Op de Dutch Comic Con 2019 sprak ik met striptekenaar Joeri van den Anker. Joeri maakt de strip WOktales, een grappig, bijzonder en aantrekkelijk getekend verhaal.
In deze vlog vertelt Joeri waar de strip over gaat en wat dit verhaal zo bijzonder maakt.
Letteraar, illustrator en blogger Frits Jonker maakt geregeld smallpress-boekjes van zijn tekeningen en teksten. Die vind ik vaak erg boeiend om te lezen omdat Frits zijn gedachten en tekenpen de vrije loop laat en dan op allerlei interessante plekken uitkomt.
Frits vertelt in zijn niuewste boekje dat hij de eerste paar dagen op vakantie heel drukke tekeningen maakte. Bepaalde gebeurtenissen op zijn werk spookten toen nog door zijn hoofd. Gaandeweg werden de tekeningen leger en zijn gedachten waren niet meer bij zijn werk. Tekenen en schrijven als meditatie… Ik ervaar soms iets vergelijkbaars als ik zit te schrijven en mezelf volledige vrijheid geef. In ieder geval inspireert het werk van Frits Jonker mij om mijn eigen creatieve paden te bewandelen.
Stripmaker Marq van Broekhoven (Peer de Plintkabouter, Jodocus de Barbaar en Marq Denkt) laat gelukkig weer van zich horen. Hij heeft in eigen beheer een bundeling van zijn columns uit Myx uitgegeven, met daarin ook een artikel over (de neus van) Gerard Leever en zijn lezing over Marten Toonder. De wereld die strip heet, heet het boekje.
De dagen van Myx stripmagazine liggen alweer jaren achter ons. Het tijdschrift werd uitgegeven door Silvester Strips, daarna nog een tijdje door uitgeverij uitgever Edollandia. In MYX stonden veel Franse (vervolg)strips die ook als album bij Silvester werden uitgegeven. Daarnaast stonden er ook recensies, interviews en werk van Nederlands talent in. Toen Silvester strips het blad nog uitgaf heb ik er ook nog een paar artikelen voor geschreven, al nam mijn enthousiasme snel af voor het blad omdat de betaling voor het werk steeds later gebeurde.
Waarom bundelt Van Broekhoven zijn columns eigenlijk nu pas? Marq: ‘Omdat er vraag naar een bundeling van mijn columns uit de Myx is (een stuk of vijf fans) en omdat ik het leuk vind om eens een echt boekje met letters te maken. En als proef, om te zien of deze manier van uitgeven bevalt, voor als mijn Echte Roman af is.’
Strips of illustraties zul je niet in het boekje aantreffen: ‘Geen tekeningen of strips. Omdat dit mijn eerste ervaring is met Brave New Books wilde ik de kans op blunders zo klein mogelijk houden. En ik had ook eigenlijk helemaal geen zin om er tekeningen bij te gaan maken. Even heb ik getwijfeld over een Marq Denkt-stijl-plaatje op de titelpagina, maar daar heb ik ook maar van af gezien. Ook had ik toevallig een weekje geen ander werk, zodat ik mooi de tijd had om alles uit te werken. Voor illustraties had ik meer tijd vrij moeten maken.’
Om te kunnen proeven van wat je als lezer te wachten staat, publiceer ik hier als voorproefje een van Marqs columns:
Tieten en tepels
Het tweede paar blote borsten dat ik in mijn leven zag, maakte een onuitwisbare indruk op me.
De eerste blote borsten waren die van mijn moeder, gedurende het eerste jaar van mijn leven. Daar kan ik me (gelukkig) helemaal niets meer van herinneren. Ik moet ze dagelijks enkele keren van zeer dichtbij hebben kunnen aanschouwen en ik geloof niet dat ik overdrijf, als ik zeg dat in die periode mijn hele bestaan moet hebben gedraaid om die twee, maar ze zijn uit mijn geheugen gewist. Verdwenen. Weg.
Een dikke tien jaar later zag ik het tweede paar. Ze waren van Laureline. Laureline was het collegaatje van Ravian, de tijd-ruimte-agent. Samen waren ze neergestort op een verre planeet, waar de bevolking sidderde onder het schrikbewind van De Meester, een gigantisch brein dat zijn tegenstanders middels beangstigende visioenen kon verslaan. Ik volgde deze avonturen elke week in het stripblad Pep. Met kloppend hart en rode oortjes. Tegen het eind van het verhaal volgde de onvermijdelijke confrontatie van onze helden met De Meester en mijn kloppend hart versnelde zijn klop, terwijl mijn rode oortjes nog intenser rood kleurden. In haar angstvisioen zag Laureline zichzelf in de greep van een enorme, huizenhoge machine. De tekening vulde bijna de hele bladzijde: een glimmend stalen monster van tientallen meters hoog, met in zijn klauwen een kleine, kwetsbare, naakte Laureline. Ze was op die Pep-pagina niet groter dan een centimeter en haar borsten moeten daar dus slechts een fractie van geweest zijn, maar ze maakten een onuitwisbare indruk op me.
Het was de eerste keer dat ik een naakt lichaam in een strip tegenkwam. Dat is één. Het waren de tieten van Laureline die ik hier mocht aanschouwen – en Laureline was het mooiste, spannendste, realistischte stripmeisje dat ik kende. Dat is twee. Maar bovenal werd ik omver geblazen door die tepels! Twee dikke, zwarte punten stonden daar vooruit te wijzen in de richting van de metalen moordmachine. Dus zo groot waren tepels? En ze waren zwart? De ene onthulling stapelde zich op de andere en de tekening groef zich een weg diep in het geheugendeel van mijn hersenen, om daar nooit meer uit te verdwijnen.
Mijn eerste vriendinnetje had heel wat uit te leggen…
Later ben ik me ernstig gaan afvragen, of die overweldigende tepels niet het werk zijn geweest van een ludiek redactielid (por dios!), of van mijn ondeugende broertje en zijn zwarte stiften, want toen ik jaren later het album van Ravian en de Vogels van de Meester gekocht had en met kloppend hart en rode oortjes doorbladerde naar de betreffende pagina, achterin het boek, ontdekte ik tot mijn verbijstering dat Laurelines borsten geen tepels meer hadden. Ze waren verdwenen. Weg.
Van Broekhovens bundel is voor € 16,90 aan te schaffen, onder andere bij Bol.com. ‘Maar op beurzen verkoop ik het voor € 15 (inclusief signatie/dedicace),’ laat de stripmaker weten.
Je eigen boek uitgeven. Het is dé oplossing voor schrijvers die geen uitgever kunnen vinden, maar toch hun woorden op papier willen aanbieden. Het kan binnenkort op Manuscripta.
Volgens het CPNB hebben ruim een miljoen mensen in Nederland de wens een boek te schrijven en er staan heel wat teksten op computers of usb-sticks. Wie zijn manuscript zondag 4 september meeneemt naar Manuscripta kan het laten uitgeven als paperback en/of e-book en krijgt via het Centraal Boekhuis een gratis exemplaar thuisgestuurd.
Het publiceren van je eigen boek kan via de nieuwe publicatieplatformen van de boekhandels Paagman, Plantage Benissimo en Plantage Vermeer. Het boek is na publicatie verkoopbaar via alle boekwinkels van Nederland. Op www.mijnbestseller.nl/manuscripta staat precies beschreven hoe manuscripten kunnen worden aangeleverd. Voor alle aspirant-schrijvers die nog niet zover zijn dat ze hun boek kunnen laten uitgeven, zijn er op Manuscripta diverse workshops, waaronder ‘korte verhalen schrijven’.
Manuscripta is de jaarlijkse opening van het boekenseizoen en vindt plaats op zaterdag 3, zondag 4 en maandag 5 september op het terrein van de Westergasfabriek in Amsterdam.
Wie niet tot Manuscripta kan wachten maar wel graag een exemplaar van zijn eigen boek wil vasthouden, kan ook terecht bij The American Book Center in Amsterdam. Daar hebben ze een machine die boeken print en bindt. Oorspronkelijk was het de bedoeling om boeken te laten maken die je moeilijk fysiek kunt krijgen, maar ook veel aspirant-schrijvers schijnen er gebruik van te maken. Ze laten hun eigen schrijfwerk verboeken.
Ted Bundy, Ed Gein en zelfs Marc Dutroux hebben een plaatsje gekregen in het boekje Roadkill: een reeks karikaturale portretten van seriemoordenaars en hun auto’s, dat dit weekend op de Stripdagen Haarlem uitkomt. Stripmaker Ruijters: ‘Het is een heel zwart soort humor.’
Omdat stripmaker Marcel Ruijters (1966) in zeer uiteenlopende stijlen tekent, is hij niet makkelijk met één beeld te duiden. Hij maakte zowel opdrachtwerk voor Sesamstraat maandblad, als een eigenzinnige, humoristische stripbewerking van De goddelijke komedie van Dante Alighieri. VoorInferno en Sine Qua Non, het album daarvoor, liet de stripmaker zich inspireren door de middeleeuwen en tekende in de stijl van houtsneden uit die periode.
Dansende geraamtes
‘Mijn tekeningen zijn meestal een combinatie van luguber en grappig,’ zegt Ruijters. ‘Ik ben gefascineerd door afbeeldingen van de dood. Ik hou erg van middeleeuwse plaatjes met dansende geraamtes. Ik word daar heel vrolijk en speels van. Dat heb ik al sinds mijn vroege jeugd, toen ik drie was tekende ik al geraamtes en draken.’ Het alternatieve stripwerk van Ruijters maakt dat sommigen een verkeerd beeld van de stripmaker hebben: ‘Mensen denken vaak dat ik een heel depressief iemand ben, maar ik denk dat de meesten die wat heftiger onderwerpen behandelen in hun muziek of strips, juist heel goed zijn in het uitbannen van hun demonen. Ze staan juist prettig in het leven.’
Ruijters begon zich in de jaren negentig al voor het onderwerp seriemoordenaars te interesseren. Het was toen een populair onderwerp: enkele prominente killers waren filmhelden en er kwamen veel true crime-boeken uit. ‘Ik heb indertijd wel een meter van die boekjes gelezen. Vaak zijn het quickies die uitkomen omdat er net een bepaalde rechtzaak in het nieuws is. Op een gegeven moment heb je daar wel een beetje genoeg van, want ze bestaan vooral uit feitelijke beschrijvingen van politierapporten, waar zelden intelligente conclusies uit worden getrokken.’
Voorstudie
Ruijters publiceerde in die tijd een serie boekjes onder de naam Mandragoora, waarvan het laatste deel portretten van seriemoordenaars bevatte. Eigenlijk een voorstudie van zijjn nieuwe boek Roadkill.
Seriemoordenaars koppelen aan hun favoriete auto’s? Ruijters wijt het aan zijn zwarte gevoel voor humor. Iedere geportretteerde boosdoener wordt dan ook middels een introductie, doorspekt met relativerende opmerkingen, ingeleid.
Het uitgangspunt van Roadkill spreekt tot de verbeelding. ‘Ik ben altijd bezig met het maken van combinaties die prikkelen,’ zegt Ruijters. ‘Het is voor mij de sport zoiets helemaal uit te werken. Je kunt er één cartoon van maken en er dan klaar mee zijn, maar ik vind het interessant om te zien hoe ver je dingen kunt doordrijven.’
Volkswagen
Toch is de thematische combinatie tussen de plegers van meervoudige moorden en hun voertuigen zo gek nog niet: ‘Sommige killers hebben echt een fetisj voor hun auto. Ted Bundy was bijvoorbeeld erg van de Volkswagen. Een vrij ongewone keuze.’ Bundy’s collega-moordenaars zijn over het algemeen minder creatief wat hun autokeuze betreft. Het merk Ford is het populairst, aldus Ruijters. ‘Bundy had een geaffecteerd Brits accent. Hij was een ontzettende snob. Ik denk dat zijn keuze voor de Volkswagen daar mee te maken heeft. Hoe Europeser, hoe beschaafder, denken sommigen. Dat idee wilde hij volgens mij cultiveren.’
Bundy had zijn arm in het nep gips zitten en droeg een mitella. Hij lokte vrouwen naar zijn Kever door te doen alsof hij hulp nodig had met het inladen van de boodschappen. Vervolgens sloeg hij ze dood met een breekijzer en reed hij naar het bos om zijn necrofiele passie op hen te botvieren.
Amerikaanse droom
Het gedrag van meervoudige moordenaars is fascinerend, vindt Ruijters: ‘Het zijn mensen die zich op de meest radicale manier buiten de maatschappij plaatsen. Op sociaal vlak plegen ze zelfmoord. Als ze gepakt worden, belanden ze in het allerdiepste afvoerputje van de strengste gevangenis. Dat risico nemen is eigenlijk volslagen idioot. Men heeft altijd het antwoord gezocht op de grote vraag waarom ze het doen.’
Een sociologische verklaring voor dit afwijkende gedrag gaf Elliott Leyton in het boek Hunting Humans. ‘Leytons verhaal houdt nog steeds redelijk stand,’ zegt Ruijters. ‘Leyton keek naar sociale klasse. Over het algemeen maken seriemoordenaars deel uit van de sociale middenklasse. Als de Amerikaanse Droom een fabel blijkt, als iemand zijn baan verliest of er achterkomt dat hij op sociaal vlak niet verder kan stijgen, dàt is het moment dat men doordraait en gaat moorden. Daarnaast zijn er ook andere factoren die mee kunnen spelen, zoals misbruik in de jeugd of een klap tegen het hoofd waardoor mensen stoornissen ontwikkelen.’
Kemper
Van het gezelschap sociaal gestoorden in Roadkill is Edmund Emil Kemper III de favoriet van de stripmaker. Lachend: ‘En niet alleen vanwege zijn naam die natuurlijk mooi past in een boekje over auto’s. De meeste moordenaars genieten van hun werk en proberen het zo lang mogelijk vol te houden. Kemper is interessant omdat hij de enige is die er op een gegeven moment genoeg van had en zichzelf heeft aangegeven.
Kemper werkte voor het California Department of Highways. Hij had veel vrienden bij de politie en gaf ze vaak een rondje in het café. Toen Kemper de politie belde en vertelde dat hij zojuist zijn moeder had vermoord, geloofden ze hem niet. Hij moest echt even op ze inpraten. Kemper is ook interessant omdat hij heel erg intelligent is. Meestal wordt het intelligentiepeil van seriemoordenaars in films vreselijk overdreven. Kemper was zo intelligent om te concluderen dat het nergens naartoe ging.’
Slordig rijgedrag
De meeste seriemoordenaars lopen uiteindelijk tegen de lamp, soms omdat ze slordig te werk gaan of door dom gedrag. Niet zelden heeft de aanhouding te maken met hun voertuig. ‘Ze worden vaak door een stommigheidje gepakt, bijvoorbeeld omdat ze in een auto rondrijden zonder nummerplaten. Dat is echt een klassieker. Of ze rijden gewoon heel erg slordig. Dan worden ze aangehouden en wil de agent ook even in de kofferbak kijken. En daar ligt dan een lijk in.’
Zelf heeft Ruijters het niet zo op auto’s. Net als veel stripmakers heeft hij niet eens een rijbewijs. Automerken interesseren hem ook niet. Ruijters: ‘Eigenlijk kon ik helemaal geen auto’s tekenen. Ik ben meer van de organische vormen, en mijn auto’s zien er eigenlijk altijd een beetje uit als Dinky Toys waar iemand op is gaan staan.’ Naast een interesse in het onderwerp, was de grafische uitdaging dus een tweede reden voor hem om Roadkill te maken. Ruijters: ‘Het zijn natuurlijk karikaturen, want dat is de enige manier waarop ik het kan tekenen. Een realistische stijl zal me nooit lukken.’
Naar eigen zeggen tekent Ruijters al vanaf zijn zevende jaar strips. Tekenen zit in de aard van het beestje: ‘Ik ben erfelijk behept. Mijn vader is creatief en mijn grootvader heeft ook geschilderd.’ Na het vroegtijdig verlaten van de kunstacademie in Maastricht begon hij eind jaren tachtig met het uitgeven van small-pressboekjes. Ruijters wordt nu nog steeds gezien als een van de pioniers uit die tijd. ‘Het in eigen beheer uitgeven kwam deels voort uit de punkbeweging. Ik was zelf niet van de punk, ik hield van Kraftwerk, maar de mentaliteit van zelf dingen maken vond ik wel helemaal goed.’ Hoewel zijn werk allang wordt uitgegeven door gerenommeerde uitgeverijen, breekt Ruijters nog graag een lans voor dat idee: ‘Je kunt natuurlijk schilderen en met een beetje geluk, twee of drie keer per jaar exposeren. Maar daar komt doorgaans geen hond naar kijken. Als je 200 boekjes maakt dan kunnen 200 mensen kennisnemen van je werk, ook over de grens.’
Nu Roadkill af is, keert Ruijters binnenkort weer terug naar de middeleeuwen. Hij gaat namelijk een striproman met de werktitel Alle heiligen tekenen: ‘Ik wil een reeks heiligenverhalen aaneenbreien, waarin ik heiligen koppel aan de pest.’ Ruijters kiest dus wederom voor een aparte, maar tot de verbeeldingsprekende combinatie.
Stripmaker Martijn van Santen heeft dit jaar de VPRO debuutprijs gewonnen voor zijn album Werk in uitvoering. De geldprijs van 2500 euro krijgt hij overhandigd tijdens de opening van de Stripdagen Haarlem. Woensdag 2 juni werd de winnaar in de VPRO Gids bekendgemaakt.
De strip waarmee Martijn van Santen de tweejaarlijkse VPRO Debuutprijs heeft gewonnen, was een improvisatie-experiment, een webcomic die als feuilleton in 2007 op de site stortbak.net is gepubliceerd. Eind vorig jaar verscheen het verhaal in boekvorm. In Werk in uitvoering schetst Van Santen een wereld waarin mensen, pratende dieren, dinosauriërs en een ei druk debatteren over semantiek, ambitie en creativiteit.
Het juryrapport oordeelde dat Van Santen ‘met een sterk gevoel voor timing, intellectuele diepgang en grappige situaties tot één vloeiend geheel weet te smeden. Zo wordt een dialoog over ethiek in reclame feilloos versneden met een hilarische scène waarin Eitje het opneemt tegen een reus van een buffel.’
Waar gaat Werk in uitvoering over?
‘Medewerkers van een reclamebureau krijgen de onmogelijke opdacht om een campagne verzinnen voor een product waarvan ze niet weten wat het ding voorstelt. Tegelijkertijd vecht de directeur van het bureau met zijn innerlijke demonen, heeft een sigarenverkoper ruzie met al zijn klanten en worstelt een jonge webcomictekenaar met zijn eigen identiteit. Dat het centrale thema van de strip conflict is, viel me pas op toen ik het werk in één keer teruglas. Het verhaal is al tekenend ontstaan. Ik wilde wel eens proberen een lang verhaal te maken, want tot dan toe had ik alleen nog strips van een pagina gemaakt. Dat ik er zonder een idee van de plot aan ben begonnen, kun je vooral merken aan de eerste tien pagina’s. Daar ben ik nog aan het zoeken naar een richting en de personages aan het uitdenken.’
Je geeft ook duidelijk je visie over webcomics in de strip. Is die visie inmiddels veranderd?
‘Als fenomeen is het tegenwoordig minder zichtbaar ten opzichte van een paar jaar geleden. Veel mensen zijn ermee gestopt. Ik ben nog steeds van mening dat er veel troep tussen zit, toch kunnen er spannende dingen ontstaan als mensen zonder redactionele inmenging hun creativiteit kwijt kunnen. Ik vind strip een prachtig medium, waar je verschillende kanten mee opkunt. Film is al doorgeëvalueerd, maar bij strip staan we aan het begin van het medium. We zijn allemaal het wiel nog aan het uitvinden.’
Waarom heb je dit album in eigen beheer uitgegeven?
‘Oorspronkelijk zou Bee Dee de strip uitgeven. Ze toonden al interesse toen het verhaal nog in delen online verscheen. Toen Werk in uitvoering af was ging het financieel al slecht met ze. Later gingen ze failliet.’
Dus eigenlijk wel goed dat je het zelf hebt gedaan?
‘Achteraf wel ja. Van een aantal stripmakers ligt het werk nu bij de curator om per opbod verkocht te worden. Ik heb het overigens ook nog aan andere uitgevers aangeboden, maar die waren niet erg happig. Uiteindelijk wilde ik het gewoon zelf uitbrengen, zodat ik het op mijn eigenwijze manier kon doen.’
Hoe is dat bevallen?
‘Het was een gemengd genoegen. Aan de ene kant had ik het gevoel een professional te zijn omdat ik mijn strip eigenhandig in de boekwinkel heb gekregen. Aan de andere kant is het heel veel werk. De zakelijke kant is erg intensief waardoor er minder tijd overblijft om te tekenen. Distributie is voor een kleine uitgever onmogelijk. De tarieven van het Centraal Boekhuis zijn veel te hoog als je maar één uitgave hebt.’
Ga je er nog wel mee door?
‘Ik wil binnenkort nog wel twee kleine boekjes uitgeven met korte verhalen en stijlexperimenten. Die heb ik in de afgelopen twee jaar getekend.’
Heb je al veel exemplaren verkocht?
‘Ik heb 500 stuks laten drukken en moet er nog zo’n 350 kwijt. Ik merkte wel dat de verkoop toenam als er ergens een goede recensie geplaatst werd. Misschien dat de Debuutprijs helpt.’
Hoopte je dat je deze prijs zou winnen?
‘Ik heb er wel bij stilgestaan, maar had er niet echt op gehoopt. Aan het begin van het jaar heb ik het boekje wel naar verschillende mensen opgestuurd. Ook naar de VPRO. Ik heb toen zelfs nog gebeld met de boekenredactie, maar men wist niet of de prijs nog wel bestond. Maar ik ben er erg blij mee. Het is heel leuk als mensen hun waardering uitspreken. Je werkt er maandenlang aan. Je vrienden vinden het natuurlijk leuk, maar het is goed om te horen dat anderen het ook een goede strip vinden.’
Hoe ga je het vieren?
‘Nog geen idee. De avond van de uitreiking is er een groot feest waar veel stripmakers rondlopen.’
Bier en stripmakers gaan meestal goed samen. Dat wordt dus een rondje geven.
‘Euh, waarschijnlijk wel.’
Van Santen maakt herrie
Martijn van Santen (1977) studeerde in 2004 af aan de Willem de Kooning Academie. Zijn werk verscheen onder andere in Maxim, Myx stripmagazine en de Nederhorror stripbundel Bloeddorst. Ook is hij gitarist in het Rotterdamse noise-collectief Lokomitiv Panzerfaust. Van Santen: ‘Dat is een band die ik met drie vrienden van de kunstacademie heb opgericht. We zijn nog niet goed genoeg om gestructureerde liedjes te spelen, vandaar dat we het een noise-collectief noemen. We hebben één keer opgetreden tijdens een feestje in een kraakpand. Dat was een groot succes. Nou ja, het was wel om vijf uur ’s nachts, dus het publiek was toen niet echt objectief meer.’
Dit interview is ook in VPRO Gids 23 gepubliceerd.