Da’s leuk. In het nieuwste nummer van Eppo stripblad (#4 voor de puristen) besteedt Ger Apeldoorn aandacht aan het feit dat ik laatst de Persprijs Brussel in ontvangst mocht nemen.
Dankjewel, Ger!
Dankjewel, Ger!
Om het jaar eens lekker te beginnen besloot ik begin januari Vandal Com-X te bezoeken. Een paar jaar geleden sloot de winkel in op de Rozengracht in Amsterdam en tegenwoordig kun je geregeld het afhaalpunt bezoeken om je strips op te halen. Het afhaalpunt zit op een industrieterrein bij het IJ in de buurt. Ik trof een goedgemutste Otwin aan die vanaf hier de bestellingen van de striplezers verpakt om te verzenden.
Ik was wederom op zoek naar Essential-bundels van Marvel Team-Up, maar ik ging met een stapeltje andere comics naar huis.
In een bak met aanbiedingen trof ik X-Men: From the Ashes aan. Een bundeling verhalen uit 1983 geschreven door Chris Claremont en grotendeels getekend door Paul Smith. Verhalen uit de bloeiperiode van de X-Men, die dus toch alweer meer dan dertig jaar oud zijn. Deze bundel werd overigens in 1990 gepubliceerd en voor zover ik dat heb kunnen nagaan, is hij niet meer zo heel makkelijk te krijgen. Een mooie aanwinst voor mijn collectie dus, ook al ken ik de verhalen al van de Nederlandse uitgaven van Juniorpress indertijd.
In de bundel lopen een paar prominente verhaallijnen, zoals de introductie van Madelyne Pryor. Een pilote die verdomd veel op Jean Grey lijkt. Scott Summers valt als een blok voor haar, maar vraagt zich ondertussen af of Pryor niet de reïncarnatie is van Grey die enkele jaren eerder overleed in the Dark Phoenix saga. Al snel lijkt het erop dat Phoenix trouwens terug is om de aarde te vernietigen, maar of dat ook werkelijk het geval is? Ondertussen staat Wolverine op het punt om te trouwen met zijn geliefde Mariko, maar dat loopt alles behalve rooskleurig.
Rogue, tot dan toe een kwaadaardige mutant die hoorde tot de Brotherhood of Evil Mutants, klopt bij Charles Xavier aan voor hulp: ooit nam ze de krachten over van Carol Danvers, maar ook haar persoonlijkheid en ze dreigt daardoor langzaamaan gek te worden. Wie ook behoorlijk aan het veranderen is, is Storm. Ze voelt zich steeds minder verbonden met de aarde en de natuur. Dat heeft niet alleen zijn weerslag op haar krachten, maar ook op haar karakter. Ze wordt steeds koel bloediger en haar karakter krijgt een scherp randje. Dat zien we uiteindelijk terug in de visuele metamorfose die ze ondergaat.
Over het puike schrijfwerk van Claremont heb ik de loftrompet wel eerder gestoken en Paul Smih (1953) kwam al eens ter sprake toen ik het over Iron Man had. Toch wil ik je wat meer van zijn werk laten zien, want hij wordt nog steeds door veel fans als een van de betere X-Men tekenaar gezien. Wie From the Ashes leest, ziet meteen waarom. Smith heeft de menselijke anatomie goed in de vingers en laat de personages overtuigend acteren. Maar wat ook opvalt zijn z’n inventieve pagina-indelingen en vakmanschap wat de visualisatie van het verhaal betreft. Kijk maar eens naar deze effectieve pagina waarin Storm Callisto, de leider van de Morlocks, een doodsteek geeft:
Dat Smith zich laat inspireren door het medium film is duidelijk te zien. Niet alleen door de onderste strook waarin Storm zelfverzekerd naar ‘de camera’ loopt. Ze loopt hier letterlijk over Callisto heen. Door het kikkerperspectief komt ze extra imposant over. De hele scène is op een dramatische wijze gevisualiseerd, ieder plaatje is een belangrijk onderdeel van het geheel. Een belangrijk moment in de ontwikkeling van Storm, en een onomkeerbaar moment dat toont hoe radicaal haar karakter aan het veranderen is.
Ook in bovenstaande pagina uit X-Men #173-174 dat zich in Japan afspeelt en waar Wolverine het opneemt tegen de Japanse mafia en The Silver Samurai, zien we invloeden van de wide-screen Japanse martial arts cinema terug. Overigens moet ik daarbij wel vermelden dat Frank Miller indertijd hetzelfde deed in de miniserie over Wolverine in Japan. Dus misschien heeft Smith het van hem afgekeken.
De bundel begint al meteen goed, met deze splash page waarin Kitty Pryde duidelijk laat merken dat ze het niet eens is met Xaviers beslissing haar bij de New Mutants in te delen:
Ik ben altijd een groot fan geweest van Kitty Pryde: de superslimme tiener die kan faseren en die een draakje genaamd Lockheed heeft als huisdier. Toen ik als tiener deze verhalen in Nederlandse vertaling las, zag ik in Kitty het ideale vriendinnetje. In de vertaling van bovenstaande tekst was trouwens ‘Kitty vecht terug’. Die titel dekt de lading van dit verhaal prima, maar ik moet Ger Apeldoorn toch eens vragen waarom hij daarvoor heeft gekozen, want ‘Professor Xavier is een eikel/lul’ zou toch dichter bij het origineel zitten.
De cover van From the Ashes bevat Uncanny X-Men #168-176. werd in december 1989 getekend door Arthur Adams. De illustratie geeft de belangrijkste personages uit deze bundel weer: De X-Men, Phoenix en de Morlocks. De grote schurk die achter de schermen de gebeurtenissen manipuleert, is niet afgebeeld. Wie dat is, zeg ik nu natuurlijk niet. Ook al zijn deze verhalen uit 1983 en er van spoilers alleen maar sprake kan zijn als je deze strips voor het eerst gaat lezen. Dat kan namelijk nog steeds, want ze zijn in andere herdrukken ook nog steeds beschikbaar zoals de Essential-serie. En anders kun je ze zeker online nog vinden als torrent.
Rob van Bavel was jarenlang de hoofdredacteur van het blad en is dat nu dus weer. Noël Ummels was een klein jaar de kapitein op het schip: ‘Het heeft niet zolang geduurd, maar het was een groot genoegen. Na een jaar heb ik besloten te stoppen als hoofdredacteur van Eppo. Mijn opvolger is een oude bekende: Rob van Bavel. In goed overleg zijn wij tot de slotsom gekomen dat hij de beste man op die plek is.’
Een jaar is natuurlijk te kort voor een hoofdredacteur om echt zijn stempel op het blad te kunnen drukken. Ik werk als freelancer voor Eppo en moet zeggen dat ik in dat jaar fijn heb samengewerkt met Ummels.
Van Bavel heeft er weer zin in: ‘Het jaartje er tussenuit heeft me goed gedaan en ik sta te popelen om weer als aan de slag te gaan.’ Rob zal zijn ‘comeback’ maken met de Kerstspecial. Nu was Van Bavel in het afgelopen jaar wel gewoon de uitgever van Eppo, dus helemaal heeft hij zijn kindje in de tussenliggende tijd niet in de steek gelaten.
Wat ik volgend jaar bij Eppo ga doen, weet ik zelf trouwens ook nog niet. Recent besloot ik de rubriek Stripplaatjes onder de loep te stoppen en elders onder te gaan brengen. De rubriek scoorde overigens wel aardig in de jaarlijkse enquête en kreeg van de lezers een 7,1. Net als vorig jaar trouwens.
40 jaar
Afgelopen weekend vierde het blad zijn veertigjarig bestaan in boekhandel Donner in Rotjeknor. Er waren signerende tekenaars, Dick Heins gaf een cursus striptekenen en Ger Apeldoorn interviewde Romano Molenaar, Gerben Valkema en Eric Heuvel op het podium over hun strips. Daarna was het tijd voor een borrel voor de medewerkers. Onder het genot van de dansbare jarenzeventigmuziek van DJ Plastic Fantastic, aka Robert van der Kroft, en een drankje was het gezellig bijpraten met collega’s en oudgedienden van Eppo.
De Stripcultuurbeurs werd voor de tweede keer uitgereikt en bestaat uit een bedrag van vierduizend euro. Apeldoorn kreeg 3.000 euro, Rubenis 1.000. Het bedrag wordt beschikbaar gesteld door de gemeente Breda.
Apeldoorn maakte eerder een zeer informatief en onderhoudend boek over het stripblad Pep. Een onderwerp als Eppo lijkt bij hem dus in goede handen. Hij zei het geld vooral te gaan gebruiken voor de research die voor het nieuwe boek nodig is.
‘Ik ga zo’n veertig mensen interviewen,’ liet Apeldoorn me weten. ‘Ik begin met Martin Lodewijk, maar zal hem zeker wel een paar keer spreken.’ Apeldoorn zal het wordingsproces van het boek bijhouden op een facebookpagina.
Rubenis liet weten dat de animatie waarschijnlijk over speeddating zal gaan. Een onderwerp dat hij ook in zijn dagstrip Dating for Geeks heeft behandeld.
Bij dezen feliticiteer ik de winnaars nogmaals van harte. Ik ben erg benieuwd naar het verloop van beide projecten.
De Stripcultuurbeurs is in het leven geroepen door Stichting Strips. De beurs kan zeer breed gebruikt worden voor bijvoorbeeld het mogelijk maken van de productie van een stripverhaal, het organiseren van een expositie, reis- en verblijfkosten voor een stageplek of beursbezoek, het realiseren van een app, research voor een stripproject, maken van een muurschildering etc. Voorop staat dat het project het beeldverhaal op sprekende wijze in beeld brengt.
Alle albums over Rik Ringers, of Rik Hochet zoals hij in het Frans heet, draaien om het oplossen van misdadige mysteries. Uiteraard schiet de politie altijd tekort bij het ontrafelen van deze whodunits. Gelukkig schiet Ringers zijn maatjes commissaris Baardemakers en commissaris Breebant dan te hulp en ontmaskert de dader of daders. Wat dat betreft biedt de strip Rik Ringers ouderwets gezellig leesvoer. In feite is Ringers een moderne versie van Hercule Poirot.
Al sinds begin jaren zestig verschijnen er stripverhalen met de slimme journalist in de hoofdrol. Geestelijk vaders scenarioschrijver André-Paul Duchâteau en tekenaar Tibet (Gilbert Gascard) introduceerden de slimme misdaadjournalist met het blonde haar al eerder in een paar korte geschreven verhalen in het stripblad Kuifje. Later werden deze ook in het blad Pep gepubliceerd. Ger Apeldoorn schrijft er in het boek De jaren Pep het volgende over: ‘De speurtochtjes van Rik Ringers waren uitnodigend omdat de lezer met behulp van de tekst en de tekening zelf de dader kon aanwijzen. Als je na lezing dacht dat je de oplossing wist (of te ongeduldig was om er zelf over na te denken), kon je verderop in het blad het juiste antwoord lezen.’
Gezichtsbedrog
In het album De schat van de Marollen uit 2006 vindt er in Brussel een reeks geheimzinnige moorden plaats. Deze hebben te maken met een geheim genootschap dat een juwelendiefstal uit 1839 probeert op te lossen. Zo hoopt het genootschap een verloren gewaande schat terug te vinden. Het is aan Ringers om uit te zoeken wie van de leden bereid is over lijken te gaan. Deze lijken worden gevonden tijdens zogenaamde flashmobs: theatrale bijeenkomsten in de openbare ruimte door een groep mensen die iets ongebruikelijks doet en daarna weer snel uit elkaar gaat. De flashmobs worden ad hoc via het internet en sociale media georganiseerd.
In het bovenstaande stripplaatje zien we zo’n spontane bijeenkomst. Een groep grappenmakers heeft zich verkleed als Rik Ringers en zich verzameld bij de stripmuur van Ringers in de Bijstandstraat 9. Vandaar dus dat er zoveel mensen rondlopen in het bekende witte, gestippelde jasje van de journalist. Ringers is samen met zijn vriendinnetje Nadine ook aanwezig. Ze dragen zwarte pruiken zodat niemand ze zal herkennen. Als de flashmob voorbij is en de mensen zijn vertrokken, zien Rik, Nadine en Breebant een grote koffer bij de muur staan waar het volgende slachtoffer van de moordenaar in zit verstopt.
Door de stripmuur centraal te stellen in de scène spelen de stripmakers een leuk spelletje met de grenzen van het medium. Op de muurschildering zien we hoe Ringers bij zijn vriendin Nadine probeert te komen. Wie goed oplet ziet dat een duistere figuur in de deuropening van haar appartement staat met een groot mes in zijn hand. Nadine is het nichtje van commissaris Baardemakers die beneden bij de deur is getekend. Omdat de schildering door Tibet in dezelfde stijl is getekend als de rest van de strip, veroorzaakt dit op de bladzijde een prachtig trompe-l’oeileffect. Een knap staaltje gezichtsbedrog dus, want wie het plaatje geïsoleerd van de rest van het verhaal ziet, zou bijna denken dat de mensen Rik Ringers op de muur in actie zien komen terwijl het maar een schildering is. Het ontwerp van de stripmuur komt trouwens uit geen enkel album en is speciaal voor dit project gemaakt.
Jasje
Duchâteau en Tibet (die in 2010 overleed) speelden wel vaker met de regels van de strip in de reeks Rik Ringers. In het album De 5 onzichtbaren laten ze zien waarom Ringers, net als veel stripfiguren, altijd hetzelfde colbertje draagt. Ringers doet zijn kledingkast open en die hangt helemaal vol met identieke jasjes! Dit soort grapjes maken de verhalen van Rik Ringers extra leuk.
Tibet & A.P. Duchateau,
Rik Ringers 72: De schat van de Marollen
Le Lombard
Deze aflevering van Stripplaatjes onder loep is geschreven voor een gepubliceerd in Eppo #15 (2015).
Eigenlijk behandelt hij alleen de video die ik laatst met Gerben Valkema maakte, maar toch. Altijd leuk als mensen je werk bijzonder genoeg vinden om het uit te lichten.
Om te voorkomen dat mensen zich rotzoeken op de site, heb ik de video waarin Valkema Elsje en Guust tekent rechts op de homepage gezet.
Ik vind het zelf erg leuk om video’s over stripmakers te maken en ze aan het werk te laten zien. Het hoort allemaal bij mijn ‘missie’ om strips onder de aandacht te brengen. Inmiddels heb ik al een hele reeks ontmoetingen voor Daily Webhead gemaakt en daar komen er nog ongetwijfeld meer bij. Recent maakte ik een video met Derf Backderf, Ivan Reis en Joe Prado, Marcel Ruijters en Wilbert van der Steen.
Vrijdag had ik een afspraak met Ger Apeldoorn. Ik vind het altijd leuk om met de voormalige X-Mannen-vertaler af te spreken en over strips te praten. Apeldoorn is tegenwoordig niet alleen redacteur bij Eppo, ook schrijft hij nog wel eens een scenario. Hij was ook jarenlang voorzitter van de jury voor de Stripschapprijzen. Aan het eind van het gesprek liepen we nog even stripwinkel Silvester binnen, want Ger wilde de comics waar hij een abonnement op heeft nog even ophalen.
De verkoper bij Silvester is een grote stripliefhebber die dus duidelijk hart voor de zaak heeft. Hij raadt graag titels aan en een van de comics die hij voor me aanwees was Punk Rock Jesus van Sean Murphy. Murpy tekende eerder American Vampire: Survival of the fittest, Joe the Barbarian en Hellrazer. Ik hou van zijn expressieve, ietwat mangaeske tekeningen. Er zit veel energie in zijn tekenwerk.
Murphy heeft overigens wel de rare gewoonte om de neuzen van zijn personages te arceren. Het lijkt nu alsof ze allemaal permanent verkouden zijn.
In Punk Rock Jesus wordt Jezus gekloond uit dna dat op de lijkwade van Turijn in achtergebleven. Het hele circus van zwangerschap tot opgroeien wordt nauwgezet in beeld gebracht en live uitgezonden door het bedrijf J2. Jezus als reality soap dus. Een fantastisch concept natuurlijk dat Murphy tot en met de laatste pagina boeiend weet te houden. Niet alleen trakteert Murphy ons op fantastisch tekenwerk, ook zijn personages zijn goed uitgediept en gelaagd. Het verhaal is intelligent geschreven, bevat goede actiescènes maar heeft vooral veel hart.
De opgroeiende Jezus, die zijn gehele jeugd gevangen wordt gehouden op een eiland, wordt uiteindelijk een van de belangrijkste spreekbuizen voor het atheïsme en als punkrocker brengt hij zijn boodschap naar een publiek met een welwillend oor. Uiteraard zijn de christenfundamentalisten daar niet blij mee. (Maar goed, waar zijn fundamentalisten nu eigenlijk wel blij mee…) Het is ook moeilijk om al die sprookjesverhalen uit de Bijbel te blijven geloven als de zoon van God inderdaad terugkeert op aarde, zij het dan als kloon. Sommige mensen geloven immers dat dan het einde der tijden zal aanbreken. Maar sowieso is het moeilijk je geloof vast te houden als je sprookjesfiguur in levende lijve voor je staat en niet is wat je al die tijd gefantaseerd hebt. Zeker niet als de zoon van God zegt dat religie een abject verschijnsel is:
Murphy, zelf ooit katholiek totdat hij het licht zag, geeft mooi en gehaaid commentaar op de uitwassen van dogmatisch denken en de uitbuitcultuur van mediabedrijven. Zijn Punk Rock Jesus beveel ik je bij deze van harte aan, want godverdomme wat is dit een goede strip!
[hr]
Daarom Minneboo leest:
Als stripjournalist wil ik zoveel mogelijk strips onder de aandacht brengen. Daarom heb ik de rubriek Minneboo leest in het leven geroepen, om te laten zien hoe rijk en divers het medium strip kan zijn. De artikelen in deze rubriek zijn geen recensies (die teksten staan gepubliceerd in de bijhorende rubriek), maar kunnen thematisch zijn, een tekenstijl belichten of simpelweg een nieuwe uitgave kort aanstippen.
‘Ik opende de tentoonstelling door een werk van Jos Looman op te hangen dat ook in mijn boek staat: een illustratie bij een verhaal van Quint. Verder zijn er veel mooie originelen van Kresse te zien, originele pagina’s van Martin Lodewijk, John Bakker, Peter de Smet, Fred Julsing en Dick Matena,’ vertelt Apeldoorn enthousiast. Van zijn boek De Jaren Pep is recent een tweede druk verschenen, dus wie het nog niet gelezen heeft, kan het weer aanschaffen.
De tentoonstelling is tot stand gekomen in samenwerking met Museum Meermanno in Den Haag al is de samenstelling ervan niet honderd procent hetzelfde. Er zijn wat originele toegevoegd in Groningen. Pep (1962-1975): Een legendarisch stripblad, is nog te zien tot en met 31 mei 2015.
Omdat de programmering van Haarlem tjokvol zit, mis je altijd meer dan je ziet, om Martin Bril maar even losjes te citeren. Daar staat tegenover dat het aanbod zeer divers is en dus voor ieder wat wils te bieden heeft. Het waren voor mij drie volle dagen met rondkijken, conversaties voeren, contacten leggen en koffiedrinken. Voor een stripjournalist zijn de Stripdagen niet alleen leuk, het is ook namelijk ook hard werken. Maar wel leuk werk natuurlijk. Ik doe er altijd ideeën op voor nieuwe artikelen.
Oorlog
Zaterdagochtend kwam ik bij de bushalte bij mijn huis Jules Calis tegen. Deze jonge, sympathieke stripmaker houdt zich bezig met stripjournalistiek. Hij heeft onder andere soldaten in Afghanistan geïnterviewd. Als het meezit komt in oktober dit jaar zijn album hierover uit. Het werk van Calis was ook te zien in de expositie over de nieuwe garde, een van de twee hoofdthema’s van het festival. Het andere was de Eerste Wereldoorlog.
Het was indrukwekkend om originele pagina’s te zien van de oorlogstrip Charley’s War die in de Vishal hingen. Vrijdagmiddag sprak ik even met Pat Mills die dit jaar speciale gast was en Charley’s War heeft geschreven. Het is altijd grappig om mensen in levende lijve tegen te komen die je eerst telefonisch hebt geïnterviewd. De tekenaar van de strip, wijlen Joe Colquhoun, maakte prachtige realistische tekeningen en wist het drama van de Eerste Wereldoorlog goed op papier te zetten. Helaas waren de pagina’s van het werk van Tardi die ernaast hingen, allemaal prints. Naar het schijnt is Tardi niet zo makkelijk in het uitlenen van zijn werk. Het panaroma dat Joe Sacco had gemaakt over de eerste dag bij de Slag van de Somme was zeer indrukwekkend. Het boekwerk heet The Great War en bestaat uit een lange, zeer gedetailleerde tekening die van links naar rechts het hele verhaal van die eerste dag vertelt.
Strips on stage
Zaterdag organiseerde de BNS de hele dag Strips on Stage in de toneelschuur. In thematische blokken van 50 minuten hielden vakmensen uit verschillende disciplines een presentatie. Het eerste blok ging over scenarioschrijven en daarin vertelden Ger Apeldoorn, Herman Roozen en Willem Ritstier wat hun schrijfmethode is. Die verschilt per persoon: Ritstier werkt veel vanuit de personages en op een vrij intuïtieve manier, terwijl Rozen serieuze schema’s maakt voordat hij gaat schrijven. Wat alle drie de heren gemeen hebben is dat ze allemaal nog veel langer hadden kunnen praten over hun vak dan de tijd die ze zaterdag hadden. Het scenario-onderdeel was helaas het enige wat ik kon bijwonen. Het is goed dat de BNS zich op een informatieve wijze manifesteert op het festival. De presentaties waren interessant voor zowel stripmakers als leken.
25 jaar Belgisch Stripcentrum
Het Belgisch Stripcentrum presenteerde de plannen voor de komende tijd. Het Stripcentrum huist in Brussel en bestaat dit jaar een kwart eeuw. Daarom presenteert het centrum drie volledig nieuwe exposities, waaronder een over het ontstaan van het stripverhaal en de tentoonstelling De kunst van het beeldverhaal waarin de bezoeker kennis kan maken met het gehele creatieproces van de strip. In de expositie zijn voorbeelden van allerlei strips opgenomen. Een mooie manier om een verhaal met het archief te vertellen. Vanaf 3 juni kan de liefhebber er trouwens terecht voor de tijdelijke tentoonstelling 100 jaar strips in de Balkan: Stripverhalen in verzet, over de stripverhalen die gecreeërd worden in de landen van het vroegere Joegoslavië. In oktober wordt het jubileum goed gevierd met een flink stripfeestje. Sowieso is Brussel een bezoekje waard vanwege de meer dan veertig stripmuren die door de stad verspreid zijn. Willem De Graeve, de directeur van het Stripcentrum, lichtte het een en ander toe tijdens een snelle presentatie.
Zaterdagmiddag had ik een goed gesprek met Kurt Morissens, mijn collega uit België. Kurt is hoofdredacteur van Brabant Strip Magazine en de site Stripelmagazine. Ook is hij trouwens de publiciteitsman van Strip2000. Kurt gaat al aardig wat jaartjes mee in de stripwereld en schrijft met veel plezier en passie over het beeldverhaal. Onder het genot van enkele pintjes hebben we notities uitgewisseld.
Nieuwkomers
Dit jaar was filmblad Schokkend Nieuws voor het eerst op de beurs aanwezig. Slim, want tussen de stripliefhebbers zit genoeg volk dat ook houdt van genrefilms. Ik hoop van harte dat nieuwe abonnees zich hebben aangemeld voor dit fijne tijdschrift. Aan het weer zal het niet gelegen hebben, want twee dagen lang straalde de zon je tegemoet. Het was dan ook goed druk op de buitenbeurs. Ook stond Stripgids tussen de uitgevers in de Philharmonie. Het is nog een beetje een geheim wellicht, maar dit Vlaamse blad is toch echt het beste striptijdschrift van de Benelux en staat vol strips, nieuws en diepte-interviews. Koen Van Rompaey, onder andere directeur van het Stripgids festival dat elke twee jaar plaatsvindt in Turnhout, was aanwezig om mensen uitleg te geven over Stripgids.
Zondag heb ik de uitgevers en stripmakers die in de Philharmonie zaten bezocht. Het was leuk bijpraten met Rob van Bavel van Eppo, Esther Gasseling van Uitgeverij Xtra en de mensen van uitgeverij De Harmonie, die ondanks een plekje achter in de zaal veel aandacht kregen van de bezoekers. Terwijl ik met Van Bavel sprak waren enkele Eppo-tekenaars druk met tekeningen maken voor de fans, waaronder Romano Molenaar en Gerben Valkema. De rijen voor de heren leken niet korter te worden, hoeveel ze ook tekenden.
Smallpress
Ook kwam ik Henk Schouten, een van de mannen achter Stripster tegen die een flink aantal small-pressuitgaven had aangeschaft. Henk gaat ook al jaren mee in de stripwereld en heeft een voorliefde voor nieuw striptalent. Het is leuk om hem te horen praten over de nieuwe ontdekkingen die hij op de beurs had opgedaan.
Zondag sloot ik de Stripdagen af met een terrasbezoek met stripmaker Marq van Broekhoven. Marq is een fantastische ambassadeur voor het medium. Met pretoogjes deed hij zijn koffer open om zijn aanwinsten te laten zien. Albums van onder meer Peyo en de reeksen Ravian en Comanche. Van Broekhoven heeft een boek volgeschreven met columns over zijn stripliefde. Die stonden voorheen in stripblad Myx. Ik hoop van harte dat hij binnenkort de reeks teksten ergens voortzet, want de columns zijn erg vermakelijk. En dat zijn z’n albums trouwens ook.
Ambassadeurs
Terwijl Marq en ik nog een laatste drankje dronken om op een geslaagd weekend te toosten, werd de buitenbeurs afgebroken. Over de Grote Markt liep Joost Pollmann tussen de lege stands. Deze editie was de tiende en laatste waar hij als creatief directeur bij betrokken was. In de afgelopen jaren heeft hij een duidelijke stempel gedrukt op de Stripdagen Haarlem, met een focus op de grafische roman en buitenlandse stripculturen zoals de Arabische strip en de Strips uit Oost-Europa, waar een online database voor in het leven werd geroepen. In laatste drie edities werd hij bijgestaan door zakelijk directeur Thamara van Rijn. De stripdagen Haarlem 2014 was dus de definitieve afsluiting van het Pollmann-tijdperk. Wie hem gaat opvolgen als creatief directeur is nog niet bekend, maar de geruchtenmachine draait natuurlijk op volle toeren.
In feiten zijn Joost, Thamara, Willem, Koen, Marq, Henk, Kurt, de uitgevers, stripmakers, stripbladen en ondergetekende allemaal stripambassadeurs. Op onze eigen wijze en met onze eigen stokpaardjes proberen we het beeldverhaal onder de aandacht te brengen bij het publiek. Soms doen we dat op grote wijze met een enorm stripfestival midden in de stad, of door het bestieren van een stripmuseum, soms door erover te schrijven of gewoon door aan vrienden die ene strip uit te lenen die ze echt eens moeten lezen.
Het stripblad Pep zag in 1962 het licht en groeide al snel tot het meest invloedrijke stripblad van Nederland. Een hele generatie lezers leerde klassieke strips kennen als Lucky Luke, Roodbaard, Asterix en De generaal, en een hele generatie stripmakers debuteerde in Pep. In 1975 verdween Pep van de markt en in de plaats daarvan kwam Eppo: een samengaan van Pep en Sjors.
Zelf ken ik geen grotere liefhebber van Pep dan Apeldoorn en het met schrijven van het boek kwam een langgekoesterde wens uit. In het laatste nummer van Striprofiel schreef hij dat het misdadig was dat er nog nooit iemand de geschiedenis had geschreven van Pep. Een kwart eeuw later heeft Apeldoorn daar zelf voor gezorgd.
Zelf ben ik niet van ‘de generatie Pep’: toen ik in 1977 het levenslicht zag was Pep al Eppo geworden, en afgezien van een enkele Pep Parade Pocket heb ik het blad als kind nooit gezien. Een Eppo-lezer was ik vroeger trouwens ook niet, maar ik las wel vaak de albums die in het stripblad werden voorgepubliceerd. Tegenwoordig vind ik het erg leuk om artikelen voor de nieuwe Eppo te mogen schrijven en lees ik het blad graag, maar dat terzijde.
Apeldoorn sprak met veel mensen die vroeger bij de Pep betrokken waren en beschrijft op boeiende wijze de geschiedenis van het blad. Hier en daar plaatst hij ook een biografie van belangrijke medewerkers. De grote hoeveelheid illustraties maken het boek des te waardevoller. De jaren Pep staat vol met stripstroken, covers en ander materiaal uit het blad, die bij veel lezers toch een hoop leesherinneringen moeten oproepen. De oogstrelende opmaak van Rudy Vrooman nodigt uit om lekker door het boek te bladeren en te ontdekken.
Ik kan erg genieten van dit soort speciaal voor Pep gemaakte Lucky Luke covers door Morris himself:
Goede Nederlandse boeken over strips zijn een zeldzaamheid. De jaren Pep zet hopelijk een nieuwe trend.
Ger Apeldoorn. De jaren Pep.
Don Lawrence Collection, € 24,95.
ISBN 978-90-8886-143-7
We leggen de auteur enkele prangende vragen voor.
Kun je kort uitleggen waar De Jaren Pep over gaat?
‘De jaren Pep vertelt de geschiedenis van het roemruchte stripweekblad, dat verscheen tussen 1962 en 1975. Hoe het begon als poging van uitgeverij De Geïllustreerde Pers om het gat te vullen tussen Donald Duck en hun volwassen bladen en wat het daarna werd. Pep introduceerde een hele generatie jongens (en ook wel een paar meisjes) met succesvolle strips als Asterix, Roodbaard, Blueberry, Ravian, Philémon, Olivier Blunder en het waanzinnige universum van Marcel Gotlib. Strips die buiten Pep om het Nederlandse publiek misschien ook gevonden hadden, maar niet voor die generatie en waarschijnlijk ook niet zo compleet. Strips als Corto Maltese en Cocco Bill waren hier waarschijnlijk nooit uitgegeven als Pep de basis niet had gelegd. Want dat was het mooie aan Pep: het groeide met zijn lezers mee, maar het liet de lezer ook meegroeien met het blad. Er waren altijd strips die je niet meteen las, of waar je in eerste instantie misschien wel een hekel aan had, maar uiteindelijk las je ze toch en soms waren dat juist de pareltjes.’
Wat maakte Pep zo’n bijzonder blad?
‘Voor de Nederlandse stripgeschiedenis was Pep essentieel. In Pep kon de eerste generatie Nederlandse tekenaars (Martin Lodewijk, Dick Matena, Daan Jippes, Fred Julsing, Peter de Smet, Johnn Bakker, Gideon Brugman, Jan van Haasteren en Henk ’t Jong) z’n vleugels uitslaan. Tussen 1970 en 1975 was Pep hét stripblad van Nederland en trok van alle kanten talent aan. In feite kun je zeggen: wie niet in de underground scene zat, stond in Pep. Toen in de laatste jaren duidelijk werd dat de generatie waar het blad mee groot was geworden een leeftijd bereikt hadden dat je ‘uitgelezen’ waren, dienden de eerste namen van de tweede golf zich al aan: Henk Kuijpers, Uco Egmond, Wilbert Plijnaar en Robert van der Kroft.’
Je hebt duidelijk een passie voor Pep. Wanneer is dat begonnen?
‘De Gouden Tijd van iedere culturele uiting is dat wat je ontdekte toen je veertien was. Ik was er iets vroeger bij, las Pep vanaf mijn negende en wist vanaf mijn twaalfde dat ik schrijver wilde worden. Maar wat er tussen 1972 en 1974 met Pep gebeurde, heeft mij voor altijd gevormd. In het boek probeer ik te beschrijven hoe het is om in één jaar eerst Bernard Voorzichtig van Daan Jippes, dan Joris PK van Peter de Smet en dan Waanzin Waanzuit van Gotlib voorgeschoteld te krijgen. En dat bovenop al het andere moois. Pep was een blad met avonturenstrips, dat langzaam veranderde in een blad waarbij het grootste avontuur was wat er de volgende week weer in zou staan. Na de middelbare school ben ik gaan schrijven voor het stripinformatieblad Striprofiel en in het laatste nummer schreef ik al dat De Geschiedenis van Pep ooit nog eens geschreven moest worden. Vijfentwintig jaar later heb ik het zelf maar gedaan.’
Wat waren jouw favoriete strips en stripmakers in Pep?
‘Net als bij veel mensen verschilt het per periode. Ik kan nog steeds Asterix niet herlezen omdat ieder plaatje in mijn geheugen gegrifd staan. Als ik een realistische strip schrijf, dan heb ik altijd in mijn hoofd dat het getekend wordt zoals Uderzo Tanguy en Laverdure tekende. Ik heb zitten kwijlen boven Twee voor Thee van Daan Jippes en Martin Lodewijk, één van de beste stripscenario’s ooit. Lucky Luke stond bijna in ieder nummer van Pep en is weergaloos goed. Ik was dol op Joris PK en vind het nog altijd jammer dat dat nooit goed is uitgegeven. Peanuts heb ik leren kennen via Pep. En ik genoot van de redactietekeningen van Willy Lohmann, al was het alleen maar omdat ik zelf op mijn dertiende bij Pep langs was geweest en dus iedereen ‘kende’.’
Met dit boek en Eppo stripblad worden vooral de nostalgisten onder de lezers aangesproken. De strip in Nederland lijkt op dit moment vooral te steunen op de nostalgiemarkt. Hoe zie jij in dit kader de toekomst voor de Nederlandse strip?
‘Allereerst: ik heb dit boek niet geschreven voor de bewezen stripliefhebbers, maar voor de 300.000 tot 800.000 lezers die het blad gehad heeft en waarvan velen geen strips meer lezen of kopen, juist omdat ze nostalgie zijn. Ik heb een hekel aan dat woord, omdat het impliceert dat het verleden iets is dat we met rust moeten laten en dat modern altijd beter is. Natuurlijk zit er een grote mate van nostalgie in dit boek (en zeker ook in Eppo), maar wat ik vooral gedaan heb is het in een kader gezet waardoor de eeuwigheidswaarde opnieuw gezien kan worden. In Eppo proberen we (want ik ben adviseur van de redactie) de basiswaarden van toen opnieuw vorm te geven in deze tijd. Als je diepzinnig wilt doen: ik geloof dat we te ver zijn doorgeslagen in het adoreren van het moderne, in de Japanse leef-voor-de-dag mentaliteit die door de media alleen gepropageerd wordt omdat het de comsumptiemaatschappij die hun financieert voedt. Ja, laten we alles van vroeger slopen en er wat nieuws voor in de plaats zetten, dat is goed voor de werkgelegenheid. Ja, maar het is niet goed voor de ziel. Weten waar je vandaan komt, wie je was en wie je geworden bent, dat is de toekomst. Ook voor de strip. Ik geloof dat de toekomst van de Nederlandse strip ligt bij die stripmaker die weer iets weet te maken wat de mensen raakt en pakt en door elkaar schudt in plaats van ze even bezighoudt en dan weer door naar het volgende product.’
De jaren Pep is ook een zeer actieve community op Facebook. Stripmakers stuurden eigen versies van hun favoriete striphelden uit Pep in bijvoorbeeld. Die kun je hier zien.
Ger Apeldoorn kun je dagelijks volgen op zijn blog waar hij schrijft over klassieke strips uit de jaren vijftig.
Ger Apeldoorn. De jaren Pep.
Don Lawrence Collection, €24,95. 104 pgs full color.
Bezoekers krijgen van 27 april tot en met 30 april 2014 50% korting op entree. Wie wil helpen met het strippen van de stripwinkel ontvangt tevens 50% korting op de winkelaankopen.
Een stukje geschiedenis zoals beschreven op de site van het Stripmuseum: De eigenaar van een stripwinkel in Groningen kreeg in 1993 het idee om een stipmuseum op te richten. Hij wist tientallen belangstellenden enthousiast te krijgen en in 1995 kwamen zij in de kranten met de eerste tentoonstelling ‘Kinderschoenen’. Het exposeren van jeugdtekeningen van striptekenaars stond symbool voor het stripmuseum, dat destijds ook in de ‘kinderschoenen’ stond.
Natuurlijk moest er een gebouw komen, verschillende locaties passeerden de revue. Uiteindelijk bleek het museum wonderwel te passen in het plan van de gemeente Groningen voor een nieuw winkelcentrum. In 1997 kregen 12 striptekenaars de opdracht om een museum te bedenken als bron van inspiratie voor de architect. Die ontwerpen vormden de expositie ‘Gebouwd in verbeelding’.
Uiteraard moest het gebouw nog gefinancierd worden. Overheid en het bedrijfsleven waren welwillend, maar het benodigde bedrag werd niet gehaald. Totdat Libéma, recreatiespecialist, zich bereid verklaarde om Het Nederlands Stripmuseum Groningen 10 jaar lang te exploiteren.
In april 2004 werd het stripmuseum officieel geopend onder grote belangstelling van bezoekers, media en striptekenaars. Op 1 mei 2014 eindigt deze overeenkomst.
Het is jammer dat het Stripmuseum dicht gaat. Kennelijk liep het toch niet zo goed als dat de mensen van Libéma gehoopt hadden. Misschien had het museum zich ook minder op kinderen moeten richten en een diverser publiek moeten aanspreken.
Dat gezegd hebbende: de strip heeft in Nederland moeite überhaupt een publiek te vinden, dus dan heeft een museum gewijd aan het medium het ook moeilijk. Dat houdt de mensen van Museum Meermanno overigens niet tegen om te pogen het nieuwe stripmuseum van Nederland te worden. Er was al een expositie over 200 jaar beeldverhaal in Nederland te zien, waar een dik naslagwerk bij gepubliceerd werd. Men organiseerde recent het Gala van de Nederlandse strip. Overigens wel voor een beperkt publiek en beperkte gastenlijst waar niet alle Nederlandse stripmakers op vermeld stonden, want net als het Boekenbal moet zo’n evenement kennelijk exclusiviteit uitstralen.
En deze week werd in Meermanno het boek De jaren Pep van Ger Apeldoorn gepresenteerd. Tot en met 24 augustus zijn in het museum veel nummers en originele tekeningen van het blad Pep in een expositie te zien.
Toch zou het best kunnen dat het Stripmuseum Groningen in de toekomst als een feniks uit de as zal herrijzen. Er zijn plannen om het Stripmuseum in 2017 in het Forum te huisvesten. Het Groninger Forum wordt een cultuurhuis waar zich ook vijf bioscoopzalen, de bibliotheek en de volksuniversiteit zullen bevinden. Hoewel dat nieuws vanaf januari al bekend is, wacht ik rustig af of het daadwerkelijk allemaal ook gaat gebeuren. We gaan het zien.