anderen. Je blijft toch altijd heel kritisch op je eigen tekeningen. Je wordt afgeleid door zaken als lijndikte, lijnvoering en compositie. Ik denk dat er maar weinig tekenaars zijn die masturberen op hun eigen werk, behalve Piet Mondriaan.
‘Overigens weet mijn grootmoeder niets van het erotische werk dat ik maak. Wat haar betreft teken ik alleen maar poezenboeken.’
Serge Baeken. Sugar. Leven als kat. (Blloan)
Dit artikel is in VPRO Gids #12 (2014) gepubliceerd. Hoewel ik Serge al een paar keer heb gesproken, vooral voor video-interviews, wilde ik hem al jaren eens interviewen voor de Gids en met de uitgave van Sugar hadden we een mooie aanleiding.
Striprecensie: Ardalén
Ardalén van de Spaanse stripauteur Miguelanxo Prado is een poëtische striproman die je eigenlijk heel langzaam moet lezen. De prachtige illustraties van Prado, die architectuur studeerde, romans schreef en schilderde voordat hij aan strips begon, zijn een lust voor het oog en alleen daarom al de aanschaf waard.
Ardalén gaat over Sabela Rego Llamas die op zoek is naar informatie over haar grootvader. Dit zwarte schaap van de familie verliet in de jaren vijftig Spanje om zijn geluk te beproeven in Cuba. Sabela reist af naar zijn geboortedorp in de hoop sporen van hem terug te vinden. Daar ontmoet ze Fidel die zegt nog met haar grootvader gevaren te hebben. Maar Fidels geheugen is slecht en zeer onbetrouwbaar. Bovendien ziet hij ze af en toe letterlijk vliegen: walvissen die boven het bos uitvliegen. Dat niet alleen: Fidel wordt ook geregeld bezocht door spoken uit het verleden. Wat gedurende de interviews die Sabela met hem voert een steeds belangrijker vraag wordt: wiens verleden herinnert Fidel zich eigenlijk?
Ardalén draait om enkele interessante thema’s, zoals hoe belangrijk onze afkomst is, maar bovenal: in hoeverre bepalen onze herinneringen wie we zijn? Het geheugen is geen objectief en onveranderlijk register. Hoeveel waarheid vinden we daarin terug, vooral als de geest waar het geheugen in huist troebel is? Daarnaast is Ardalén een mooie studie van een kleine dorpsgemeenschap, waarvan de grote intrigant ook maar een eenzame ziel blijkt te zijn.
Prado vertelt zijn verhaal in een lekker traag tempo en voert tussen de hoofdstukken door fictieve documenten en semi-wetenschappelijke teksten over de werking van het geheugen en walvissen op. Op die manier biedt hij de lezer extra puzzelstukjes. Heel aardig, alleen onderbreken die pagina’s tekst wel de flow van het verhaal. Wellicht was het voor de leesbaarheid beter geweest als die teksten achter in het boek hadden gestaan.
De vertelling komt voort uit een reeks oceaanschilderijen die Prado aan het begin van de eenentwintigste eeuw maakte. Het verhaal van de schilder van deze doeken verwerkte hij tot de animatie De profundis, waar hij later weer een strip van maakte. Een ander verhaal dat uit de schilderijen voortvloeide was dat van de schipbreukeling die nooit van het vasteland is afgeweest. Dat werd Ardalén.
Miguelanxo Prado. Ardalén.
Oog & Blik/De Bezige Bij. € 34,95
ISBN 978 90 5492 390 9