Categorieën
Boeken

Storm versus Abdolah

Het boekenweekgeschenk geschreven door Kader Abdolah ligt op mijn bureau. Ik kreeg het toen ik de nieuwe van Nico Dijkshoorn aanschafte. Ik heb het niet zo op Kader Abdolah en na het lezen van een recensie over zijn nieuwste roman, heb ik al helemaal geen trek meer in zijn proza.

In Het Parool van woensdag 16 maart behandelt Arie Storm, auteur en recensent, De Koning van de schrijver met de borstelsnor. Storm windt er geen doekjes om: ‘Kader Abdolah kan veel, maar schrijven hoort daar helaas niet bij.’ Zo die zit. Storm heeft het immers over de schrijver die door het CPNB is uitverkoren om het boekenweekgeschenk te schrijven. Vorig jaar was dat Joost Zwagerman, die een prachtig boek afleverde.

Maar Storm is dan ook geen fan van het CPNB, bleek al uit eerdere sneren in andere stukken die de auteur naar deze organisatie maakte.

Ik heb erg genoten van Storms recensie. Middels mooie formuleringen zet hij druktemaker Abdolah goed op zijn nummer. ‘Druktemaker, meneer Minneboo, ken je Abdolah dan persoonlijk?!’ Neen. Maar ik zie hem wel eens voorbijkomen op televisie, zoals bij De Wereld Draait Door:


Abdolah is niet gespeend van een theatrale persoonlijkheid zo te zien. Toch wel dertig seconden amusant om naar te kijken, maar erg vermoeiend om daar een gesprek mee te moeten voeren. Alsof je Eddy Wally interviewt. Wally heeft namelijk de neiging om, ongeacht de vraag die je hem stelt, binnen twee zinnen altijd op Eddy Wally uit te komen. Dat is een gave. Abdolah heeft dezelfde gave om over zichzelf hoog van de toren te blazen en een hoop theater te maken, maar dat maakt hem nog geen goed schrijver.

Ook Storm vindt dat Abdolah toch wat arrogant overkomt, en schrijft dat mooi op:

‘De koning heet het boek, waarmee Abdolah waarschijnlijk zichzelf bedoelt. Harry Mulisch werd tijdens zijn leven nog wel eens door deze of gene een tikkeltje onbescheiden genoemd. Welnu, Abdolah weet er ook raad mee. Zijn Perzische nationalisme, zijn rijke stoet begaafde voorouders en zijn Nederlandse woordenschat in gesproken conversatie van pakweg vijftig woorden hebben ervoor gezorgd dat hij danig naast zijn schoenen loopt.’

Waren de reaguurders die in commentformulieren hun drollen trollen maar zo welbespraakt.

Storm berijdt in de recensie een van zijn stokpaardjes, namelijk het credo show, don’t tell. Vanwege dit credo heeft hij ook een hekel aan het proza van Kluun. Dat bleek twee jaar geleden nog eens duidelijk toen beide auteurs de degens kruisten tijdens het Weerwoordfestival in Amsterdam.

Storm over De Koning: ‘Dit is kenmerkend voor dit proza: het schept niet, fonkelt niet, maar stelt. Het hele boek is uiteenzetting, tentoonstelling, toelichting en invulling. Abdolah gaat er blijkbaar van uit dat de lezer volslagen debiel is. Familiale verhoudingen, doelstellingen, gemoedsstemmingen, de sfeer, de reden waarom iemand iets zegt en hoe hij dat zegt alles legt Abdolah uit. Dat levert in dialogen zinnen als de volgende op: ‘Let op uw woorden, vizier. U praat over mijn moeder,’’ riep de sjah geërgerd.’

Storm heeft een punt: een tekst op platte wijze alles verklaart en niets aan de verbeelding overlaat, dat kan toch geen literatuur zijn?

Wat ik mij echter het meeste afvraag is hoe iemand die verbaal het Nederlands beperkt beheerst, toch boeken vol kan schrijven. Worden Abdolahs teksten streng geredigeerd door zijn redacteur? Daar bedoel ik niet mee dat ik op Abdolah neerkijk, absoluut niet, ik ben gewoon oprecht nieuwsgierig naar hoe zijn boeken tot stand komen. In DWDD vertelde de schrijver dat zijn vrouw en dochter zijn teksten lezen voordat het naar de uitgever gaat. Misschien dat zij er chocola van maken?

Storms recensie is duidelijk en slim geschreven, een mooi voorbeeld van hoe een bespreking moet zijn: hij geeft voorbeelden die zijn argumenten ondersteunen en de lezer in staat stellen om zelf een oordeel te vellen. Daarnaast is het een onderhoudende tekst. Overigens vond Hanneke Groenteman het boekenweekgeschenk ook niets, zo blijkt uit een ander fragment:

Ik heb na Storms stuk geen zin meer om De Koning of het boekenweekgeschenk op te pakken. In dat opzicht heeft de recensent zijn werk goed gedaan. Abdolahs optreden aan de tafel bij Matthijs van Nieuwkerk, maakt dat ik nog minder geïnteresseerd ben om naar deze verhalenverteller te luisteren. Ik lees liever boeken van mensen die ik wél interessant vind.

Eerst dus maar eens Kleine dingen van Dijkshoorn lezen. Dan kan ik later het boekenweekgeschenk altijd nog inzien, want hoe goed sommige recensies ook zijn, het kan nooit kwaad om zelf de proef op de som te nemen.

Update: Recensent Maarten Moll – ook van Het Parool – heeft De Kraai besproken. Hij is ook geen fan van Abdolahs schrijfstijl en aanpak.

Categorieën
Strips

De Stripvrijplaats van Het Parool: een terugblik

Inmiddels staat op de strippagina, achter de PS in Het Parool, sinds 24 januari de cartoon The flying McCoys van de Amerikaanse broers Glenn and Gary McCoy. Daarvoor was die plek gereserveerd voor de Stripvrijplaats. Sinds begin oktober vorig jaar stond daarin iedere week een andere cartoonist. De makers ervan waren vaak lezers van de krant. Een terugblik met drie deelnemers.

De Stripvrijplaats stond op de plek waar eerst The Argyle Sweater te lezen was. ‘We vonden die strip niet meer zo leuk en wilden er iets anders voor zoeken,’ legt John Koning, artdirector van Het Parool, uit. ‘Het leek ons leuk om een oproep te doen aan de lezers, om te zien wat daar uit zou komen. Dat doen we wel vaker. In de zomer plaatsen we bijvoorbeeld een paar weken de rubriek ‘Beter dan Peter’: lezers mogen zelf teksten verzinnen bij een illustratie van Peter van Straaten.’ Op de oproep voor de Stripvrijplaats kreeg de redactie honderden inzendingen binnen. ‘Lang niet alles was publicabel, ik denk een op de tien, een op de twintig van wat er binnenkwam,’ zegt Koning. ’90 procent van de inzendingen was afkomstig van lezers, de rest van professionals.’

'Amsterdagen' door Mike Monaghan

Kritiek
De krant kreeg nogal wat kritiek vanuit de beroepsgroep. Stripmaker Sandra de Haan begon een speciale actiepagina op Facebook: stripmakers zouden geen gratis strips aan kranten moeten leveren. De Beroepsvereniging Nederlandse Stripmakers (BNS) stuurde een brief. De leden van de BNS wilden een signaal afgeven dat professionele stripmakers hun beroep niet meer kunnen uitoefenen als ze niet normaal betaald worden voor hun werk. Men had wel begrip voor het feit dat de budgetten voor strips steeds kleiner worden, maar hoopte dat de Stripvrijplaats-actie niet de norm zal worden. Koning: ‘We hadden de oproep in eerste instantie wat onhandig geformuleerd. Daardoor ontstond het idee dat we voor weinig geld altijd strips op de strippagina wilde hebben. Ik kon me de kritiek dus wel voorstellen.’

Professioneel cartoonist en stripmaker Djanko (Herman Jan Couwenberg) stuurde wel een paar oude cartoons, aangepast aan het formaat van de krant, in: ‘De ene tekenaar doet uit principe niet mee omdat hij het broodroof vindt, ik heb dit keer niet gekozen voor de principiële houding. Als vrijwilligersbijdragen de standaard worden bij kranten, zou ik dat als professioneel tekenaar niet leuk vinden. Het is natuurlijk wel een vak. Ik zag de Stripvrijplaats echter als een etalage voor mijn werk. Nu heb ik best een paar leuke plekjes om te publiceren, maar ben ik altijd op zoek naar een mooi podium.’

Djanko, die veel tekent voor vakbladen maar ook stand-up cartoons maakt tijdens seminars en congressen, geeft toe dat het moeilijke tijden zijn voor cartoonisten. Recent raakte hij enkele publicaties kwijt. ‘Mensen zijn wat minder trouw dan vroeger. Je wordt wat makkelijker in of uit een blad gezet. Dat is natuurlijk niet altijd prettig. Anderzijds freelance ik al twintig jaar, dus ik ben het wel gewend.’

Nu was het de Parool-redactie niet te doen om via de rubriek een nieuwe vaste cartoonist voor de krant te vinden, noch om zo eindeloos aan gratis strips te komen. ‘De stripvrijplaats is altijd als een tijdelijke rubriek bedoeld,’ zegt Koning. ‘Toen eenmaal duidelijk was dat het iets voor de lezers was, konden de meeste mensen daar wel mee leven. Sommigen vonden het niveau van de cartoons beneden peil en niet geschikt voor publicatie. Daarover kun je van mening verschillen. Om geselecteerd te worden moesten de cartoons een beetje leuk getekend zijn. Nog belangrijker: je moest erom kunnen (glim)lachen.’

Amsterdamse taferelen
Dit uitgangspunt sluit mooi aan bij de filosofie van Mike Monaghan wiens reeks Amsterdagen gepubliceerd werd in de rubriek. ‘Cartoons zonder humor, vind ik niets,’ zegt Monaghan. ‘De kracht bij cartoons ligt vooral bij de humor en niet zo zeer bij de tekenstijl. Een goede tekening is niets zonder een goed verhaal.’

De Engelse Monaghan woont reeds twintig jaar in Amsterdam. In het dagelijks leven is hij conciërge op een basisschool voor kinderen met leer- en gedragsproblemen, muzikant en illustrator van kinderboeken. Cartoons zijn voor hem een hobby, al geeft hij op zijn site drawingcartoon.net wel instructies in het maken van cartoons: ‘De boeken en sites over cartooning gaan altijd over tekentechniek. Ik vind dat iedereen die het wil kan tekenen. Ik wil mensen stimuleren om zelf een potlood op te pakken en dat ze het verzinnen van cartoonideeën gaan ontwikkelen.’

In de reeks cartoons Amsterdagen toont Monaghan in sfeervolle, tekstloze tekeningen enkele taferelen die de Amsterdammer bekend zullen voorkomen. Zoals een hondeneigenaar met een poepzakje die verwijtend wijst naar de hoop poep achtergelaten door de knol van een politie te paard. En een geparkeerde auto langs de gracht die aan alle kanten is ingesloten en onmogelijk kan uitparkeren. Monaghan: ‘Ik wilde niet de heftige, donkere kant van de stad laten zien, maar juist de luchtige kant. Als je er op gaat letten zie je dat het dagelijkse leven veel humor bevat. Dat vind ik prachtig om mee te maken.’

Cartoon van Joost van Praag Sigaar

Absurd
Joost van Praag Sigaar, freelance reclame copywriter, tekende zijn licht absurde cartoons speciaal voor Het Parool. ‘Ik heb met de Stripvrijplaats meegedaan om te zien of ik er tussen kon komen.  Het bedenken van dit soort grapjes ligt een beetje in de lijn van mijn werk. Op de middelbare school en tijdens mijn studie zat ik altijd tijdens de les te tekenen, tegenwoordig teken ik niet meer. Ik nam mezelf voor niet langer dan een week over de serie te doen. Een echte cartoonist moet immers ook iedere dag een cartoon kunnen afleveren.’

Van Praag Sigaar maakte een cartoon waarin een mannetje slaaf vrije chocolade eet en opmerkt dat hij toch iets mist. Een maatschappijkritisch statement van de reclamemaker? ‘Dat vind ik zelf een van de leukste, omdat er echt een grapje in zit. Maar hij is niet maatschappijkritisch bedoelt,’ zegt Van Praag Sigaar. ‘Slaaf vrij kun je op meerdere manieren uitleggen. Bijvoorbeeld dat er geen slaaf als ingrediënt in zit. Of dat het opeens niet lekker is als het niet door slaven gemaakt is. Het is dus eigenlijk onzin, maar je kunt het toch herleiden naar wat ik bedoel.’ In een andere cartoon verkondigt een doppinda aan zijn vader dat hij later een popster wil worden. ‘Nee jongen,’ antwoordt de ouder, ‘je wordt een doppinda, net als je vader.’ Van Praag Sigaar: ‘Ik hou ervan als dingen ontnuchterend zijn. Mensen nemen zichzelf vaak heel erg serieus en dan vind ik het wel grappig om daar een kleine voetnoot bij te plaatsen.’

Tragiek
In de cartoons van Djanko draait het vooral om een tragikomische kijk op het leven. In een cartoon staat een spookrijder vast in de file. In een andere wordt een zelfmoordenaar, die met een touw om zijn nek op het punt staat om de stoel onder zijn voeten vandaan te duwen, aangesproken door een vrouw: ‘Mag ik die stoel, of heb je hem nog nodig?’ Djanko: ‘Ja, die is heel triest. Ik hou zelf erg van een tragische ondertoon. Ik wil niet bewust kwetsen, maar ik wil wel met een glimlach de kern van een onderwerp raken. Blijkbaar heb ik een soort van universele humor. Een  breed publiek van jong tot oud vindt mijn cartoons leuk.’

De drie cartoonisten geven toe dat ze, behalve leuke reacties van bekenden en collega’s, tot nu toe niets aan de publicatie in de krant hebben overgehouden. ‘Ik kreeg in die periode wel een opdracht van vormgevingsbureau uit Amsterdam, maar ik kan niet zeggen dat dit iets met Het Parool te maken heeft,’ zegt Djanko. ‘De opdrachtgever noemde de krant wel, maar kende mijn werk al.’

Is volgens John Koning de Stripvrijplaats voor herhaling vatbaar? ‘Je zou het in de zomer vier weken kunnen doen en daar een plekje voor in de krant kunnen creëren. Ik zou het niet zo snel meer op de strippagina zetten, daar moet weer een permanente strip staan.’

Dit arikel is geschreven in opdracht van Het Parool.

Categorieën
Strips

Aimée de Jongh: ‘Ik ben van nature melancholiek’

Aimée de Jongh is één van de grote beloftes van de nieuwe generatie Nederlandse stripmakers. Vooral bekend van haar dagboekstrips en manga tekenstijl, begint ze binnenkort aan haar eerste striproman.

‘Mensen denken bij strips vaak meteen aan de Donald Duck. Nou, strips kunnen ook over serieuze onderwerpen gaan als ziektes en relatieproblemen. En dat hoeft zich allemaal niet in Duckstad af te spelen,’ zegt Aimée de Jongh, die behalve humorstrips ook beeldverhalen met serieuze onderwerpen maakt.

De Jongh (1988) geldt als een van de grote beloftes van de nieuwe generatie Nederlandse stripmakers. Ze heeft de grammatica van het medium goed in de vingers. Ze blinkt uit als visuele verteller. Ze zet haar personages trefzeker maar met schijnbaar weinig moeite op papier en laat ze overtuigend acteren.

Webcomic
Al zes jaar maakt ze als professional illustraties en strips. Haar carrière begon op het web. In de tijd dat webcomics nog een hype waren, verwierf De Jongh bekendheid door wekelijks online een dagboekstrip te publiceren. Ze begon hier vooral mee om bekender te worden in de stripwereld. ‘Ik zag het als promotiemiddel. Stripmaker Floor de Goede was toen al twee jaar bezig met zijn dagboekstrip en trok veel bezoekers. Dat wilde ik ook en zo werkte het ook, want al snel had mijn site veel lezers.’ De aandacht leidde in 2006 tot de publicatie van haar eerste boekje bij uitgeverij Bee Dee en meerdere publicaties in manga bundels.

Het verwerken van autobiografische elementen ziet de Jongh als therapeutisch: ‘Sommige mensen gaan naar de psycholoog om over hun problemen te praten, misschien verwerk ik ze wel door strips over ze te maken. Niet dat ik zoveel problemen heb hoor, maar toen mijn vriendje het uitmaakte ben ik veel strips gaan maken. Dat werkte supergoed.’

Bovennatuurlijk
Los van de dagboekstrips maakt De Jongh ook graag cartoons en verhalen met onverwachte wendingen, soms met een bovennatuurlijk tintje. Veel van haar strips zijn melancholisch: ze gaan over verloren liefdes, of een geliefde die haar belofte niet waarmaakt. ‘Ik ben van nature melancholiek. Tja, ik ben een vrouw hè,’ zegt de stripmaakster met een glimlach. Toch is het haar ook ernst: ‘Ik probeer met strips moeilijke onderwerpen aan mensen op te dringen en deze iets meer normaal te maken. Ik vind het bijvoorbeeld raar dat mensen het nooit over de dood hebben. Ze vinden het onderwerp zwartgallig, terwijl het iets alledaags is. Er gaan iedere dag mensen dood, dus wat is daar zwartgallig aan?’

In het laatste nummer van literair stripblad Eisner staat een kort verhaal over opkomende popmuzikant Paul Nova. Nova lijkt alleen succes te kunnen hebben als hij op andere muziekanten lijkt. Hij verzet zich hiertegen en weigert nog te spelen totdat de wereld beseft dat ze zijn muziek mist. De Jongh wordt nog vaak geassocieerd met de herkenbare manga-stijl (Japanse strips) waarmee ze bekend werd.’Met Paul Nova wilde ik iets zeggen over hoe ik me van manga probeer los te maken. De meeste opdrachtgevers benaderen me ook omdat ze iemand zoeken die mangastijl kan tekenen. Het levert veel opdrachten op, maar ik kan in veel meer stijlen tekenen. Dat wil ik ook graag laten zien,’ vertelt De Jongh die geregeld stripworkshops geeft in mangatekenen en ook wel eens als expert op dit onderwerp geïnterviewd wordt.

‘Ik ben opgegroeid met Kuifje en Robbedoes, die zijn eigenlijk heel stijf als je ze met Japanse strips vergelijkt. Manga is veel filmischer, dynamischer en dat leest als een trein. De strips zijn heel dik, maar je hebt ze in een kwartiertje uit.’

Striproman
Behalve het korte verhaal in Eisner, werd er recent ook werk van haar in Pulpman gepubliceerd. In eigen beheer bracht ze een serie cartoons uit waarin ze de draak steekt met Jezus en tussendoor maakte ze cartoons en illustraties voor het bedrijfsleven. Binnenkort hoopt ze haar studie animatie aan de Willem de Kooning Academie af te ronden. Daarna gaat ze eindelijk aan de slag met haar eerste striproman. ‘Die zal gaan over een groep mensen die zeker denkt te weten dat de wereld over tien dagen zal vergaan. Ze gaan niet meer naar hun werk, geven al hun geld uit, velen plegen zelfmoord. En wat als blijkt dat de wereld niet vergaat? Omdat mensen hun verantwoordelijkheid niet meer nemen, vergaat de wereld eigenlijk ook. Maar ja, ik kan over twee weken net zo goed een beter idee krijgen.’

Dit artikel stond in Het Parool van zaterdag 12 maart.

Categorieën
Strips

Maaike Hartjes slaat een nieuwe weg in

In haar nieuwste bundel dagboekstrips bewandelt Maaike Hartjes bekende paden, maar dit keer voor het laatst. Geïnspireerd door Japan slaat de stripmaakster een nieuwe weg in. ‘Het gaat niet meer om mij maar om wat ik in te brengen heb voor een ander.’

Gruwelijk! heet de nieuwste bundel dagboekstripjes van Maaike Hartjes (Amsterdam, 1972). In de herkenbare stijl met eenvoudig getekende figuurtjes waar Hartjes bekend mee werd, verstript ze episodes en observaties uit haar leven. Onderwerpen als welk openbaar toilet het minste wordt gebruikt, tevreden zijn met je niet-kinderwens en dat clowns eigenlijk maar enge figuren zijn, passeren de revue. De verhalen stonden eerder in NRC.next en de Viva.

Voor de stripmaakster is haar dagboekstrip, een genre waar ze van kindsbeen af al mee bezig was, letterlijk een gesloten boek. In 2009 besloot een nieuwe Viva-redactie dat het na negen jaar tijd werd voor iets anders dan de belevenissen van Hartjes. ‘De nieuwe hoofdredactrice zei letterlijk: “We zijn wel een beetje klaar met je poppetje.” Ze bedoelde het waarschijnlijk niet naar, maar het kwam toch wel hard aan. “Dat poppetje ben ik!,” dacht ik toen.’

De koek was ook wel een beetje op. ‘In het begin bedacht ik enthousiast wat ik nu weer aan de Viva-lezeressen zou vertellen, maar op den duur werd het echt werk,’ vertelt Hartjes. ‘Ik kon er ook niet verder in groeien. Ik was zelf met andere dingen bezig, maar de Viva had daar geen ruimte voor.’

Bron: http://maaikehartjes.blogspot.com

Volwassen speelgoed
Tegenwoordig maakt Hartjes liever reisverhalen in stripvorm. Eerder kwamen Hong Kong dagboek en Donker, Hartjes’ ervaringen in Zuid-Afrika, uit in boekvorm. Haar volgende project wordt een uitgebreid boek over Japan, met illustraties, foto’s en strips. Al denkt ze nog na over de vorm. ‘Zes jaar geleden hebben mijn vriend Mark en ik voor het eerst een grote reis gemaakt naar Japan en Korea. Toen kreeg ik helemaal de Japankoorts te pakken. Het was alsof ik thuiskwam. Opeens was ik in een land waar mensen dezelfde dingen als ik leuk en belangrijk vinden. Japan heeft echt een beeldcultuur. Kunst en commercie lopen daar gemakkelijk in elkaar over.’

Inmiddels is ze al vijf keer teruggeweest. De sporen van die bezoeken zijn terug te zien in haar huis. Daar hangen kimono’s naast de deur waarop in het Japans wc staat en in de woonkamer staat een wandkast die is omgebouwd tot een reeks poppenhuizen waar Japanse pullip-poppen in staan opgesteld. Pullip-poppen zijn vooral bedoeld als verzamelobject. ‘De Japanners pakken hun hobby’s serieus aan. Je hebt daar enorme speelgoedwinkels voor volwassenen en verzamelaars. Ik hou van gekke dingen, wat andere mensen meestal niet leuk vinden.’

Grafische experimenten
Door Japan is de stripmaakster zich meer gaan interesseren voor illustratie, design en fotografie. Ze begon te experimenteren door foto’s van zelfgemaakte 3D-objecten met tekeningen te vermengen. Daarmee raakte ze af van de bekende stenostijl van haar dagboekstrips.

Hartjes: ‘Ik sta niet stil en verander. In het begin kenden veel mensen me alleen van die simpele dagboektekeningen. Nu begint die nieuwe stijl wel te lopen en krijg ik daar ook opdrachten voor.’
De laatste tijd maakt Hartjes meer reclame-illustraties. ‘Met reclamewerk denk je veel meer mee met de opdrachtgever. Je gaat iemand helpen met je tekeningen, met je fantasie en creativiteit. Het gaat dus niet meer om mij maar om wat ik in te brengen heb voor iemand anders.’

De stripmaakster maakt zich ook druk over de Nederlandse stripwereld. Recent werden Hartjes en Hanco Kolk duovoorzitters van de Beroepsvereniging Nederlandse Stripmakers (BNS). Sinds de oprichting, twee jaar geleden, liet de beroepsvereniging weinig van zich horen, maar Hartjes wil dat de BNS zichtbaarder wordt. Verder vindt Hartjes dat stripmakers zich meer met de zakelijke kant van hun vak moeten bezighouden, daarnaast wil ze bijeenkomsten organiseren waar vakgenoten ervaringen kunnen uitwisselen.

Maaike Hartjes: Gruwelijk!
Oog & Blik/De Bezige Bij, € 12,90

Dit artikel stond donderdag 3 maart in Het Parool.

Categorieën
Strips

Stripbladen in Nederland: Van Duckstad tot Zone 5300

Het aanbod van Nederlandse striptijdschriften werd recent verrijkt met Por Dios en Kwynk. Maar de gouden tijden van de stripbladen lagen in de jaren zeventig en tachtig. De distributie is een probleem voor de kleine bladen. Lezen we de strips in de toekomst alleen nog maar digitaal?

Recent werd het aanbod van Nederlandse stripbladen verrijkt met Por Dios en Kwynk. Beide stripbladen bestaan grotendeels uit oude strips die digitaal zijn opgepoetst, maar daar houdt de vergelijking dan ook wel mee op. Por Dios bevat ieder nummer een heel album, van bijvoorbeeld bekende striphelden als Storm, Agent 327 of Franka, aangevuld met korte verhalen van andere striphelden. Kwynk daarentegen bevat voornamelijk korte en vervolgverhalen van stripmakers als Jan Kruis, Gerard Leever, Jan van der Voo en Patty Klein. De strips zijn bedoeld voor kinderen vanaf een jaar of zeven.

‘De gedachte achter Kwynk is om oude strips op te peppen en leesbaar te maken voor de jeugd van nu,’ vertelt initiatiefnemer John Croezen. ‘Een paar jaar geleden waren we er al mee bezig, maar door de crisis trok de uitgever de stekker eruit. Zomer vorig jaar werd ik benaderd door uitgeverij Marken uit Limburg en die wilde een digitale kiosk opzetten met daarin alleen digitale bladen en ook stripbladen. We hebben het concept uit de kast gehaald en dat is de Kwynk geworden.’

Een kwestie van distributie
Bijzonder aan Kwynk is dat het blad alleen digitaal verkrijgbaar is op de iPad, of te downloaden als PDF. ‘Digitaal betekent geen drukkosten en geen problemen met de distributie,’ zegt Croezen. ‘Je kunt stellen dat in Nederland de distributie van strips allerbelabberdst is. Ik heb een album over Pipo de Clown uitgegeven maar dat kreeg ik met geen mogelijkheid in de winkel. Ik heb echt alles geprobeerd, distributeurs gebeld en grote winkelketens, maar die vonden dat strips te weinig omzet genereren om er ruimte voor te maken in het schap. Tenzij je de Donald Duck of Suske en Wiske bent, kom je er gewoon niet tussen.’

Tonio van Vugt, hoofdredacteur en uitgever van het striptijdschrift Zone 5300 beaamt dat: ‘Distributie is altijd een probleem geweest. We brengen de Zone nu vooralsnog zelf in de winkels. Er is geen distributeur voor kleine striptijdschriften in Nederland.’

Hoogopgeleide liefhebbers
Zone 5300
– tijdschrift voor strips, cultuur en curiosa – bevat naast strips ook artikelen over film, muziek en boeken. ‘Geen enkele kunstvorm staat immers op zich en aangezien we strips als kunstvorm beschouwen, vind ik de relatie tot andere media relevant,’ aldus Van Vugt. Met een oplage van 2500, waarvan er duizend naar abonnees worden gestuurd, is Zone 5300 vooral een blad voor de hoogopgeleide liefhebber tussen de 20 en 40. ‘Er zitten veel schrijvers, illustratoren en muzikanten in ons lezersbestand. We willen dingen brengen die nog niet bekend zijn bij een groot publiek. Tekenaars als Erik Kriek, Gummbah en Maaike Hartjes hebben bijvoorbeeld hun doorbraak bij de Zone gehad,’ zegt Van Vugt. Het blad kan vooral voortbestaan omdat de redactie bestaat uit een groep vrijwillige professionals.

Por Dios is geïnitieerd door Rob van Bavel, die in 2009 ook met de nieuwe versie van het oude vertrouwde blad Eppo op de proppen kwam. Eppo bevat voornamelijk vervolgverhalen van mainstream strips en richt zich op de nostalgische veertiger die als kind het blad ook las. Het stripblad verscheen oorspronkelijk van 1975 tot halverwege de jaren tachtig. Na talloze naamswijzigingen en samenstellingen verdween het in 1999 van de markt. De oplage van de tweewekelijkse Eppo ligt rond de 18.000. Het blad heeft 8.000 abonnees.

Komt Eppo, waar veel werk van Nederlandse makers in staat, uit de kosten? ‘Dat is heel lastig om te zeggen omdat Eppo ook weer uit allerlei takken bestaat. Je hebt het blad, de albums van de uitgeverij en ons eigen verkoopkanaal,’ zegt Van Bavel. ‘Op een gegeven moment maak je bijvoorbeeld verlies met het blad maar winst via de nevenactiviteiten. Ik heb vorig jaar een paar stripalbums uitgebracht om te zien wat dat in de markt doet. Ik denk dat ik eind van dit jaar daar meer over kan zeggen.’ Volgens Van Bavel is het belangrijk voor de Nederlandse strip dat er in Eppo strips voorgepubliceerd worden. Stripmakers kunnen niet leven van de albumverkoop dus voorpublicaties zijn een belangrijke inkomstenbron.

Vrolijke weekbladen in de kiosk
Van Por Dios worden er iedere maand 30.000 exemplaren gedrukt en verspreid onder 3500 verkooppunten. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Zone 5300, zijn de bladen van Van Bavel wel in de schappen van de kiosk te vinden. Net als de Donald Duck. Het vrolijke weekblad is met een oplage van 310.000 immers nog steeds marktleider.

Donald Duck is het allergrootste stripblad van Nederland, geen andere titel komt zelfs in de buurt,’ aldus Fiona Cordes, senior brandmanager ‘Kids’ voor Sanoma, dat onder meer meidenblad Tina, Cars en Nickelodeon Magazine op de markt brengt. Sanoma heeft het alleenrecht op Disney in Nederland en geeft enkele bladen uit met Disneystrips en -karakters.

‘De totale markt voor kindertijdschriften stijgt, er zit alleen een daling in de preschool-markt,’ aldus Cordes. De markt voor jeugdstripbladen wordt grotendeels gekenmerkt door bladen die zijn opgehangen aan een serie, thema of tv-zender. Bijvoorbeeld Disney XD en Ben 10 Magazine, gelieerd aan Cartoon Network. De jeugdbladen bevatten naast strips vaak ook puzzels, games- en gadgetnieuws en geïllustreerde verhalen en zijn gericht op specifieke doelgroepen.

Duckstad Twitter
Hoewel de Donald Duck primair bedoeld is voor kinderen tussen 7 en 12,  is het ook een blad voor het gehele gezin en worden de avonturen uit Duckstad ook gelezen door mannen tussen de 20 en 49. Om de doelgroep te bereiken, zet Sanoma ook nieuwe media in. ‘Duckstad Twitter is een groot succes; meer dan 10.000 followers en dat groeit nog iedere dag. In november vorig jaar werd de eerste Donald Duck Ei-phone app gelanceerd. Ook zal Donald Duck op de iPad niet lang op zich laten wachten,’ aldus Cordes. Zone 5300 houdt het voorlopig op een volwaardige website naast de papieren versie, waar geregeld artikelen, recensies en strips op gepubliceerd worden.

Digitaal uitgeven is een groeiende markt, erkent Croezen. ‘Het mooie is dat digitale nummers van Kwynk altijd te koop blijven. En er komen steeds meer online kiosken bij, waar we Kwynk ook kunnen aanbieden. Het blad loopt nu nog niet storm. Dit komt deels omdat we ons nog niet veel met promotie hebben beziggehouden, maar we verwachten dat er binnenkort een stijgende lijn in zit.’

Oud-papier
Croezen denkt zelfs dat we over tien jaar geen strips meer op papier zullen lezen: ‘Dan is er ook geen krant meer te koop op straat. Kijk maar naar vinylplaten, dat is alleen nog maar handel voor DJ’s en nostalgische lui. Met papier zal het net zo gaan. Kranten zitten nu al in problemen en gaan steeds meer online. Ik vind het ontzettend knap van Rob van Bavel dat hij Eppo nog in de winkel krijgt, maar ik vraag me af hoe lang dat nog gaat duren.’

Van Bavel: ‘Daar kan hij best gelijk in hebben. Ik denk dat de Eppo-doelgroep, mannen in de veertig, een verbintenis hebben met papier en graag strips op papier blijven lezen. Maar die groep wordt steeds kleiner en als het kostentechnisch niet meer haalbaar is, zal het stoppen.’

Van Vugt is optimistischer: ‘Papier zal zeker afnemen, maar dat geldt vooral voor tijdschriften en kranten die toch na een paar dagen in de kattenbak verdwijnen. Maar nichetijdschriften als Zone 5300 en Eisner (gericht op literaire beeldverhalen, red.) wil je gewoon op papier lezen. Dat zijn collector’s items, geen wegwerpartikelen.’ Bij Sanoma zien ze nieuwe media als een middel om nieuwe doelgroepen aan te boren en de positie van de mannendoelgroep te versterken, maar papier zal niet verdwijnen. ‘Over 10 jaar valt nog altijd wekelijks het vrolijkste weekblad van Nederland op de deurmat!,’ aldus Fiona Cordes.

Tijdschriftenbak
Behalve bovengenoemde titels bevat de tijdschriftenbak nog andere stripbladen. Een selectieve greep:

Geïnteresseerde striplezers halen hun informatie onder andere uit Zozolala en Stripschrift. De liefhebber van pulpstrips en het werk van Fred de Heij leest het eigenzinnige blad Pulpman. Bekend maar vooral nieuw talent is te vinden in het onregelmatig verschijnende De Lijn. Eisner, vernoemd naar de beroemde stripmaker Will Eisner, bevat beeldverhalen met een literaire inslag.

Dit artikel is woensdag 2 maart in Het Parool gepubliceerd.

Categorieën
Strips

Argibald: ‘Ik ben een eigenwijs mannetje’

Argibald door Mark van der Zouw. (www.markvanderzouw.nl)

‘Oké, oké, ik geloof!!’, roept de man die door de hand van God wordt vastgeklemd. De hand komt uit een wolk. Onder de angstig schreeuwende man bengelt een verdwaasd kijkend hondje aan de riem. In een andere prent staat een ongure vent te midden van een groepje meisjes in het bos en zegt: ‘Mannen, ik heb sterk het vermoeden dat er een pedofiel in ons midden is.’ Dit zijn twee sprekende voorbeelden uit het absurdistische cartoonuniversum van Argibald, vol sterke visuele grappen en teksten waarin een ironische draai wordt gegeven aan de betekenis van standaarduitdrukkingen.

Zes jaar geleden zag cartoonist Argibald (Willem Bentvelzen) op de Hogeschool van de Kunsten Utrecht het licht. Hij studeerde Image and Media Technology, maar nadat hij de cynische cartoons van wijlen tekenaar Yrrah zag, besloot hij geen animator te worden maar zich toe te leggen op het maken van cartoons.’Ik probeerde eerst ook als Yrrah te tekenen. De cartoon an sich boeide mij. Ik vind het een fascinerend gegeven dat je om een plaatje moet lachen,’ zegt de tekenaar in zijn appartementje in het centrum van Utrecht.

Net als veel van zijn generatiegenoten tapt Argibald qua humor uit het vaatje van Kamargurka en Gummbah, wat hij overigens volmondig toegeeft: ‘Ik kan niet ontkennen dat ik daar volledig schatplichtig aan ben. Toen ik jong was maakte ik kennis met de cartoons van Gummbah toen ze nog in Nieuwe Revu stonden. Hij heeft uitzonderlijk en eigenzinnig gevoel voor humor. Hij durft risico’s te nemen en rare dingen te doen. Die totale vrijheid spreekt mij aan. Ik heb het idee dat de mensen die mij fascineren zich minder houden aan de algemene maat.’

Ongebruikelijk
Net als zijn grote voorbeelden maakt Argibald absurdistische cartoons. ‘De schoonheid van het absurdisme is voor mij iets laten zien wat wezenlijk kan, terwijl het toch ongebruikelijk is.’

In een verse cartoon van zijn hand staart een mannetje tevreden naar een vaas waar hij een stel komkommers in heeft gestopt: ‘Toch vreemd, dat een mens bloemen koopt als hij ook gewoon komkommers kan kopen.’ Geen alledaags beeld. ‘Nee, je zult de komende tien jaar nergens binnenlopen en dit beeld zien. Nou ja, misschien wordt het nu wel een trend,’ zegt hij met een glimlach, en vervolgt: ‘Het gaat mij om de onvrijheid van het object. De functionaliteit van een stoel is dat je erop zit. Eigenlijk kun je een object op ontiegelijk veel manieren gebruiken, maar de standaardfunctie is vaak het eerste wat in je opkomt. Ik probeer de mens te bevrijden van het idee dat hij heeft bij zijn omgeving. We beperken ons teveel omwille van de functionaliteit. Echt een missie zou ik het overigens niet noemen. Ik speel met taal en de functionaliteit van dingen en hoe mensen daarmee omgaan. Niet omdat ik er tegen ben, maar om te laten zien wat ook kan.’

Als er een rode draad door zijn cartoons zou lopen dan zou het Argibalds afkeer tegen absolute waarheden zijn. ‘Mensen claimen een monopolie op de waarheid,’ zegt de cartoonist. ‘Neem bijvoorbeeld religie. Dat is heel overkoepelend, maar het kan ook individueel, waarbij mensen uit eigen overtuiging handelen. Ik geloof niet in absoluutheid van die reden en zie het eerder als een excuus. Ik wil mensen kietelen en laten zien dat de reden waar ze zo aan vasthouden, helemaal niet zo absoluut is als dat ze denken.’

Stront
In een cartoon uit zijn recentste bundel wijst een man op een terras de ober op het feit dat zijn glas halfvol stront zit. De ober denkt heel olijk: ‘Ah, een optimist.’ Argibald: ‘Het cliché is natuurlijk dat je een optimist bent als je het glas halfvol ziet, maar halfvol met wat? Bepalen wat er in het glas zit, is de vrijheid die je nog hebt in de absoluutheid van de tegenstelling tussen optimisme tegen pessimisme. Ik ben zelf ook een optimist, maar ik vind wel dat je je positivisme aan realisme moet toetsen. Toets je optimisme maar eens aan de meest verschrikkelijke daden uit de geschiedenis van de mensheid. Wat is je optimisme dan waard?’

Soms bedenkt hij een grap en schetst deze in een boekje. Andere cartoons ontstaan spontaan en tekent hij rechtstreeks op papier met kroontjespen en Oost-Indische inkt. ‘De grappen die ik echt goed vind, komen vaak uit een tekening voort. Dan ben ik gewoon poppetjes aan het maken en dan krijg ik wezenlijk een ingeving in taal en dan klopt het allemaal opeens. Over de beste cartoons doe ik vaak niet lang en ik weet meteen dat ze goed zijn. Ze zijn de uitzonderingen in mijn werk, maar voor mij wel de meest bevredigende in het werkproces.’

Zijn tekenmethode levert niet altijd een bevredigend resultaat op. ‘Ik maak elke dag wel iets. In een bundel zitten ongeveer honderd cartoons, wat dus betekent dat driekwart van wat ik maak te slecht is om uit te geven. Er zitten gewoon veel losse flodders tussen.’

Vette lijnen
Kenmerkend aan Argibalds tekenwerk is de afwisseling tussen dunne en dikke, vette inktlijnen. ‘Over de lijnvoering denk ik wel na, want een figuurtje moet kloppen, maar tegelijkertijd is die ook willekeurig. Meestal begin ik namelijk met het tekenen van de neus en omdat er dan nog de meeste inkt in de pen zit, wordt de lijn dikker.’

Zijn tekeningen bevatten naar zijn eigen smaak ook te veel herhaling. Vrouwen dragen steevast een bloemetjesjurk of een jurk met cirkelmotief. Verder bevat het universum van Argibald opvallend veel dezelfde meubels, straathoeken en draagt iedereen hetzelfde koffertje. ‘Volgens mij kan ik wel anders, maar kom ik structureel terug bij die vaste dingen. Ik denk dat ik daar wel wat creatiever mee om moet gaan. Het komt ook omdat ik vaak begin met het tekenen van de personages, later bedenk ik dan in welke setting het moet afspelen. Dat doe ik wel eens fantasieloos, waardoor dezelfde setting of dezelfde elementen terugkomen. Dat vind ik eigenlijk zelf ook niet zo heel sterk.’

Pedofielen
Thematisch varieert de cartoonist vaak op dezelfde onderwerpen. Hij maakt graag grappen over het christelijk geloof, voetbalsupporters, discriminatie, artsbezoeken, de dood en zelfmoord. ‘Seksualiteit, het feit dat we allemaal doodgaan, menselijke emoties – het zijn algemeenheden in de taboesfeer die verbinden. Het banale verbindt meer dan de levensinvulling van de rede. De dood is de meest feitelijke menselijke deler. Het sterven maakt ons allemaal gelijk, ongeacht wat je gelooft van wat erna zou komen.’

Ook maakt Argibald veelvuldig grappen over pedofielen. ‘Ik vind pedofilie erg interessant omdat het om een heel scheve seksuele machtsverhouding gaat. Tussen een volwassene en een kind dat nog geen actieve seksuele beleving heeft en fysiek en geestelijk de mindere is. Daar zit een bepaalde triestheid in. Maar je kunt het ook zien als een metafoor, voor macht zelf of het gebruik van macht.’

Het gaat de filosoferende Argibald voor de wind. Vorig jaar was er naar aanleiding van zijn vijfjarig bestaan als cartoonist een expositie in het Stadhuis van Utrecht waar ook zijn vrije tekenwerk te zien was. Hij publiceerde zijn vierde bundel en stond in het cartoonblogboek, een bloemlezing van cartoonisten die op de site cartoon.blog.nl publiceren.

Voor Mooi is dat! – een koffietafelboek waarin 57 literaire werken in één pagina werden verstript door verschillende stripmakers – maakte hij een illustratie over de roman Contrapunt van Anna Enquist. En recent tekende Argibald een contract met het Belgische magazine Humo, waar de cartoons van zijn grote voorbeeld Gummbah ook in staan. ‘Ik wilde altijd al in de Humo staan, een fantastische publicatieplek. Ze gaan op regelmatige basis cartoons van me publiceren. Ik lever een serie aan van de beste die ik in de laatste week maakte, en zij kiezen daar de meest passende uit. Fantastisch, want ik kan maken wat ik wil. Ik ben eigenlijk ook een autonoom cartoonist die werkt naar eigen inzicht. Een eigenwijs mannetje dat zijn eigen ding wil doen.’

Argibald: Ik vond de site beter
Uitgeverij Xtra, € 9,90

Dit interview stond woensdag 2 februari in Het Parool.

Categorieën
Mike's notities

Minneboo-Media jaaroverzicht 2010

Voor mij was 2010 voor mij als freelancer een goed jaar. Ik heb flink wat artikelen mogen schrijven over strips en beeldcultuur en heb onderwerpen behandeld waar ik graag iets mee wilde doen. Nieuwe stripalbums, achtergrondartikelen over stripgenres en lekker veel interviews voor de VPRO Gids, Het Parool, maar ook in de Eppo, Stripgids, ArtEZ Fact en natuurlijk de Zone 5300.

Interviews
Het interview vind ik een van de fijnste journalistieke vormen die er zijn. Een-op-een gesprekken met mensen die iets interessants te vertellen hebben over hun kunst – daar krijg ik nooit genoeg van. Hoewel ik goede herinneringen heb aan alle gesprekken die ik dit jaar voerde, waren er een paar interviews die er voor mij extra uitsprongen.

Zoals mijn gesprek met Mike Mignola. Ik sprak de geestelijk vader van Hellboy op een vroege zaterdagochtend in het racketcenter in Breda waar een stripbeurs plaatsvond. In de geur van kroketten en friet spraken we over het ontstaan van Hellboy, Mignola’s liefde voor folklore en de bescheidenheid van de stripmaker.

Een ander gesprek waar ik erg naar uit keek was het interview met schrijver en dichter Nico Dijkshoorn. We spraken elkaar in een drie uur durende sessie in zijn stamkroeg in Leiden. Aan het einde van het gesprek kwam zijn stripliefde ter sprake. Dijkshoorn vertelde dat hij vroeger als kind met zijn jas om zijn nek Batman speelde. Ook bleek hij jarenlang comics verzameld te hebben. Dijkshoorn is een aardige en toch wat bescheiden vent.

Het derde gesprek dat ik graag wil noemen, was het interview met Matthijs van Nieuwkerk dat begin december plaatsvond in de studio van DWDD. Ik sprak hem voor een video voor mijnVARA.nl, de site waar ik parttime voor werk. We spraken vooral over het vakmanschap van de presentator, zijn rol bij DWDD en zijn toekomstplannen voor als hij stopt met deze talkshow. In januari ga ik de video monteren.

(Mocht je willen weten wat ik dit jaar nog meer heb geschreven, hier vind je een uitgebreid overzicht.)

Andere bijzondere momenten in het afgelopen jaar waar ik graag aan terugdenk: een zeer leerzame rondleiding bij de NOS en een concert van TRAIN dat me erg goed deed.

In februari bezocht ik de opleiding Comic Design op ArtEZ voor een reportage in de VPRO Gids. In december keerde ik terug naar Zwolle om een lezing te geven over Spiderman, een van mijn favoriete stripfiguren.

In Pulpman #8 staat een strip getekend door niemand minder dan Fred de Heij naar een scenario dat ik schreef. We hebben plannen om volgend jaar meer samen te werken.

Ook was ik maar liefst drie keer jurylid. Voor de VPRO Debuutprijs, de Stripschapsprijzen en het KLIK Amsterdam Animatie Filmfestival. Allemaal prijzen waar ik in principe achter kan staan en die het medium waar ze voor staan onder de aandacht brengen. Vooral die laatste ervaring was een feest daar de jury en de speciale gasten in de watten werden gelegd door het festival.

Verder begon ik halverwege het jaar te werken als online redacteur bij de VARA. In deze parttime functie kan ik mijn passie voor videoreportages aardig botvieren. Ook begon ik met een nieuwe reeks webvideo’s onder de naam Daily Webhead waarin ik korte scènes en sfeerbeelden afwissel met reportages. Iets waar ik het volgende jaar zeker mee verder ga. Net als het gelijknamige fotoblog.

2011
Rest mij niets anders meer dan de bezoekers van mijn blog hartelijk te bedanken voor het lezen van mijn stukken en het reageren op de site. En iedereen een inspirerend en heldhaftig 2011 toe te wensen.

Categorieën
Mike's notities

Krantenbezorger met kerstwens

Wat ik ook zo’n typisch Decemberverschijnsel vind, is de krantenbezorger die met een papieren kerstwens bij je aanbelt en een fooi wilt voor zijn werk. Van de week stond hij bij mij voor de deur. Het was de eerste keer dat ik het gezicht zag van de Parool-bezorger.

Natuurlijk heb ik een abonnement op Het Parool: ik schrijf voor die krant en ik weet graag wat er in mijn stad speelt.

De bezorger laat eens per jaar niet zomaar zijn gezicht zien: het is de bedoeling hem of haar voor de moeite financieel te compenseren. Daar mag je natuurlijk je vraagtekens bijzetten bij deze traditie, maar dat deed ik gezien het winterweer van de afgelopen weken waarin de krant gewoon bezorgd werd, maar even niet.

Nu heb ik nooit cash in huis, dus moest ik eerst even zoeken naar wat verdwaalde euro’s. Die lieten zich moeilijk vinden, waardoor ik je bezorger slechts enkele muntjes kon geven.

Waarschijnlijk minder dan waar hij op gehoopt had, al zei hij dat het ‘geen probleem’ was. Daarna trok hij zijn bontkraagje omhoog en mompelde hij nog iets terwijl hij de trap af liep.

Toch is er vandaag nog steeds geen krant bezorgd…

Categorieën
Strips

10 jaar TRIK: ‘Grappig zijn is niet mijn doel’

10 jaar politieke cartoons van TRIK zijn gebundeld in het album Decennium.

Maandagmorgen, politiek cartoonist-illustrator TRIK zit in zijn atelier te Haarlem en kijkt met een frons onder zijn baseballkap naar het beeldscherm: het gezicht van Robert M., hoofdverdachte in de grootschalige kindermisbruik zaak, staat afgebeeld op een schuifpuzzel. De vierkante hokjes staan door elkaar. De kijker mag het plaatje zelf goed maken. Vooralsnog staat ‘Afmaken’ onder het beeld geschreven, dat net zo dubbelzinnig geïnterpreteerd mag worden als dat het klinkt. TRIK twijfelt nog over deze cartoon. ‘Ik denk dat hij te ongenuanceerd is. Je wilt in de waan meegaan, maar als cartoonist moet je op de juiste momenten genuanceerd zijn.’

Op het bureau liggen enkele conceptschetsen, van een klassieke wanted-poster tot een woordspeling op het woord kinderdagverblijf. TRIK worstelt zich vaker op associatieve wijze door verschillende concepten heen totdat hij het juiste beeld bedenkt. Vandaag liet hij zich inspireren door de schuifpuzzel met Barbapapa die naast de koffie staat.

TRIK maakt per week ongeveer vier politieke cartoons. Zijn werk staat onder andere in Nieuwe Revu en NRC Handelsblad. Daarnaast maakt hij sportcartoons en illustraties en geeft hij les op de kunstacademie in Zwolle.

Calimero
In het recent verschenen boek Decennium staat een bloemlezing van zijn politieke werk, dat balanceert tussen cartoons en grafisch ontwerp. Wilders afgebeeld als Calimero met een rode nazistische partijband om zijn vleugel, een vliegtuigje gevouwen als een dollarbiljet dat neerstort en de val van de dollar uitdrukt, een poster van de film Scarface met Berlusconi afgebeeld als de titelfiguur.

TRIK gebruikt een iconografische beeldtaal herkenbaar van reclames en pictogrammen. ‘Ik gebruik beelden die in het collectieve geheugen van mensen zitten en maak ze politiek, ik geef er een draai aan. Hierdoor raken mensen van hun apropos en blijven de illustraties hangen. Ik wil dat de lezers even stilstaan bij een bepaald nieuwsfeit en erover nadenken. Mijn cartoon zet hen op het verkeerde been waardoor ze hun eigen mening verscherpen.’

Graffiti-artiest Banksy en grafisch kunstenaar OBEY noemt hij zijn grote voorbeelden. Je herkent hun werk meteen en hun namen lijken merknamen. Dat streeft TRIK ook na. Hij heeft dan ook liever niet dat zijn echte naam in de krant wordt vermeld. ‘Die doet er niet toe. Eén woord als naam vind ik gewoon heel sterk. Zo word je een begrip. Daarbij speel ik ook vaak met merken.’

Rapper
De naam TRIK is afgeleid van het Engelse trick. Zo noemde de cartoonist zichzelf toen hij van zijn dertiende tot vierentwintigste als rapper optrad. De liefde voor hiphop heeft hij altijd gehouden: bij Decennium is gratis een soundtrack te downloaden die door het dj-duo Swotteam werd gemaakt.

Een andere held is Dick Bruna, die net als TRIK eenvoud nastreeft. ‘Ik wil zaken terugbrengen naar de essentie. De zeggingskracht van het beeld wordt groter als je al het overbodige weglaat. Omdat ik niet alles uitleg, bieden mijn cartoons ruimte voor meerdere interpretaties. Als mensen aan mij uitleggen waar volgens hen een cartoon over gaat, komt er soms iets heel anders uit dan ik bedoelde. Dat vind ik mooi.’

Doemdenker
Het is TRIK niet om de grap te doen: ‘Het is niet mijn doel om grappig te zijn. Soms wordt het grappig, maar soms ook niet.’ De cartoonist noemt zichzelf een doemdenker. De verhaallijn in zijn bundel is dan ook dat het alleen maar slechter en slechter gaat met de wereld. ‘Het is een soort barometer die steeds hoger oploopt. Ik heb twee keer in mijn prille bestaan gedacht dat we echt een burgeroorlog zouden krijgen. Dat dacht ik bij de moord op Theo van Gogh en bij de aanslagen op 11 september 2001, het nieuws dat de meeste indruk op me maakte in de afgelopen tien jaar. Ik heb toen echt twee dagen met open mond zitten kijken, ik kon er niet van slapen. Er hing toen een wij-zij-sfeer in het land. Het leek alsof er een snoeiharde veldslag tussen culturen zou komen. Ik ben daar nog steeds bang voor, kijk maar naar het huidige kabinet. Je ziet op dit moment een verharding van de tegenstellingen.’

Na het interview buigt TRIK zich nog eens over de cartoon over de kindermisbruiker. ‘Wat denk je? Is hij toch niet te grof?’

Uiteindelijk is de cartoon zo geworden:

TRIK: Decennium
Uitgeverij Oog&Blik/De Bezige Bij

Dit interview is woensdag 22 december in Het Parool gepubliceerd.

Categorieën
Strips

TRIK in beeld

Vandaag was ik op bezoek in het atelier van politiek cartoonist TRIK om hem te interviewen voor Het Parool. Recent kwam er een bundel met een bloemlezing van zijn cartoons van de afgelopen tien jaar uit, toepasselijk Decennium geheten.

Een prima aanleiding voor een artikel. Of een video: programmamakers van NRCV’s Altijd wat portretteerden TRIK in onderstaande, mooi geschoten video. Ze gingen een paar dagen met hem op stap en maakten opnames in zijn atelier, tijdens de uitreiking van Decennium en op de kunstacademie in Zwolle waar hij eens per twee weken lesgeeft en waar ik vorige week mijn gastcollege gaf. Het is immers maar een kleine wereld.

(Mocht je de video niet zien, ververs dan de pagina of klik hier. Silverlight zuigt.)

Categorieën
Strips

De keerzijde van de graphic novel

Woensdagavond werd in de Balie een onderhoudende avond over de graphic novel gehouden, georganiseerd door de SLAA (stichting Literaire Activiteiten Amsterdam). Graphic novel staat voor strips voor volwassenen, romans in beeldvorm. Maar het is ook een modieus label dat lukraak op strips van uiteenlopende kwaliteit wordt geplakt. ‘Graphic novel op de cover staat garant voor succes.’

Chris Bajema, programmamaker en recensent, leidt ‘Was getekend… Een avond over de graphic novel’ in met een reeks zelfgetekende PowerPoint dia’s. Als ware stripevangelist bekent hij vaak een stapeltje favoriete graphic novels bij zich te hebben waarmee hij mensen voor het beeldverhaal hoopt te winnen. Vanavond hoeft Bajema niemand te overtuigen, in de zaal zitten stripmakers, geïnteresseerde lezers en een enkele uitgever. Tijdens het programma tekent Michiel van de Pol gestaag illustraties waarin hij sleutelmomenten met een humorvolle knipoog vastlegt. De tekeningen passen prima bij de luchtige sfeer die in de Grote zaal van de Balie heerst.

Tonio van Vugt door Michiel van de Pol

Crimineel
De eerste spreker is Yasco Horsman, docent literatuur wetenschap, die in een stief kwartier probeert te duiden waarom het medium strip tegenwoordig minder verguisd wordt dan voorheen. In de jaren vijftig werden strips neerbuigend behandeld, mede dankzij kinderpsycholoog Frederic Wertham die beweerde dat kinderen crimineel werden van strips. ‘Hoera!’ roepen enkele stripmakers vrolijk in de zaal. Met de vormexperimenten van enkele Amerikaanse stripmakers in de jaren tachtig en later vond er verandering in de perceptie plaats. Toch stelt Horsman dat ‘de kracht van het medium juist schuilt in de gehechtheid aan de infantiliteit van de strip, al zal de grafische roman hier nooit volledig door opgroeien.’

Tonio van Vugt, stripmaker en hoofdredacteur van het magazine Zone 5300, beklaagt zich in zijn betoog over het feit dat veel uitgevers lukraak het label ‘graphic novel’ op goede en slechte strips plakken. Hierdoor devalueert de term enorm. Van Vugt illustreert zijn verhaal met een pagina uit de stripbewerking van Charles Darwins Over het ontstaan van de soorten, die duidelijk maakt dat de makers weinig kennis hebben van hoe je een leesbare strip in elkaar hoort te zetten. ‘Ook al is de stripmaker een blinde mond- en klauwschilder zonder enig inzicht in het vak, als het onderwerp een literaire uitstraling heeft en er met een koeienletters “graphic novel” op de cover staat, verkoopt het,’ zegt Van Vugt.

Na de lezingen treden Sonja van Hamel en band op. Van Hamels illustraties bij de liedjes worden live door een cameraman in beeld gebracht en op het scherm getoond.

Tijdens het interview met stripmaker Hanco Kolk en redacteur Erik Noomen komt de rol van de redacteur ter sprake, geen onbekend verschijnsel in graphicnovel-land. Noomen begeleidde Kolk bij het verstrippen van een serie artikelen van Arnon Grunberg voor het album Van Istanbul naar Bagdad. ‘Ik wilde vaak meer dialoog, omdat de lezer dan meer literatuur voor zijn geld kreeg,’ bekent Noomen. ‘In mijn ogen moet een graphic novel veel woordjes bevatten. Hanco maakte me duidelijk dat je na veel tekst rust moet scheppen door het beeld voor zichzelf te laten spreken.’

De drie stripmaaksters die tot slot worden geïnterviewd – Maaike Hartjes, Margreet de Heer en Edith Kuyvenhoven – hebben de opmerkelijke neiging om hun strips voor te lezen terwijl ze geprojecteerd worden. Ze maken alle drie autobiografische strips, waardoor Bajema ze gekscherend voor navelstaarders uitmaakt. ‘Er is niets mis met navelstaren,’ werpt Hartjes tegen, die vooral bekend werd met luchtige strips over haar leven, maar tegenwoordig ook reisverslagen verstript. ‘Ik schijn opeens graphic novels te maken, maar ik voel me nog gewoon striptekenaar. Door die term wordt er wel anders naar mijn werk gekeken.’

Na afloop worden er nog snel wat strips – pardon, graphic novels, aangeschaft die het personeel van stripwinkel Lambiek in het café heeft uitgestald. Want hoe je ze ook wilt noemen, uiteindelijk moeten strips gewoon gelezen worden.

Dit artikel is in Het Parool van donderdag 11 november gepubliceerd.

Categorieën
Strips

Grunberg verstript door Hanco Kolk

Arnon Grunberg reisde in maart 2010 per auto en trein van Istanbul naar Bagdad. Stripmaker Hanco Kolk maakte daar een roadmovie in stripvorm over.

Voor de plot van de striproman Van Istanbul naar Bagdad baseerde Hanco Kolk zich op een reeks artikelen die Grunberg over zijn reis van Turkije naar Irak schreef voor NRC Handelsblad. Ook putte de stripmaker inspiratie uit Grunbergs blogberichten, eerdere Irak-reportages en foto’s.

‘De tekst is eigenlijk heel fragmentarisch en bestaat uit een reeks ontmoetingen bijeengehouden door een route. Ik wist eerst ook niet wat ik ermee moest,’ geeft Kolk toe. ‘Er zat geen dramatische lijn in, dus die heb ik er zelf ingestopt. Ik heb de teksten als uitgangspunt genomen en daar fragmenten uit gebruikt, en daar een ander verhaal onder gelegd. Een rode draad die alles bij elkaar houdt en een mooie spanningsboog heeft.’

Ontmoetingen en conflicten
Grunberg reisde in maart 2010 met een gezelschap bestaande uit een vertaalster, een chauffeur en een fotografe van Istanbul naar Bagdad. Onderweg bezocht hij onder andere de dansende derwisjen van Konya en in Koerdistan ging hij met een aantal zakkenrollers op zoek naar een waarzegster. ‘De ontmoetingen en de daaruit voortvloeiende interviews die Grunberg afnam waren niet willekeurig maar op afspraak,’ licht Kolk toe. ‘Het avontuur in het verhaal ligt in de vraag of die rit überhaupt mogelijk was. Dat was Grunbergs insteek. Ten tweede heb je de situatie dat vier mensen in een auto reizen die elkaar nauwelijks kennen. Dat was ook een van de dingen die ik graag in het boek wilde hebben. Grunberg heeft bijvoorbeeld gezegd dat hij grote moeite had met de vertaalster. Dat werd echt een conflict.’

Omdat voor de reis was afgesproken dat Kolk de ervaringen zou verstrippen, kreeg de fotografe instructies mee van de stripmaker: ‘Ik heb van tevoren gezegd dat ze alles moest fotograferen. De meest onbelangrijke details, zoals de tandpasta en de douche. Ik wil graag weten hoe daar een pakje sigaretten eruitziet. Misschien dat ik ze niet eens gebruik, maar dan kan ik wel het universum in de vingers krijgen.’

Kolk maakte eerder vier stripromans rondom het fictieve vorstendommetje Meccano waarin hij door middel van satire flink afgeeft op de excessen in de maatschappij. Samen met Peter de Wit maakt hij de succesvolle gagstrip S1ngle. Eerder dit jaar bewerkte Kolk een artikel van Grunberg in een kort stripverhaal voor het stripblad Eisner. Dat beviel zo goed dat ze er een vervolg aan wilden geven. Kolk kreeg carte blanche van de auteur. Tijdens het maakproces was er sporadisch contact via e-mail om details te bespreken: ‘Op een gegeven moment vond ik het toch nodig om de situatie met zijn moeder erin te gebruiken. Ze was al behoorlijk ziek toen hij wegging, dat heeft de hele reis wel overschaduwd.’

Hoe is Arnon Grunberg als stripfiguur? ‘Ik denk een personage dat behoorlijk getormenteerd is en dit probeert te bezweren door heel hard te werken. Hij probeert met zijn demonen, niet eens zo zeer vrede, maar in ieder geval een gewapend bestand te sluiten. Zo’n conflict met die tolk zegt natuurlijk ook een heleboel over hem en gaat niet alleen over hoe onuitstaanbaar ze is. Hoe langer ik bezig was met het verhaal, hoe meer ik me bewust werd van de enorme spanning tussen hen. Die spanning kwam ergens vandaan, ze lieten elkaar niet onverschillig. Ik vind het heel mooi dat dit een beetje in de strip naar boven komt.’

De ontmoeting tussen de Turkse oorlogsfotograaf Ramazan Öztürk en Grunberg raakte een persoonlijke snaar bij de stripmaker. Öztürk werd beroemd door een foto van een dode moeder en haar kindje die symbool is geworden voor de gifgasbombardementen op Halabja in 1988. ‘Ik heb die foto nagetekend in de strip en werd daar echt ziek van. Mijn dochtertje was namelijk even oud als dat kindje toen die gifaanval was. Maar toen bedacht ik: ik ben tekenaar, ik kan dat kindje weer laten leven door er een personage van te maken. Ik kan een monumentje voor haar maken. Dus het meisje komt de hele tijd terug in de fantasie van Grunberg. Ze wordt een gesprekspartner voor hem en een rode draad in het verhaal.’

Van Bagdad tot Istanbul wordt zaterdag 6 november gepresenteerd op de Kunststripbeurs in de Janskerk te Utrecht.

Dit artikel is woensdag 27 oktober in het Parool gepubliceerd.