Categorieën
Boeken Film

Minstens twee keer kijken

filmclub david gilmourBovenstaand fragment is afkomstig uit The Film Club van David Gilmour. In dit autobiografisch verhaal, vertelt Gilmour hoe zijn zoon Jesse als tiener interesse verliest in de middelbare school. Pa vraagt Jesse of hij liever van school af wil. Als Jesse daarop blij ‘ja’ antwoordt stelt vader het volgende voor: Jesse mag van school, hoeft niet te werken of de huur te betalen zolang als hij samen met zijn vader drie keer per week een film kijkt.

the-film-clubIk zag het boek van de week liggen in The American Book Center. Het was in de aanbieding, maar zonder de lage prijs had ik het waarschijnlijk ook gekocht. Ergens kwam de titel mij bekend voor. Waarschijnlijk heeft iemand mij het boek ooit aangeraden en staat het als een van de duizenden aantekeningen ergens in een notitieboekje. Het concept intrigeerde mij en in een paar dagen las ik het boek uit.

Nu gaat The Film Club niet alleen over film, waar Gilmour leuk en informatief over vertelt. Het boek gaat vooral ook over de moeilijkheid een stuurloze zoon op te voeden. Dat is natuurlijk niet zo makkelijk. Een rode draad in het boek zijn dan ook Jesse’s liefdesrelaties die heftig zijn, explosief ten einde komen en flinke brokken maken. Iets wat iedereen die verliefd is geweest en heeft verloren zal herkennen. Hoe je daarmee omgaat en weer overheen komt, is een belangrijk thema in The Film Club.

Maar goed, bovenstaand fragment. Ik ben het helemaal met Gilmour eens. De eerste keer dat je een film kijkt volg je vooral het verhaal. Pas een tweede, derde en vierde keer kun je goed zien hoe dat verhaal geconstrueerd is, welke middelen de filmmakers hebben gebruikt, hoe de film geschoten en gemonteerd is. Hoe een acteur door vrijwel niets te doen toch een scène kan stelen. Dat soort zaken ontrafelen kost aandacht en tijd. Toen ik filmwetenschap studeerde, bekeek ik de films die ik moest analyseren altijd een paar keer. Vaak let je per kijkbeurt op iets anders. Soms vallen dingen je pas na een paar keer kijken op. De meeste films zijn het ook waard om meerdere keren te bekijken. Ik heb het dan niet over iets slechts als Transformers natuurlijk of Sucker Punch. Die films zijn niet eens de moeite om een keer te bekijken.

Maar de meeste films zijn zo rijk aan informatie, dat je die gerust een paar keer kan kijken. En dan nog kun je bij een twintigste kijkbeurt weer iets nieuws ontdekken. De film blijft namelijk wel hetzelfde, maar jij, de toeschouwer, verandert in de loop van de tijd. De toeschouwer verzamelt ervaringen en neemt het zien van andere films mee in de kijkervaring. Tegen een film die je als tienjarige zag, kijk je heel anders aan als je die twintig jaar later nog eens ziet. Bepaalde zaken worden opeens duidelijker omdat je een meer volwassen perspectief hebt. Andere dingen worden minder belangrijk.

Ik heb sommige films vaker gezien dan ik zou willen toegeven. Toch heb ik daar geen spijt van. Ook nu heb ik alweer zin om weer eens Batman van Tim Burton op te zetten. Ook al zag ik die al meer dan zestig keer voordat ik de film analyseerde voor mijn scriptie. Ook Almost Famous, Wonder Boys, Spider-Man 2, X-Men, Licence to Kill, Chasing Amy, Clerks II en Back to the Future zag ik meerdere keren. Hoewel allemaal niet zo vaak als Batman. Dat is echt een uitzondering. Ook is deze lijst herhalingskijkers verre van compleet, maar opsommingen zijn te saai.

Kirsten Dunst als Mary Jane Watson in 'Spider-man' uit 2002. Een film die ik natuurlijk ook meer dan een keer zag en niet alleen vanwege Kirsten Dunst.
Kirsten Dunst als Mary Jane Watson in ‘Spider-man’ uit 2002. Een film die ik natuurlijk ook meer dan een keer zag en niet alleen vanwege Kirsten Dunst. Hoewel zij al een goede reden is om een film nog een keer te zien.

Soms kijk ik een oudere film om weer een oud gevoel terug te krijgen. Nostalgie, jazeker. Soms herkijk ik een film omdat ik simpelweg niet meer kan herinneren hoe hij afliep.

Overigens geldt hetzelfde voor mij ook voor strips. Die kun je vaak ook gerust meerdere keren lezen.

Categorieën
Film

Colleges over opmerkelijke filmrestauraties en filmerfgoedprojecten

EYE en de Universiteit van Amsterdam presenteren van 4 februari t/m 10 maart 2016 een openbare collegereeks in EYE over opmerkelijke filmrestauraties en filmerfgoedprojecten.

Dat klinkt interessant hè? Hieronder het persbericht dat EYE vandaag stuurde.

Le dirigéable fantastique (Georges Méliès, 1906, FR)
Le dirigéable fantastique (Georges Méliès, 1906, FR)

Giovanna Fossati (hoofdconservator van EYE en hoogleraar Filmerfgoed aan de UvA) gaat in zes lezingen dieper in op verschillende restauratieprojecten en presentatievormen van filmerfgoed, variërend van pre-cinema tot recente experimentele films en Hollywoodklassiekers. Naast reguliere bioscoopprojecties komen ook filminstallaties en tentoonstellingen van film en filmapparaten aan bod. Bij elk college is een gastspreker aanwezig en wordt een film vertoond, vaak met live muziek.

This is Film! Film Heritage in Practice, elke donderdagmiddag, van 4 februari – 10 maart 2016 in EYE, IJpromenade 1, Amsterdam, eyefilm.nl/thisisfilm

This is Film! is bedoeld voor iedereen die van film houdt en biedt inzicht in het werk achter de schermen van filmarchieven en -musea. De lezingen zijn in het Engels en kunnen als serie of los gevolgd worden.

Programma
What is Film Heritage?
Inleiding door Giovanna Fossati (hoofdconservator van EYE en hoogleraar Filmerfgoed en digitale filmcultuur aan de UvA)
Films: Beyond the Rocks (Sam Wood, 1922) en een Korte Film Poule-compilatie. Met live muziek.
4 februari, 16:00-18:30u

Hollywood Studios: Twentieth Century Fox and the restoration of The King and I (1956)
Gast: Schawn Belston (vicepresident en uitvoerend directeur Film Preservation bij Twentieth Century Fox)
Film: The King and I (Walter Lang, 1956)
11 februari, 15:30-18:30u

Film or Performance: Guy Sherwin
Gasten: Anna Abrahams (programmeur EYE on Art) en Simona Monizza (curator Experimentele Film, EYE)
Films: compilatie van films van Guy Sherwin gerestaureerd door EYE
18 februari, 16:00-18:30u

Restoring and Presenting Early Cinema: Fantasia of Color
Gast: Elif Rongen-Kaynakçi (curator Stille Film, EYE)
Films: compilatie van vroege kleurenfilms uit de collectie van EYE. Met live muziek.
25 februari, 16:00-18:30u

Exposing Cinema: the Close-Up exhibition
Gast: Claartje Opdam (Projectmanager Tentoonstellingen, EYE)
Films: compilatie van korte films
3 maart, 16:00-18:30u

Exposing the Film Apparatus: from magic lanterns to smartphones
Gast: Soeluh van den Berg (curator Filmgerelateerde collecties, EYE)
Films: compilatie van korte films. Met live muziek.
10 maart, 16:00-18:30u

Categorieën
Boeken Film

Column: Star Wars ontleed

Illustratie: Paul Stellingwerf
Illustratie: Paul Stellingwerf

Wat mij betreft komt de eerste Star Wars-film van George Lucas het beste tot zijn recht in de oude versie op een krakkemikkig VHS’je, het liefste nog met een 4:3 beeldverhouding. Pas dan ervaar ik de film weer zoals de eerste keer dat ik hem zag. Helaas, omdat de regisseur zijn films flink heeft versleuteld en aangepast, zal Star Wars nooit meer hetzelfde zijn.

Veel fans van het eerste uur kunnen dat moeilijk verkroppen, want hierdoor zijn ze niet langer in staat om een nostalgische trip naar hun jeugd te maken. Dat ze dit niet langer pikken is te zien in de prachtige documentaire The People versus George Lucas die in 2011 op Imagine te zien was.

Laatst kocht ik in de winkel van het Eye een deeltje uit de reeks BFI Classics, een reeks monografieën van het British Film Instituut over klassiekers uit de cinema. Will Brooker buigt zich in dit deeltje over de ruimtesaga maar beperkt zich tot de versie van de eerste film toen die nog gewoon Star Wars heette en niet A New Hope. Brooker is sowieso een held: eerder schreef de huidige directeur film- en televisiewetenschap aan de Kingston University in Londen zijn proefschrift over Batman als cultureel icoon waar ik voor mijn scriptie veel aan had. Will merkt terecht op dat er al heel veel over Star Wars is geschreven, maar altijd in de context van cultureel fenomeen, als blockbuster en special effects-film. Brooker is naar mijn weten de eerste die op wetenschappelijke wijze naar de film kijkt als tekst. Hij bestudeert de montage, beeldcomposities, kostuums en soundtrack.

bfi-star-warsZo komt Brooker op een paar interessante observaties. De aantrekkingskracht van Star Wars zit, zo schrijft hij, deels in het feit dat Lucas allerlei culturele invloeden, mythes, iconen en genre-elementen in een blender stopte en daar zijn film uit destilleerde, maar ook in het gegeven dat de film een wereld suggereert die tot ver buiten het bioscoopscherm reikt. Een oude wereld die we als kijker even bezoeken en die na de aftiteling doorgaat: personages verwijzen naar plaatsen en gebeurtenissen uit het verleden die verder niet worden toegelicht. Dit prikkelt de verbeelding. Ook zien de ruimteschepen en droids er gebruikt en versleten uit. De soundtrack zit vol met (vervormde) geluiden uit onze eigen wereld, wat het geheel eerder natuurlijk doet klinken dan futuristisch. Interessant is dat Lucas als regisseur vooral leunde op de chemie tussen de castleden en zich weinig met ze bemoeide. Acteurs werden aangemoedigd dialoog naar eigen inzicht aan te passen, zolang als de essentie van de tekst maar intact bleef.

Fantastisch om te lezen! Ik krijg meteen weer zin om Star Wars te gaan kijken. Nu nog een VHS-recorder vinden.

Deze column is in Schokkend Nieuws #101 gepubliceerd.

Categorieën
Strips

‘Veel kranten denken dat de boekenrecensent er ook wel een stripje bij kan doen’

Een tijdje geleden vroeg Santiago Martín van de site StripSter of hij me mocht interviewen over mijn werk als stripjournalist. Omdat hij in Slovenië woont, werd het een schriftelijk interview dat vandaag op de site is geplaatst.

Hier enkele fragmenten uit het interview.

Kun je iets over je ontwikkeling als (strip)lezer/criticus vertellen?

Foto: Roos Manintveld

Ik heb filmwetenschap gestudeerd aan de UvA en daar heb ik als criticus veel aan gehad. Films analyseren is bijna hetzelfde als strips analyseren. Deze twee media zijn erg aan elkaar verwant. Ik ben mijn hele leven al striplezer dus toen ik besloot om me als journalist te specialiseren, was de keuze snel gemaakt.
Ik lees veel van wat er uit komt. Nu komt er natuurlijk heel veel uit en je kunt niet alles bijhouden. Omdat ik voor media schrijf die eisen dat een stuk tot op zekere hoogte actualiteitswaarde moet hebben, ben ik veel bezig met wat er nu uit komt. Daar gaan de meeste artikelen over.
Verder heb ik een aardige stripverzameling die gestaag groeit. Ik lees ook boeken en blogs over strips. Mijn ambitie is om een van de beste stripjournalisten van Nederland te worden.

Zijn Nederlandse stripjournalisten vrienden of vijanden onder elkaar?
Echte stripjournalisten, dus journalisten die gespecialiseerd zijn in strips, zijn er maar weinig. Er zijn ook niet zo heel veel plekken om professioneel over strips te publiceren. Het grote probleem is meer dat veel kranten en tijdschriften denken dat de boekenrecensent er ook wel een stripje bij kan doen en dat is natuurlijk onzinnig. Je moet mij als striprecensent ook geen toneelstuk laten recenseren. Niet mijn vakgebied, net zo min dat Arie Storm, om maar een bekende naam te noemen, het gereedschap in huis heeft om een graphic novel te beoordelen. Die mensen missen achtergrondkennis over strips en denken te vaak alleen in tekst. Overigens ervaar ik mijn mede stirpjournalisten niet als vijanden, dat zou een ongezonde houding zijn. Het is natuurlijk wel zo dat als Joost Pollmann een stuk heeft gepubliceerd in de Volkskrant er minder ruimte is voor een artikel van mijn hand.

Hoe gaat het met het Nederlands stripklimaat?

Jan Kruis met Jean-Marc van Tol.

Dat is een lastige vraag om zo maar te beantwoorden. Er is de laatste jaren meer aandacht voor de strip in de media, dat is goed lijkt me. Recent waren er 8 afleveringen Beeldverhaal op televisie bij de VPRO. Erg leuk om een enthousiaste Jean-Marc van Tol door de stripwereld te zien reizen.
We hebben 2½ jaar een stripintendant gehad die allerlei projecten heeft opgestart om strips onder de aandacht te brengen. Sommige projecten zijn wat mij betreft beter geslaagd dan het andere. Dankzij Gert Jan hebben wat meer stripmakers het subsidiepotje van BKVB gevonden waardoor ze tijd hadden om aan hun albums te werken.
Ik vind het ook heel positief dat er zoiets is als een BNS en dat deze organisatie steeds meer van zich laat horen. Ik denk dat er nog wel een grote inhaalslag gemaakt moet worden als het gaat om de professionalisering van de stripmakers. Die moeten zich meer als ondernemers gaan opstellen om hun brood te verdienen.
Wat ik ook positief vind is dat de Eppo alweer een paar jaar bestaat. Daar wordt ook een specifiek lezerspubliek mee bediend.
Dat betekent overigens niet dat het allemaal rozengeur en maneschijn is wat de Nederlandse stripwereld betreft. Stripspeciaalzaken hebben het zwaar, evenals reguliere boekwinkels waar soms ook een aardige stripafdeling is, zoals Selexyz in Amsterdam. De distributie van strips is nog steeds een probleem door de lage oplagen van de albums en de relatief hoge kosten van de distributie. Het is daarom terecht dat er de laatste tijd aandacht voor is. Dat zowel het Stripschap als Lambiek Ron Poland recent een prijs gaven voor zijn harde werk als distributeur is een teken aan de wand dat dit probleem eens op de agenda moet komen.
Ook is het jammer dat bepaalde initiatieven niet de tijd krijgen om zich te ontplooien. Van Eisner kwamen maar vijf nummers uit bijvoorbeeld. Ook ZozoLala is verdwenen. Dat geeft maar aan dat de stripmarkt een moeilijke is.

En toch heeft voormalig stripintendant Gert-Jan Pos veel kritiek op zijn werk en houding gekregen. Hierbij enkele opmerkingen die op het Forum op StripSter aanwezig waren. Hoe denk jij erover? Hij had bijvoorbeeld zich minder moeten “concentreren op stripmakers die al heeeeel lang stripsmaken” (Johan de Neef). “Er is nog steeds weinig aanbod aan strips in de winkels” (Eric Hebben). “Gert-Jan Pos had zoeits als een FACTS.NL op poten moeten zetten” (Gerben den Heeten).
Natuurlijk krijg iemand als Gert Jan veel commentaar, iedereen die zo’n positie bekleedt krijgt dat. En hij heeft hier en daar ook wat steekjes laten vallen, maar ook veel goede dingen gedaan. Het is naief om te denken dat een intendant in twee jaar wel even alle problemen van de Nederlandse strip oplost. Belangrijker vind ik dat iemand met het hart op de goede plek zich heeft ingezet voor de strip. Natuurlijk mag je wel kritisch kijken naar de projecten die hij heeft opgezet of waar hij bij betrokken was, vooral omdat er overheidsgeld mee gemoeid is. Openheid van zaken mag geeist worden.
Had hij meer aan het distributieprobleem moeten doen? Jazeker! Dus ik ben het wel eens met die stelling dat we weinig strips in de reguliere winkel tegenkomen, al is dat ook weer afhankelijk van waar je shopt.
Is na Mooi is dat! zo’n boek als Filmfanfare een beetje teveel van hetzelfde? Dat vind ik wel, maar het leverde wel weer aandacht voor de strip op. Al moet je je afvragen of je strips alleen onder de aandacht wil brengen als medium dat geschikt is om verhalen uit andere media te adapteren. Ik ben het trouwens met de stelling dat hij zich alleen heeft geconcentreerd op oude rotten niet juist: je ziet dat Gert Jan ook veel is bezig geweest met jong talent. En de Kunststripbeurs blijkt toch iedere keer een succes te zijn.
Jammer dat niet een ander het stokje na Gert Jan mocht overnemen. Dan hadden we weer andere invalshoeken gekregen om het medium mee te benaderen. Iedereen heeft immers zo zijn stokpaardjes. De strip in Nederland kan nog steeds hulp gebruiken.

Hoe zie jij in de praktijk dat een striptekenaar “zich meer als een ondernemer moet gaan opstellen om zijn brood te verdienen”. Welke stappen moet hij hierbij zetten?
Dat is een nogal uitgebreide vraag, maar belangrijk is dat je als stripmaker moet beseffen dat je je professioneel moet opstellen en dat je door het maken van strips geen dikke boterham verdient. Dat geldt in ieder geval voor de meesten. Je kunt niet van de albumverkoop leven, er zijn maar weinig plekken waar je je strips kwijt kunt. Neem Erik Kriek die net een prachtig boek over Lovecraft heeft gemaakt. Hoeveel talent Erik ook heeft als stripmaker, hij verdient zijn geld met het maken van illustraties. Ook komt het niet vanzelf aanwaaien, je zult net als iedere freelancer de boer op moeten gaan. Een portfolio samenstellen, jezelf presenteren. Een goede website beheren, je werk onder de aandacht brengen en zorgen dat je opvalt. Dat soort dingen.

Lees de rest op StripSter.