Sigge Stegeman nam laatst afscheid van stripwinkel de Noorman in Arhnem nadat hij daar twaalf jaar had gewerkt. De stripkenner wil zijn tijd volledig bezigzijn met uitgeverij Soul Food Comics.
Soul Food Comics werd in 2015 opgericht door Guus van Sonsbeek. Maart dit jaar overleed hij en nam medewerker Sigge Stegeman het uitgeven over. De uitgeverij geeft met name strips uit met een maatschappelijk thema. Tot nu toe vooral non-fictie en autobiografische strips. Het fonds is nog niet groot, maar Stegeman is vast besloten dit langzaam te laten groeien.
Ik sprak met hem in Scheltema, na de levendige boekpresentatie van Özge Samancı, die over haar Teleurstellen vergt lef vertelde. Stegeman vertelt over recente nieuwe uitgaven en wat hij met Soul Food Comics hoopt te bereiken:
Teleurstellen vergt lefgaat over Samancı’s jeugd in Turkije en kwam vorig jaar in Nederlandse vertaling uit. Hier is de trailer:
Disclaimer Recent besloot ik om wat strips betreft nog meer nadruk te leggen op mensen die zich hard maken voor de strip maar vooral werken in de marge. Dat geldt natuurlijk voor stripmakers, maar ook uitgevers en verkopers. Deze blogpost is daar een voorbeeld van. Soul Food Comics is een kleine uitgeverij die met hart en ziel probeert interessante strips op de Nederlandse markt te brengen. Dat soort initiatieven verdienen aandacht.
De openingsscène uit Ik, moordenaar hakt er meteen goed in:
De tekeningen in Ik, moordenaar zijn, net als de ziel van hoofdpersoon Enrique Rodríguez Ramírez, inkt en inktzwart. Ze passen dus goed bij zijn belevingswereld en visie op leven en dood.
Ramírez doceert kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Baskenland. Op 53-jarige leeftijd is hij op het hoogtepunt van zijn carrière. Hij staat op het punt hoofd te worden van zijn afdeling, maar hij valt ten prooi aan academische rivaliteit. Zijn studiegroep getiteld ‘Lichamelijk geweld in de westerse schilderskunst’ onderzoekt het werk van Bruegel, Grünewald, Goya, Rops, Dix, Grosz, Ensor, Munch en Bacon. Maar zijn echte passie is radicaler: Ramírez verheft moord tot een van de Schone Kunsten. Tenminste, dat vindt hijzelf.
In tegenstelling tot fictieve seriemoordenaars als Dexter, die zijn moordlust gebruikt om de wereld te ontdoen van misdadigers, roept Ramírez echter geen enkele sympathie op bij de lezer.
Ramírez heeft enkele basisregels waaraan de kunst van het moorden moet voldoen. Een van die regels is dat de moord hem geen persoonlijk gewin mag opleveren. Dat zou hem immers ook makkelijk verdacht maken. Zijn meest creatieve moord, als je het zo wilt noemen, is de zogenaamde puzzelmoord: hij hakt zijn slachtoffer in stukken stuurt deze onderdelen naar verschillende adressen op.
Uiteindelijk zal ook deze ‘kunstenaar’ moeten lijden voor zijn kunst. Hoe dat precies uitpakt, lees je dus in Ik, moordenaar van Antonio Altarriba & Keko.
Winnaar van de Grand Prix de la Critique ACBD 2015 en de Prix BD Polar 2015.
Daarom Minneboo leest: Als stripjournalist wil ik zoveel mogelijk strips onder de aandacht brengen. Daarom heb ik de rubriek Minneboo leest in het leven geroepen, om te laten zien hoe rijk en divers het medium strip kan zijn. De artikelen in deze rubriek zijn geen recensies (die teksten staan gepubliceerd in de bijhorende rubriek), maar kunnen thematisch zijn, een interview, een tekenstijl belichten of simpelweg een nieuwe uitgave kort aanstippen.
Een paar weken geleden was de boekpresentatie van Spotters, de nieuwe graphic novel van Michiel van de Pol (1965). Vanwege dit nieuwe boek exposeerde hij in stripwinkel het Beeldverhaal in Amsterdam.
Die expositie is inmiddels weer voorbij, maar gelukkig heb ik voordat de boel werd opgeruimd nog wat foto’s kunnen schieten. Hieronder een selectie van deze foto’s.
(Met andere woorden: die paar foto’s die min of meer scherp waren, want de iPhone 5c maakt echt rukfoto’s.)
Waar Spotters over gaat? Goeie vraag.
Hier het antwoord:
Frank is een stille, teruggetrokken jongen. Al van jongs af aan bouwt hij modelvliegtuigjes en hij is een fervent vliegtuigspotter. Alles in zijn wereld is overzichtelijk en beheersbaar. Dan ontmoet hij Julia, een jonge schrijfster die aan haar debuutroman werkt over een man die van zijn afgezette been een schemerlamp wil maken. In alles is de flamboyante Julia de tegenpool van Frank, maar de twee krijgen een relatie en al snel blijkt ze zwanger.
Terwijl Frank zijn aanvankelijke nervositeit over het vaderschap probeert te bezweren door er zoveel mogelijk informatie over op te zoeken op internet, krijgt Julia te horen dat ze ongeneeslijk ziek is. Ze houdt haar ziekte voor Frank verborgen, bang dat hij zal instorten als hij het te weten komt. Ze zoekt troost in haar roman, die steeds meer autobiografische trekjes krijgt. Terwijl voor Julia de grens tussen fantasie en werkelijkheid begint te vervagen en ze zich langzaam verliest in krankzinnigheid, ziet Frank zich genoodzaakt de controlfreak in zich te beteugelen en zijn rol als aanstaande vader te aanvaarden.
Bij VPRO’s Nooit meer slapen vertelde Van de Pol op 30 april over zijn nieuwe striproman:
In Fucking Hell van Sam Peeters, ontmoet de Duivel op een verkleed groepsseksfeestje de aantrekkelijke Ilse: blond en voor de gelegenheid gekleed in een ss-uniform. (Uiteraard, want met haar naam een blonde haren zit dat uniform haar als gegoten.)
Ilse bezoekt voor het eerst een dergelijk feestje en vindt al die seksuele uitspanningen om haar heen maar niets. Satan kan haar echter wel bekoren.
Na hun nacht samen kan de Duivel echter nergens anders meer aan denken: Ilse heeft zijn hart gestolen en daarmee ook zijn lust om straffen uit te delen aan zondaars. Ten einde raad gaat hij te rade bij God, om haar te vragen Ilse terug te vinden. Uiteraard stelt de Goedheiligman wel voorwaarden aan zijn hulp.
Kunstige seks
Grafisch valt er veel te genieten aan Fucking Hell: seksuele handelingen worden in de cartooneske stijl van Peeters (1976) een hilarisch tafereel. De close-up tekeningen van penetraties, worstelende tongen en andere orale bezigheden hebben ook bijna iets abstracts. Als Peeters deze na zou schilderen op een groot doek, heeft de kunstelite ook weer iets fris om naar te kijken en werk om zich druk over te maken. Succes verzekerd.
Ook sterk zijn de dialogen. Het gesprek tussen Satan en Ilse, hoe vreemd de ontmoetingsplek ook, verloopt naturel. De dialoog tussen Satan en God later in het album, is weer erg grappig. God, een klein kaal kereltje met een wolkachtige baard en een klein pikkie zegt tegen Satan: ‘Ik ben blij dat je er eindelijk bent, jongen! Al die jaren was je zo boos! Al die vreselijke dingen die je hebt uitgehaald… Al dat leed! Al die pijn! Waar was dat nou voor nodig?’
Aan verbeeldingskracht en gevoel voor humor ontbreekt het duidelijk niet bij Peeters. Toch had ik graag iets meer diepgang gezien, want Fucking Hell blijft erg anekdotisch. Ook was ik bij het lezen benieuwd naar hoe Satan Ilse weer voor zich zou winnen. Dat wordt allemaal niet uit de doeken gedaan, waardoor het lijkt alsof het verhaal een hoofdstuk mist. Jammer, want volgens mij het dat gegeven een interessante dramatische wending aan het verhaal kunnen geven.
Meesterproef Sam Peeters is een Nederlands striptekenaar en illustrator en maakt deel uit van het collectief Lamelos. Peeters doceert illustratie aan de Academie Minderva in Groningen en Comic Design aan de Artez Hogeschool voor de Kunsten in Zwolle. Fucking Hell is het resultaat van zijn meesterproef voor de master Comic Design aan Sint-Lukas in Brussel. Peeters studeerde met dit boek summa cum laude af.
In bovenstaand stripplaatje viert Rafael Fallstaf de aanvang van een nieuwe nanoseconde met zijn vriendin Sylvia. Een soort van oudejaarsavond dus. Toch is hier wat vreemds aan de hand. Wie goed kijkt ziet dat Fallstaf lichter gekleurd is dan Sylvia. Ook is hij in een andere stijl getekend. Fallstaf is namelijk een Decimaal mens en Sylvia een Chronomens. Sylvia zit al bijna het hele album lang in deze positie, met haar wijsvinger richting het toetsenbord van haar laptop, terwijl voor Rafael het leven gewoon doorgaat.
Twee werelden De Man van Nu speelt zich af in twee tijdsdimensies: de onze en een dimensie waarin alles zich een miljard maal sneller afspeelt dan bij ons. Voor de mensen in die snelle dimensie lijken wij stil te staan en zij bewegen voor ons zo snel, dat we ze niet eens opmerken. Zij leven als het ware in één moment van ons leven, en leven in dezelfde ruimte als wij. Ze leven dus letterlijk om ons heen.
Niets aan de hand zou je zeggen, maar het is heel erg belangrijk dat die Decimaal mensen, zoals die snelle rakkers heten, niet de Chronomensen aanraken, want anders zullen beide personen overlijden. Lastig dus als Fallstaf verliefd wordt op Sylvia, een Chronomens. Hij zal haar nooit aan kunnen raken. Sterker nog: zij weet niet eens van zijn bestaan. Voordat haar wijsvinger eindelijk het toetsenbord heeft aangeraakt, is het leven van Rafael allang voorbij.
Over een onbereikbare liefde gesproken…
Natuurramp
Fallstaf is van de natuurinspectie die potentiële natuurrampen moet rapporteren. Natuurrampen zijn die momenten dat het gevaar groot is dat Decimalen in aanraking komen met Chronomensen, bijvoorbeeld als allerlei bloedspatten en lichaamsdelen in de lucht hangen omdat een Chronomens door een aanrijding met een auto uiteengereten wordt. Fallstaf is dus een ambtenaar. Eentje die snel zijn taak verzaakt zodra zijn leven door de komst van Sylvia een nieuwe wending krijgt.
De Man van Nu is de nieuwe graphic novel van Hanco Kolk en Kim Duchateau die voor dit project een unieke samenwerking aangingen. Duchateau tekende namelijk de Decimaal mensen, terwijl Kolk de Chronomensen en hun omgeving voor zijn rekening nam. Slim, want dankzij hun uiteenlopende stijlen kan de lezer beide werelden goed uit elkaar houden. Daarbij zijn de tekeningen van Kim iets lichter afgedrukt dan die van Hanco, wat alles nog extra duidelijk maakt.
‘Uiteraard ben ik fan,’ vertelde Kolk in een interview met Ballon Media Magazine. ‘Kim is een tekenaar met een merkwaardige stijl. Die hangt ergens middenin tussen de klassieke Vlaamse tekenschool en een soort van underground. Daarbij heeft hij een schitterende, even Vlaamse, bijna Ensoriaanse bizarheid. Hij zweeft ergens tussen Jommeke en Zippy the Pinhead. Dat alles bij elkaar maakt dat zijn tekenwerk juist die “onbetrouwbaarheid” heeft die in een verhaal als De Man van Nu perfect past.’
‘In de eerste plaats zijn tekeningen! De manier waarop Hanco een lijn ‘zet’, dat vind ik ongelooflijk. Zo zuiver, met zo’n vaste hand en tegelijkertijd enorm speels. Hij is de Picasso van de stripwereld. En ik weet nu ook dat hij er geen uren over doet om een tekening te maken: hij is een begenadigde ‘snelle’ tekenaar. Dat maakt het nog fascinerender. Hij is er ook niet vies van om een wrang verhaal neer te zetten met zulke soepele tekeningen, daar hou ik wel van. Onder die mooie glijdende tekeningen gaat soms iets heel gruwelijks schuil, en daar heb ik altijd al een voorliefde voor gehad, voor mensen die dat durven. Die voorliefde zie je misschien soms ook in mijn eigen werk, meer bepaald in Esther Verkest. Dat het mooi en toegankelijk oogt, maar dat de tekeningen tegelijkertijd een mooie lokval zijn om de lezer een minder aangenaam, absurd of bevreemdend verhaal voor te schotelen. Herr Seele is daar trouwens ook goed in. What you see is not always what you get. Heerlijk.’
Intensief contact
Het scenario van De Man van Nu is van Kolk, die schreef de scenariopagina’s en schetste ze uit, compleet met zijn versie van de figuren die Duchateau zou tekenen. Uiteraard gaf Duchateau daar zijn eigen draai aan en voegde zijn unieke tekenstijl aan de tekeningen toe. ‘Ik wist dat zijn inbreng het verhaal duidelijker en indringender zou overbrengen dan wanneer ik al het tekenwerk op me zou nemen,’ aldus de Nederlandse stripmaker in bovengenoemd interview. Kolk kreeg het idee zo’n twaalf jaar geleden terwijl hij met iemand zat te chatten. ‘Het enige wat we van elkaar wisten, hadden we via onze getypte woorden op het scherm vernomen. Dat bracht me op het idee dat je een intensief contact met iemand kan hebben zonder de ander ooit te zien of te spreken, of zelfs maar te weten hoe die eruitziet.’
Ik bewonder beide stripmakers zeer en geniet altijd erg van hun verhalen. Hanco Kolk maakt natuurlijk al jaren met Peter de Wit S1ngle, en solo produceerde hij onder andere de bijzondere reeks Meccanoen Van Istanbul naar Bagdad. Kim Duchateau is de geestelijk vader van Esther Verkest, Madelfried de onverschrikkelijke en Aldegonne. Ook is hij een scherp cartoonist die grove grappen niet schuwt.
Laten we niet vergeten om Marloes Dekkers te complimenteren. Zij verzorgde de sfeervolle inkleuring van het album. Eerder deed ze ook de inkleuring van Meccano.
De Man van Nu is een zeer originele graphic novel, op fantastische wijze uitgevoerd. Het sciencefictionverhaal biedt allerlei spannende wendingen en een onverwachts einde. Ook slagen de makers erin het basisgegeven geloofwaardig te presenteren en op dramatisch vlak goed uit te werken.
Het album ligt vanaf 4 mei in de winkels.
Hanco Kolk & Kim Duchateau. De Man van Nu Uitgeverij De Harmonie & Ballon Media, € 24,90
Killing and Dying is a collection of six wonderful short stories by Californian comic book artist Adrian Tomine. Six emotional, well-crafted slices of life, though predominantly the more gloomy slices.
In ‘A Brief History of the Art Form Known as Hortisculpture’ a gardener invents a new art form: large sculptures with plants in them. He thinks it’s going to be big. Too bad nobody else thinks the same way. Even though his wife tries to support her husband’s dream in the end he becomes so obsessed with it, their family life suffers.
In ‘Amber Sweet’ a student’s life takes a turn for the worse when she gets mistaken for porno star Amber Sweet, whom she resembles.
‘Go Owls’ deals with a relationship between a woman and a self-absorbed man with a shady past called Dennis Barry. In the beginning he seems like a nice guy who tries to help her out, but soon the dark side of his personality surfaces.
‘Killing and Dying’ is about how a father tries to protect his daughter from failure and embarrassment. She wants to be a stand-up comedian. To her father this is just another one of her whims while her mother is really supportive. Tomine offers a great study of the father-daughter dynamic. The father is trying his best at parenting, but isn’t a very subtle communicator. The killing and dying refers to being a stand-up: you either kill the room by making the audience laugh their butts off, or you’re dying inside when they don’t laugh at your jokes.
Adrian Tomine is a great cartoonist and also a wonderful writer: it’s through their dialogue and their inner thoughts that his characters seem most alive. Every story is a slice of life and a character study. Tomine’s characters are all tragic and flawed in some way, making them not only recognizable, but also very real. These are the people living next door. Heck, they could even be us.
Although, one wishes never to become a Dennis Barry or the main character in ‘Intruders’. By chance this soldier gets the hold of the keys to an old apartment, and after the current occupant leaves for work, he goes into his former home to spend his day. All of Tomine’s characters seem to have suffered some sort of loss or need to learn to let go of something whether it’s to stop pursuing a dream or letting go of a memory. The tone of the stories might be a bit gloomy, but it never gets too depressing. The six vignettes fit more within the ‘dark humor’ category.
Tomine gives every story its own characteristics and isn’t afraid of experimentation. ‘A Brief History of the Art Form Known as Hortisculpture’ comes in the form of a newspaper comic, with every episode ending on a funny note. ‘Translated, from the Japanese,’ reads like a mother’s memoir, illustrated with colorful still images. In all comics Tomine uses a very clean drawing style, a bit similar to ligne claire (Clear Line). (The artwork is reminiscent of the comics of Chris Ware and Daniel Clowes, comic book artists who also deal with black humor and hapless characters.) The story ‘Intruders’ Tomine seems to have inked in a looser way with thicker lines. Because the panels also lack inked borders, the visualization is in tune with the subjective storytelling.
I very much enjoyed reading Killing and Dying and I’d like to heartily recommend this collection of six stories to anyone wanting to read good comics.
This review was written for and published on the wonderful blog of the American Book Center.
De Britse stripmaker Andrew Wildman is vooral bekend als tekenaar van de Transformers-strips. Nu is zijn eerste graphic novel uit. Horizon gaat over persoonlijke ontwikkeling en het overwinnen van je angsten. ‘Ik wil mensen niet ergens van overtuigen, maar ze een kans geven hun eigen mogelijkheden te zien.’
We spreken Andrew Wildman tijdens de eerste editie van Dutch Comic Con in Utrecht. Wildman is een van de buitenlandse stripmakers die daar twee dagen zijn fans ontmoet en tekeningen maakt. Terwijl wij in de rustige greenroom zitten op de eerste verdieping, zijn beneden duizenden stripliefhebbers en cosplayers zich aan het vermaken. Al meer dan dertig jaar is Wildman professioneel illustrator. Hij werkt in de game- en animatie-industrie als ontwerper van personages en omgevingen. Ook was hij storyboardtekenaar voor de sciencefictionserie Doctor Who. Wildman: ‘Ik vind het heel fijn om storyboards te maken. Het publiek ziet het eindresultaat weliswaar niet, maar het is ontzettend interessant om met regisseurs samen te werken en uit te dokteren hoe dingen in beeld gebracht gaan worden.’
Als stripmaker werkte hij aan series als Thundercats en de X-Men-comic die voortkwam uit de animatieserie. In de jaren negentig tekende Wildman miniseries over Spider-Man en Venom. Wildman: ‘Spider-Man was waarschijnlijk mijn favoriete personage toen ik jong was. Toen ik hem eindelijk als professional mocht tekenen was dat een fantastische kans, maar eigenlijk is Spider-Man verschrikkelijk om te tekenen. Door het masker zie je zijn gezicht niet, dus kan ik maar weinig gezichtsuitdrukkingen laten zien en die vind ik juist fijn om op papier te zetten. Ook het webpatroon op Spider-Mans kostuum is vervelend om te tekenen. Het is niet moeilijk, maar wel heel saai. Mijn doel was om aan the Avengers te werken. Captain America tekenen zou te gek geweest zijn. Het dichtstbij kwam ik met een project dat Force Works heet en dat aan Avengers gerelateerd is. Dat vind ik nog steeds het beste werk dat ik voor Marvel heb gedaan.’
Transformers
Als stripmaker is hij vooral bekend van Transformers. Jarenlang tekende Wildman deze op de animatieserie gebaseerde comic. Eerst voor Marvel UK, de Britse afdeling van Marvel Comics, later voor de Amerikaanse uitgeverij zelf en tot slot voor uitgeverij IDW. ‘Of ik een speciale band heb met robots en Transformers? Jawel, maar voornamelijk omdat ik een lange tijd aan deze serie heb gewerkt en omdat deze strip mijn doorbraak was in de comicswereld. Maar toen ik gevraagd werd om Transformers te tekenen, had ik er nog nooit van gehoord. Eigenlijk had ik ook geen zin om robots te tekenen.’
Toch wist Wildman een duidelijke stempel op de strip te drukken. Samen met schrijver Simon Furmangaf hij de robots menselijkheid. ‘Toen ik aan de Amerikaanse versie begon, heb ik mij sterk laten inspireren door de comic Machine Man van Barry Windsor-Smith. Fantastisch werk dat mij duidelijk maakte dat je veel detail kunt stoppen in het tekenen van mechanische dingen. Het viel me op dat veel collega’s de Transformers als robots tekenden. Ik zag ze als personages, met net zo veel menselijkheid als jij en ik. Dus begon ik hun gezichten erg expressief te maken. Veel lezers vonden dat maar niks, maar genoeg mensen vonden dat wél goed. Furman en ik zagen allebei in dat Transformers diepgang hebben. Om die reden kreeg ik er lol in.’
Persoonlijke ontwikkeling
Eind jaren negentig ging het slecht met de Amerikaanse comicsindustrie – Marvel Comics ging zelfs failliet. ‘Tot dat moment ging het best goed met me bij Marvel. De top had ik nog niet bereikt, maar ik was onderweg. Toen stortte de boel in. Elke serie waar ik aan begon, werd stopgezet. Het leek alsof mijn carrière tot een eind kwam. Ik had persoonlijke problemen en kreeg daar begeleiding voor. Die hulp bleek nogal krachtig en effectief. Hierdoor werd ik me voor het eerst bewust van zaken als coaching en persoonlijke ontwikkeling. In de loop der jaren heb ik seminars bezocht en ben ik zelf een coach geworden. Dat leidde onvermijdelijk tot nieuwe inzichten over mijn eigen leven en wat er voor anderen mogelijk is.’ Zelfvervulling en persoonlijke ontwikkeling fascineren Wildman en deze thema’s behandelt hij ook in Horizon, zijn eerste graphic novel en zijn debuut als schrijver.
Horizon Horizon draait om de vijftienjarige Alisanne. Ze wordt gepest op school en heeft een moeilijke relatie met haar moeder. Als ze in slaap valt, komt ze in een droomwereld terecht waar ze de confrontatie met haar eigen angsten moet overwinnen en uiteindelijk zal ontdekken wie ze is. Ze krijgt hulp van het speelgoedkonijn dat ze ooit van haar vader kreeg. ‘Dat konijn is de mentor van de held, hij is de Obi-Wan Kenobi in mijn verhaal. De huizenhoge robot waar Ali het tegen op moet nemen, representeert niet alleen haar angst, maar is ook een metafoor voor gedrag dat we telkens herhalen.’
Met Horizon hoopt Wildman de ogen van zijn lezers te openen: ‘Ik wil mensen niet ergens van overtuigen, maar ze een kans geven hun eigen mogelijkheden te zien. We willen altijd meer, we willen meer kunnen bereiken of lekkerder in ons vel zitten. Vaak voelen we ons begrensd en denken we dat die doelen niet haalbaar zijn. Coaching of het lezen van een inspirerend werk, opent soms je ogen voor wat er allemaal mogelijk is. Wij zijn zelf het grootste obstakel voor wat we in het leven kunnen bereiken. Het enige wat je tegenhoudt zijn je eigen, beperkende vooraannames en gedachten. Zodra je die kunt doorbreken, is er van alles mogelijk. Dat is het thema van Horizon.’
Ironisch wellicht, maar het waren juist Wildmans eigen aannames die de productie van deze strip tegenhielden. Hij ondernam meerdere pogingen om de strip te maken. Eerst met andere schrijvers, maar dat werkte toch niet. ‘Omdat het om mijn verhaal ging wilden die schrijvers niet te veel hun eigen ideeën opdringen. Hierdoor hadden ze niet de vrijheid het verhaal goed te schrijven. Toen opperde een vriendin van me dat ik het zelf moest schrijven. Ik antwoordde haar dat ik geen auteur ben, maar dat vond ze onzin. Ze zei dat ik degene ben die de personages door en door kent. Dat heeft me erg geholpen. Mijn grootste obstakel bij het schrijven van Horizon was dus mijn eigen idee dat ik een tekenaar was en geen schrijver.’
DIY
Wildman gaf Horizon uit in eigen beheer zodat hij deze op beurzen kan verkopen en exemplaren ter promotie kan opsturen. ‘Voordat ik het boek zelf uitbracht heb ik het wel naar één uitgeverij gestuurd, maar ze snapten niet helemaal wat ik ermee wilde bereiken. Ik wist dat ik deze strip wilde maken of ik nu een uitgever zou vinden of niet. Dus waarom niet gewoon de strip eerst afmaken? De kans dat het boek dit jaar door een echte uitgeverij wordt uitgebracht ziet er veelbelovend uit. Mocht dat toch niet gebeuren dan is het ook wel goed zo en blijf ik de strip zelf uitbrengen.’
Plotseling staat Wildmans vrouw bij onze tafel. Ze vertelt met lichte paniek in haar ogen dat er een lange rij met fans voor zijn tafel staat en dat ze niet weet wat ze met ze aan moet. Het gesprek ronden we af en Wildman gaat naar beneden om nog meer Transformers te tekenen.
Backderf was een tijdje vuilnisman tussen 1979 en 1980. Over zijn ervaringen maakte hij al eerder korte strips en een webcomic, die deels in Trashed zijn opgenomen. Voor het boek veranderde hij van vertelperspectief: in plaats van een memoir over zijn leven als vuilnisman koos hij ervoor een fictieverhaal te maken en dit in het heden te laten plaatsvinden. Hoewel Trashed dus gebaseerd is op zijn ervaringen zijn de personages of plekken niet aan de werkelijkheid ontleend.
It’s a dirty job… Dat maakt het episodische verhaal niet minder krachtig. We volgen gesjeesde student J.B. en zijn maat Mike die dag in, dag uit het vuilnis ophalen in dienst van de gemeente. Onderweg komen ze de gekste dingen tegen, zoals luiers die als ze in de vuilniswagen Betty samengeperst worden een bombardement van stront veroorzaken; vuilnisbakken vol krioelende maden; plastic flessen vol met urine die door automobilisten en vrachtwagen chauffeurs in de berm worden gesmeten, en die gele torpedo’s worden genoemd omdat ze ontploffen zodra de grasmaaier over ze heen rijdt. Alleen in de staat Utah ruimen ze 30.000 gele torpedo’s per jaar op. Verder krijgen de dappere vuilnismannen te maken met corruptie en nepotisme bij de locale overheid, en burgers met nazi-sympathieën.
Backderf brengt alles met veel humor en gaf mijn lachspieren tijdens het lezen dan ook flink wat werk. Sowieso lardeert Backderf zijn verhaal met vermakelijke types, zoals de oude, kettingrokende hondenvanger Marv die alle honden haat en het zelfs op het beest van de burgemeester heeft voorzien en de dandy-eske huisgenoot van J.B. die op het kerkhof werkt en die met zijn snor en Ierse pet een verloren lid van the Village People lijkt. De personages blijven dus vooral op het niveau van typetjes steken, maar dat is niet zo erg, want het vuilnis is de hoofdrolspeler. Backderf heeft namelijk een tweede doel met zijn striproman, namelijk ons bewustmaken van de grote hoeveelheid afval die we veroorzaken.
Verontrustende cijfers
Backderf doorspekt het verhaal met allerlei statistieken over vuilnis en de nodige achtergrondinformatie. Per Amerikaan wordt er gemiddeld 2,3 kilo vuilnis per dag weggegooid. Er zijn 321 miljoen Amerikanen. Gezamenlijk genereren ze bijna 353 miljoen ton afval per jaar. Ze recyclen slechts 29% van hun afval en brengen 63,5% ervan naar de stort. Dat is dus 224 miljoen ton per jaar naar de stort. Europeanen doen het niet veel beter, dus stop maar meteen met dat vingerwijzen. Al die gegevens schetsen een schrikbarend plaatje van de grote hoeveelheid afval die we in de Westerse wereld produceren door overconsumptie. Ook laat de stripmaker duidelijk zien hoe een vuilnisstortplaats in elkaar steekt, hoe enorm groot ze zijn en hoe gevaarlijk die plekken eigenlijk voor het milieu zijn. Ze lekken namelijk altijd gevaarlijke stoffen die in het grondwater terechtkomen. Wanneer een stortplaats zijn beste tijd heeft gehad en wordt gesloten, gooien we er een laag aarde overheen. Kantoorgebouwen en huizen worden er soms op gebouwd, maar die leveren vaak zieke werknemers en bewoners op.
Backderf verwerkt de gegevens op een vloeiende wijze in zijn verhaal en visualiseert vaak de statistieken op doeltreffende wijze. Toch werden al die gegevens op den duur wat veel van het goede en houden ze soms de flow van de vertelling op. Dat neemt niet weg dat door deze gegevens de strip een meerwaarde en diepgang geeft. Trashed heeft tussen alle grappige voorvallen door dus een ernstige ondertoon.
Moneymaker
Backderf schrijft: ‘De enige manier om ons afval significant te verminderen? Onze levensstijl veranderen. Een wegwerpcultuur van 60 jaar terugdraaien. Gezond verstand boven gemak verkiezen. Met andere woorden, dat gaat waarschijnlijk niet gebeuren.’ Backderf is niet naïef: Op dit moment wordt er simpelweg te veel geld verdiend in de particuliere afvalindustrie. In de States alleen al 55 miljard dollar. En daarbij draait de economie op de korte levensduur van consumptie-apparatuur. Zolang afval lucratief is, zullen de powers that be er weinig aan doen om ons patroon te veranderen.
Dit alles maakt Trashed niet alleen een vermakelijk en informatief verhaal, maar ook een pamflet om bewuster te consumeren en goed na te denken over waar we onze vuilniszakken mee vullen en hoe dat allemaal milieubewuster kan. En tot slot krijg je door Trashed meer respect voor de mannen- en vrouwen die iedere dag ons vuil komen ophalen, want dat zijn eigenlijk echte helden.
Het viel niet mee om een biografische strip te maken over een schilder waar we eigenlijk weinig van weten en waar ook relatief weinig werk van bewaard is gebleven. Ruijters legt in het interview daar de nadelen maar ook de voordelen van uit.
Jitse Verwer, die onder andere de strips aankoopt in de ABC, was zo aardig om de avond te organiseren en het gesprek met zijn smartphone vast te leggen. Als je er niet bij was, kun je het nu dus alsnog bekijken. Pak een kopje koffie en ga ervoor zitten. En ga daarna naar de winkel om Jheronimus aan te schaffen en te lezen. Dat kan in ieder geval in het Nederlands en het Engels.
Je kunt niet van Nicholas de Crécy zeggen dat hij een luie stripmaker is. De worstelrepubliek, zojuist in Nederlandse vertaling bij Scratch verschenen, is een verhaal van 224 pagina’s. En wat een verhaal!
De kleine pianohandelaar Mario is een vreemde eend in de bijt. In tegenstelling tot de rest van de familie heeft hij niets met hun maffiazaken te maken en runt op een rustige wijze de pianowinkel die hij van zijn ouders erfde. Zijn familie wordt gerund door zijn neefje, een grofgebekte baby. Dat is niet het enige opmerkelijke in de wereld die De Crécy schetst: Mario’s beste vriend is een zwijgende pinguïn die altijd op de piano speelt en het muziekinstrument door zijn klanken in beweging brengt. Als Mario wordt verraden door zijn neef en moet rennen voor zijn leven en probeert de kogels van een hoofd op een cybernetische constructie te ontwijken, krijgen ze hulp van een groep spoken en andere creaturen. Pruik is een wandelende pruik met een oog die bestaat uit het verzamelde haar van alle ongelukkige vrouwen. De mislukte wielrenner heeft lange, elastieke armen. En prinses. Zij ziet eruit als een klassiek witlakenspook en in haar lijf hopen alle ziekten van de wereld zich op. Deze creaturen en hun vreemde krachten komen goed van pas als de handlangers van de familie, een groep worstelaars, het tegen Mario en zijn vrienden opnemen.
Vreemde wezens en surrealistische taferelen zijn we wel van De Crécy gewend. Eerder maakte hij Dagboek van een spook en IJstijd. In dit laatste album lopen welbespraakte,genetisch gemanipuleerde honden rond.
Euro-manga?
De Franse stripmaker maakte De worstelrepubliek in opdracht van het Japanse blad Ultra Jump waar het in delen werd voorgepubliceerd. Een unieke kans om een manga-achtige strip te maken. ‘Tot dan toe waren de Japanners vooral exporteurs van hun eigen manga’s geweest. Ik kreeg nu de kans de verhoudingen om te keren en te laten zien waartoe de Franse strip in staat is. Het is natuurlijk maar een experiment op bescheiden schaal, maar het geeft wel aan dat Japan zich meer openstelt voor invloeden van buitenaf,’ vertelt De Crécy in het nawoord. Hoewel het een relatief dik boek betreft, blijft De Crécy dicht bij de tekenstijl die we van hem gewend zijn. Hij heeft dus niet echt gebruik gemaakt van de grammatica van de manga-strip. Niet dat dit erg is. Inhoudelijk heeft De Crécy wel rekening gehouden met de Japanse cultuur door gebruik te maken van de shinto-mythologie van geesten en godheden en door de maffia een prominente rol in het verhaal te geven. De yakuza is namelijk groot in Japan. Toch, als het niet vermeld stond in het nawoord, had ik De worstelrepubliek nooit met manga geassocieerd.
De spoken en geesten die aan de kant van Mario staan, fungeren als spiegelbeeld voor de worstelaars in dienst van de maffia. Het is zwakheid versus kracht en het is verrassend om te lezen hoe zwakheid uiteindelijk zegevierend uit een strijd kan komen. Toch stemde het einde van het boek mij bedroefd. De Crécy biedt een hoofdpersonage dat schijnbaar niets van zijn ervaringen leert, noch een afgerond einde, wat een onaf gevoel geeft.
Toch heb ik me vermaakt met deze striproman. Ik kan namelijk erg genieten van de vrolijke kolder die De Crécy de lezer voorschotelt. De zwart-wittekeningen, in een krasserige snelle stijl, zijn lekker dynamisch en geven het verhaal vaart. Daarbij zijn de spookachtige creaturen leuk ontworpen en vermakelijk om in actie te zien. Dat alles compenseert wat mij betreft een gebrek aan diepgang.
Kortom, De worstelrepubliek is prima leesvoer voor wie eens zin heeft in iets anders.
Nicholas De Crécy. De worstelrepubliek. Uitgeverij Scratch, € 24,90. Er is ook een luxe-editie van €49,90
Met pretoogjes meld ik bij deze dat er een nieuwe Pulpman uit is. Dit tegendraadse, erotisch getinte stripblad is het geesteskind van Fred de Heij en wordt door hem samen met Ger van Wulften en Esther Gasseling van uitgeverij Xtra gemaakt.
Nummer 17 is extra dik en groot geworden en bevat onder andere een spoof op Bride of Frankenstein, een nieuw lang verhaal dat een vervolg is op De schuilplaats, Pulpman als detective in een zaak over kutselfies en een strip geschreven door Frits Jonker. Allemaal door De Heij getekend, dus dat is smullen. Maar we hebben er dan ook bijna twee jaar op moeten wachten, want de laatste Pulpman dateert alweer uit december 2013.
Reden voor een feestje dus besloot ik De Heij even te bellen.
Het heeft een tijdje geduurd voordat er weer een nieuwe Pulpman was. Waarom?
‘Absoluut. Op een gegeven moment had ik tegen Ger (van Wulften, red.) gezegd: volgens mij moet het anders. Hij moet dunner worden, vaker uitkomen en minder tekst bevatten en meer strips. Toen kwam Ger een paar weken later weer langs en vertelde wat hij had bedacht: Pulpman moest dikker worden, meer tekst bevatten en minder vaak uitkomen. Precies het tegenovergestelde van wat ik bedacht had dus. Ook goed natuurlijk. Inmiddels had Frits Jonker zich ook aangeboden en toen heeft Ger hem gevraagd om hoofdredacteur te worden. Dat is uiteindelijk op niks uitgelopen. Al die zaken hebben de nieuwe Pulpman vertraagd terwijl het werk allang klaar lag.’
Was jij het eens met Frits Jonker als hoofdredacteur? Ik dacht eerst dat het een grapje was toen ik er over las in de nieuwe Pulpman, maar dat is dus allemaal echt gebeurd?
‘Ja, dat is allemaal zo gebeurd. Kijk, als Frits zegt dat hij er een heel ander blad van wil maken, dan vind ik dat uitstekend. Maar Ger en Esther waren het daar toch niet mee eens. Alles wat we voor Pulpman doen is non-profit, dus ik vind als je tegen iemand zegt dat hij zijn gang mag gaan, dat je hem ook carte blanche moet geven. Als het dan helemaal niet wordt wat je ervan verwacht, geeft dat wat mij betreft niet. Dan maak ik gewoon een stripje om die flauwekul van Frits recht te trekken. Dat etherische gelul dat hakken we wel weer de pan in, denk ik dan. Maar Esther en Ger zagen die plannen van Frits toch niet zo zitten. Daardoor is de boel vertraagd.’
Eigenlijk is Pulpman jouw blad, dus ik vind het interessant dat je dan bereid bent de teugels aan iemand anders te geven om te zien wat dat oplevert.
‘Ja dat vond ik ook interessant. Maar ja, het is ook Gers blad en als uitgever heeft hij daar ook iets over te zeggen. Maar Frits z’n argument dat we die paar lezers die we hebben toch niet voor het hoofd kunnen stoten, is ook weer ijzersterk. Frits wilde meer diepgang, allemaal diepgang… (lacht).’
Het nieuwe nummer is qua formaat ook groter.
‘Ja, hij is een tikje groter. Ook wilde Ger hem ietsje anders hebben, daarom heb ik de cover dit keer niet geschilderd en is het een pentekening geworden. Kleine veranderingen die verder niemand opvalt. Nou ja, het formaat zal wel opvallen.’
Vind je het fijn dat hij iets groter is geworden?
‘Dat maakt mij niet uit.’
Wat wordt nu de frequentie? Wanneer komt de volgende?
‘Als we genoeg materiaal hebben. Ik heb alweer pagina’s gemaakt voor een volgende, dus we gaan rustig door, maar aan de ontstaansgeschiedenis van deze kun je wel aflezen dat er altijd iets kan gebeuren waardoor publicatie wordt uitgesteld. Ik doe daarom nooit uitspraken over wanneer de volgende komt.’
De stripBij Eva op schoot, een spoof op de talkshow van Eva Jinek, hoe kwam je daar op?
‘Ik vind satire leuk en de Mad bestaat niet meer, dus dacht ik dan maak ik zelf maar wat.’
En toen dacht je Eva Jinek is wel een lekker ding?
‘Nee dat dacht ik niet. Ik zat vorig jaar een keer bij vrienden te praten en toen ze ik dat die bank waar ze bij Jinek allemaal op zitten zo stom vond. Toen zei een vriendin van me: “Dat doet ze speciaal voor jou, want ze wil haar benen laten zien.” Toen dacht ik: “Daar heb ik een onderwerp voor mijn stripje!”
Ja, want je tekent Jinek heel sexy met een diep decolleté.
‘Dat kwam dus eigenlijk door die vriendin van me, door wat zij zei.’
Wie zie je als de doelgroep van Pulpman?
‘Mezelf.’
Er staat nu ook ‘100% Fred de Heij’ op de cover. Het is eigenlijk een Fred de Heij fanclub-blad door Fred de Heij.
‘Ja dat heb ik er niet opgezet. We hadden ook stripmateriaal van andere tekenaars, maar uiteindelijk hebben Ger en Esther besloten alleen pagina’s van mij te publiceren. Vandaar 100% Fred de Heij.’
Is dat vanaf nu ook de koers die jullie gaan varen of kan de volgende Pulpman weer helemaal anders zijn?
‘De volgende keer kan er maar één pagina van mij bij zitten. Dat vind ik juist het leuke: we hebben geen koers. Het mag allemaal ontsporen, wat mij betreft.’
Ik vond je satire opBride of Frankensteinerg grappig. Ik heb de Pulpman op Stripfestival Breda meegenomen en zat hem op weg naar huis in de trein te lezen. Maar dat is toch best lastig om in het openbaar een Pulpman te lezen.
‘Ja dat kan ik me voorstellen. Je wilt toch rekening houden met het andere publiek.’
Ja, er wordt toch hier en daar gepenetreerd op de strippagina’s.
‘Ja, ja, ik zou het ook niet in de trein lezen.’ (lacht)
Ik ben benieuwd hoe het verhaal Roca Verde verdergaat, dus ik hoop dat jullie een beetje opschieten.
‘Ik heb dat verhaal al helemaal uitgeschreven en daar ben ik dus al een heel stuk mee opgeschoten. In de volgende Pulpman stoppen we minstens een stuk of 45 pagina’s van die strip.’
Zit die term Graphic novel je trouwens nog steeds dwars omdat je in dit nummer Pulpman een cursus over de graphic novel laat geven en hij het nogal belachelijk maakt?
‘Het heeft me nooit echt dwarsgezeten. We waren toen op de Avond van de Graphic Novel bij de UvA. Ze hadden mij gevraagd om in het panel te zitten, maar daar had ik helemaal geen zin in. Dat werd toen Peter Breedveld dus dat was een veel betere keuze. Die heeft een mening en die uit hij ook graag. Dat heb ik helemaal niet. Graphic Novel zegt mij ook helemaal niks. Je probeert iets wat helemaal niks is, op te kloppen.’
Nou, je geeft je mening toch duidelijk via het personage Pulpman.
‘Absoluut. Laten we dan zeggen dat ik geen zin heb om in het openbaar te spreken.’
Goed. Ik ben blij dat er weer een nieuwe Pulpman in de winkels ligt en ik hoop dat het niet al te lang duurt voordat de volgende eraan komt. We wachten in spanning af.
Pablo Auladell maakte een overbluffende en meeslepende stripbewerking van Paradise Lost van John Milton. Een aanrader voor de liefhebber van prachtige stripromans.
Dichter John Milton (1608-1674) geldt als een van de belangrijkste schrijvers uit de Engelse literatuur. Zijn Paradise Lost is een beroemd gedicht uit de zeventiende eeuw dat hij schreef tussen 1658 en 1663. Dit epische gedicht bestaat uit 10.000 versregels en behandelt het verhaal van de zondeval: de uitdrijving van Adam en Eva uit het paradijs, nadat ze de vruchten van de boom der kennis hebben genoten, juist datgene dat God hen verboden heeft. Zoals iedere westerling met oppervlakkige kennis van de Bijbel wel weet, was het Satan die Eva ertoe verleidde om de appel uit de boom te eten, waarna Adam al snel in de voetsporen van zijn geliefde trad. Milton maakte Satan tot de hoofdrolspeler van zijn epische gedicht en eigenlijk maakte hij een soort antiheld van hem en de drijvende kracht in de plot. Paradise Lost is dus vooral het verhaal van Satan, en het is daarom dat critici zich toentertijd afvroegen of Milton wellicht vraagtekens zette bij de macht van de kerk.
Pablo Auladell (Alicante, 1972) illustreerde sinds 2001 al een vijftigtal boeken die voornamelijk in het Spaans zijn verschenen. In 2006 won hij tijdens de Saló del Cómic in Barcelona de prijs voor nieuw talent voor zijn strip La Torre Blanca. Het paradijs verloren is zijn belangrijkste werk tot nu toe.
Lange geschiedenis
In 2010 kreeg Auladell van uitgeverij Huacanamo, die voornamelijk poëzie uitgeeft, de opdracht een beeldroman te maken van het beroemde gedicht van John Milton. Die strip is het eerste hoofdstuk Satan geworden. Daarna stond het project een tijdje stil totdat de digitale uitgeverij Minos de illustrator vroeg verder te gaan. Auladell deed nog eens drie jaar over de resterende drie hoofdstukken. Het resultaat van al die moeite, mag er zijn.
Ik geef toe: het origineel van Milton heb ik nooit gelezen, maar mijns inziens kan ik het boek daarom volledig op zijn eigen merites beoordelen zonder mezelf genoodzaakt te zien om een de bron met de adaptatie te vergelijken. Poëzie is nu eenmaal niet mijn afdeling, noch is de Bijbel mijn favoriete boek. In tegendeel zelfs: de wereld zou beter zijn zonder al die heilige boeken, daarvan ben ik overtuigd. Die overtuiging wordt alleen maar versterkt door de striproman van Auladell, die een prachtig verhaal vertelt op een meeslepende wijze gevisualiseerd dat je tot de laatste bladzijde geboeid blijft lezen.
Meeslepend
Auladell weet niet alleen abstracte begrippen als hemel en hel effectief en concreet te visualiseren, hij maakt ook echte personages van de hoofdrolspelers. Je kunt niet anders dan met Satan meeleven: de aartsengel komt in opstand nadat God zijn engelen aan zijn zoon heeft voorgesteld. De maat is vol wat Lucifer betreft en hij heeft geen zin om zich ook nog eens aan de zoon te moeten onderwerpen. Samen met zijn leger trekt hij ten strijde tegen het leger van God. Lucifer en zijn aanhangers worden verslagen en naar de hel verbannen. Daar verzint Satan/Lucifer op wraak en besluit een wig te drijven tussen God en zijn creatie de mens.
De mens, Adam en Eva, zijn door God geprogrammeerd om hem lief te hebben en gehoorzaam te zijn, alleen dan zullen ze geluk ervaren. Gelukkig hebben ze nog wel van hem vrije wil gekregen, en als Satan Eva verleidt tot het eten van een vrucht van de boom der kennis, kiest ze daar dus voor. Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat de mensheid beter af is. God straft Adam en Eva weliswaar door ze uit het paradijs te laten smijten en sterfelijk te maken, maar daarmee zet het duo ook een stap richting onafhankelijkheid. Alsof de kinderen het ouderlijk huis verlaten en daarmee de verstikkende invloed van een veeleisende vader de rug toe keren.
Het uiterlijk van de personages deed mij denken aan acteurs uit klassiek theater of de opera, maar met dit verschil dat de visuele vertelling niet theatraal aanvoelt, maar juist zeer meeslepend en levendig is, bijna alsof je naar een (Hollywood)film kijkt. Bij het lezen lijken de platen tot leven te komen. Een knappe prestatie. Auladell is geen slaaf van Miltons tekst: die tekst zien we alleen terug waar dat nodig is, verder volgt de illustrator juist de klassieke regel show don’t tell.
Dictator
God beeldt hij uit als een wat vadsige dictator die heerst over zijn rijk en absolute devotie eist. Gods wil is duidelijk wet, wie dat niet bevalt, krijgt met zijn leger te maken. Over zijn zoon zegt hij: ‘Vandaag heb ik mijn enige zoon verwerkt! Ik heb hem aangesteld als jullie leider en heb gezworen dat iedereen in de hemel voor hem zal knielen en hem als meester zal erkennen! Wie hem niet gehoorzaamt, gehoorzaamt mij niet en zal uit de gelukzaligheid worden geworden en eeuwig zonder verlossing in de duisternis doorbrengen.’ Saddam Hoessein had het waarschijnlijk niet beter kunnen zeggen.
Je krijgt hierdoor veel sympathie voor Satan die de opstand tegen God verpakt als een strijd voor zelfbeschikkingsrecht. De heilige oorlog die in de hemel wordt uitgevochten is spectaculair en zou het storyboard kunnen zijn voor een film van Peter Jackson (Lord of the Rings) of Wolfgang Petersen (Troy).
Auladell gebruikt zwart houtskool en zacht potlood. In deze video kun je zien hoe hij te werk gaat als hij Adam en Eva in de beruchte appel-eet-scène visualiseert:
en deze:
Het paradijs verloren is in een prachtige harde kaft uitgegeven door uitgeverij Sherpa. De luxe uitgave is inclusief leeslint.
Hardcover, 320 pagina’s kleur | ISBN 978-90-8988-082-6 | € 39,95
Het album is ook verschenen in een gelimiteerde oplage van 75 exemplaren met afwijkende cover, linnen rug en piezografie gesigneerd door de auteur. | ISBN 978-90-8988-084-0 |
€ 75,00.