Categorieën
Strips

25 jaar Belgisch Stripmuseum: Waken over striperfgoed

Het Belgisch Stripmuseum bestaat 25 jaar. Het succesvolle museum waakt over het striperfgoed van België, maar heeft hiervoor eigenlijk te weinig middelen.

Willem De Graeve. Foto: Daniel Fouss
Willem De Graeve. Foto: Daniel Fouss

‘Zoals Obelix in de ketel met toverdrank viel, ben ik als kind in de ketel van het stripverhaal gevallen. Zoals veel Belgen zat ik als kleuter al met mijn neus in de stripcollectie van mijn ouders, dat waren vooral albums van Suske & Wiske. Toen ik eindelijk had leren lezen waren zij erg opgelucht, want ik vroeg altijd wat er in de tekstballonnetjes stond,’ vertelt Willem De Graeve, codirecteur en hoofd communicatie van het Belgisch stripmuseum in de Brasserie van het instituut. Begin oktober zit hij er kwiek bij op de ochtend na de door internationale pers bezochte persconferentie en het grote feest van de 25ste verjaardag van het Stripmuseum.

Wie het art nouveau-gebouw binnenstapt, krijgt ook het gevoel in de ketel van het beeldverhaal te vallen. In de centrale hal begroeten beelden van Asterix, Robbedoes en andere stripfiguren de bezoekers. Naast de marmeren trap staat de bekende raket uit Kuifje en aan de andere kant een Deux Cheveaux met daarop de Marsupilami van Franquin op de motorkap getekend. Vanaf de eerste verdieping kan men uiteenlopende tentoonstellingen met originele pagina’s en tekeningen bekijken. Het museum gaat met zijn tijd mee, want sinds kort is het deels virtueel via Google Street View te bezichtigen.

Foto: Daniel Fouss.
Foto: Daniel Fouss.

Bij de oprichting in 1989 kreeg het museum een tweeledige taak: allereerst het promoten van het stripverhaal in de breedste zin des woords. Bij deze missie hoort ook het bewaren en conserveren van het striperfgoed. ‘We willen laten zien dat stripverhalen bij de cultuur horen en dat België daar een belangrijke rol in speelt. We hebben ons doel bereikt als een familie die weinig opheeft met de strip, na een bezoek naar buiten gaat met het idee dat het toch knap is wat er gemaakt wordt en besluit eens een album open te slaan.’ Ten tweede moet het gebouw, het enige overgebleven textielwarenhuis ontworpen door architect Victor Horta, in ere gehouden worden. De taken van het museum zijn hetzelfde gebleven, maar de stripwereld is in een kwart eeuw wel veranderd. Vroeger kwamen er 500 albums per jaar uit, nu 5000. De Graeve: ‘Toen waren de Franse strips vooral een voortzetting van wat er vroeger gebeurde, Nederlandstalige strips waren voornamelijk familiestrips. Tegenwoordig is de strip als film, alle genres en stijlen zijn vertegenwoordigd.’

Stripmuren
Met per jaar vier tijdelijke en vijf vaste tentoonstellingen, plus zeven exposities rondom een nieuw album, trok het museum in 2013 zo’n 200.000 bezoekers. Hiervan komt 80% uit het buitenland, uit Nederland komt slechts 3,8%. ‘Ik denk niet dat de Nederlanders gebrek aan stripliefde hebben, want Suske & Wiske zijn populairder in Nederland dan hier en jullie hebben grote stripauteurs. Veel Nederlanders denken bij Brussel aan het Europees parlement, dat het een saaie kantoorstad is waar alleen Frans wordt gesproken.’ In Brussel leefden en werkten de grote spelers van het Franco-Belgische beeldverhaal. De stad toont deze stripgeschiedenis met onder meer het Stripmuseum, het Marc Sleen Museum, vijftig stripmuren en beelden van personages in het straatbeeld.

De nieuwste stripmuur in Brussel is van Robbedoes.
De nieuwste stripmuur in Brussel is van Robbedoes.

Het museum probeert de twee typen bezoekers, toeristen en stripkenners, zo goed mogelijk te bedienen. De nieuwe permanente expositie De kunst van het stripverhaal geeft middels originele pagina’s, schetsen en fragmenten uit scenario’s een mooi overzicht van iedere fase van het maakproces. Dat verhaal zal voor de kenners geen nieuws zijn, maar die kunnen weer genieten van een originele tekening van Willy Vandersteen of van jong talent Kristof Spaey. Videobeelden van stripmakers aan het werk verlevendigen de expositie die een goed voorbeeld is van hoe je striperfgoed voor het publiek toegankelijk kunt maken.

Striperfgoed bedreigd
Waar in Turnhout het Vlaams documentatiecentrum van de strip fungeert als studiecentrum met een grote collectie secundaire literatuur, is in België het Stripmuseum de belangrijkste speler wat het bewaren en conserven van striperfgoed betreft. Het museum bewaart zo’n 8.000 platen en illustraties, scenario’s en verwante zaken. De conservatieruimtes worden op een constante temperatuur gehouden, zijn beveiligd en slechts voor enkelen toegankelijk. De meeste stukken zijn in bruikleen. ‘Voor ons is al het materiaal waardevol, maar we zijn genoodzaakt aan de auteurs of erfgenamen een selectie te vragen. De auteur laten we zelf kiezen want die kent zijn eigen werk het beste. Het voordeel van bruikleen is dat een auteur na vijf jaar een nieuwe reeks of striproman heeft, en het oudere werk voor nieuw materiaal kan ruilen. Zo hebben we altijd topstukken.’

Het museum wil van iedere grote auteur een representatieve selectie hebben zodat deze voor de volgende generaties bewaard blijft, maar het bewaren van het erfgoed wordt door verschillende factoren bemoeilijkt. Door gebrek aan financiële middelen zette de organisatie de werving van nieuwe stukken op een laag pitje. Jammer, want veel belangrijke stripauteurs zijn op dit moment oud of net overleden. Dus nu is het moment om te verzamelen. Het museum haalt zijn inkomsten vooral binnen via kaartverkoop en speciale evenementen. De overheid is goed voor slechts acht procent: ‘Bij ons in België is alles gesplitst in Vlaams en Franstalig. Als we ervoor zouden kiezen om alleen Vlaamse strips te tonen, dan zouden we van de Vlaamse regering veel geld kunnen krijgen. Maar omdat wij Franstalige, Vlaamse en buitenlandse strips willen tonen, is dat lastig, want nu zou de Franstalige regering kunnen zeggen: “Als we jullie geld geven, gaan jullie daar ook de Vlaamse strip mee promoten. Dat kan toch niet!”

Inmiddels is door alle tekeningen de klimaatkluis bijna vol. Ook moeten er nieuwe lokalen gehuurd worden om de groeiende stripcollectie en verwante boeken in op te slaan. Daarvoor ontbreekt ook het geld. Alle stukken die tijdelijk worden tentoongesteld, worden in gescand. Daar heeft het kleine team de handen al aan vol.

Belasting

Foto: Daniel Fouss
Foto: Daniel Fouss

Recent kreeg het museum het gehele oeuvre van strippionier George van Raemdonck (28 augustus 1888 – 28 januari 1966) in bruikleen van de nabestaanden. Van Raemdonck was de tekenaar van de klassieke en destijds populaire strip De wereldreis van Bulletje en Bonestaak. Met 8.000 stuks verdubbelt dit oeuvre de totale collectie van het museum, dat deze grote hoeveelheid nu eigenlijk niet aankan.
Daarnaast is de markt een bedreiging voor het striperfgoed: tegenwoordig kunnen originelen veel geld waard zijn. Stripmakers verkopen ze aan particuliere verzamelaars en galeries, vaak om dalende omzetcijfers te compenseren. Het werk raakt daardoor verspreid. Dit bemoeilijkt het maken van overzichtstentoonstellingen.

De belastingdienst is een andere potentiële bedreiging van het striperfgoed want die ziet in het waardevolle oeuvre van overleden stripmakers een mooie inkomstenbron middels erfrecht. Om te voorkomen dat zijn nabestaande een hoge belasting moeten betalen, besloot de bekende stripmaker François Schuiten er recent voor om zijn oeuvre te schenken aan onder andere de Koning Boudewijnstichting en de Bibliothèque Nationale de France. Hij passeerde het Stripmuseum. Een stap die De Graeve ook verbaast: ‘Dat was een vreemde beslissing, want de Koning Boudewijnstichting heeft geen kennis op het vlak van conservatie. Ik hoop dus voor Schuiten dat zijn originele platen niet ergens in een kartonnen doos staan opgeslagen.’ Aan het informatietijdschrift Stripgids vertelde Schuiten dat het Stripmuseum niet de middelen heeft om haar ambities van een nationaal centrum waar te maken: ‘Je hoeft maar binnen te stappen om te weten wat ik bedoel: het gebouw is stilaan aan het afbrokkelen, de collectie wordt niet uitgebreid en is al die tijd hetzelfde gebleven, en dan spreek ik me nog niet uit over de kwaliteit van hetgeen je er ziet!’

De Greave beantwoordt deze kritiek: ‘Schuiten was erg betrokken bij de stichting van het Stripmuseum en zijn beeld ervan is gebaseerd op de beginjaren. Er waren veel minder bezoekers, financiële problemen en kennis van het conserveren ontbrak. We hebben geprobeerd hem de huidige situatie duidelijk te maken, maar hij bleef erbij dat hij geen vertrouwen in ons had.’

Enorm archief

Minneboo in gesprek met Hec Leemans (rechts). Foto copyright Daniel Fouss.
Minneboo in gesprek met Hec Leemans (rechts). Foto copyright Daniel Fouss.

Hec Leemans (1950), stripmaker van onder andere de reeks Bakelandt en FC de Kampioenen en aanwezig tijdens de persconferentie, maakt zich niet zo druk over erfrechten: ‘Wat is de waarde van een archief of van een originele pagina? Als je een keer een plaat verkoopt voor 5000 euro dan is dat prima, maar als de belastingdienst op basis daarvan de waarde van je archief gaat bepalen, klopt dat niet.’ Samen met zijn vrouw houdt hij zijn aanzienlijke archief bij. ‘Ik heb gelukkig een groot atelier, met grote kasten waar ik dat allemaal kwijt kan. Het is niet uitgesloten dat ik dat over een aantal jaar een deel van afsta aan het Stripmuseum.’

Zijn jongere collega Pieter de Poortere (1976) is naar eigen zeggen nogal slordig wat zijn originelen betreft: ‘Ik bewaar alles in grote dozen. Af en toe moet ik daar dan een tekening uit zien terug te vinden en dan gooi ik het materiaal eruit. Die tekeningen zijn dus opgerold of gekreukt. Overigens verkoop ik originele platen niet graag, want voor de volledigheid wil ik alles zelf houden.’ Die volledigheid wordt bedreigd door het feit dat De Poortere veel digitaal werkt. Die bestanden blijken vaak maar tijdelijk houdbaar.

Het auditorium van het Stripmuseum werd recent vernoemd naar de stripmaker en ingericht als woonkamer van zijn personage Boerke dat dit jaar 15 jaar is geworden. ‘Een hele eer. Ik vrees dat ik stilaan striperfgoed aan het worden ben,’ zegt hij met een glimlach.

Pieter De Poortere in zijn auditorium. Foto: Daniel Fouss.
Pieter De Poortere in zijn auditorium. Foto: Daniel Fouss.

Akkoord
Op de vraag of dat striperfgoed over honderd jaar nog bestaat is De Graeve licht positief gestemd. Het Stripmuseum is klaar om deze taak uit te voeren, mits er geld komt. ‘Dat kan de overheid zijn of een mecenas. De nieuwe Vlaamse minister van Cultuur bezocht ons recent en die viel bijna achterover van de beperkte middelen waarmee wij ons werk doen. Wij hopen op het cultureel akkoord tussen het Vlaamse en Franstalige gemeenschap. Er zijn immers dingen die Belgisch zijn en daarvoor moet er samengewerkt worden. Het Stripmuseum is daar eigenlijk de perfecte illustratie van, want wij tonen beide.’

www.stripmuseum.be
Zandstraat 20, Brussel
Alle dagen geopend (behalve op maandag) van 10 tot 18 uur.

Dit artikel is geschreven voor en gepubliceerd in VPRO Gids #46 (2014). De making of kun je hier lezen.

Categorieën
Boeken Minneboo leest Strips

Minneboo leest: Vlaamse reuzen

Bij Vlaamse reuzen denk je misschien aan konijnen met grote oren, maar het is ook de titel van een fantastisch boek vol met interviews met Vlaamse stripmakers. Vlaamse reuzen bundelt alle Stripgids interviews van 1974 tot en met 2001, afgenomen door Jan Smet en Toon Horsten.

VlaamseReuzen_coverHet dikke boek van ruim 400 pagina’s staat vol met interessante gesprekken met Jef Nys, Karel Verschuere, Willy Vandersteen, Karel Biddeloo, Buth, Daniël Jansens, Ercola, Marc Sleen, Kamagurka, Pom, Jean-Pol, Merho, Hec Leemans, Berck, Erika Raven & Ferry, Erik Meynen en Marvano. Ook zitten er gastoptredens in van Jacques Tardi en Dick Matena, allebei geen Vlaamse stripmakers, maar wel meesters in het vak. Matena woonde ten tijde van het interview in België.

Vlaamse reuzen is voor stripliefhebbers een must read.

Strippioniers
Wat mij betreft is Stripgids nog steeds het beste stripinformatietijdschrift van de Benelux. Het magazine bestaat alweer veertig jaar. In 1974 begon Jan Smet samen met de Nederlandse uitgever Cees Coenders met Stripgids. Smet is een archivaris die zijn hele professionele leven doorbracht in de kelders van het Turnhoutse stadsarchief. Jarenlang trok hij met opnameapparatuur door België om stripmakers te interviewen. Het vak van journalist leerde hij als het ware onderweg, gewoon door het uit te voeren. Soms moest hij flink volharden om een bepaalde stripmaker te spreken te krijgen.  Pom, iemand die eigenlijk nooit interviews gaf, zegde na lang zeuren eindelijk toe. Het is boeiend om te lezen dat Pom met veel moeite en volharding zijn strips maakte. Na publicatie begon de stripmaker een rechtzaak tegen Smet, die de interviewer gelukkig won.

Vanaf 1997 begon de jonge journalist Toon Horsten te werken voor Stripgids en interviewde geregeld stripmakers tot het blad in 2001 ophield te verschijnen. Toen in 2006 de tweede reeks Stripgidsen begon, was Horsten hoofdredacteur.

Ik heb een enorme bewondering voor pioniers als Smet, mensen die uit passie iets beginnen en een heel blad weten op te richten omdat ze vinden dat strips onder de aandacht moeten worden gebracht. In alle bescheidenheid herken ik mezelf een beetje in dat soort mensen, en ik hoop dat mijn site een zelfde doel dient als Stripgids.

Ondanks het feit dat Stripgids dus 40 jaar bestaat, lopen de interviews dus maar tot 2001. Ik denk dat het boek anders te dik geworden zou zijn. Nu hebben we na het lezen van deze pil tenminste nog een boek om naar uit te kijken.

Jan Smet en Toon Horsten. Vlaamse reuzen – De complete Stripgids-interviews 1974-2001
Uitgeverij Vrijdag.

Categorieën
Daily Webhead Strips Video

Stripavonturen in Brussel

Er was veel belangstelling van de internationale pers bij de verjaardag van het Belgisch Stripmuseum. Ondergetekende was twee dagen in Brussel om nader kennis te maken met het stripmatige karakter van de stad.


wittesmurfEen witte Smurf op mijn bureau houdt nauwgezet mijn vingers op het toetsenbord in de gaten. Het figuurtje met vrolijke blik is een souvenir van mijn bezoek aan Brussel afgelopen weekend. Ik was daar om de 25ste verjaardag te vieren van het Belgisch Stripcentrum, nu ook omgedoopt tot Stripmuseum.

Stripdecor
Samen met een groep collega’s was ik op persreis om de goed bezochte persconferentie bij te wonen, met stripmakers te praten en andere stripgerelateerde plekken in Brussel te bezoeken. Met maar liefst 50 stripmuren, het Marc Sleen Museum, het Comics Café, Het Moof en natuurlijk het Stripcentrum kun je Brussel gerust een toeristische trekpleister voor de stripliefhebber noemen. De stad was dan ook de bakermat voor heel veel stripfiguren en een indrukwekkende lijst aan Belgische stripmakers waren er in het verleden actief. En, zo blijkt onder andere uit de indrukwekkende tentoonstelling Beeldig Brussel, is de stad ook dikwijls het decor in menig stripverhaal. Vroeger vooral als achtergronddecor, maar in de afgelopen 25 jaar speelt Brussel in aardig wat strips op de voorgrond mee. Daarom toont de expositie juist voorbeelden uit die verhalen. Van meer dan 40 tekenaars worden er originele platen getoond, van Sokal, Hulet, Dupré en Servais tot Vanistendael, Goldsmith, De Radiguès en Mariën.

Guust Flater
Een beetje jaloers ben ik wel op de Belgen, want in Nederland is het veel moeilijker om in het openbaar je stripliefde te belijden. In Brussel vind je gewoon een standbeeld van Guust Flater op straat en kijkt men niet gek op als je zegt dat je stripjournalist bent. Sowieso is het Stripcentrum een plek om jaloers op te zijn, als Nederlandse stripliefhebber. Het was jaren geleden sinds ik het instituut voor het laatst had bezocht, maar ik was meer dan blij verrast. Boeiende exposities met prachtig origineel werk biedt het Stripcentrum en een uitgebreide bibliotheek en documentatiecentrum met meer dan 60.000 albums, 38.000 magazines en 4.000 theoretische werken.

Een volle zaal tijdens de persconferentie. Foto copyright Daniel Fouss.
Een volle zaal tijdens de persconferentie. Foto copyright Daniel Fouss.

Tijdens de persconferentie vertelden de twee directeuren Jean Auquier en Willem De Graeve over de geschiedenis en nieuwe exposities in het Stripmuseum. Soms keek Auquier mij vriendelijk aan. Ik knikte maar geïnteresseerd terug, terwijl ik geen idee had wat hij zei, want de beste man sprak Frans. Op dat soort momenten voel ik me net een stranger in a strange land en besef ik me dat ik die vier jaar Frans op de middelbare school beter had kunnen opletten in plaats van proberen het leven van mevrouw Van der Poll zo zuur mogelijk te maken. Gelukkig deed De Graeve zijn verhaal in het Nederlands en was de informatie ook terug te lezen in de persmap.

In gesprek met Hec Leemans. Foto copyright Daniel Fouss.
In gesprek met Hec Leemans. Foto copyright Daniel Fouss.

Na de persconferentie heb ik voor een artikel in de VPRO Gids, kort gesproken met Hec Leemans (Bakelandt, FC De Kampioenen) en Pieter De Poortere over het thema striperfgoed. Naar De Poortere is nu een heel auditorium vernoemd in het Stripcentrum omdat zijn creatie Boerke 15 jaar bestaat en een tweede leven in animatie heeft gekregen. Het auditorium is veranderd in de woonkamer van Boerke, waar je uiteraard de animaties kunt bekijken en ook landschapschilderijen hangen waarin het personage zijn opwachting maakt. Die schilderijen laten meteen zien hoe veelzijdig de tekenaar eigenlijk is: De Poortere mengt een romantische schilderstijl met de cartooneske en gestileerde stijl waarin hij doorgaans Boerke tekent.

Pieter De Pootere maakte speciaal voor 25 jaar Stripmuseum deze overzichtsplaat
Pieter De Pootere maakte speciaal voor 25 jaar Stripmuseum deze overzichtsplaat

Smurfenbroekjes
Na het gesprek met De Poortere werd ik zelf geïnterviewd door FM Brussel in het programma De Zoo van Brussel over wat ik in het Stripmuseum kwam doen. Men vroeg me ook om een item uit het museum uit te kiezen en daar iets over te vertellen. Dat moest een tekening van Franquin zijn, vond ik, maar die waren helaas op dat moment in een ruimte die eventjes afgesloten was van de rest. Nu had ik onderweg door de nieuwe Smurfententoonstelling gelopen en zag ik daar een waslijn vol met schone Smurfenbroekjes. Dit vond ik zo grappig, dat ik die even heb aangekaart in de uitzending. ‘Dus, het leukste aan het Stripcentrum vind je het onderbroekje van Smurfin?’ vroeg de presentator. Tja, daar zat ik met een glimlach vol tanden…

Smurfenwas
Smurfenwas

Stripfiguren op muren
Het was ook wel een beetje een haastklus dat interview, want ondertussen was mijn groep al op pad met stripkenner en gids Kurt Morissens die een rondleiding gaf door het museum. Daar wilde ik natuurlijk bij zijn. Evenals bij de wandeling langs enkele Stripmuren in Brussel. Kurt vertelde op luchtige en aanstekelijke wijze allerlei wetenswaardigheden over de muren en stripfiguren, terwijl we op de zonnige middag door het centrum van Brussel wandelden. Mocht je ooit in de buurt zijn, dan raad ik je een wandeling met Morissens zeker aan. Niet in de laatste plaats omdat hij je weet te winnen voor het beeldverhaal én Brussel.

Daarna was het even uitpuffen in mijn hotelkamer in het luxe Radisson Blu. Op de minibar lonkte een pakje studentenhaver naar me, maar met een prijs van maar liefst tien euro, wist ik toch mijn lekkere trek te bedwingen. Ik mocht dan in Bourgondisch België zijn, ik blijf een zuinige Hollander. Geen idee trouwens hoe je studentenhaver in het Frans zegt, maar aangezien zo’n 90% van de inwoners van Brussel Frans spreekt, zou het eigenlijk wel handig zijn om dit te weten. Door de taalbarrière waande ik me soms eerder in Frankrijk dan in België.

Al had ik daar bij de receptie in het Stripcentrum die avond weinig last van. Deze werd bezocht door zo’n 800 man: veel stripmakers en aanverwante lui die met het beeldverhaal te maken hebben, uit binnen- en buitenland. Sowieso had het museum niet te klagen wat aandacht betreft. Er liepen die dag journalisten uit onder andere België, Frankrijk, Italië, Nederland en China rond. Het zal wel laat geworden zijn, toch ontving adjunct-directeur Willem De Graeve mij de volgende ochtend fris en energiek toen ik aanklopte om hem te interviewen.

In de Brasserie hebben we een goed uur met elkaar gesproken over de geschiedenis van het museum en de functie van het Stripcentrum in het verband met striperfgoed. Voor het resultaat van dit gesprek zul je nog een klein maandje moeten wachten, dan staat het artikel in de VPRO gids.

Na het gesprek met Willem heb ik nog de nieuwe tentoonstelling De kunst van het stripverhaal bezocht. Daar heb ik wat videobeelden van gemaakt, dus binnenkort zie je het Belgisch Stripmuseum terug in een Daily Webhead video.

De nieuwste stripmuur in Brussel is van Robbedoes.
De nieuwste stripmuur in Brussel is van Robbedoes.

In de Thalys naar Amsterdam besefte ik dat ik tot voor kort Brussel vooral zag als een politiek bolwerk waar het Europese parlement zetelt en waar politici en lobbyisten gezellig vervelende regeltjes proberen te verzinnen om het leven van de gewone burger wat moeilijker te maken. Mijn beeld van de politiek is in die twee dagen niet veranderd, maar wel mijn blik op de Belgische hoofdstad. Brussel is een intrigerende metropool waar het beeldverhaal op allerlei manieren geëerd wordt en waar ik snel nog maar eens naartoe moet gaan.