Categorieën
Bloggen Video

Beperking prikkelt creativiteit: Over webisodes en webheads

Hoewel de snapshotvideo’s waar ik eerder over schreef, wat betreft filmische en vertellende kwaliteiten natuurlijk niet op hetzelfde niveau zitten als professionele videoreportages, inspireren ze me vaak wel.

Voor het fotoblog Daily Webhead maak ik af en toe een video. Deze zijn anders dan de Mike’s Webisodes die ik vorig jaar maakte. De webisodes zijn reportages en interviews, terwijl de Webheads eerder korte visuele observaties zijn, een momentopname of een sfeertekening.

Ik maak ze met een Sony Cybershot, een digitaal fototoestel met videofunctie. Een erg beperkte functie overigens: meer dan richten en schieten kun je er niet mee. Focussen doet de camera zelf, of niet. Zoomen kan alleen maar als je niet opneemt. De geluidskwaliteit is vaak slecht, waardoor ik zelden de soundtrack gebruik. Je maakt er dus eigenlijk korte, stille video’s mee. Het is juist de beperkingen van het apparaat die het voor mij leuk maakt om ermee te werken. Het is een uitdaging om ondanks die beperkingen toch iets moois of boeiends te maken.

In de video over de live-act van Hanco Kolk op Manuscripta heb ik er bewust voor gekozen om alleen de stripmaker aan het werk te laten zien. Je ziet geen shots van het publiek of presentator Kees de Boer. Die shots heb ik wel gedraaid, maar vond dat deze alleen maar zouden afleiden van het onderwerp van de video, namelijk een stripmaker die live beelden maakt van krabbels die het publiek op een stuk papier heeft gezet.

De soundtrack van Booker T. en the MG’s heb ik gekozen om twee redenen: allereerst vond ik de funky track er goed bij passen. Ten tweede was, zoals eerder vermeld, het geluid van de Cybershot niet zo heel goed, dus de audio-opname is nogal overstuurd. Ook heb ik flink in het materiaal gesneden, waardoor van de presentatie van De Boer weinig overbleef. Er volgen kon je de audio daardoor toch niet meer. Dus heb ik alles weggehaald.

Al moet de toeschouwer nu wel de grappen van De Boer missen. In deze illustrator schuilt duidelijk een stand-upcomedian,  want hij was zeer vermakelijk. Een goede reden om nog eens een video’tje over hem te maken.

Categorieën
Daily Webhead Strips Video

Video: Hanco Kolk Live op Manuscripta

Tussen de 5500 bezoekers op Manuscripta moest je zondag goed kijken om een stripmaker te ontwaren. De opening van het boekenseizoen is toch vooral een feestje voor auteurs van boeken zonder plaatjes. Al was er wel wat aandacht voor het beeldverhaal.

Barbara Stok presenteerde haar nieuwe boek, Jan Kruis werd op het podium geïnterviewd over zijn tweede album over Woutertje Pieterse. Uitgeverij de Harmonie pakte uit met enkele prima acties. Tekenaar Gummbah deed iets met net niet verschenen boeken. Buiten bij de gashouder stond een EHBO-tent waar bezoekers een quiz konden doen bij dr. Van Swieten en dr. Bernard, gespeeld door twee jonge studenten waarvan er eentje in ieder geval een arts in opleiding is. De twee jonge mannen in witte jassen trokken een publiek dat voornamelijk uit vrouwen en meisjes bestond. Dat kan geen toeval zijn geweest. Na het beantwoorden van enkele vragen mochten de bezoeksters van de EHBO-tent teksten verzinnen bij een strookje van de strip S1ngle, waar de handzame dokter Van Swieten en plastisch chirurg dokter Bernard een bijrol spelen. Hun escapades zijn recent gebundeld in een boekje met de illustere titel: Handjes thuis, dokter Van Swieten!

De twee stripmakers van S1ngle, Kolk en De Wit waren ook aanwezig op Manuscripta. Ik sprak Kolk in de middag voor het Parool over zijn nieuwe stripproject Van Istanbul naar Bagdad. Kolk gebruikt voor dit album artikelen van Arnon Grunberg. Het album komt in november uit bij uitgeverij Podium. Daarover later meer op dit blog. ’s Middags bracht Kolk de strip, waar hij nu nog hard voor aan het tekenen is, onder de aandacht door op een podium in de Gashouder live te tekenen. Gelegenheidspresentator en illustrator Kees de Boer nodigde leden van het publiek uit om op het podium een krabbel op het papier te zetten. Hanco maakte er dan een mooie tekening van. Kijk maar hoe soepel de stripmaker van de meest vreemde kronkels iets wist te maken:

Daily Webhead: Hanco Kolk Live from Mike’s Webs on Vimeo.

Categorieën
Strips

Nominaties Stripschapprijzen bekend

De Stripschapjaarprijzen, ook wel de Stripschappenningen genoemd, worden sinds 1981 jaarlijks toegekend door Het Stripschap, op voordracht van een onafhankelijke commissie. Samen met Barbara Stok, Frans Le Roux, Jan-Willem de Vries en Erwin Brakels, zat ik dit jaar in de jury voor de Stripschapprijzen. Voorzitter was Ger Apeldoorn. Hieronder een overzicht van de genomineerde albums.

In de categorie Nederlands Jeugd zijn genomineerd:


Draken met stekkers, door Edward van de Vendel (tekst) en Floor de Goede (tekeningen) (uitgeverij Querido)
Het eerste album met stripgedichten van Edward van de Vendel en Floor de Goede werd vorig jaar genomineerd. In het tweede album weten de heren het niveau hoog te houden. Komisch, emotioneel, toegankelijk. Het perfecte stripalbum voor ouder en
kind.

Pipo en zijn verre vaderland, door Wim Meuldijk (tekst) en Jan van der Voo (tekeningen) (uitgeverij Stripwinkel.nl)
Een klassiek verhaal van Pipo de Clown, zo bewerkt en zo modern dat het gisteren gemaakt had kunnen zijn. Oorspronkelijk voorgepubliceerd in Donald Duck en met liefde gerestaureerd.

Roboboy de supersnotneus 6: Grote griezels!, door Willy Linthout (tekst) en Luc Cromheecke (tekeningen) (uitgeverij Catullus)
Jarenlang maakten Luc Cromheecke (Plunk!) en Willy Linthout (Het jaar van de olifant, Urbanus) Roboboy de supersnotneus voor Taptoe. De albums verschenen bij verschillende uitgevers. Het is te hopen dat dit album een voortzetting van de sympathieke serie mogelijk maakt.

In de categorie Nederlands Avontuur en Vermaak zijn genomineerd:

Haas 1: De weg terug, door Rob van Bavel (tekst) en Fred de Heij (tekeningen) (uitgeverij Don Lawrence Collection)
De eerste Nederlandse verzetstrip is de grote hit van het sinds vorig jaar opnieuw uitgebrachte tijdschrift Eppo. Fred de Heijs ruwe tekenstijl past prima bij dit doordachte avonturenverhaal.

S1ngle 9: Trio, door Peter de Wit (tekst) en Hanco Kolk (tekst en tekeningen) (uitgeverij De Harmonie)
Peter de Wit en Hanco Kolk brengen hun strip in het kielzog van de televisieserie tot nieuwe hoogte door in dit album Stella voor het eerst verliefd te laten worden. Dat kàn niet goed aflopen…

Burka Babes 2: Polderburka’s, door Peter de Wit (uitgeverij De Harmonie)
Bij het eerste deel van deze perfect uitgegeven thema-afleveringen van zijn Volkskrant-strip Sigmund hield Peter de Wit nog vol dat het gewoon om vrouwen met lange jurken ging. In dit deel begint ook bij hem langzaam het sociale commentaar binnen te sluipen.


In de categorie Nederlands Literair zijn genomineerd:

Wolken, door Wasco (uitgegeven in eigen beheer)
Wasco (Henk van der Spoel) bewijst met Wolken dat hij één van de meest eigenzinnige stripmakers van Nederland is. Wolken valt in het bijzonder op door het surrealistische verhaal en de doordachte visualisatie. Een bijzonder stripexperiment dat als ‘24 hour comic’ ver boven het gemiddelde uitstijgt.

In de schaduw van mijn lul, door Sam Peeters (uitgeverij Oog & Blik/De Bezige Bij)
In deze intelligente en absurdistische vertelling, brengt Peeters in duidelijke platen zonder tekst het leven in beeld van een stadje dat in de schaduw van zijn geslacht ligt. In deze estafette-achtige vertelling, maken God en ander buitenaards volk hun opwachting, maar blijkt de stripmaker zelf een goddelijke schepper.

Terug naar Johan, door Michiel van de Pol (uitgeverij Oog & Blik/De Bezige Bij)
Een innemende striproman over de puberteit, waarin Van de Pol op volwassen wijze, met zelfreflectie en zelfspot, vertelt over hoe hij en jeugdvriend Johan langzaam uit elkaar groeien.


In de categorie Buitenlands zijn genomineerd:

Lou! 5: Laserninja, door Julien Neel (uitgeverij Glénat)
Eén van de leukste en warmste meidenstrips uit Frankrijk weet in Nederland maar slecht z’n publiek te bereiken omdat het nergens wordt voorgepubliceerd en door de uitgever zonder al te veel bombarie op de markt wordt gebracht. Toch is het met z’n soepele mengeling van soap en humor en z’n aansprekende tekenstijl perfect voor moeders en meiden van alle leeftijden.

Magasin General 5: Montreal, door Régis Loisel en Jean-Louis Tripp (uitgeverij Casterman)
De samenwerking tussen Loisel en Tripp, twee stripmakers die het heel goed zonder elkaar zouden kunnen, levert nu al vijf delen lang een bijzondere reeks op; een ontroerend verhaal over gewone mensen in een koud land waar de lezer met plezier in weg kan dromen.

Wilson, door Daniel Clowes (uitgeverij Oog & Blik/De Bezige Bij)
Daniel Clowes is één van de grote jongens uit het Amerikaanse striplandschap. Toch gaat hij niet gebukt onder zijn eigen gewicht. Met Wilson weet hij een grappig en af en toe storend beeld te schetsen van een bijzondere man. Ondertussen speelt hij met stijlen en betovert hij de lezer met zijn soepele tekenpen.


In de categorie Productie zijn genomineerd:

Joost Swarte, Cyril Koopmeiners, René Windig en Eddie de Jong, voor de vormgeving en productie van Heinz van H tot Z 1, door Eddie de Jong en René Windig (uitgeverij Oog & Blik/De Bezige Bij)
Eén van de grappigste en meest aansprekende Nederlandse gagstrips ooit wordt eindelijk compleet uitgegeven. En wat een uitgave! De strips zijn opnieuw ingekleurd, er is veel achtergrondmateriaal en dat alles in een boek dat je op schoot kunt nemen en waar je uren in kunt verdwijnen.

Femke Wubben, voor de vormgeving van Pinokkio, door Winshluss (pseudoniem voor Vincent Paronnaud) (uitgeverij Oog & Blik/De Bezige Bij)
Deze genadeloze adaptatie van het oude Pinokkio-verhaal is niet alleen oogverblindend mooi, het is ook tot in de puntjes verzorgd uitgegeven, mede dankzij de grafische vormgeving van Femke Wubben van Studio de Raaf.

Nicolaas Matsier, en Hester Meijer en Peter de Raaf, respectievelijk voor de vertaling en lettering van Het boek Genesis, door Robert Crumb (uitgeverij De Harmonie/Oog & Blik/Vrijdag)
Crumb vat de bijbel op zijn eigen wijze samen in een mooi uitgegeven en betaalbaar boek, wat terecht één van de grote hits van het afgelopen jaar werd. Wat daarbij nauwelijks opvalt, is hoe kunstig bijbelkenner Nicolaas Matsier diverse bijbelvertalingen naast elkaar heeft gelegd om tot een perfect leesbare tekst te komen en hoe knap het geheel door Hester Meijer en Peter de Raaf in een geheel eigen stijl is geletterd.

Wie er in de diverse categorieën wint wordt onthuld tijdens de prijsuitreiking op zaterdag 25 september op De Stripdagen in Expo Houten te Houten.

Ben je het eens met de lijst? Of oneens omdat je favoriete strip van het afgelopen jaar er niet tussenzit? Reageren kan in het commentformulier. Omdat ik echter geen commentaar kan geven op de beslissingen die we collectief als jury hebben genomen, zal ik niet reageren op je reactie. Dat je het weet.

Categorieën
Strips

Stripdagen Haarlem 2010: Van Oost-Europa tot Grunberg

Afgelopen weekend vonden de tweejaarlijkse Stripdagen Haarlem plaats. De tiende editie bood een bomvol programma met de Oost-Europese strip als hoofdthema. Arnon Grunberg gaf een lezing over de autobiografische strip.

Wie aan de Stripdagen Haarlem denkt, ziet in de eerste plaats de vele kraampjes op de Grote Markt voor zich, waar small-press uitgevers, beginnend stripmakers en stripwinkels hun waar aanbieden. In de Philharmonie zitten de grote jongens, de uitgevers die tekentalent uit binnen- en buitenland in hun stand boeken laten signeren.

Zaterdagmiddag lopen gezinnen en stripliefhebbers in de hete zon. Paul Banus van de Amsterdamse stripwinkel Henk: ‘We zien vandaag veel ouders met kinderen. Vooral de vaders proberen de stripliefde over te brengen op hun kids en kopen dikke tradepaperbacks voor op vakantie. Superhelden en Flash Gordon zijn favoriet.’

Tussen de bezoekers haal je de stripfanaten er zo uit: ze hebben lijstjes met titels bij zich en zoeken enigszins koortsachtig in de bakken met strips. Maria (43) bladert door een doos die op de grond staat, ze heeft al een flinke stapel X-men en Wolverine comics uitgezocht. Nu haar kinderen groot zijn heeft ze eindelijk weer tijd om strips voor zichzelf te verzamelen.

Stripdagen Haarlem 2010 veel gezinnen
Met pa op stap. Foto: Michael Minneboo

Geen karaoke
De Stripdagen Haarlem zijn vooral ook een feestje voor de stripmakers zelf. Het stripfestijn begon op vrijdagavond met de officiële opening, waar Martijn van Santen de VPRO Debuutprijs kreeg uitgereikt en Vlaming Brecht Evens de nieuwbakken Willy Vandersteenprijs kreeg voor zijn album Ergens waar je niet wilt zijn.

Van Tol tekent Fokke&Sukke cartoons. Op het beeldscherm is iedere pennenstreek goed te volgen.

Later in de avond waren enkele openingen van exposities en borrels. Stripmaker en uitgever Jean-Marc van Tol (Fokke & Sukke) organiseerde een feestje alleen voor stripmakers in Café Studio: ‘Meestal zijn de stripmakers verdeeld over stands en uitgevers, ik wilde een feestje geven waar alle makers samen zijn.’ Opmerkelijk, en wellicht tot opluchting van de Haarlemmers op de Grote Markt, was er geen karaoke-set aanwezig, normaliter vaste prik op stripfeestjes.

Oostblok
Dat het beeldverhaal uit Oost-Europa een centrale positie inneemt kan de bezoeker van de Stripdagen niet ontgaan. Behalve exposities van tekenaars uit het voormalig Oostblok en muzikale optredens, hangen door Haarlem heen de affiches die illustrator Joost Veerkamp in neostalinistische stijl ontwierp. In dezelfde stijl heeft hij een reeks neppostzegels gemaakt. Speciale wachtposten rondom de kerk op de Grote markt, gekleed in Zwitsers uniform, wijzen belangstellenden de juiste kant op.

Er gebeurt zoveel tegelijkertijd op de Stripdagen dat er snoeiharde keuzes gemaakt moeten worden. Gaan we om twee uur naar de uitreiking van een webcomicprijs, naar een optreden van cabaretier Micha Wertheim bij Zone 5300, of blijven we in de Toneelschuur voor de tweede interviewronde op de Illustratie Biënnale?

De veelheid is juist een van de charmes van het evenement, vindt stripmaker Hanco Kolk. ‘Het grote verschil met andere stripfestivals is dat de hele stad meedoet. Je moet de hele tijd heen en weer lopen tussen allerlei locaties die in sfeer van elkaar verschillen. Dat, en de verschillende exposities maken dit tot een zeer veelzijdig festival.’ Rob van Bavel, uitgever van de Eppo en organisator van Stripbeurs Breda, vindt de Stripdagen een geslaagd evenement, maar dat de nadruk te veel op de tentoonstellingen en randactiviteiten ligt, waardoor de stripmakers wat ondergesneeuwd raken.

Grunberg spreekt autobio
Zaterdagmiddag houdt Arnon Grunberg, in een volle zaal in de Stadsbibliotheek, een lezing over de autobiografische strip. Een opmerkelijke keuze, want hoewel Kolk recent een artikel van de auteur verstripte voor Eisner#4, staat Grunberg niet bekend om zijn stripkennis. Desgevraagd geeft de auteur toe dat de uitnodiging van de Stripdagen hem ook verbaasde. ‘Ik sta hier als leek,’ zegt Grunberg. ‘Maar,’ voegt hij toe, ‘een leek die zijn best heeft gedaan zich enigszins te informeren.’

Grunberg door Kolk in Eisner #4.

Grunberg onderzoekt in zijn lezing hoe eerlijk de autobiografische strip kan zijn. De auteur beweert onder andere dat het getekende beeld de bekentenis van de autobiografie verzacht. Woorden maken in zijn optiek meer indruk dan beelden; hij blijft immers een schrijver. Na de lezing ontstaat een levendige discussie tussen Grunberg en zijn toehoorders, een publiek dat bestaat uit stripmakers en uit lezers die je normaliter bij een voordracht van de auteur zou verwachten. In dat opzicht zijn de organisatoren in hun plan geslaagd: door een bekend literair auteur te vragen iets te zeggen over het beeldverhaal, heeft een nieuw publiek kennisgemaakt met het medium.

Dit artikel stond maandag 7 juni in Het Parool.

Categorieën
Strips

Kolk verstript Grunberg

Stripmeester Hanco Kolk heeft Arnon Grunbergs verslag over zijn verblijf in Bagdad verwerkt tot een strip. ‘Paranoia in Bagdad’ zal verschijnen in Eisner #4.

In de strip van vijftien pagina’s heeft de ‘stripversie’ van Grunberg een bizarre ontmoeting met een journalist van het gezaghebbende dagblad The Guardian, die echter alleen over naakt dansende vrouwen wil praten. Pas veel later blijkt het om een geldbeluste oplichter te gaan, of een moordenaar.

Grunberg getekend door Kolk.

Eisner #4, die op 2 juni verschijnt, bevat naast ‘Paranaoia in Bagdad’ ook verstrippingen van Robert Vuijsjes Alleen maar nette mensen door Bart Nijstad, van een gedicht van Menno Wigman (door Roel Smit) en van een autobiografisch verhaal van Herman Brusselmans, dat is bewerkt door Caryl Strzelecki.

Deze Eisner zit dus bordevol met literaire inspiratiebronnen. Of die allemaal leesbare en leuke strips opleveren is dus vanaf volgende week te lezen.

Dit soort nieuws staat natuurlijk ook op het stripblog van Zone 5300.

Categorieën
Strips

Zelf stripmaker worden

Sinds september 2009 bestaat er in Nederland de eerste hbo-opleiding voor stripmakers. Wat leren de aankomende stripmakers?

Op Artez hogeschool voor de kunsten te Zwolle kunnen studenten Stories & Design zich specialiseren in Comic Design om opgeleid te worden tot professioneel stripmaker. Raymond Hendriks, politiek cartoonist onder de naam Trik en docent op ArtEZ legt dat als volgt uit: ‘Ze moeten een zelfstandige stripmaker zijn met een eigen stijl die op professioneel niveau kan werken. Ze moeten in opdracht kunnen werken en tegelijkertijd zelf een stripboek kunnen maken.’ Stripmaker en collega-docent Hanco Kolk legt de lat net iets hoger: ‘De bedoeling is dat de student over vier jaar hier weggaat als een striptekenaar die in het bezit is van een contract voor een boek of publiceert in een tijdschrift.’

‘Vroeger waren strips taboe op kunstacademies. Toen de mannen van stripcollectief Lamelos hier studeerden (toen nog de kunstacademie in Kampen – red.) mochten ze vier jaar lang geen strips maken. Nu zeggen wij juist: “Ga nu maar wél strips tekenen.” Dat is compleet nieuw op een kunstacademie,’ aldus Hendriks.

In landen als België en Frankrijk zijn opleidingen tot stripmaker al ingeburgerd en leveren vernieuwde en succesvolle auteurs af. De Nederlandse stripwereld loopt achter als het om vernieuwende stemmen gaat, vindt Kolk: ‘Er zijn een aantal factoren die daar een rol in spelen, maar één daarvan was zeker het gebrek aan een opleiding. We hebben op zich goede stripmakers in Nederland, maar te weinig met een eigen stem die het medium nieuwe impulsen geven. Ik hoop dat wij daar met deze opleiding verandering in kunnen brengen.’

In september 2009 startte ArtEZ hogeschool voor de kunsten te Zwolle met Comic Design. Deze bachelor is een specialisatie binnen de vierjarige hbo-opleiding Stories & Design; de andere specialisaties zijn graphic design, illustratie en animatie.

Proefkonijnen
Zonder Kolk was de specialisatie er misschien nooit gekomen. Hij stuurde in 2008 een bericht naar ArtEZ met daarin de boodschap dat er een opleiding voor stripmakers moest komen. ‘Dat bericht kwam als het ware als geroepen,’ legt Sytse van der Zee, docent en coördinator Comic Design, uit. ‘Vanwege het verhalende aspect zou zo’n opleiding perfect passen bij onze interdisciplinaire opleiding Stories & Design.’

Kolk wilde hoe dan ook dat de stripopleiding in september zou beginnen: ‘Er waren wel andere academies die zaten te snuffelen maar Zwolle was het snelst. Toen Sytse op een middag bij me op bezoek was zei ik tegen hem dat het geen kwestie was of er een stripopleiding kwam maar dat het alleen de vraag was waar die zou komen. Toen was het snel geregeld.’

Het onderwijsteam van Comic Design bestaat op dit moment uit Kolk, Hendriks, Van der Zee en associate professor Anke Feuchtenberger, stripmaker en professor aan de Hogeschule fur Angewandte Wissenschaften in Hamburg. Feuchtenberger geeft twee keer per jaar een lezing en een tweedaagse workshop. Iedere docent heeft een specifieke rol binnen het geheel. Waar Kolk vooral fungeert als inspirator en de studenten een passie voor het medium bijbrengt, verzorgt Hendriks de actualiteit en redactie binnen bij de studierichtingen Illustratie en Comic Design.

In zijn lessen speelt Hendriks de rol van artdirector: ‘Ik geef ze heel gerichte opdrachten. De studenten moeten een strip maken over een onderwerp of artikel. Die strip moet dan aan concrete eisen voldoen wat betreft de lengte en het kleurgebruik. En ze moeten zich aan een strikte deadline houden.’ Professionaliteit betekent ook niet zeuren, volgens Hendriks: ‘Vaak zeggen studenten “dit is niet mijn ding’, of “met dit onderwerp kan ik niets” en daar moet je bij mij niet mee aankomen. Je moet er gewoon iets van kunnen maken.’

Het onderwijsprogramma is nog in ontwikkeling. De eerste twee jaar zijn uitgestippeld, het derde en vierde jaar in grote lijnen. Kolk: ‘We maken nu een lesplan. De tweedejaars zijn er vanaf de zijlijn ingestroomd en zijn eigenlijk proefkonijnen. Ik hou elke week bij wat we doen en wat wel en niet werkt.’

Zelfontplooiing
Om van de studenten professionele stripmakers te maken is er een traject uitgestippeld waar ruimte is voor theorie, techniek en zelfontplooiing. De eerste twee jaar krijgen de stripmakers ook veel algemene kunstacademievakken voorgeschoteld. Vakken als vormstudie (het tekenen van modellen, voorwerpen en landschappen), vaardigheden met applicaties als Photoshop, typografie, scenarioschrijven, kunstgeschiedenis en filosofie passeren de revue. In de toekomst moeten daar vakken gericht op zelfstandig ondernemen en kennis over de uitgeverswereld bij komen.

Comic designers krijgen vanaf de propedeuse vaklessen met concrete opdrachten die zó uit de praktijk hadden kunnen komen. In het tweede semester gaan ze aan de slag met een denkbeeldig futuristisch warenhuis als thema. Hiervoor dienen de studenten verschillende items te visualiseren en uit te werken: van promotiefilms op YouTube tot en met de ruimtelijke weergave van een van de afdelingen binnen het warenhuis. De tweedejaars maken rond het thema Frozen Charlie, een porseleinen pop uit Victoriaanse tijd, een reeks beeldverhalen. Charlie fungeert als hoofdpersoon, maar hoe de studenten daar invulling aan geven mogen ze zelf weten. De een komt met een moordlustige, bezeten Charlie, de ander maakt een strip over het verzamelen van dit collector’s item.

Oogst
Dat er veel nadruk ligt op individueel onderwijs wordt meteen duidelijk als ik donderdag 4 februari ArtEZ bezoek – de eerste praktijkdag van het nieuwe semester. ’s Ochtends geeft Kolk les aan de tweedejaars, een groep van drie studenten waaronder een Duitse uitwisselingsstudente. De vierde tweedejaars zit ziek thuis. Het gezelschap zit in een simpel zolderlokaal. Voor hen op een groep aaneengesloten tafels liggen strips, schetsen en enkele exemplaren van het tijdschrift Oogst dat ArtEZ twee keer per jaar uitgeeft en wat de studenten zelf maken: ze publiceren hun werk, geven het blad vorm en voeren de redactie.

Kolk heeft de studenten een strip laten meenemen en hen daarover een gerichte vraag gesteld die ze na enige bedenktijd moeten beantwoorden. Amanda Majoor heeft de Britse strip Tank Girl meegenomen omdat de tekenstijl haar aanspreekt. De stripmaker gebruikt in het verhaal op een gegeven moment fotomateriaal en Hanco wil weten wat het effect daarvan is. Vanuit de praktijk wil hij ze techniek bijbrengen. ‘Je moet leren strips te lezen als collega-stripmaker. Het is belangrijk dat je ontdekt wat een bepaalde techniek met je doet, zodat je er afstand van kan nemen en kan kijken wat voor effect het heeft. Dan kun je het zelf toepassen,’ legt hij Amanda en schoolgenoten uit.

De tweedejaars krijgen als leeshuiswerk specifieke titels op die klassikaal besproken worden, de propedeuse studenten worden geacht zelf iedere week een strip te lezen. Om hun kennis van de stripwereld te vergroten krijgen de comic designers artikelen mee over de stripwereld en bekende striptekenaars. In de eerste week van het nieuwe semester is dat de Amerikaanse stripmaker Chris Ware. Het is de bedoeling dat ze zelf ook research doen en zijn strips lezen. In toekomstige gastlessen zullen stripmakers en specialisten hun de kennis van de stripwereld overbrengen.

Artez_Kolk-studenten

Schetsboekje
Na de les is Kolk tevreden: ‘Ik vind het bijna ontroerend om te zien hoe de tweedejaars vooruit zijn gegaan. Vooral wat betreft de verdieping in de materie.’

Na de lunch geeft hij in hetzelfde zolderlokaal les aan een grote groep propedeusestudenten die rondom de tafels knusjes tegen elkaar aan zit. Op de grond zit een student illustratie met laptop: ze is nieuwsgierig naar Comic Design. Studenten stellen elkaar gerichte vragen tijdens de twee stripboekpresentaties. Sommigen luisteren aandachtig, anderen zitten in hun schetsboekje te tekenen. Het mag allemaal.

Een studente behandelt Het Model van Edmond Baudoin, ze concludeert dat er veel autobiografische elementen in het verhaal zitten. ‘Zou je dat zelf durven?’ vraagt Kolk. ‘Ik denk dat ik daarvoor niet zo boeiend ben,’ antwoordt ze. Later gaan ze dieper in op de uitvoering van het Warenhuisproject, waar Van der Zee die ochtend een briefing over heeft gegeven, verder komen de distributie van Oogst en een aanstaande expositie ter sprake.

Het eerste halfjaar liet Kolk de stripmakers in spe kennismaken met de mogelijkheden van het medium. De studenten moesten bijvoorbeeld de stripdagen bezoeken en daar een verslag in stripvorm van maken. Ook stond een stripadaptatie van een scène uit hun favoriete roman op het programma.

David Lynch
’s Middags geeft Van der Zee ‘perspectief’, een les gericht op de persoonlijke zoektocht van de student. Ze kloppen bij de docenten aan met problemen waar ze mee worstelen. Van der Zee: ‘Die lessen zijn bedacht om de studenten steeds duidelijker te laten formuleren wat ze nu eigenlijk willen.’ Abe Borst, tweedejaars, is erg enthousiast over perspectief: ‘Je mag zelf bepalen waar je je in verdiept. Je krijgt wel begeleiding van een leraar die feedback en tips geeft, maar je kunt heel persoonlijk aan de slag en daardoor veel over jezelf ontdekken. Ik ben erdoor meer gaan experimenteren om te zien hoe ik op andere manieren tot een mooi beeldresultaat kan komen.’

‘Een studente gaf aan dat ze het soort verhalen wil maken dat bij de lezer hetzelfde gevoel oproept als dat de verhalen van David Lynch bij haar oproepen,’ legt Kolk uit. ‘Ik wil dan weten wat haar precies daarin aantrekt en hoe ze dat wil vertalen in haar werk. Meestal komt dat al een beetje in het werk naar boven.’

Loslaten
De meeste studenten die voor Comic Design kiezen hebben al met het medium gestoeid. Waar een aantal eerstejaars volgens Kolk tegenaan loopt is dat ze zich een bepaalde stijl hebben eigen gemaakt. Ze zijn in trucjes vervallen en moeten die in nu weer afleren. Voor propedeusestudent Kimberly Geelen is loslaten het belangrijkste wat ze in het afgelopen halfjaar geleerd heeft: ‘Als je iets gemaakt heb, ben je er meestal zó trots op dat je niets anders wil maken. Ik heb geleerd dat je werk dan niet af is. Je moet dan eigenlijk weer opnieuw beginnen. Je weet dat je dit kan en je moet nu proberen verder te komen, je grens verleggen.’

Op Stories & Design studeren op dit moment ruim zestig eerstejaars, een deel daarvan heeft al laten weten stripmaker te willen worden, een deel weet het nog niet. Van der Zee schat dat er tussen de twaalf en zeventien studenten die richting zullen kiezen.
Met pakweg vijftien studenten die in de toekomst jaarlijks zullen afstuderen rijst de vraag of die genoeg werk zullen vinden in de stripwereld. Kolk is positief: ‘Momenteel is het medium behoorlijk in beweging. Ieder jaar komen er nieuwe verrassende toepassingen bij, zoals nieuwe genres. Ik ga er dus vanuit dat de mogelijkheden voor nieuwe stripmakers en zeker voor degenen die van deze opleiding komen, zullen toenemen. Tegelijkertijd moet je – als je ambitie hebt en een nieuwe weg in wilt slaan met strips – ook voor een groter publiek gaan werken en buiten het taalgebied kijken.’

Hendriks vult aan: ‘Als ik eerlijk ben zou ik zeggen dat er al te veel stripmakers zijn, maar eigenlijk moet je het zo zien: er zijn al te veel stripmakers die slecht werk maken. Goede stripmakers, daarvan zijn er echter nooit te veel.’

Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids #12.

ArtEZ schrijft zelf de naam ArtEZ met deze hoofdletters, ze staan voor de beginletters van de steden Arnhem, Enschede en Zwolle waar de locaties van deze academie staan.

Alle foto’s: Reyer Boxem.

Illustratie: Hanco Kolk.

Categorieën
Strips

ArtEZ toont Oogst stripmakers in nieuw tijdschrift

Vrijdag 4 december presenteerde ArtEZ hogeschool voor de kunsten het eerste nummer van het tijdschrift Oogst, dat de verrichtingen toont van studenten Comic Design, een specialisatie binnen de studie Stories & Design die september dit jaar van start ging en die focust op het maken van strips.Het eerste nummer werd in het nieuwbakken Heinz-museum te Amsterdam uitgereikt aan Gert Jan Pos, stripintendant van het Fonds BKVB, en aan Ger Strijker, lid van het College van Bestuur van ArtEZ hogeschool voor de kunsten. Aanwezig waren enkele stripmakers: Flo de Goede, Schwantz en Floris Oudshoorn werden onder andere gespot. En docenten Hanco Kolk, Trik en Sytse van der Zee die tevens de redactie voeren van Oogst. Nog belangrijker: enkele studenten waren die middag aanwezig, het tijdschrift Oogst draait immers om hun verrichtingen. De stripmakers in spe hadden wat werk opgehangen en enkele dummies neergelegd, daar lang niet alles in het tijdschrift terecht is gekomen. Inhoud
Behalve afgeronde verhalen bevat het magazine ook schetsen en grafische platen. Ook is er nadere uitleg over een uitwisselingsproject tussen Spaanse en Nederlandse studenten. Zoals te verwachten zijn de bijdragen van wisselende kwaliteit. Sommige studenten zijn nu eenmaal verder dan andere. Het wordt interessant om in de loop van de opleiding verschillende nummers van Oogst naast elkaar te leggen om de ontwikkeling van de stripmakers te volgen. Wat het magazine mijns inziens ontbeert zijn korte introducties van de studenten die in het eerste nummer zijn opgenomen. Ik ben wel benieuwd wie er achter het werk schuilgaan. Maar misschien is het daarvoor nog te vroeg en is dat soort informatie pas relevant bij de eindexamenklas, als het kaf van het koren duidelijk van elkaar gescheiden is.Het tijdschrift zal twee keer per jaar verschijnen in een oplage van 1000 stuks. Oogst zal te koop zijn in stripspeciaalzaken in Nederland en Vlaanderen. De verkoopprijs is €4,95.

Categorieën
Strips

Hanco Kolk: ‘Ik zoek de schoonheid in het banale’

Foto: Mark van der Zouw / De Beeldunie

Stripmaker Hanco Kolk kreeg recent de P. Hans Frankfurtherprijs vanwege zijn inzet voor de Nederlandse strip. Een gespek over zijn passie voor het strip maken, zijn aanvallen van twijfel en zijn ‘huwelijk’ met Peter de Wit.

‘Ik ben erg snel verveeld met dingen,’ zegt stripmaker Hanco Kolk (Den Helder, 1957). ‘Ik heb altijd een positie willen bereiken waarin ik kan doen waar ik zin in heb. Daar ben ik nu vrij dichtbij. Ik ben me aan het amuseren.’ Op dit moment amuseert Kolk zich met uiteenlopende projecten. Samen met Peter de Wit (Sigmund) maakt hij de krantenstrip S1ngle, daarnaast speelt hij een rol in de film van Spinvis en werkt hij samen met Vlaamse stripmaker Kim Duchateau aan een script dat zowel tot een strip als een film moet leiden. ‘Dat gaat over een man wiens vrouw wil dat hij weer de man wordt met wie ze ooit trouwde. Omdat hij geen flauw idee heeft wat ze bedoelt, probeert de man zich dingen te herinneren door fysiek in zijn geheugen te stappen. Het geheugen blijkt uit verschillende sectoren te bestaan: hele steden waarin je van de ene naar de andere stad via ezelsbruggen kunt rijden.’

Elke donderdag geeft Kolk les aan jonge stripmakers op Artez hogeschool voor de kunsten. Sinds september dit jaar ging daar de opleiding Comic Design van start. ‘Het is natuurlijk niet de bedoeling dat er allemaal kleine Hanco Kolkjes uitkomen. Daarom wil ik de opleiding echt op de studentenmaat snijden. Kijken wat ze nodig hebben en dat aanbieden.’

Kolk behoort zelf tot de generatie autodidacte stripmakers. ‘Ik ben een verhalenverteller,’ zegt hij. ‘Strips maken is haast een legitimering van mijn bestaan. Als dat wegvalt, dan ben ik maar voor 40% de man die ik wil zijn.’ Kolk koos voor de strip omdat hij met dit medium alles zelf in de hand kan houden. ‘Wat je op je papier zet, dát is de strip. Als ik iets wil vertellen, dan wil ik dat op mijn manier doen.’ Al vanaf zijn achtste wilde hij stripmaker worden: ‘Op een gegeven moment kon ik Fred Flintstone tekenen en kreeg daar allemaal complimentjes voor. Dus ik dacht: ‘Ik teken er nóg één.’

De Wit & Kolk


Leerschool

Kolk begon zijn carrière in het undergroundcircuit met het blaadje de Gekleurde Omelet dat hij zelf mede oprichtte en Tante Leny Presenteert. Ook werkte hij als manusje van alles bij uitgeverij Drukwerk in Amsterdam. Daar kwam hij in aanraking met het tekenwerk van oude Belgische stripmeesters als Franquin en Tillieux die onder andere werden gepubliceerd in het Franse striptijdschrift Spirou (Robbedoes). Vanwege zijn bewondering voor hun tekenstijl ging Kolk bij stripblad Eppo werken. Daar raadde Wilbert Plijnaar, scenarist van Sjors en Sjimmie, artdirector en mentor van jonge stripmakers, hem aan om scenario’s voor de Donald Duck te gaan schrijven.

‘Dat was een goede leerschool. Die Disney-verhalen zijn namelijk heel wetmatig, alles wat erin gebeurt moet een functie hebben. Door dat keurslijf werd ik gedwongen doortimmerde scenario’s te maken. Dat heeft me weer geholpen bij de eerste verhalen over Gilles de Geus die ik voor Eppo maakte.’

De verhalen over de Hollandse struikrover Gilles spelen ten tijde van de Opstand der Nederlanden. Collega Peter de Wit was echter niet erg te spreken over Kolks eerste pennenvruchten. Tijdens een van de redactionele bezoeken aan het café sprak hij Kolk hierop aan: “Je hebt goud in je handen, maar je doet er niets mee! Waar is de Tachtigjarige Oorlog?!” Op een zaterdagmiddag hebben Kolk en De Wit toen twee korte verhalen geschreven om te kijken of ze goed konden samenwerken. ‘Het ging zó goed, het klikte ongelooflijk tussen ons. Ik ging naar huis en het was alsof ik half verliefd was,’ vertelt Kolk. De twee stripmakers zijn nog steeds boezemvrienden. ‘Hij is mijn man en Resi (van Kraaij, red.) is mijn vrouw.’ Het duo vult elkaar goed aan, vindt Kolk. ‘Peter is echt de gag-man van ons tweeën. Hij is heel scherp, geef hem een woord en hij verzint een grap. Ik let meer op de karakteropbouw, de timing en de dosering van de grappen.’
Ondoorgrondelijke wezens
Behalve Gilles de Geus maakten Kolk & De Wit samen Inspecteur Netjes, de fotostrip Mannetje & Mannetje en S1ngle. Van de strookjestrip over de drie vrijgezelle dames bestaat inmiddels ook een televisieserie, maar daar bemoeien de stripmakers zich verder niet mee. Wel leest Kolk altijd aandachtig de scripts door om te zien of er niets in staat dat teveel afwijkt van wat de personages in de strips zouden doen. ‘Peter en ik zijn in 2000 met S1ngle begonnen omdat we weer graag samen een dagstrip wilden doen. Als we een strip maken moet deze echt alleen nu gemaakt kunnen worden, we willen de tijdsgeest pakken. En de Single is echt iets van deze tijd.’

Daarbij kon Kolk ook zijn passie voor het tekenen van mooie vrouwen in de strip kwijt. ‘Ik vind vrouwen tekenen het allerleukste wat er is. Het zijn prachtige, ondoorgrondelijke wezens. Ik wil echte mensen van ze maken, geen pin-ups. Ik zoek de schoonheid in het banale, daarom teken ik Fatima bijvoorbeeld terwijl ze haar teennagels lakt. Van dat beeld kan ik erg genieten.

‘Kolk heeft naast de samenwerking met De Wit ook een boeiende solocarrière. Twee jaar geleden sloot hij zijn meesterproef Meccano, een vierdelige albumreeks, af met De Ruwe Gids. Kolk noemt dit album het hoogtepunt uit zijn carrière. De eerste drie albums, Beauregard, Gilette en Schlager worden in november gebundeld heruitgebracht bij uitgeverij de Harmonie. Meccano (lees Monaco) speelt zich af in een gelijknamig vorstendommetje aan de Middellandse Zee, waar het leven wordt beheerst door hebzucht, hedonisme en opportunisme.

In de strips geeft Kolk door middel van satire flink af op de excessen in de maatschappij. Ergernis blijkt een grote inspiratiebron voor zijn verhalen te zijn: ‘In Gilette zit een scène waarin opgeföhnde fotomodellen worden neergezet in een sloppenwijk voor een modereportage. Dat heb ik letterlijk in de Vogue zien staan. Daar kan ik me zó aan ergeren. Meccano was een perfecte manier om mijn woede over dat soort zaken te luchten.’ Kolks werk, ook bijvoorbeeld een verhaal van Gilles de Geus, is altijd persoonlijk. ‘Ik probeer altijd iets van mezelf in de strip te stoppen zodat het verhaal meer overtuigingskracht krijgt. Het moet een zekere legitimiteit hebben.’

Goedbedoelde rotzooi
In 1999 zag de stripmaker het allemaal niet meer zitten en raakte naar eigenzeggen fucked up. ‘Het was een rottige tijd. Ik maakte kinderstrips voor Taptoe, terwijl ik heel ander werk wilde doen. De Gilles-stijl is wat ik noem de dikke-neuzen-flapschoenen-stijl en ik voelde me daar niet lekker meer bij. Als je dan ook nog humor moet gaan maken, dan is dat is het recept voor een depressie.’ Op aanraden van een vriend ging Kolk ertussenuit, naar Toscane. Over die ervaring tekende hij het boekje Retraite. In dat boekje zien we voor het eerst de swingende, naar abstractiehangende lijnenstijl die hij perfectioneerde in De Ruwe Gids en die naar eigen zeggen op natuurlijke wijze uit zijn handen vloeit.

In Retraite toont Kolk zijn theatrale kant. Reeds op de eerste bladzijde – die hij al tekende voordat hij op reis ging – kondigt de stripmaker aan dat dit de beste verhandeling over fucked-upness moet worden die ooit is gemaakt. Dat suggereert dat zijn breakdown deels gechargeerd is. ‘De manier waarop ik leef moet een mooi meeslepend verhaal zijn met mijzelf in de hoofdrol,’ legt Kolk uit. ‘Ik kan daar soms heel kinderachtig in zijn. Om het eindigen van Meccano een bepaalde betekenis te geven heb ik op mijn vijftigste verjaardag de laatste streep van De Ruwe Gids gezet.’

Kolk is een perfectionist en op zoek naar vernieuwing. Sinds het afronden van Meccano zoekt hij een nieuwe tekenstijl. ‘Op het moment dat het tekenen een automatisme gaat worden, word ik achterdochtig. Er moet dan weer wat nieuws komen, anders is het te makkelijk.’De zucht naar perfectie leidt bij Kolk soms ook tot grote twijfelaanvallen: ‘Dan ben ik aan het werk en denk ik opeens dat het allemaal goedbedoelde rotzooi is wat ik maak. Soms bel ik dan met Miriam, mijn agent van Comic House, en overdrijf ik door te zeggen dat ik de slechtste tekenaar van de hele wereld ben. Gelukkig is Miriam iemand die dan antwoordt: “Van de hele wereld? Van het universum zul je bedoelen! Er is nog nooit zo’n slechte tekenaar als jij geweest!” En dan is het weer over. Of ik draai heel harde muziek zodat ik de negatieve stem in mijn hoofd ook niet meer hoor.’

Erkenning
In de loop der jaren kreeg Kolk al veel erkenning voor zijn werk. In 1996 ontving hij de Stripschapprijs voor zijn oeuvre – naar zijn gevoel te vroeg. Tijdens de stripdagen dit jaar kregen Kolk, Jean-Marc van Tol en minister Ronald Plasterk (OC&W) de P. Hans Frankfurtherprijs uitgereikt vanwege hun inzet voor de Nederlandse strip. Mede door hun toedoen heeft Nederland er een stripintendant, een nieuwe oeuvreprijs en de bovengenoemde stripopleiding bij.

In 2008 weigerde Kolk samen met Peter de Wit om de Hoogste Prijs van de VPRO in ontvangst te nemen. De stripmakers vonden dat het lage prijzenbedrag van 1250 euro de ambitie van de prijs, bedoeld om de topkwaliteit van het Nederlandse beeldverhaal te belonen, ondermijnde.

Overigens verandert niet alles wat Kolk tekent in goud. In 2007 tekende hij een week op de redactie van The New Yorker. ‘Ik had een paar illustraties opgestuurd omdat die me wel geschikt leken voor The New Yorker en twee artdirectors waren daar heel enthousiast over. Als proefopdracht maakte ik een serie illustraties over Casanova in New York, maar deze zijn uiteindelijk gestrand op het bureau van de hoofdredacteur. Vroeger was ik er net zo lang mee doorgegaan tot het wel lukte of ik erbij neerviel, maar nu dacht ik: laat maar zitten. Al baalde ik er wel van.’

In mei dit jaar kreeg Kolk een hartaanval en werd gedotterd: ‘Het irriteerde me heel erg, want dingen moeten het gewoon doen bij mij. Ook een hart.’ Hoewel Kolk er laconiek over doet, denkt hij door deze ervaring wel serieus na over de koers van zijn werk. ‘Ik ben blij dat Meccano afgelopen is en wil nu zeker andere dingen gaan maken. Ik heb de afgelopen maanden veel geschreven. Ik heb drie, vier grote ideeën, maar vraag me af of ik daar zelf nog genoeg tijd voor heb of dat ik de uitvoering ervan moet uitbesteden aan anderen.’

Deze tekst stond in VPRO Gids#39.

Categorieën
Strips

Frankfurtherprijs voor Kolk, Van Tol en Plasterk

Stripmakers Jean-Marc van Tol en Hanco Kolk krijgen de P. Hans Frankfurtherprijs 2009 van het Stripschap uitgereikt op de aankomende Stripdagen in Houten. Minister Ronald Plasterk (OC&W) krijgt hem ook. Alle drie hebben de heren zich in het afgelopen jaar goed ingezet voor het medium strip.Zo zijn Kolk en Van Tol naar de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gestapt met een plan om het voortbestaan van dit unieke medium aan de basis aan te pakken en daarmee nieuwe kansen te geven. Drie pijlers van hun plan, het opzetten van een opleiding aan een kunstinstelling voor de opleiding van nieuw talent, het creëren en reguleren van subsidie voor stripmakers die iets bijzonders willen doen en het mogelijk maken van een nieuwe stripprijs, waar een groot geldbedrag aan hangt, zijn inmiddels gerealiseerd. Ook hebben we tegenwoordig een heuse stripintendant. Aan andere plannen wordt gewerkt.
Het Stripschap wil de prijs ook aan Plasterk geven omdat ‘hij iets gedaan heeft wat al zijn voorgangers nagelaten hebben, namelijk inzien dat de strip naast al die andere kunstvormen een volwaardige en unieke kunstuiting is,’ aldus het Stripschap. De P. Hans Frankfurtherprijs (vernoemd naar de overleden oprichter van het Stripschap) wordt ieder jaar uitgereikt aan een persoon of personen die zich in het afgelopen jaar op bijzondere wijze heeft ingezet voor het medium strip.Lees ook: Barbara Stok wint de Stripschapprijs

Categorieën
Strips

Stripplaatje: Dood in Meccano

Voor mijn werk lees ik veel strips – met veel plezier trouwens, want dit medium heeft veel moois te bieden. Zoals bijvoorbeeld de reeks Meccano van Hanco Kolk.
In deel drie, Schlager uit 1999, staat onderstaand fragment waarin een kantoorpik in een Armani-pak door het hoofd wordt geschoten. Het onderste plaatje is een prachtig voorbeeld van de verbeeldingskracht van Kolk. Door de inpact van de kogel vliegen de hersenen van het slachtoffer uit diens schedel. We zien in de plas bloed scènes uit het leven van de stervende kantoorpik. Kolk verbeeldt op prachtige wijze het cliché dat je op het moment van sterven je leven voorbij ziet flitsen.
Het is ergens nog een mooie dood ook, want de oplettende striplezer ziet dat vooral positieve herinneringen aan het geestesoog van de man voorbijtrekken. Passend in de rest van het verhaal zien we een paar seksuele escapades met verschillende partners en een paar gelukzalige jeugdmomenten. Wie goed kijkt ziet dat het slachtoffer ooit de stripmaker zelf en diens collega Peter de Wit heeft ontmoet. Hij staat namelijk tussen hen beide in, met een glimlach op zijn gelaat.

(Klik op het plaatje voor de grotere versie.)

Lees ook:

Categorieën
Strips

Interview met de stripintendant

De Nederlandse stripwereld heeft zijn eerste intendant. Hoe gaat Gert Jan Pos de strip een extra impuls geven?

Vorig jaar luidden stripmakers Hanco Kolk en Jean-Marc van Tol de noodklok in een ingezonden brief in NRC Handelsblad en gingen op bezoek bij minister Plasterk (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap). De Nederlandse strip verkeert in een neerwaartse spiraal: de ontwikkeling van nieuw talent stagneert door gebrek aan serieuze opleidingen, boekwinkels plaatsen het beeldverhaal in het verdomhoekje en de strip kampt met een groot imagoprobleem. Er werd actie ondernomen: in september begint ArtEZ Art & Design in Zwolle met de opleiding Comic design, er kwam een beroepsvereniging voor stripmakers. En sinds 1 mei heeft Nederland zijn eerste stripintendant.

Illustratie: Peter van Dongen.

Gert Jan Pos is door het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst (bkvb) als stripintendant aangesteld als reactie op de zorgen uit de sector. Pos, reeds jaren stripjournalist, vertaler en lobbyist, moet de Nederlandse stripcultuur een extra impuls gaan geven. ‘Het is mijn taak om het imago van strips te verbeteren en het beeldverhaal zichtbaarder te maken,’ legt hij uit. ‘En ervoor zorgen dat zoveel mogelijk mensen strips gaan lezen.’ De komende twee jaar zal Pos in overleg met de branche onderzoeken wat de knelpunten zijn en op basis daarvan concrete projectvoorstellen doen om de Nederlandse stripwereld te stimuleren. Van het Fonds bkvb, dat al jaren subsidies verstrekt aan stripprojecten, krijgt Pos vijf ton om zijn plannen uit te voeren.

Gaat het echt zo slecht met de sector?
‘De teloorgang van de strip werd gevreesd. Dat pessimisme deel ik niet helemaal. Er is immers geen gebrek aan talent, maar goede tekenaars krijgen wel steeds minder stimulans omdat ze niet van hun werk kunnen rondkomen. Zelfs een gevestigde naam als Dick Matena moet hard werken om de kost te verdienen,’ zegt Pos. Stripmakers in Nederland hebben een economisch zwakke positie: er worden te weinig albums verkocht en de vraag naar origineel werk is klein. ‘Mensen verzamelen eerder oude boeken dan originele stripplaten.

Professionalisering is het sleutelwoord volgens Pos. ‘Uitgevers moeten op zoek naar hun lezer. Ze brengen nu boeken uit zonder dat ze bedenken wie het publiek daarvoor is.’ Ook zouden uitgevers meer met elkaar moeten samenwerken om de kosten te drukken. ‘Deelnemen aan boekenbeurzen kost voor een individuele uitgever te veel geld. Eén vertegenwoordiger die voor een uitgeefcollectief de boer op gaat zou bijvoorbeeld een oplossing kunnen zijn.’ Daarbij is de distributie van de albums een probleem en zijn de tarieven van het Centraal Boekhuis, dat de opslag en distributie van boeken in Nederland en Vlaanderen verzorgt, te hoog. Ook de stripmakers moeten professionaliseren. Strip maken moet een serieus vak worden dat op kunstacademies geleerd wordt. ‘Eén opleiding in Zwolle is natuurlijk niet genoeg. Daarbij moet ook goed naar het curriculum worden gekeken.’

Pos ziet stripmakers als ondernemers en denkt daarom ook aan workshops waarin ze de zakelijke kant leren. Recent is de Beroepsvereniging Nederlandse Stripmakers (bns) opgericht, dat lijkt een stap in de goede richting, maar deze organisatie moet van Pos ook beter zijn best gaan doen. ‘Ik ben bij ze langs geweest na de oprichtingsvergadering, maar toen wisten ze nóg niet wie de voorzitter was. Ook wat er allemaal besproken was, konden ze me niet precies zeggen en er valt zo ontzettend veel te doen! Niet treuzelen, maar actie ondernemen.’

Ambassadeur
Behalve professionalisering moeten er ook meer strips gekocht en gelezen worden. In het betoog van Pos komt geregeld naar voren dat je jong moet beginnen met het lezen van strips om zo een leestraditie op te bouwen. ‘Als je nog nooit een strip hebt gelezen, stap je niet zomaar in een graphic novel als Kiki de Montparnasse van Catel en Bocquet. Je begint met Suske en Wiske en als je ouder bent lees je Rampokan, een strip van Peter van Dongen over de politionele acties in Nederlands-Indië.’ De afzetmarkt kan ook groter, vindt Pos.Op dit moment is de Nederlandse strip, op een paar titels na, onbekend in het buitenland. Samen met Joost Pollmann heeft Pos ervoor gezorgd dat Nederland volgend jaar eregast is op het stripfestival Ficomic in Barcelona. ‘Er komen vijf thematische tentoonstellingen, waarbij we een wisselwerking willen tussen Spaanse en Nederlandse strips.’ Het eregastschap is een mooi moment om Spaanse uitgevers warm te maken voor het idee om Nederlandse strips uit te gaan geven. ‘Stel je voor: Barbara Stok in het Spaans. Dat zou toch fantastisch zijn?’

Het werk van de intendant als ambassadeur van het beeldverhaal is deels een kwestie van contacten leggen met de juiste mensen in de (internationale) stripwereld en hen te enthousiasmeren. Daarnaast heeft Pos al enkele concrete plannen om de stripwereld te stimuleren.‘Je moet met sprekende projecten komen om het beeldverhaal zichtbaar te maken en de aandacht van de media te trekken. Er is in de media genoeg belangstelling voor strips; daar moet je gebruik van maken.’

Zo wordt er een nieuwe oeuvreprijs in het leven geroepen die ieder jaar aan het begin van het boekenseizoen in maart wordt uitgereikt aan een Nederlandse stripmaker die een bijzondere bijdrage heeft geleverd aan de stripcultuur: in 2010 zal minister Plasterk de eerste Marten Toonder Prijs (een bedrag van 25.000 euro) uitreiken.

Een ander plan dat Pos heeft is het ontsluiten van het striperfgoed: klassiekers als Bulletje en Bonestaak, Bommel en Erik de Noorman moeten online toegankelijk zijn via de Koninklijke Bibliotheek of de digitale bibliotheek. Daarnaast wil Pos een boek uitgeven waarin vijftig hoogtepunten uit de Nederlandse en Vlaamse literatuur verstript worden. Iedere geselecteerde stripmaker krijgt dan één pagina om een klassieker te verstrippen. Het boek zal tevens als staalkaart van Nederlands tekentalent dienen.

Volwassen
De link tussen literatuur en het beeldverhaal wordt de laatste tijd vaker gelegd door de opkomst van de graphic novel, de strip met volwassen pretenties. Volgens Pos is de graphic novel niet de redding van de Nederlandse strip, noch moeten we te veel waarde hechten aan deze term: ‘Vroeger noemden ze op een gegeven moment punk new wave terwijl het nagenoeg dezelfde klereherrie was. We moeten ook niet te zwaar tillen aan de strip, het moet niet te pretentieus worden. Strips hebben altijd iets van spot, er wordt de draak met iets gestoken. Zo’n relativerende spiegel is precies wat de samenleving nodig heeft. Natuurlijk kunnen historische strips als Maus ook educatief zijn, maar ik zit toch altijd ook op de grap te wachten.’Pos doet het werk niet alleen. Hij krijgt advies en informatie van een stuurgroep die bestaat uit stripmakers Jean-Marc van Tol en Joost Swarte, marketingmanager Elsbeth Louis en Ann Jossart, promotor van een Vlaamse stripverspreider. ‘Ik overleg met iedereen die iets met strips te maken heeft. Journalisten, uitgevers en stripwinkels als Lambiek in Amsterdam en Mekaniek in Antwerpen. De Nederlandse stripwereld houdt immers niet op bij de grens.’

Hoeveel macht heeft de intendant?
‘Ik heb informatie en dat is macht. Weten wat er speelt en daardoor weten wie je bij elkaar moet brengen. Ik wil laten zien dat strips de moeite waard zijn en dwarsverbanden leggen tussen verschillende disciplines: strips, grafische vormgeving en illustratie. Stripmakers moeten niet alleen op stripbeurzen rondhangen, maar ook buiten hun gezicht laten zien.

Wanneer ben je tevreden als je over twee, mogelijk drie jaar klaar bent?
‘Als er meer strips worden gelezen en de sector levensvatbaarder is. Dat zijn natuurlijk heel grote ambities, maar er moeten wel een paar leuke dingen zijn neergezet. Bijvoorbeeld dat Nederlandse strips in het Frans, Spaans en Duits zijn vertaald. We moeten het allemaal nog gaan zien. “Wordt vervolgd” dus. Dat hoort immers ook bij strips.’

Leestips van de stripintendant
Vijf boeken die je niet mag laten liggen:

Barbara Stok: Dan maak je maar zin (Nijgh & Van Ditmar). Spiksplinternieuwe autobiografische overpeinzingen.

Hanco Kolk: Meccano: de ruwe gids (De Harmonie). Ongeëvenaard grafisch hoogtepunt in de Nederlandse strip.

Peter van Dongen: Rampokan (Oog & Blik/De Harmonie). Verbeelding van de politionele acties in Nederlands-Indië.

Marcel Ruijters: Inferno (Oog & Blik). Stripinterpretatie van het eerste boek van Dantes Goddelijke komedie.

Paul Bodoni: Terra Harmonica (Oog & Blik). Vertelling in zestig platen, duister en bijna uitverkocht.

Dit stuk is gepubliceerd in VPRO Gids #22 (2009).

Lees ook:

 

Categorieën
Strips

Nieuwe oeuvreprijs voor stripmakers: De Marten Toonder Prijs

De Nederlandse stripwereld is vanaf vandaag een serieuze oeuvreprijs rijker. Vanaf 2010 zal de Marten Toonder Prijs jaarlijks worden uitgereikt aan de Nederlandse stripmaker die een bijzondere bijdrage heeft geleverd aan de stripcultuur. Aan de prijs is een bedrag van 25.000 euro verbonden.Dat maakte minister Ronald Plasterk (Onderwijs, Cultuur & Wetenschap) maandag bekend bij de opening van de expositie ‘Nederland volgens Sigmund’ in het stripmuseum te Groningen. De prijs is een initiatief van de kersverse stripintendant Gert Jan Pos en het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst (BKVB). Pos is per 1 mei door het Fonds BKVB als intendant aangesteld om de Nederlandse strip een extra impuls te geven. Waarom deze nieuwe prijs? Nederland heeft immers al de Stripschapprijs, de oeuvreprijs die sinds 1974 jaarlijks wordt uitgereikt.
‘Er kwam een verzoek vanuit het beroepsveld,’ vertelt Pos. ‘In het verleden zijn er prijzen geweigerd door stripmakers omdat er geen geldbedrag aan vastzat.’ Vorig jaar weigerden Hanco Kolk en collega Peter de Wit bijvoorbeeld de nominaties voor de Hoogste Prijs van de VPRO. De stripmakers vonden het prijzenbedrag van 1250 niet overeenstemmen met de prestige die de Hoogste Prijs pretendeerde te hebben.
Pos: ‘Natuurlijk is het een eer om de Stripschapprijs te krijgen, maar bij deze waardering hoort ook een geldbedrag. Schilders, schrijvers en dichters krijgen immers ook prijzen waar een aanzienlijk bedrag aan vastzit.’ Pos: ‘Natuurlijk is het een eer om de Stripschapprijs te krijgen, maar bij deze waardering hoort ook een geldbedrag. Schilders, schrijvers en dichters krijgen immers ook prijzen waar een aanzienlijk bedrag aan vastzit.’ Vanaf 2010 zal de Marten Toonder Prijs ieder jaar aan het begin van het boekenseizoen in maart worden uitgereikt. Minister Plasterk zal de eerste Marten Toonder weggeven. Aan wie is nog niet bekend, maar daar het om grote namen gaat die veel voor de Nederlandse stripcultuur betekenen is de kans groot dat stripmakers als Joost Swarte, Dick Matena, Jan Kruis en Hanco Kolk & Peter de Wit op de shortlist staan. Mocht Kolk ooit de prijs krijgen, dan heeft hij geen legitieme reden meer om thuis te blijven. Marten Toonder drukte zijn stempel op de Nederlandse stripwereld met onvergetelijke figuren als Tom Poes en Olivier B. Bommel en verrijkte de Nederlandse taal met termen als ‘denkraam’, ‘grootgrutter’ en ‘zielknijper’. Lees hier meer over de in 2005 overleden stripgrootheid.Dit bericht schreef ik voor het stripblog van Zone 5300.