Een gesprek met de Nederlandse stripmaker Johan Neefjes die druk bezig is met het tekenen van nieuwe strips. Strips die vaak een mangasmaakje hebben.
Check ook Johans YouTubekanaal.
Check ook Johans YouTubekanaal.
Deze bijzondere gebeurtenis doet me echter ook aan KUIFJE denken…
De toen 21-jarige Hergé tekende Kuifje in het land van de Sovjets in 1929 voor de krant Le XXe Siècle, later werd het in albumvorm uitgebracht. Zwart-wit weliswaar, want de druktechnieken waren toen nog niet goed genoeg voor kleur. Bovendien was in kleur drukken toen nog erg kostbaar vanwege de vlakdruktechniek lithografie die toen gehanteerd werd.
Het is sowieso heel duidelijk te zien dat het Hergés eersteling is, gaandeweg het album worden de tekeningen namelijk beter en krijgt hij Kuifje steeds steviger in zijn vingers. Kijk maar eens naar deze strook:
en vergelijk die met deze:
Je ziet dat Kuifje al een betere vorm begint te krijgen en dat de compositie van de twee strook al sterker is. Kennelijk had autodidact Hergé een aangeboren talent voor beeldcompositie want hoewel we hier een vroege versie zien van zijn later zo bekende klare-lijn-stijl, zijn de stripplaatjes al vaak raak vormgegeven. Ik vind vooral het rechter plaatje op de tweede strook erg sterk.
Dat maakt dit album wat mij betreft vooral leuk om te lezen, want het verhaal zelf is nogal kolderiek en episodisch. In interviews gaf de stripmaker later ook toe dat hij de plot voornamelijk improviseerde.
Karikatuur
Dat Hergé een karikatuur van de Sovjet-Unie neerzet is niet zo gek, want ‘Hergé vertoefde toen immers in katholieke middens en in die periode was het land van de Sovjets zowat de hel op aarde. Dus ja, het is een karikatuur, maar het kolderieke primeert,’ aldus zijn biograaf Philippe Goddin. In een scène wordt bijvoorbeeld een stel socialistische Engelse journalisten door het regime in het ootje genomen doordat de goed draaiende fabriek die ze van buiten zien, niets anders blijkt te zijn dan een façade.
De inkleuring is aan de hand van Michel Bareau. Het gehele project nam ongeveer anderhalf jaar in beslag. Vooraf zijn er flink wat testen uitgevoerd om tot de juiste kleursamenstelling te komen. Mocht je een Hergé-fan zijn en de voorkeur hebben voor de zwart-witversie, geen probleem, want die blijft gewoon beschikbaar.
Hergé. Kuifje in het land van de Sovjets
Éditions moulinsart/ Casterman
In de albums X, De Korf en Suikerschedel mengt Burns de beeldtaal van Hergés Kuifje met elementen van het werk van Willam Burroughs en met een flinke scheut David Lynch. Het resultaat is verbluffend en, vooral de finale, ontroerend.
Toen ik begin 2012 Burns interviewde voor de VPRO Gids en Kuifje ter sprake bracht, zei de tekenaar daar het volgende over: ‘Een groot deel van mijn kindertijd moest ik mezelf vermaken en dat deed ik door te tekenen en strips te lezen. Nog voordat ik kon lezen kreeg ik Kuifje-albums van mijn vader en werd verliefd op ze. Ze maakten grote indruk op mij. Uiteindelijk hebben het verhaal, de personages en wat ik wil vertellen niets te maken met de wereld van Kuifje of die van Hergé, maar de beeldtaal en misschien ook de sfeer die ik als kind tot me genomen heb, komen er nu op deze manier uit.’
In X (of X’ed Out als je de Engelse versie leest) maakten we kennis met Doug, een getormenteerde jongen wiens alter ego Nitnit (juist, Tintin omgedraaid) gevangen zit in een surrealistische, alternatieve realiteit, opgeroepen door de verdovende middelen die Doug slikt en de dramatische gebeurtenissen die vooraf gingen. Doug krijgt een relatie met Sarah, een kunststudente met een gewelddadig en stalkend ex-vriendje. De relatie tussen Sarah en Doug verloopt dramatisch en dan is er ook nog… Maar wacht, laat ik niet meer over de plot prijsgeven.
Met een beschrijving van wat er gebeurt en wie wat doet, doe je het werk van Burns eigenlijk te kort. De verhalen van Burns moet je ondergaan, je moet ze ervaren. Het zijn vaak gecompliceerde vertellingen vol symboliek, soms vertelt vanuit meerdere perspectieven. Ze kennen een ingewikkelde narratieve structuur met flashbacks en flashforwards.
Het werk van Burns fascineert omdat hij net als bovengenoemde Lynch nachtmerrieachtige taferelen toont in een realistische omgeving. De ‘echte’ wereld vervormd tot een surrealistische droom, weergegeven in een strakke, bijna klare lijn. En de personages in die nachtmerrie zijn gelaagd, intrigerend en feilbaar.
“I guess I struggle through those ideas of what those characters are and why they’re out there. I think all the characters are pretty fallible. And I think, in the trilogy, you’re focusing on Doug – that’s the primary focus. Then you’re definitely seeing that Sarah has got her shortcomings and she’s struggling with a lot of things. It’s less specific but you can see that she’s not a perfect person either,’ verklaarde Burns in een recent interview met Patrick Lohier van BoingBoing.net.
Sommige gebeurtenissen in het verhaal raakten een gevoelige snaar bij mij omdat ik dingen in mezelf herkende. Ik vermoed dat dit voor iedere lezer anders zal zijn, wat de strip alleen maar rijker maakt.
Niet alle elementen in het verhaal zullen bij eerste lezing duidelijk worden. Sterker nog: pas bij het lezen van Suikerschedel is grotendeels duidelijk waar het verhaal precies om draait. Burns maakt intrigerende, gelaagde verhalen die enige studie vergen, maar zeer de moeite van het lezen waard zijn.
Doe jezelf daarom een lol en schaf meteen alle drie de boeken aan om deze achter elkaar te kunnen lezen. Een bijzondere leeservaring staat je te wachten.
Charles Burns. Suikerschedel
Oog & Blik / De Bezige Bij, € 21,95 (hardcover)
Iedere dinsdag en vrijdag delen striplezers hun stripliefde en vertellen over hun favoriete strip. Dit keer een eningzins afwijkende aflevering boordevol met leesttips.
Wat is je naam, je leeftijd en je wat doe je voor werk?
Micheline uit Vlaanderen, 66 jaar, gepensioneerd medisch secretaresse.
Welke strip(s) is/zijn je favoriet en lees je nu nog steeds?
Goh, favoriete strips … een moeilijke keuze. Er is zoveel dat mij kan boeien.
Als 7-jarige kwam ik voor het eerst in aanraking met strips via Andy en Bessy (Vandersteen). Mijn oma knipte de stroken uit de krant La Libre Belgique, kleefde die op A4-tjes en bond die dan samen tot een album. Vond ik fijn om te bekijken, ik las die niet, want ‘t was in ‘t Frans, en deze mooie taal beheerste ik toen nog niet.
In mijn heel jonge jeugd (eind jaren ’50-begin ’60) was een oom van mij werkzaam bij drukkerij Het Volk, waar de Nero-albums werd gedrukt. De drukproeven kregen wij, mijn neef en nicht en ikzelf, dus van heel jong al te lezen. Van de oude Nero’s ben ik nog steeds wild. De humor, het feit dat de verhalen vaak verwijzen naar Gent, mijn geboortestad, en de politiek van die tijd konden ons zeer bekoren en ook de vele woordspelingen. Dat laatste als we al wat ouder waren, natuurlijk. Erg moeilijk om hier een favoriet uit te puren.
Sinds 1968 ongeveer verlegde mijn interesse zich naar Suske & Wiske. De daaropvolgende jaren alle albums gekocht en gelezen die op de markt kwamen. Tot de verhalen mij te prekerig werden en de moraal van het verhaal er naar mijn gevoelen te dik oplag. Niet meer subtiel genoeg. Bij een verhuis erfde mijn oudste zoon die anderhalve meter albums. Ondertussen is mijn kleinzoon van 9 ook verslingerd geraakt aan de avonturen van Sus & Wis.
Uiteraard heb ik ook alle Kuifjes in mijn bezit, en meermaals herlezen in de loop der jaren. Hergé is een grootmeester, zonder twijfel, maar toch kan ik uit het beperkt aantal albums geen echte favoriet aanduiden.
Begin jaren ’80 maakte ik via Wordt Vervolgd kennis met tal van grootheden uit de stripwereld: Tardi, Pratt, Loustal, Bilal, Schuiten … Van die tijd dateert mijn onvoorwaardelijke Tardifilie, die begon met de antiheldin Adèle Blancsec. Nadien abonneerde ik mij op A Suivre (in mijn ogen het beste striptijdschrift ooit) tot het jammer genoeg ter ziele ging. En sindsdien is het niet meer gestopt. Ook van die tijd dateert de ontdekking van Taniguchi en Johan De Moor met de fantastische avonturen van Pi La Vache (Kobe de Koe, de ganse reeks). Zo geestig.
Van generatiegenoot Tardi heb ik werkelijk alles, althans alle albums die in de loop der jaren van hem zijn verschenen, in ‘t Frans én in ‘t Nederlands, een enkele keer in ‘t Duits of in ‘t Engels. Ge zijt fan, of ge zijt het niet hé. Omdat de vertaling naar het Nederlands niet altijd synchroon loopt met het verschijnen van een nieuw album, koop en lees ik die altijd eerst in ‘t Frans. Voorwaar geen sinecure! De Larousse frans/nederlands komt hier goed van pas. Bij Tardi hou ik vooral van zijn tekenstijl in prachtig en contrastvol zwart-wit. En nog het meest van al hou ik van de sociaalbewogen ondertoon die in al zijn verhalen is terug te vinden (De Verloedering bvb.,‘t ligt er heerlijk dik op).
Om mij toch aan een concreet doch aartsmoeilijk lijstje van favoriete albums te wagen (de volgorde is niet van belang).
– TARDI – Loopgravenoorlog (prachtig getekend, beklijvend onderwerp. Als geen ander verbeeldt
hij hier de gruwel van de (elke) oorlog). Herlees ik elk jaar wel eens, rond 11 november.
– TARDI – Ici Même
-TARDI – Burma: Sluiers over de Pont de Tolbiac
– TARDI – De Stem van het Volk (4 delen). Onlangs nog herlezen, topreeksje! – STASSEN – de kinderen (over ons koloniaal verleden en de impact ervan op kinderen)
– COMES – Eva (heb in de psychiatrie gewerkt waardoor de thema’s die hij aankaart mij bijzonder
boeien, hier schizofrenie)
– COMES – Silence (De Dorpsgek van Schoonvergeten) – zie hierboven
– TANIGUCHI – Quartier Lointain (omwille van de poëtische evocatie van het dagelijks leven en de
complexiteit van relaties). Is ondertussen ook verfilmd
– TANIGUCHI – l’Orme du Caucase (idem vorige)
– TEZUKA – Boeddha
– PRADO Miguelanxo – Ardalèn (toch een recent album in mijn lijstje – prachtige evocatie van hoe
herinneringen met iemand aan de loop gaan)
– LOUSTAL – Besame Mucho (de misdaad- en muziekwereld met een flinke scheut melancholie,
boeiend!)
– BARU – l’Autoroute du soleil (twee jongeren en een roadtrip, niet mijn wereld maar toch,
fantastisch album)
– DAVID B. – l’ascension du haut mal (of hoe het leven met een epileptische broer zijn impact heeft
op een gezin, heel herkenbaar en schitterend vorm gegeven)
– RABATE Pascal – Ibicus
– GÖTTING Jean-Claude – La malle Sanderson (niet erg bekende auteur. Een strip die zich situeert in de wereld van de magie)
– GUIBERT / LEFEVRE / LEMERCIER – De fotograaf (3 delen) (ook weer een oorlogsstrip,
blijkbaar een favoriet genre van mij)
– SATRAPI Marjane – Persepolis (komt in alle lijstjes terug, denk ik, om evidente redenen want een
schitterend coming-of-age verhaal op een historische achtergrond)
– SETH – Het leven is een geschenk maar je krijgt het niet cado (de titel alleen al zegt genoeg)
– SFAR – Kleine vampier (3 albums over een schattig vampiertje en zijn pogingen tot integratie in de grote mensenwereld, allemaal even ontroerend)
– SFAR – Le petit prince (uit jeugdsentiment, eveneens zeer mooi en menselijk verhaal)
– TIRABOSCO Tom – Kongo (recent en nog niet vertaald verhaal over ons koloniaal verleden)
– SLEEN – Nero- Het rattenkasteel – De hoed van Geerard de Duivel – De kille man Jaro
– VANDERSTEEN Willy – Suske & Wiske – De zwarte madam – De spokenjagers – De Tuf-Tuf club – …
– DE MOOR Johan – La vache: Le silence des animaux (erg geestig, zoals de ganse reeks trouwens)
Dit lijstje zou ik nog oneindig veel langer kunnen maken. Laat ik het maar hierbij houden. Ik vergeet nog tal van auteurs die ongetwijfeld een plaatsje verdienen in mijn lijstje. Je zult merken dat hier weinig reeksen aan bod komen. Doe ik eigenlijk niet zo aan, met hier en daar een uitzondering. En ja hoor, ik herlees regelmatig wel één en ander.
Ongeveer een vierde van mijn stripbibliotheek is in ‘t Frans. Naast Tardifiel ben ik namelijk ook nog francofiel. En tot slot, voor wat het waard is: op Catawiki.nl is mijn hele zeer diverse verzameling terug te vinden en te consulteren (user: michkepee).
In de rubriek Stripliefde vertellen striplezers over hun favoriete strip of strips. Op deze manier bouwen we langzaam een interessante leeslijst op. Ook meedoen? Check hier hoe je dat doet. Ik kijk uit naar je inzending. Oh ja: mocht iemand anders al je favoriete strip genoemd hebben, stuur dan even goed je inzending in, want jouw reden om de strip goed te vinden kan heel anders zijn. Bovendien is je eerste kennismaking en wat dat met je deed waarschijnlijk anders dan die van andere lezers.
Wat is je naam, je leeftijd en je wat doe je voor werk?
Ik ben Santiago Martín (Granada, 1969) alias Santi. Ik ben werkzaam als docent Spaans aan de Faculteit Sociale Wetenschappen te Ljubljana, Slovenië. Daarnaast teken ik strips voor verschillende Sloveense uitgeverijen. Mijn stripwerk kun je volgen op Facebook.
Welke strip(s) is/zijn je favoriet en lees je nu nog steeds?
Strips zoals Kuifje, Asterix en Obelix, Lucky Luke, Guust Flater en Paling & Ko zijn mijn favoriete strips en lees of bekijk ik ze weer om de zoveel tijd. De strip Cokes in Voorraad is een van de mooiste strips van Hergé.
Waarom is/zijn dit je favoriete strip(s)? Wat vind je er zo goed aan?
Het werk van Hergé heeft mijn entrée tot de stripwereld bepaald en mij tegelijkertijd naar andere strips en stripauteurs geleid.
Wanneer kwam je er voor het eerst mee in aanraking? En wat deed dat met je?
Met Kuifje kwam ik in aanraking toen ik ongeveer 8 of 9 jaar oud was. De eerste stripalbums die ik las waren De scepter van Ottokar en Cokes in Voorraad. Het waren twee in één. Ik werd meteen verliefd op de combinatie nauwkeurigheid, humor en avontuur.
In de rubriek Stripliefde vertellen striplezers over hun favoriete strip of strips. Op deze manier bouwen we langzaam een interessante leeslijst op. Ook meedoen? Check hier hoe je dat doet. Ik kijk uit naar je inzending. Oh ja: mocht iemand anders al je favoriete strip genoemd hebben, stuur dan even goed je inzending in, want jouw reden om de strip goed te vinden kan heel anders zijn. Bovendien is je eerste kennismaking en wat dat met je deed waarschijnlijk anders dan die van andere lezers.
Peter de Wit verrijkt al meer dan dertig jaar het Nederlandse beeldverhaal met zijn humoristische strips als Sigmund en de series S1ngle en Gilles de Geus (die laatste twee maakt hij samen met Hanco Kolk.) Recent sloeg hij een nieuwe weg in en maakte een grafische novelle over het legenestsyndroom, een onderwerp dat hem nauw aan het hart ligt.
Stripmaker Peter de Wit (Beverwijk, 1958) weet al meer dan dertig jaar de lachspieren van zijn lezers te stimuleren. Sinds 1994 houdt hij met Sigmund de lezers van de Volkskrant dagelijks een lachspiegel voor. De kleine psychiater met ooglap is misschien wel zijn bekendste creatie, maar uit die strip kwamen ook de populaire Burka babes voort. Met Hanco Kolk maakt De Wit met S1ngle grappen over drie hartsvriendinnen op zoek naar de ware liefde; samen verhaalden ze de avonturen van struikrover Gilles de Geus en creëerden ze het komische duo Mannetje & Mannetje. Met zijn strips heeft De Wit de Nederlandse humorstrip onmiskenbaar verrijkt.
‘Ik ben geboren voor de krantenstrip, die heb ik altijd willen maken,’ vertelt De Wit geestdriftig. ‘In 1979 solliciteerde ik bij stripblad Eppo met krantenstrips, maar daar konden ze bij het weekblad niets mee natuurlijk. Kranten wilden ze ook niet hebben: ik was nog niet goed genoeg. Pas vijftien jaar later ging mijn droom met Sigmund in vervulling. Dat was een soort thuiskomen.’
Ik spreek De Wit in zijn kantoor in het centrum van Amsterdam. Via een onopvallend steegje krijgt men toegang tot het pand waar voorheen een krantenredactie en drukkerij waren gehuisvest. De stripmaker deelt de ruimte met een stempelmaker, fotograaf en vormgever. De dagen dat hij niet thuis werkt, zit hij hier te schrijven en te tekenen. Een computer ontbreekt op zijn bureau, want e-mail en Google leiden maar af. Wel liggen er enkele A4 blaadjes met kleine schetsen en uitgeschreven dialogen voor nieuwe Sigmund-stroken. Soms staan er de contouren van een hele strip. Verder liggen er wat krantenknipsels: inspiratiebronnen voor grappen voor Sigmund. ‘Ik lees veel kranten en tijdschriften en haal mijn onderwerpen uit de actualiteit.’
Meneerke Psi
Neerlands bekendste striptherapeut debuteerde in 1993 in de Vlaamse krant Het laatste nieuws als Meneerke Psi. Na een paar maanden werd de publicatie echter gestopt omdat men moeite had met de cynische toon. De Volkskrant bleek daar juist voor te vallen.
‘Vooral in het begin had Sigmund altijd het laatste woord of trapte hij de patiënten de deur uit. Dat was allemaal heel cynisch en lik op stuk. Op den duur wordt dat erg voorspelbaar. Nu heeft de patiënt meestal de grap. Ook heb ik Sigmund begrijpender gemaakt. Hij is nu meer de therapeut die vraagt wat men er zelf van vindt.’
In Vlaanderen heeft de strip later nog jarenlang in De Morgen gestaan.
Hollandse humor
In Sigmund doken op een gegeven moment de Burka babes op: de dames gehuld in burka’s dragen steevast een boodschappentas van een supermarktketen waaruit respectievelijk een prei of een stokbrood steekt. Het eerste boekje over de Burka babes is vertaald in het Spaans, Tsjechisch, Engels en Frans. De Italiaanse editie is in de maak. Vanaf het begin kreeg De Wit al veel reacties op de dames, mensen stuurden zelfs hun eigen grappen naar hem op. Volgens de stripmaker zit de aantrekkingskracht van de strip in het feit dat het gaat om huisvrouwen die mopperen over hun man en de nieuwste mode bespreken. Daarbij speelt de discussie rond de multiculturele samenleving in veel Europese landen.
Met de strip laat De Wit zich behoorlijk kritisch uit over de positie van vrouwen in de islam. Bijvoorbeeld met de laatste cartoon uit Polderburka’s waarin Sigmund een moslima gebiedt haar burka uit te trekken om zichzelf te bevrijden van haar gevangenis. De vrouw antwoordt: ‘Dan ben ik niemand,’ en inderdaad: onder de kleding schuilt een grote leegte, geen lichaam te bekennen. Sigmund verzucht: ‘Ja, dat is de kracht van onderdrukking.’
De Wit: ‘Een burka dragen lijkt me heel vervelend. Het is ongemakkelijk, je hebt heel weinig zicht. Je moet ervan zweten, je struikelt erover. Het is letterlijk en figuurlijk een soort gevangenis.’
Toch schuilt er geen maatschappelijke boodschap achter de cartoons. ‘Het is mijn werk om kritisch te zijn en op het randje te lopen. Maar het is geen moslimbashing. Als je hard op de koran inhakt, dan ben je na drie grappen wel klaar. De kracht van de burka babes is juist dat het een vriendelijke strip is. Ik beoog niet iets stichtelijks. Eigenlijk wil ik gewoon lol trappen.’
Of zijn gevoel voor humor typisch Hollands is, weet De Wit niet. ‘Mijn humor is erg geïnspireerd en beïnvloed door Amerikaanse krantenstrips. Dus je kunt zeggen dat het een soort van Amerikaanse ondertoon heeft. Maar het kan best zijn dat Amerikanen het juist heel Europees of Nederlands vinden,’ zegt de stripmaker.
Het beeld van de burka babes dat toch veel weg heeft van zwarte tampons met voetjes, nodigt uit het maken van grafische grappen. ‘Als ik die cartoons teken probeer ik altijd aan het lege en gestileerde van Dick Bruna’s werk te denken.’
Hergé
De Wit vertelt met duidelijk plezier over zijn strips en het maken ervan. Zijn passie voor het beeldverhaal begon, zoals bij zoveel collega’s, al op jonge leeftijd. Hij las stripbladen als Sjors van de Rebellenclub, Robbedoes, Stripschrift en Vivo Magazine, waarin Prins Valiant stond. Met middelbare schoolgenoot Gerard Aartsen startte hij in 1973 het stripinformatieblad Striprofiel. Samen interviewden zij stripmakers. ‘Dat was een interessante leerschool. Ik zag bijvoorbeeld dat strips groter worden getekend dan ze worden afgedrukt.’
Op zijn vijftiende bezocht De Wit met Aartsen de Studios Hergé in Brussel om Bob de Moor te interviewen. De Moor was bijna veertig jaar lang de rechterhand van Hergé, de geestelijk vader van Kuifje die onmiskenbaar zijn stempel op het Europese beeldverhaal heeft gedrukt. ‘Ik ben een van de weinige Nederlanders die Hergé een hand heeft gegeven,’ vertelt De Wit. ‘Tijdens het interview ging opeens de deur open en kwam God binnen. Volgens mij zweefde hij zelfs een stukje boven de grond. De kamer werd ook lichter, zo’n uitstraling had hij. Ik weet niet of hij Vlaams of Frans sprak. Ik denk Vlaams, want mijn Frans was niet goed. Hij vroeg of we al iets te drinken hadden gehad. Een glaasje cola werd ons geoffreerd. Hij was maar even binnen en verdween toen weer. Maar dat was toch wel bijzonder eigenlijk.’
Hoewel De Wit tegenwoordig niet veel strips meer leest, pakt hij nog graag een Kuifje-album uit de kast. ‘Hergé was een geweldige tekenaar en zijn werk heeft een mooie zwart-wit verdeling. In een tekening is het wit net zo belangrijk, net zo vertellend als het zwart. Die tip geef ik gratis weg. Qua inkten is veel wit laten ook nog eens goedkoper,’ grapt de Hollandse tekenaar die ook graag in zwart-wit werkt.
Jochem
Toen De Wit besloot stripmaker te worden, probeerde hij verschillende stijlen uit. Zijn eerste gepubliceerde strip Jochem tekende hij in een soort klare lijn, geïnspireerd op de stijl van De Moor. Toen hij voor Eppo aan de slag ging met de westernstrip Stampede! en later De Familie Fortuin, koos hij voor een meer cartooneske stijl. Hierin zijn duidelijk de invloeden te zien van de verschillende Amerikaanse cartoonisten die hij bewondert. Zoals Virgil Partch (1916-1984), Brant Parker van Tovenaar van Fop, Gordon Bess (Roodoog), maar bovenal Mort Walker van Flippie Flink inspireerden De Wit.
Legenestsyndroom
In diezelfde vertrouwde cartooneske stijl tekende hij Het lege nest. In deze grafische novelle heeft vader Ben het er erg moeilijk mee dat zijn kinderen op kamers zijn gaan wonen. Sindsdien voelt hij zich nutteloos. Ben lijdt aan het legenestsyndroom en moet van zijn vrouw in therapie. Door Ben met een therapeut te laten praten had de stripmaker een middel gevonden om de vader op natuurlijke wijze zijn verhaal te laten vertellen. De Wit houdt namelijk niet van gedachteballons. En dat Sigmund een belangrijke bijrol heeft in de strip is ook logisch: waarom een nieuwe striptherapeut bedenken als je al jaren een succesvol personage hebt?
Met Het lege nest slaat de humorist een nieuwe weg in: voor het eerst maakte hij een persoonlijk beeldverhaal. De Wit had het er namelijk zelf ook moeilijk mee toen zijn zoon en dochter drie jaar geleden op kamers gingen. ‘Ik vind het geweldig om vader te zijn. Wat Ben heeft is misschien wat aangedikt, maar zijn ervaringen en de mijne komen aardig overeen. Als de kinderen het huis uitgaan, sta je als echtpaar elkaar toch even gek aan te kijken. Ik heb daar lang aan moeten wennen.’
Het lege nest moest vooral een dramatisch verhaal worden met een weemoedige sfeer. Toch is het boekje door de tekenstijl en luchtige toon niet zwaarmoedig. Soms komt De Wit erg grappig uit de hoek, al komen de grappen vooral uit de situatie voort en zijn ze niet de kern van de vertelling zoals bij zijn andere stripwerk. Als vader Ben in de strip trots vertelt dat zijn dochter psychologie studeert, merkt Sigmund blijmoedig op: ‘Hele goede studie. Daar zit toekomst in.’
Ondanks zijn jarenlange ervaring als stripmaker en ondanks het feit dat hij co-auteur van de Gilles de Geus-albums is, had Peter moeite met het schrijven van een langer verhaal. ‘Ik ben meer geschikt voor de korte baan, zoals cartoons en krantenstrips. In een krantenstrip moet je veel weglaten in tekst en beeld omdat het verhaal duidelijk moet zijn en de lezer het snel tot zich kan nemen.’
Ambacht
De Wit kreeg hulp van onder meer zijn uitgever en Hanco Kolk, zijn vriend en collega met wie hij sinds 1985 al op succesvolle wijze samenwerkt. ‘Als we S1ngle maken houdt Hanco over het algemeen de verhaallijn in de gaten. Ik ben meer voor de gags, de scènetjes en dat soort dingen. Hanco heeft het scenario van Het lege nest gelezen en stelde hier en daar een plaatje extra voor om de timing soepeler te laten lopen. Ook kwam hij met kleine suggesties die de strip verrijken. Als Ben in de eerste scène de vaatwasmachine uitruimt, heeft hij een theedoek vast bijvoorbeeld. Die tekende Hanco erbij.’
De Wit beschouwde het tekenen van Het lege nest als iets wat hij naast zijn echte werk deed. ‘Toen het boek klaar was, had ik het gevoel dat ik voor het eerst een project had afgesloten. Het werk aan Sigmund, die ik alweer bijna 18 jaar teken, stopt namelijk nooit. Je bent als dagstriptekenaar een soort ambachtsman. Elke dag is er weer een nieuwe krant en daar moet een strip in. Die gagmachine gaat gewoon door. Het komt nooit in me om ermee te stoppen: Ik vind het een geweldige baan.’
Het lege nest is verschenen bij uitgeverij De Harmonie.
Dit artikel is gepubliceerd in Stripgids #27 (2011).
Vorige week sprak ik op het KLIK Animatiefestival met Gert Jan Pos, tot voorkort de stripintendant van het Fonds BKVB. We hadden het over jeugdhelden.
Kuifje is Gert Jans grote jeugdheld en hij sprak dan ook enthousiast over The Adventures of Tintin van Steven Spielberg die nu in de bioscoop draait. Tot op heden heb ik de film nog niet gezien en ik sta er ook niet echt om te springen.
Een hele generatie heeft de creatie van Hergé als jeugdheld. De stripmaker wordt door vele volksstammen op handen gedragen. Ik snap als stripkenner prima wat er zo goed is aan het werk van Hergé, toch is Kuifje nooit een van mijn favoriete striphelden geweest. Ik vind het maar een saaie en bovenal seksloze held. Te braaf en hij lacht nooit. De bijfiguren uit de strip maken een hoop goed, maar ik ben toch meer geïnteresseerd in helden die wat diepgang hebben of een interessant karakter. Ook ben ik geen grote fan van de klare lijn.
Overigens heb ik laatst wel een heel interessant boek over Kuifje gelezen: Kinderen van Kuifje. Een dikke bundel interviews van de Belgische stripjournalist Toon Horsten die spreekt met stripmakers en anderen die betrokken waren bij de weekbladen Tintin en Kuifje en stripmakers als Charles Burns die geïnspireerd zijn door de strips van Hergé en de zijnen. Het boek schets een boeiend beeld van de stripcultuur in Vlaanderen in de jaren na de Tweede Wereldoorlog.
Mijn grote jeugdheld is toch wel Spider-Man van Stan Lee en Steve Ditko. Peter Parker is wat mij betreft een interessantere stripheld dan Kuifje: veel menselijker, een complex personage en daarom boeiender. Andere jeugdhelden doen me tegenwoordig niets meer. Ik hoef geen strips over Transformers of GI Joe te lezen. Ook Knight Rider is voltooid verleden tijd. Maar sommige strips uit mijn jeugd sla ik nog wel graag open, zoals Lucky Luke, Asterix en Bommel. De laatste tijd word ik juist weer door de strips uit mijn jeugd aangetrokken. Soms word ik door die oude verhalen blij verrast. Kwaliteit blijft immers lang houdbaar.
Spider-Man volg ik nog steeds op de voet. Ik lees alle nieuwe nummers van Amazing Spider-Man en ik hou graag bij wat er in het Marvel Universum gebeurt. Het leven van Peter Parker blijft mij fascineren. Zo nu en dan geef ik er zelfs een lezing over. Sommige jeugdfascinaties laten je nooit meer los. Sterker nog: ik weet zeker dat Spider-Man tot ver na mijn dood nog in de papieren versie van New York zal rondslingeren.
Ik vind dat een troostende gedachte.
Welke jeugdheld houdt jou nog steeds bezig?
Het werd weer eens tijd voor wat striptips. Een uiteenlopend aanbod aan berichten over strips van de afgelopen week.
Kuifje homo?
Het zal de stripliefhebber niet zijn ontgaan dat de Kuifje verfilming van Steven Spielberg in de bioscoop draait. Je kunt op je web immers ook je kont niet keren of je komt Kuifje of Tintin tegen. De Belgische krant Het laatste nieuws bekeek de stripreeks van Hergé vanuit een psychologische invalshoek en stelde de vraag: Is Kuifje homo?
Nieuwe cartoonserie op de site van Zone 5300: Geeks & nerds
Striptekenaar en illustrator Kenny Rubenis (Rotterdam, 1984) was tot voor kort studiokracht bij Fokke & Sukke-tekenaar Jean-Marc van Tol. Nu hij de stap heeft gezet naar een zzp-bestaan, heeft hij meer tijd voor het maken van strips. Zone 5300 presenteert voortaan zijn cartoons met filmnerds en andere geeks in de hoofdrol. Lezers van zijn blog Geek Chic weten al hoe grappig zijn cartoons zijn, nu de rest van Nederland nog. Zie hier.
Dure Smurfen
De originele cover van ‘De Fluit met de Zes Smurfen’, het negende album uit de stripreeks ‘Johan & Pirrewiet’ waarin de Smurfen voor het eerst hun opwachting maakten, werd afgelopen weekend tijdens een veiling in Parijs voor 100.000 euro verkocht. Dat meldt Strip Turnhout.
Dr. Sketchy returns
Eerder kondigde ik al de eerste sessie van Dr. Sketchy in Amsterdam aan. Zaterdag 5 november is de tweede sessie in Club 8. Slijp je potloden en hou je vast voor een wervelende show met de elfachtige Felixy Splits, de elegante Liberty Sweet, Marilyn-lookalike Bettsie Bon Bon en Ooh La Lou de burlesque Barbie. Als toetje is er een modeshow van La Rose Couture. Stripwinkel Lambiek is sponsor, maar het evenement vindt dus plaats in Club 8, Admiraal de Ruijterweg 56, Amsterdam, 18.00 – 21.00.
Tot slot nog een vreemd bericht uit Utrecht, waar afbeeldingen van Spider-Man in het straatbeeld opduiken, en een video over Pieter Janssen die verschillende stripfiguren uit pompoenen snijdt.
In het nieuwe VPRO-televisieprogramma Beeldverhaal reist de kijker met stripmaker Jean-Marc van Tol door de stripwereld.
‘België is de bakermat van het beeldverhaal. Striptekenaars als Hergé, Franquin en Willy Vandersteen, bepaalden ooit de contouren van de strip,’ vertelt presentator Jean-Marc van Tol aan het begin van de aflevering ‘Suske en Wiske’. Samen met stripjournalist Toon Horsten loopt hij langs verschillende stripmuren in Brussel en Antwerpen waar men op een willekeurige straathoek een afbeelding van Lucky Luke, Guust Flater of Blake en Mortimer kan aantreffen. Strips zijn in België vanzelfsprekender dan in Nederland. Wellicht dat het nieuwe VPRO-televisieprogramma Beeldverhaal het Nederlands publiek meer stripminded zal maken.
Acht weken lang neemt stripmaker Jean-Marc van Tol de kijker mee op reis door de wereld van het beeldverhaal. ‘Het programma is geen Teleac-cursus, eerder een roadmovie. We willen de kijker meer te weten laten komen over strips en enthousiasmeren,’ legt eindredacteur en initiator Pieter Klok uit. De makers richten zich op volwassenen. ‘Het medium behelst meer dan alleen de Donald Duck. Er zijn natuurlijk heel veel strips voor kinderen, maar er zijn ook geweldige verhalen voor volwassenen. En soms wordt het bijna kunst, misschien is het zelfs wel kunst.’
Springplank
Gert Jan Pos, recent afgezwaaid als stripintendant van het Fonds BKVB, adviseerde en schreef de basisscenario’s waar het televisieteam op voortborduurde. Pos stelde voor per aflevering een specifiek thema te behandelen aan de hand van een strip of stripfiguur. Zo is psychiater Sigmund uit de Volkskrant de springplank om dieper te duiken in de krantenstrip en de vraag wat humor nu eigenlijk is.
In de eerste aflevering is Jan, Jans en de kinderen, de populaire strip die sinds 1970 in de Libelle verschijnt, de aanleiding om de autobiografische strip te onderzoeken. Geestelijk vader Jan Kruis vertelt hoe hij zijn eigen gezinssituatie indertijd als inspiratiebron gebruikte voor zijn strip over de fictieve familie Tromp. Ook praat Van Tol met de jongere generatie autobiografen. Die voeren zichzelf op als stripfiguur en maken verhalen over hun dagelijks leven. Van Tol vraagt aan hen hoe eerlijk je kunt zijn als je beeldverhalen over je eigen leven maakt. Wat laten de stripmakers wel en niet zien?
Tekstballonnen
‘We pretenderen niet dat het programma volledig is en alles behandelt,’ zegt Klok. ‘We hebben onderwerpen gekozen die we gaaf vonden. Iedereen kent bijvoorbeeld Kuifje, maar lang niet iedereen weet dat dit ook het eerste moderne stripverhaal in Europa was. Dat wilden we graag vertellen. Daarom gaat er een aflevering over Kuifje en geestelijk vader Hergé.’
‘Hergé is de eerste in Europa die tekstballonnen gebruikte,’ vult Pos aan. ‘Het is bijzonder dat die er in het eerste Kuifje-album uit 1930 al in staan, terwijl Marten Toonder in 1950 de tekstballon nog afdeed als belachelijk en onnodig. Dankzij Toonder is de ontwikkeling in Nederland achtergebleven.’
Drie jaar geleden stapte Pieter Klok van productiehuis Human Factor stripwinkel De Noorman in Arnhem binnen om zijn verzameling Heinz-strips compleet te maken. ‘Ik keek eens rond naar alle stripboeken die daar lagen en besefte dat ik maar weinig strips kende. Welke zijn er allemaal en hoe is het in Nederland eigenlijk gesteld met de strip? Ik besloot me in de scene te verdiepen. Aangezien ik televisiemaker ben, vond ik dat daar een programma over moest komen.’
Stripmaker onder de stripmakers
De presentator moest de spil van het programma worden. Via een tip van beroepsgrappenmaker Owen Schumacher kwam Klok bij Jean-Marc van Tol terecht. Van Tol is de tekenaar en medebedenker van de populaire strip Fokke & Sukke. Daarnaast zet hij zich al jaren in om ervoor te zorgen dat het beeldverhaal meer aandacht krijgt. ‘Televisie is hét medium om een groot publiek te bereiken. Dat is goed, want heel veel mensen weten niet wat voor gave strips er in Nederland gemaakt worden,’ zegt Van Tol. ‘We zijn in de stripwereld lang bezig geweest met zeggen dat strips interessant zijn. Dat moet je niet zeggen maar laten zien, dan kan men zelf bepalen of het interessant voor ze is of niet. Ik wilde een goed programma maken waardoor de toeschouwer wellicht denkt: in plaats van een normaal boek koop ik eens zo’n gek stripboek. Wie weet spreekt het mij aan.’
Van Tols jongensachtige enthousiasme werkt aanstekelijk. In de aflevering ‘Suske en Wiske’ spreekt hij vol bewondering met Willy Linthout die met Jaren van de Olifant een persoonlijke strip maakte over de dood van zijn zoon. In de aflevering over superhelden hoort hij met verbazing aan dat Action comics #1 waar het eerste optreden van Superman in staat, tegenwoordig voor meer dan een miljoen dollar onder de hamer gaat.
Veertien keer over
Een groot voordeel van Van Tol is dat hij zelf strips maakt en weet waar hij het over heeft. ‘Dat vonden veel stripmakers die we interviewden een verademing,’ zegt Klok.
Dat Van Tol geen raspresentator is, hebben de programmamakers ook gemerkt. Hij had vaak moeite met de voorgeborduurde tekstjes. Aangezien Klok per se niet op een voice-over wilde terugvallen om de boel aan elkaar te praten, improviseerde Van Tol ter plekke vaak de presentatieteksten. ‘In de België-aflevering loop ik richting de Vandersteen studio en vertel ik daar wat over. Dat hebben we geloof ik wel veertien keer overgedaan. Soms stond ik met mijn hoofd tegen een boom aan te beuken omdat ik weer Fokste en Sukste of iets dergelijks had gezegd.’
In dezelfde aflevering onderbreekt Van Tol plotseling een interview met de schrijver en tekenaar van Suske en Wiske als hij hoort dat de kleinzoon van Vandersteen in de andere kamer aan het werk is om die even te begroeten. Klok: ‘Die spontane acties werkten vaak heel goed maar daardoor zitten we in de montage soms flink te zuchten om het allemaal goed te knippen.’
Lost in translation
Van april tot en met oktober trok Van Tol erop uit met Klok, cameraman/regisseur Martijn Tervoort en geluidsman Peter van den Berg, naar Amerika, Japan, België en Nederland om stripmakers te interviewen. De beste herinneringen houdt hij over aan Japan, waar de aflevering over manga is gedraaid. ‘Dat was net Lost in Translation,’ vertelt de stripmaker. ‘We spraken daar via een tolk: Edwin, een 25-jarige student Japans uit Nederland. Als vraagsteller ging ik heel raar Engels spreken, je denkt dat die Japanners het dan wel een klein beetje begrijpen. Maar ze begrijpen helemaal niets en jij begrijpt helemaal niets van het Japanse antwoord. Edwin was een zeer serieuze, ietwat bedeesde jongen. Bij onze eerste ontmoeting interviewde ik meteen Haruko Kashiwagi. Zij maakt erotische strips! Uiteindelijk kwam Edwin toch nog los. Op onze laatste dag hebben we een karaokebar bezocht en met zijn vijven op de nummer 1-hit van dat moment de polonaise gedaan.’
Onbereikbaar
Lang niet iedereen die op het verlanglijstje stond zit in het programma. Het lukte niet om Robert Crumb, boegbeeld van de Amerikaanse undergroundstrip, te interviewen. Ook bleef Stan Lee onbereikbaar. Schrijver Lee bedacht in de jaren zestig superhelden als Spider-Man, The Fantastic Four en de Hulk en ontketende daarmee een revolutie in het genre: hij maakte de superhelden meer menselijk. ‘Het lukte uiteindelijk niet om hem te spreken,’ vertelt Klok, ‘maar daar hebben we een mooie oplossing voor bedacht. Hij gaf een signeersessie op de Comic Con in San Diego. Je ziet Lee op de achtergrond terwijl Jean-Marc hem aanwijst: “Kijk daar is Stan Lee!” Die onbereikbaarheid maakt hem eigenlijk alleen maar groter.’
Striptelevisie
Televisie en strips: het is een lastig huwelijk. Strips dienen vaak als basismateriaal voor tekenfilmseries, maar programma’s waarin serieus over het medium gesproken wordt zijn als spelden in een hooiberg moeilijk te vinden. Een hele generatie groeide op met Wordt vervolgd van Han Peekel dat van 1983 tot 1997 op de buis was. Van Tol: ‘In het begin was Wordt vervolgd een serieus programma over strips. Ik heb echt goede interviews gezien met stripmakers. Het programma ging een beetje aan zijn eigen succes ten onder. Han Peekel had in de gaten dat die imitaties van Donald Duck het goed deden en toen kreeg je wedstrijden en dat soort dingen. Ik denk dat dit mede verantwoordelijk was voor het beeld dat strips alleen voor kinderen zijn.’
Tot nu toe was er weinig ruimte voor de strip op televisie. In de afgelopen jaren ging er soms een Avro Close-up over het beeldverhaal. Arnon Grunberg interviewde voor VPRO’s R.A.M. eens enkele bekende Amerikaanse stripmakers, waaronder legende Will Eisner. Maar daar is Van Tol niet erg over te spreken: ‘Ik vond het zo erg dat hij er zo weinig verstand van had, maar wel met zoveel pretentie vragen stelde. Met plaatsvervangende schaamte heb ik dat bekeken. Ik hoop dat uit het Beeldverhaal blijkt dat ik het werk boeiend vind en dat je dan als kijker voelt dat strips interessant zijn.’
Pos vult aan: ‘De volgende stap zou zijn dat strips ook behandeld worden in een boekenprogramma. In The New York Times wordt gewoon de nieuwe Batman besproken als graphic novel. Zo ver zijn we nog niet.’
Beeldverhaal wordt uitgezonden vanaf zaterdag 29 oktober, 23.05 uur op Ned2.
De leader van het programma:
Alle uitzendingen op een rij
29 oktober, aflevering 1: Jan, Jans en de kinderen
Centraal staat de autobiografische strip. Sommige striptekenaars gebruiken hun eigen leven als inspiratiebron, maar hoe ver gaan ze daarin en hoe eerlijk moet je zijn?
Gesprekken met onder meer Jan Kruis (Jan, Jans en de kinderen), Barbara Stok en Gerrit de Jager (De familie Doorzon).
5 november, aflevering 2: Superman
Waarom is de Amerikaanse superheldenstrip zo populair in de VS en wat maakt de superheld zo typisch Amerikaans? Aan het woord komen onder andere Chris Claremont (scenarist van X-men), David Finch (tekenaar/scenarist van Batman: The Dark Knight) en stripverzamelaar/BBC-presentator Jonathan Ross.
12 november, aflevering 3: Olivier B. Bommel
Een aflevering over de Nederlandse strip met de focus op de Bommel-strip. Wat maakt deze zou bijzonder en wat is de invloed van Marten Toonder op de Nederlandse strip? Tekenaar Dick Matena, verzamelaar Hans Matla en Pieter Steinz, chef boeken NRC, leggen het uit.
19 november, aflevering 4: Kuifje
Over welke rol de strip Kuifje heeft gespeeld bij het ontstaan van de moderne Europese strip en welke invloed geestelijk vader Hergé op het beeldverhaal heeft gehad. Jean-Marc van Tol praat onder andere met Joost Swarte (tekenaar en Kuifje-kenner) en Henk Kuijpers, tekenaar van Franka.
26 november, aflevering 5: Astroboy
Manga is de Japanse stijl van strips maken. Wat maakt deze strip zo typisch Japans en hoe komt het dat manga in Japan zo enorm populair is?
Met Japanse stripmakers Yoshihiro Tatsumi en Haruko Kashiwagi.
3 december, aflevering 6: Mr. Natural
De undergroundstrip is een alternatieve stroming die in Amerika ontstond en in Nederland navolging kreeg. Maar bestaat underground nog wel?
Van Tol in gesprek met de Amerikaanse undergroundtekenaar Jerry Moriarty, Peter Pontiac en Evert Geradts, tekenaar en oprichter van het stripblad Tante Leny presenteert.
10 december, aflevering 7: Suske & Wiske
België is een belangrijk stripland vanwege strips als Suske en Wiske, maar ook woont er een belangrijke nieuwe generatie stripmakers. Van Tol spreekt onder andere met stripjournalist Toon Horsten, veelbelovend talent Brecht Evens en Luc Morjaeu en Peter van Gucht, de tekenaar en scenarist van Suske en Wiske.
17 december, aflevering 8: Sigmund
Over krantenstrips en tekenaars die elke dag grappig moeten zijn. Maar wat is dat dan, humor? Onder meer Peter de Wit, geestelijk vader en tekenaar van Sigmund, Mark Retera van Dirkjan en Ronald Giphart praten daarover met Jean-Marc.
Hier alvast een voorproefje:
Dit artikel is in VPRO Gids #44 gepubliceerd.