Floor de Goede maakte een semi-autobiografische striproman over het missen van je geliefde. Soms laat de stripmaker cruciale details buiten beeld, waardoor zaken voor interpretatie vatbaar blijven.
Floor de Goede (Amsterdam, 1980) heeft een zeer aansprekende, levendige tekenstijl: hij tekent cartooneske koppen, maar zijn personages gaan dieper dan een Kuifje of Donald Duck. Floors personages bestaan echt. In 2004 begon De Goede met zijn semi-autobiografische strip Flo op DoYouKnowFlo.nl: iedere dag een humoristisch strookje waarin zijn leven met vriend Bas centraal staat. De striproman Dansen op de vulkaan (de titel heeft niets met het liedje van de Dijk te maken) is het vervolg daarop. ‘Ik hoop natuurlijk dat mensen die de daily niet kennen ook dit boek gaan lezen, daarom wilde ik het verhaal zo toegankelijk mogelijk maken. Voor de mensen die mijn dagboekstrip volgen zie ik deze graphic novel als de grote film van de serie. Flo the Movie dus. Die vaste lezers weten al wat er in de strip is gebeurd en krijgen nu het grote verhaal van wat zich tussendoor heeft afgespeeld. Ik behandel namelijk drie heftige fasen in mijn relatie met Bas. Het boek gaat over gemis in een relatie en de verschillende stadia daarvan,’ vertelt de stripmaker in zijn huiskamer annex werkkamer in Amsterdam.
Relatieperikelen
In het eerste hoofdstuk reist Floor met journalist Sander naar de Eolische eilanden om een fotoreportage te maken en mist hij zijn vriend enorm, terwijl hij in het tweede hoofdstuk vertelt over hoe hij een paar jaar later verliefd raakt op een ander. In het derde stuk is hun relatie weer zo stabiel dat Flo de verleidingen van de New Yorkse gayscene kan weerstaan. Of toch niet? Soms laat de stripmaker cruciale details plagerig buiten beeld, waardoor zaken voor interpretatie vatbaar blijven.
Je speelt volgens mij graag met wat waargebeurd is en wat niet.
‘Dat klopt. Ik vertel dingen in het verhaal die niet iedereen al weet, dus laat ik het graag in het midden. Vooral de periode in het tweede hoofdstuk was een heel bedrukte periode, Bas en ik spraken toen niet veel uit. Voor mij was het fijn om dat er nu allemaal eens uit te gooien.’
Hoe was het voor Bas om terug te lezen?
‘Bij dit boek heb ik hem gevraagd of hij het echt oké vond om dit te doen. Voor hem was het tweede hoofdstuk heftig om te lezen, maar hij vond ook wel dat ik dit moest maken. Overigens heb ik veel dingen niet verteld, weggelaten en veranderd. En nee, ik ga niet zeggen wat er precies heeft plaatsgevonden.’
Je beeldt jezelf schattig af, maar je stripfiguurtje is wel een ongelooflijk chagrijnig mannetje. Ben je in het echt ook zo?
‘Ja. Ik ben heel erg negatief ingesteld, al wil ik dat helemaal niet zijn. Misschien is het een soort verdedigingsmechanisme van me. Ik bekijk de dingen altijd eerst van de zwarte kant en dan valt het uiteindelijk allemaal wel weer mee. Dat is beter dan me ergens op te verheugen en dat het dan tegen blijkt te vallen. Grappig: eerst was ik bang dat ik mijn reisgenoot Sander te naar zou afbeelden. Eigenlijk is mijn personage net zo erg, zo niet erger dan hij. In het begin denk je dat die Sander een verschrikkelijke figuur is, maar je gaat hem juist steeds beter snappen en sympathieker vinden dan Flo. Wat dat betreft heb ik dankzij dit boek veel over mezelf geleerd.’
Hoe zit dat met Bas? Je komt in dit boek niet zo heel veel over je vriend te weten.
‘Ik kan de stripwereld en mijn echte wereld eigenlijk niet meer van elkaar scheiden. Ik zeg altijd dat de stripflo een personage is, maar eigenlijk kan ik die niet meer los van mezelf zien. Ik kan in mijn ogen dus niet voor Bas spreken, of iets vanuit zijn oogpunt laten zien. Al probeer ik dat wel in de epiloog, waarin ik toon hoe Bas al die gebeurtenissen in het boek heeft ervaren. Dan maak ik meer een personage van hem.’
Werkt het genre van autobiografie niet te beperkend voor je op die manier?
‘Nee, vind ik niet. Ik maakte ook de strip Zusje van… voor Tina. In die strip zitten alleen verzonnen personages. Op een gegeven moment leer ik ze kennen. Die kennis werpt al grenzen op met wat ik met die personages wel en niet kan doen. En dat geldt net zo goed voor Flo, Bas en andere figuren.’
We kennen genoeg voorbeelden van relnichten uit de media. Jij laat in je strips homoseksuele relaties juist als iets vanzelfsprekends zien. Vind je dat je daarin een voorbeeldfunctie hebt?
‘Ik heb vaak gehoord dat men het emanciperend vind. Daarvoor doe ik het niet, maar ik vind het wel fijn dat men dat zo ziet. Mijn strips staan bijvoorbeeld ook in Stripped: The story of gay comics, een bloemlezing van strips over en voor homo’s. Toen ik die doorbladerde zag ik er alleen maar pornostrips in staan. Mannen met grote pikken, dat soort dingen. Daar schrok ik toen wel van. In eerste instantie dacht ik dat mijn werk daar helemaal niet in thuis hoorde. Maar toen bedacht ik me dat het juist wel goed was dat mijn strips daartussen staan, want ze vormen een sterk contrast met die andere strips en laten dus zien dat het zo ook kan.’
Dansen op de vulkaan (Oog & Blik/ De Bezige Bij) ligt reeds in de winkel.
Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids #3 (2013).