Het debuut van Natasja van Loon, Bemint eer gij begint verscheen in 2004. Op dit moment schrijft ze haar tweede roman Het mannenexperiment. Waar gaat dit nieuwe boek over? Waar haalt ze haar inspiratie vandaan en wat heeft David Lynch met dit alles te maken? Bekijk het interview.
Een luchthaven is een bijzondere plek waar mensen weggaan of terugkomen van avonturen, vakanties en zakenreizen. Achter de gates gaat een industrie schuil van duizenden mensen die dagelijks hun taak vervullen als radertje in een geoliede machine.De werking van die machine heeft me altijd gefascineerd. Vooral de mensen die het luchtverkeer regelen. Wat doen die eigenlijk? Wat komt erbij kijken om vliegtuigen veilig het luchtruim in te sturen en te laten landen?Om een antwoord te vinden op die vragen was ik samen met collega Hester van den Blink op Schiphol om een videoreportage te maken van Jarno Janssen, een recent toegevoegd lid aan de garde der luchtverkeersleiders. De reportage die we maakten geeft een inleidende indruk van wat Janssens werk inhoudt. Luchtverkeersleider is een intensieve baan die je voor het leven kiest. Janssen legt daarom ook uit waarom hij voor deze carrière heeft gekozen. Een vraag die ik aan bijna alle mensen stel die ik interview, daar de motieven van mensen en de keuzes die daaruit voortvloeien veel onthullen over iemands persoonlijkheid. De productie lijdt wel wat onder de primitieve montageset waarop deze is gemaakt, maar ik geloof wel dat de inhoud de vorm weet te overstijgen. De videoreportage is gemaakt als aflevering van de serie Starters in Beeld. Zie ook: Multimediaal droste-effect en Starters in Beeld: Journalist.
Donderdag werd de Amerikaanse regisseur Tim Burton, eregast van het Amsterdam Fantastic Film Festival, in de kleine zaal Tuschinski Arthouse Vier geïnterviewd. Het was vooral een best-of interview waarin alle bekende vragen de revue passeerden. Gelukkig maakte Burton nog een paar goede grappen. Tim Burton, regisseur van meesterwerken als Sleepy Hollow, Edward Scissorhands en Batman Returns, maakte een ontspannen en opgewekte indruk. Dat hij zich eigenlijk niet zo lekker voelde, was dan ook niet te merken. Hij gaf routineus antwoord op de belegen vragen van de twee interviewers. Vragen die al vele malen zijn gesteld aan de cineast. Het leek dan ook een best of-compilatie van alle eerdere interviews. Misschien leuk voor iemand die zijn eerste stappen zette in de wereld van Burton; de verstokte Tim Burton-fan heeft echter weinig nieuws gehoord die middag.
Foto: Merel Barends
Michael Jackson
Het meest opzienbarende feitje liet de regisseur in het begin van het gesprek los: toen hij jaren geleden voor het eerst in Amsterdam was, kwam hij Michael Jackson tegen. ‘Voor al het gedoe met die rechtzaken’, zei Burton met een glimlach. Hij liep met het idee rond om een musical-versie van The House of Wax te maken en overwoog toen nog even om Jackson vragen een monster in een film te spelen. ‘Want daar had hij wel het juiste uiterlijk voor.’ Burtons jeugd in Burbank, een voorstad van LA, kwam aan bod. Als kind zag hij vele horror en monsterfilms zoals Frankenstein en The Wolf Man. ‘Allemaal buitenbeentjes en eenlingen. Ik kon me daar makkelijk mee identificeren. Voor mij waren de normale mensen pas écht eng in die films.’
Onbegrijpelijk
In Hollywood is Burton ook een buitenbeentje, al weten de filmmaatschappijen wel zo’n beetje wat ze van hem kunnen verwachten, daar in een Burton-film altijd de hand van de maker herkenbaar is. Hoewel Burton aardig wat successen heeft geboekt, is het toch iedere keer weer moeilijk om de studiobazen te overtuigen een project te financieren. Uiteindelijk lukt het hem wel, maar volgens Burton komt dat vooral omdat ze niet snappen wat hij bedoelt. Wat dat betreft waren Burtons antwoorden niet gespeend van zelfspot, wat het gesprek ondanks de betreden paden onderhoudend maakte. Ook wilde hij best een carrièrefoutje toegeven: ‘Planet of the Apes, that was a bad idea.’ Hij vervolgde: ‘Je weet nooit van tevoren of een film fantastisch wordt of dat hij niet werkt. Maar dat is er ook wel weer mooi aan.’
Foto: Merel Barends
Op locatie
Dat Burtons films zo herkenbaar zijn is omdat de maker altijd vanuit zichzelf redeneert. ‘Ik probeer de verhalen altijd zo persoonlijk mogelijk te maken. Ik moet me kunnen identificeren met de personages.’ De belangrijkste les die hij over Hollywood kwijt wil is dat je er eigenlijk niet een film moet opnemen. ‘Ga lekker op locatie draaien, het liefste in een ander land. Dan heb je minder last van de businesskant van het filmmaken.’ Burton woont tegenwoordig in Engeland. Een land waar hij voor het eerst kwam toen hij Batman (1989) in de Pinewood Studio’s opnam: ‘Ik geloof niet in vorige levens of zo, maar toen ik de eerste in Engeland kwam, voelde ik me er meteen thuis. Alsof ik er eerder geleefd had.’
Handelswaar
Een van de interessanste vragen kwam uit het publiek. Of Burton zich, gezien zijn imago als gekke creatieve regisseur, geen handelswaar voelde. ‘Ik probeer daar zo min mogelijk bij stil te staan. Het is een kwestie van niet lezen wat er online over je gezegd wordt. Ik wil het idee hebben dat ik altijd iets nieuws doe als ik een film maak.’ Over toekomstige projecten wilde de regisseur nog weinig kwijt, al kwamen Alice in Wonderland en een remake van Burtons eigen Frankenweenie wel ter sprake.
Voor een verstokt Burton-fan als ondergetekende was het een kick in the butt om de regisseur live aan het woord te zien. (Na het zien van Batman in 1989 wist ik dat ik films wilde gaan maken.) Dat hij veel fans heeft in Nederland bewees de lange rij met mensen die graag een krabbel van Burton wilden voordat het gesprek plaatsvond. Aan het eind van het gesprek was er een groepje filmmakers dat over de rug van Burton nog wat publiciteit wilde scoren: ze gaven de Amerikaanse regisseur een ‘award’ omdat hij de inspiratiebron zou zijn hun filmproject. Een beschamende vertoning, hoewel Burton sportief genoeg was om dat niet te laten merken. Hij nam de ‘award’ dan ook gelaten in ontvangst. (Hadden de heren dan niet begrepen dat Tim juist geen commodity wilde zijn?) Gelukkig had hij op de openingsavond van het AFFF nog een echte prijs gekregen, namelijk de Career Achievement Award.
Barends Blogt Ik woonde het interview bij met de Illustere Merel Barends. Barends houdt tijdens het AFFF een stripblogje bij. Check haar belevenissen op de site van Zone 5300.
Meer Tim Burton op Mike’s Webs.
Met gepaste trots (en het schaamrood op de wangen) presenteert Mike’s Webs vandaag Nieuw Gehoer On Tour. Een videoreportage over de mannen van Studio Nieuw Gehoer in Turnhout.
De flick wordt in verschillende formats aangeboden. Hieronder de versie op Blip.tv. Mocht die niet in je browser werken, dan kun je deze link naar de hogere resolutieversie op blip.tv even proberen. En anders klik je door naar de kleinere (en minder mooie versie op YouTube.) Commentaar en lofuitingen zijn altijd welkom.
Vaste bezoekers van Mike’s Webs waren haar al een paar keer tegengekomen in verschillende posts. Nu kun je ook via video kennismaken met de Illustere Merel B. Ze vertelt over haar werk als stripmaker, over haar inspiratiebronnen en toekomstdromen.
Claire Schumacher doet een opleiding aan de Academie voor Beeldende Vorming in Amsterdam, illustreert in opdracht en geeft mangaworkshops. Door die workshops wordt ze de laatste tijd steeds vaker geïnterviewd door de pers. Desondanks ziet ze zichzelf niet als ambassadeur voor manga en anime in Nederland. ‘Ik wil mensen er niet mee lastigvallen, maar als iemand interesse heeft dan heb ik wel een stortvloed aan verhalen voor hem of haar’, belooft Claire. En dat klopt: als Claire eenmaal over manga begint te praten, is ze niet te stuiten. Wat is manga? ‘In twee zinnen: als je in Japan woont, je bent Japanner en je tekent strips, dan maak je manga. Ik teken dan ook geen manga, maar strips die hevig door manga zijn geïnspireerd. Manga’s die populair zijn in Japan hebben een herkenbare, overheersende stijl. Figuurtjes met grote ogen, diverse kleuren haar – een Europese benadering. De stijl kan wat overdreven zijn om op die manier emoties duidelijker te verbeelden.’ ‘Mangaverhalen gaan vaak over opgroeiende personages. Het verhaal begint op het punt dat ze nog zwak zijn. Dan komen ze met iets nieuws in aanraking en krijgen ze een andere manier van leven. Manga gaat vaak over tieners die heldendaden verrichten. Gewone personages die ongewone dingen doen en kleine meisjes die heel krachtig blijken te zijn.’ Vanwaar de voorkeur voor dat soort personages? ‘Veel Japanners staan niet sterk in hun schoenen, ze zwoegen onder werkdruk en je mag niet vaak jezelf zijn. Ze leven in een keurslijf zonder al te veel vrijheid. Manga geeft hen wel die vrijheid. Het is een manier voor Japanners om uit het keurslijf te breken. Mensen willen zichzelf erin herkennen, daarom is het vaak een fragiele persoon die veel weet te overwinnen. Daar putten ze kracht uit.’ Wat vind je leuk aan manga? ‘Dat is niet echt makkelijk uit te leggen. Ik vind de verhalen leuk en de link met Japan interessant. Japanse cultuur is mystiek, mensen hebben respect voor elkaar. Ik voel vaak een link met de hoofdpersoon, juist omdat het geen ideale figuren zijn. Ook hebben ze daar een interessante manier van vertellen. De algemene tekenstijl vind ik bijzonder. Het is een filmische stijl. In de jaren vijftig had je bijvoorbeeld Astro Boy (door stripmaker Osamu Tezuka, waarvan later nog een tekenfilmserie is gemaakt, red.) – een van de meest beroemdste manga’s. De tekenaar maakte gebruik van filmische camerahoeken, wat uniek was voor die tijd.’ Hoe begon je passie voor manga? ‘Vroeger zat ik altijd naast mijn broer als hij met zijn Nintendo zat te spelen. Ik ging daar helemaal in op en gaf hem aanwijzingen. Daarna kocht ik zelf een Nintendo 64. Ik was gek op Zelda. De doos had mooie illustraties met mangafiguurtjes. Die fascineerden mij. Ik begon ze na te tekenen. Ook zag ik films als Akira (Katsuhiro Ôtomo, 1988). Het waren cartoons, maar met tragische verhalen – er gingen mensen in dood. Die serieuze toon sprak me aan en de vrijheid die manga uitstraalde. Op internet ontdekte ik hoe groot manga eigenlijk was; ik printte plaatjes uit en tekende die na. Ik wilde die stijl beheersen.’ Wat is jouw tekenstijl? ‘Ik heb een strakke lijn, teken graag grote ogen en veel haar. De standaard manga-stijl dus.’ (lacht). Vind je de manga-stijl, die toch aardig wat stilistische conventies kent, niet juist beperkend? ‘Ik kies er zelf voor om in mangastijl te tekenen. Manga is een ideaalbeeld – je kunt alles tekenen wat je wilt. Manga is vaak cartoonesk, waar het emoties betreft. Figuurtjes worden dan opeens met een groot hoofd en een klein lijf getekend. Dit heet ‘chibi’, wat ‘klein’ betekent. Dat is om op een komische manier emoties weer te geven. Tegenwoordig teken ik veel naaktmodellen op school. Hierdoor verschuift mijn stijl meer naar het realistische op.’ Manga in Nederland Wie regelmatig een stripbeurs bezoekt, heeft een grote kans om daar de stand van Mangafique tussen de andere stripverkopers te zien staan. Mangafique is een collectief van mangagroepen (ook wel ‘circles’ genaamd). De Aniway is een kwartaaltijdschrift dat uitgegeven wordt door de gelijknamige stichting. Het magazine is gewijd aan anime, manga en Japanse cultuur. Het werk van Claire is daarin regelmatig te bewonderen. Ook schrijft ze columns en recensies van strips, films, games en artbooks voor de Aniway. Hoe groot is manga in Nederland? ‘Manga is erg in opkomst. Dat merken we op beurzen waar we steeds meer Nederlandse manga’s verkopen. Uitgaven van Aniway liggen tegenwoordig ook bij de Bruna en de AKO. Vooral jongeren komen er via televisie steeds mee in aanraking. In Frankrijk en Duitsland lopen ze vóór op ons. Daar is manga al veel groter. Anime-cartoons zijn daar door de jaren heen al op televisie geweest. Daar worden ook anime uitgezonden voor de wat oudere kijkers.’ ‘In Nederland heeft anime wel een slechte reputatie. Ongeveer tien jaar geleden werden er animefilms uitgebracht onder de naam mangafilms. Een foute term overigens, want manga slaat op de strips, niet de animatiefilms. Het mangafilm-label bracht films als Akira (Otomo Katsuhiro, Japan, 1988) uit, maar ook geweldadige en pornografische films als Urotsukidoji, wat hentai genoemd wordt. Dit gaf een verkeerd beeld van het genre.’ Door die slechte reputatie komen er ook wel vreemde snuiters op de Aniway-stand af. Wat is het vreemdste dat je ooit is overkomen op een stripbeurs? ‘Dat was tijdens een stripbeurs in België. Er kwam een linnentasjestype naar me toe. Hij zei tegen me “Hey, jij tekent toch manga?” Ik zei van ja. Hij wilde dat ik een jongetje van tien jaar in een korte broek en kaplaarzen tekende. Het jongetje moest op een stoel met een boek zitten. “Liever niet,” zei ik. Hij bleef bij de stand staan en keek zielig. Toen heb ik maar heel snel iets gekrabbeld en ging hij gelukkig weer weg. Heel freaky…’ Welke manga zou je anderen aanraden? ‘De serie Deathnote, waarin een middelbare scholier een bovennatuurlijk notitieboekje vindt, waarmee hij mensen kan laten sterven door simpelweg hun naam erin op te schrijven. Hij besluit dit boekje te gebruiken om de namen van criminelen te noteren, om hiermee het kwaad in de wereld uit te bannen. Ik vind het een heel spannende misdaad-thriller.’ ‘Fullmetal Alchemist is een manga uit 2003 geschreven door Hiromu Arakawa. Als de moeder van twee broers sterft proberen ze naïef om haar met alchemie weer tot leven te wekken. Menselijke transmutatie is in de wereld van alchemie echter een onvergeeflijke zonde. Dat ervaren Edward en Al op tragische wijze: als ’tol’ verliest Al zijn hele lichaam en Ed zijn linkerbeen. Om de ziel van Al nog te redden, offert Ed ook nog zijn rechterarm op, zodat Als ziel zich kan huisvesten in een toevallig aanwezig stuk meubilair: een harnas. De ontbrekende ledematen van Ed worden later met metalen prothesen uitgerust (zogenaamde ‘automail’). De broers horen over de Philosopher’s Stone, een steen die ervoor kan zorgen dat alchemie ook werkt zonder gelijkwaardige ruil. Deze kan ervoor zorgen dat de broers hun eigen lichaam terugkrijgen, en ze gaan op reis om de steen te vinden. ‘En ik zou Azumanga Daioh aanraden. Het gaat over een stel meisjes die van alles beleven op de middelbare school. Alles wordt verteld in vier panel stripjes. Heel simpel maar echt heel leuke humor.’
Een gesprek met Justus VerkerkOndernemer Justus Verkerk leidt samen met filmkenner René Mioch New Haven – een crossmediale onderneming die filmgerelateerde content voor televisie en nieuwe media produceert. Ze putten daarbij uit het rijke archief aan interviews met sterren dat Mioch sinds 1985 heeft opgebouwd. Dit materiaal wordt in gevarieerde vorm aan verschillende media aangeboden. Een gesprek met Verkerk over het businessplan en over de gedrevenheid om te winnen. ‘We hadden geen geld, konden het hoogstens een paar maanden uitzingen. Zelfs de bureaus hebben we van IDTV gekregen.’Verkerk en Mioch ontmoetten elkaar toen ze allebei voor IdtV werkten. Mioch presenteerde en produceerde diverse filmprogramma’s en de Grolsch Masterpremières. Verkerk was toen commercieel directeur en verantwoordelijk voor diverse commerciële crossmediale projecten waaronder CampingLife. In de loop van zijn carrière verzamelde Mioch ruim 10.000 uur beeldmateriaal aan interviews met filmsterren, waarvan heel veel fragmenten nog nooit in een filmprogramma werden gebruikt. Daar moesten ze iets mee doen, vonden Verkerk en Mioch. ‘René had de rechten over al de interviews die hij gedaan had. We zijn toen het businessmodel – dat ik al sinds DNA Non Spot Advertising gebruik – gaan toepassen op dit materiaal.’
Justus Verkerk
(Non-spot advertising is een verzamelnaam voor alle vormen van reclame die behalve reclamespots behelst: billboards, productplacement en scripting, waarbij het betreffende product in schrijffase van de verhaallijn van een televisieprogramma wordt opgenomen, red.) Content staat centraal Omdat ieder medium zijn eigen formats kent, wordt de content in verschillende vormen gegoten. Dezelfde interviews en beelden van de rode loper worden aangepast aangeboden voor televisie, narrowcasting, internet, mobiel, radio en print. ‘Je past de content aan de wensen van de gebruiker aan. De kijker van RTL Film wil bijvoorbeeld iets anders horen over een film dan de gemiddelde NPS-kijker. Hebben we voor de promotie van de film Firewall een interview met acteur Harrison Ford en regisseur Richard Loncraine, dan verwerken we het interview met Ford voor RTL Film. De RTL-kijker zal niet bekend zijn met Richard Loncraine.’ Op zich zijn de oude interviews die René Mioch voerde met de Hollywoodsterren vooral waardevol voor de verstokte cinefiel, maar door deze fragmenten te combineren met nieuw materiaal, blijkt het stoffige archief een levendige schatkamer te zijn. Wanneer Tom Cruise met een nieuwe film in de bioscoop te zien is, is een retrospectief van zijn carrière, inclusief alle leuke quotes die over de jaren heen zijn verzameld, wel op zijn plaats. Opeens is het verjaarde gesprek weer een verkoopbaar product geworden. ‘René is producent en presenteert daarnaast nog op events maar niet meer in programma’s. We produceren zo’n drie a vierhonderd interviews per jaar. Dat kan hij lang niet allemaal alleen doen, daarom hebben we meerdere interviewers in dienst.’Met alleen de juiste mix van oud en nieuw kom je er echter niet: ‘Je moet een goed verhaal bij het product vertellen, iets wat mensen aanspreekt. Bij de film The Good German (Steven Soderbergh, 2006) leg je de nadruk op het feit dat actrice Cate Blanchett speciaal naar het acteerwerk van Greta Garbo heeft gekeken. Om de jaren veertig sfeer weer te geven werd er opgenomen met een filmcamera uit die tijd, dat soort details vindt men leuk om te weten.’Cameron Diaz, Angela Schijf en Rene Mioch tijdens de Ambilight Opening Night van Shrek 3. Verkerk plaatst een tweede belangrijke kanttekening bij het slagen van dit businessplan: ‘Je moet wel een product hebben dat kan “reizen”, dat wil zeggen: het moet een groot publiek aanspreken en een universele aantrekkingskracht bezitten. Film is hier bij uitstek geschikt voor. Het is een onderwerp waar je verschillende smaken in hebt en dat veel variatie biedt.’ In het rijtje van content waar dit voor geldt staat pornografie op nummer één. Dit spreekt immers een universele markt aan. Daarna komt sport: voetbal of autosport. Gevolgd door muziek en in mindere mate humor. ‘Film komt dan op de vierde plaats, maar is eigenlijk inwisselbaar met muziek.’ New Haven Hoewel Verkerk en Mioch vol enthousiasme met hun businessmodel aan de slag wilden gaan, zou dat indertijd bij IdtV echter niet lukken. ‘Men had er geen tijd voor, de focus lag bij andere zaken. Toen zijn René en ik in oktober 2005 zelf met New Haven begonnen. We hielden kantoor in een geleend woonhuis in Amsterdam Noord. We hadden geen geld, konden het hoogstens een paar maanden uitzingen. Zelfs de bureaus waren van IdtV geleend.’ De eerste klant van New Haven was KPN die toen net begon met Video On Demand. Mioch en Verkerk stapten op KPN af en sloten een deal. Op het kanaal Mine boden ze 24 uur per dag content aan: items als profielen van de sterren, nu in de bioscoop en promotie van films die mensen op demand konden zien. Al snel volgden programma’s als RTL Film, DVD Today en NPS Cultura. Behalve televisie produceert New Haven voor digitale kanalen, narrow casters, print en events. Ook voorzien ze het ANP van een filmjournaal, dat onder andere op nu.nl, ilsemedia, de telegraaf en de bij GPD terechtkomt. Het partnerschap tussen Mioch en Verkerk is duidelijk verdeeld: ‘René brengt de interviews in en ik verkoop/distribueer ze’. New Haven telt in totaal dertig man personeel: redacteuren, editors, een beheerder van het archief en staff- en salesmensen. ‘We hebben zo’n twintig man die zit te knutselen met het videomateriaal. Iedereen is eindverantwoordelijke voor een specifiek product. Het zijn relatief jonge mensen van tussen de twintig en begin dertig. Die snappen het medium ook goed. Het is een gezond bedrijf waar elke verdiende euro weer wordt ingestoken. We hebben eigen camera’s, editsets en een studio.’ Zucht naar succes Verkerk blijkt een verkoper in hart en nieren. ‘Ik ben zelf niet dol op film. Maar ja, ik hou ook niet van motoren en heb daar toch twee programma’s overgemaakt. Het maakt mij niet uit wat het product is, als je een goede marketeer bent, en je bent gefocust, kun je alles aan de man brengen. De uiteindelijke drive van een verkoper is succesvol zijn. Voor mij is succes dat iemand blij is met wat hij afneemt en nog eens terugkomt. Daarnaast wil ik gewoon winnen, ik kan niet tegen mijn verlies. Als ik iets doe, dan schiet ik vaak door. Ik daag graag uit.’Justus is een fanatiek indoor-roeier. Hij staat op dit moment achtste op de nationale ranglijst in de categorie heren dertig plus zwaar. ‘Binnenkort hoop ik op de vijfde plaats te staan. Ik weet dat ik met roeien nooit nummer één word, ik heb er niet genoeg tijd voor over. Je moet realistische doelen stellen. Ook in het zakenleven.’ Op de vraag of Verkerk nog meer tips heeft voor ondernemers antwoordt hij bescheiden: ‘Ik vind dat je moet doen wat je leuk vindt. Wat de meeste mensen missen is een helder doel; vaak gaat het bij de beroepskeuze al mis. Je moet jezelf voorstellen wat je eigenlijk wil en hoe dat er dan uit moet zien. Als je je doel hebt bepaald, moet alles wat je doet in het verlengde van dat doel liggen.’ Dit artikel is eerder verschenen op IntermediairForward.nl.
Een gesprek met Ilja Pfeijffer:’Het is interessant om te zien wat er gebeurt als mensen zonder beperkingen hun fantasieën kunnen waarmaken.’Ilja Leonard Pfeijffer (1968) is dichter, romancier, essayist, criticus en polemist. Voor nrc.next schreef hij veertien dagen lang reportages over zijn avonturen in Second Life. Deze teksten werden aangevuld met nieuwe verhalen en gebundeld in het boekje Second Life: Verhalen en reportages uit een tweede leven dat recent verscheen bij De Arbeiderspers. Driekwart jaar geleden las Pfeijffer een artikel over Second Life. Nieuwsgierig maakte hij een avatar aan, (je verschijningsvorm in de virtuele wereld, meestal een menselijk figuur) en ging als de fraaigevormde Lilith Lunardi op verkenning. Pfeijffer kreeg het idee voor een reeks reportages nadat hij een tijdje actief was in de virtuele wereld. ‘Driedimensionale virtuele werelden hebben mij altijd gefascineerd, al heb ik nooit games gespeeld zoals World of Warcraft’, zegt Pfeijffer. ‘Second Life is een soort van online 3D-game, zonder spelelement. Daarbij wordt deze virtuele wereld niet door een stelletje whizzkids in elkaar gezet, maar door de bezoekers zelf vormgegeven.’Schemergebied ‘Second Life is een heel interessante proeftuin, een schemergebied tussen fictie en non-fictie. Het is interessant om te zien wat er gebeurt als mensen zonder beperkingen hun fantasieën kunnen waarmaken. Second Life gaat over fantasieën. De vraag van identiteit en authenticiteit is trouwens altijd een belangrijk thema geweest in mijn werk.’ In de media wordt Second Life vooral afgeschilderd als een vrijplaats voor virtuele seks, paaldansen en schaars geklede avatars. ‘Het beeld van Second Life in de media is wel wat vertekend. Alles wat met seks te maken heeft krijgt aandacht. Dat soort dingen gebeuren er ook allemaal wel, maar het is niet zo dat het daar om draait. Er zijn heel veel mensen actief op Second Life die geen boodschap hebben aan virtuele seks. Sociale interactie is de drijfveer van Second Life, daarmee lijkt het veel op je eerste leven: je kunt er iemand worden en vrienden maken. Vooral dat laatste is voor de meeste mensen het belangrijkste motief om in Second Life te zijn. Je kunt op een prettige en laagdrempelige manier kennismaken. Je hoeft geen gêne te overwinnen.’Pfeijffer schrijft in zijn boek ook over de verschillende ontmoetingen in Second Life. Over een van zijn beste vrienden Wim, over ideaalgetekende dames met illustere namen als Vogue Foulon en Beatrice Boisblanc. ‘Ik heb mijn online vrienden nooit in First Life ontmoet, maar dat was ook de opzet. Ik wilde die werelden gescheiden houden. Één vriend weet inmiddels wie ik in werkelijkheid ben, die ga ik wellicht in het echt ontmoeten.’Rolstoel ‘Sommige mensen kunnen in Second Life meer dan in First Life. Er was een terminaal ziek meisje dat in een ziekenhuis aan een bed gekluisterd zat. In Second Life kon ze toch een normaal leven leiden.’ Pfeijffer verhaalt in zijn boek een ontmoeting met Elke die in de virtuele wereld, net als in het echte leven, in een rolstoel zit. Twee jaar geleden kreeg ze een ongeluk met een vrachtwagen. Elke legt haar situatie uit: ‘Mijn eerste maand hier heb ik wel benen gehad. Ik had de langste benen van heel Second Life. Ik kon dansen en rennen, neuken en dansen. (…) Maar er klopte iets niet. Ik had het idee dat ik in Second Life niet mezelf was.’ Pfeijffer weet op deze momenten door te dringen tot de mens achter de avatar en de virtuele façade te ontsluieren. Virtueel doorleven Leven en dood gaan hand in hand in Second Life. Tussen alle paradijselijke decorstukken in, kun je zomaar een virtueel graf vinden. Zoals het Lydia Rose Memorial Park, dat de vader van Lydia bouwde om zijn dochter te herdenken die op drie jarige leeftijd overleed aan een genetische aandoening. De dood bestaat natuurlijk niet echt in Second Life: avatars kunnen immers niet sterven. Mensen worden zelfs als avatars weer tot leven gewekt: ‘Ik vond het feest ter ere van (muzikant, red.) Bert van der Grift, die toen een jaar dood was, de meest indrukwekkende gebeurtenis tijdens mijn tijd in Second Life’, zegt Pfeijffer. ‘Zoals ik ook in het boek heb gezet was dit de eerste keer dat ik een Second Life-feestje in mijn agenda heb genoteerd. L.B. Blum (het pseudoniem van producer, dj en webdesigner Ernest Petrus, red.) had het feest ter ere van zijn compagnon georganiseerd dat tegelijkertijd in Second Life en in Ekko in Utrecht plaatsvond. Blum creëerde in Second Life een dansclub en maakte zelfs een virtuele versie van Bert. Daarmee had hij zijn vriend weer tot leven gewekt. Dat was zeer ontroerend. Hij danste zelfs als Bert. Second Life biedt een meerwaarde en voegt veel emotie toe.’ Manwijven De vrouwelijke avatars kennen over het algemeen ideale vormen zoals hun tegenhangers in Playboy. Veel vrouwelijke avatars worden echter achter het toetsenbord bediend door mannen in de echte wereld. Pfeijffer koos er ook voor om vrouw te zijn in Second Life. ‘Ik weet in het echt wel wie ik ben, daarom wilde ik iets anders. Na een tijdje word je ook daadwerkelijk het personage. Als ik inlog als Lilith, ga ik op een andere manier praten.’ Over Wim schrijft Pfeijffer: ‘Toch blijf je altijd de beste vriend van Lilith Lunardi. Omdat je lief bent. En als man zou ik zulke woorden nooit over mijn lippen krijgen.’Het leven van een mooie vrouw in Second Life heeft veel gemeen met real life: ‘Als vrouw in Second Life heb ik veel geleerd over hoe mannen zijn – dat was erg confronterend. Je hoeft als vrouw maar een kort rokje aan te trekken en je hebt aandacht. En ze zijn ook zo opdringerig die mannen. Ik denk niet dat ik er uiteindelijk een ander mens van ben geworden, al leer je er natuurlijk wel wat van. Maar wat precies is moeilijk in te schatten.’ Dichterlijke vrijheid Second Life: Verhalen en reportages uit een tweede leven, is een levendig geschreven verkenning van de virtuele wereld geworden. De doorgewinterde Second Lifer (in Nederland zijn ongeveer 17.000 mensen actief in Second Life), zal weinig nieuws in het boekje ontdekken. Voor beginners bieden de reportages echter een prettige kennismaking. Pfeijffer vertelt over zijn ontmoetingen in Second Life, virtuele seks, politiek, kunst, misdaad en de aanwezigheid van grote bedrijven als ABN-Amro die een poging doen verdwaalde avatars te informeren over hun producten. Overigens kun je niet spreken van een afgerond verhaal. Het is een episodische verkenningstocht waarin de avonturen van Lilith centraal staan. ‘Alles in het boekje is non-fictie en wat ik geschreven heb staat dicht bij de werkelijkheid. Hier en daar heb ik wat namen veranderd, enkele personen samengevoegd’, zegt Pfeijffer. Sommige dialogen lijken te mooi om waar te zijn. ‘Een gesprek dat tien minuten heeft geduurd vat ik samen in vier zinnen.’ In het laatste hoofdstuk suggereert Pfeijffer de verkoop van zijn avatar Lilith. Maar of dit ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden? ‘Of ik Lilith ook echt heb verkocht, laat ik in het midden. Wat ik fascinerend vond is dat populariteit en status op een bepaalde manier meetbaar zijn. Mensen hebben daar zelfs geld voor over. Het verkoop van avatars is overigens niet ongewoon in de virtuele wereld. In World of Warcraft worden heel vaak avatars doorverkocht. Je koopt namelijk ook de prestaties van het personages.’ Overigens is Pfeijffer nog steeds actief op Second Life, al is hij er een stuk minder nu hij er geen reportages meer over schrijft. ‘Af en toe neem ik een kijkje; ben benieuwd hoe het met mijn vrienden gaat.’ Mocht je binnenkort dus Lilith Lunardi tegen het lijf lopen, dan zou dit best wel eens Ilja Pfeijffer kunnen zijn die research doet voor een nieuwe reportage. Je bent gewaarschuwd. Dit artikel is ook verschenen op IntermediairForward.nl.
Bloggen. Waarom eigenlijk? En – als er al regels over opgesteld mogen worden – waar moet een goed weblog aan voldoen?Iedere dag komen er wereldwijd 120.000 nieuwe weblogs bij, schat Ilse Media directeur Paul Molenaar. Multimediajournalist Peter Olsthoorn zet vraagtekens bij de kwaliteit van deze enorme aanwas. Hij vertelde laatst op Blognomics 07 met veel zelfrelativering wat hij nu verstond onder een goede weblog: originaliteit staat bovenaan. Dit hangt samen met een individuele toonzetting. De blogger moet een kwaliteitsmaatstaf hanteren en moet naar buiten zijn gericht. Olsthoorn houdt niet van blogs die last hebben van gebrek aan zelfkritiek, die voorspelbaar zijn en te veel aan navelstaarderij doen. Wat is het grootste euvel? ‘De meeste bloggers zouden selectiever mogen schrijven. Door de technologie is publiceren makkelijk geworden. Dat is goed, maar de lat mag wel wat hoger. Bloggers moeten meer naar buiten gericht denken en eventueel de gebeurtenissen uit de wereld aan een persoonlijke invalshoek verbinden.’Bloggen als webdemocratie? ‘Een belangrijk element van het begrip web 2.0 is het idee dat de massa beter de waarheid kan bovenhalen dan de journalistieke elite. Men komt in verweer tegen die elite en die kritiek maakt de journalistiek scherper.’Welke blogs lees je zelf? ‘Ik ben vooral beroepsmatig geïnteresseerd in de weblogs over technologie en internet: Frankwatching.com, Bright.nl en Erwinblom.nl. Die zijn meer journalistiek en selectief.’Nog een tip voor welwillende bloggers? ‘Zet de pc wat vaker uit en ga naar buiten om iets sociaals te doen wat niet achter het scherm gebeurt.’ Een ieder zal zijn eigen motief hebben om te bloggen. De een wil gewoon even kwijt dat zijn kat is verdwenen tussen de kaken van de pitbull van de buurman, de ander kaart graag misstanden in de maatschappij aan of houdt een themablog bij. Weer anderen houden een tekenbattle online, of doen aan schaamteloze zelfpromotie.Ik ben ooit met Mike’s Webs begonnen omdat ik als freelancer soms een idee had voor een artikel, maar dit niet aan een opdrachtgever kwijt kon. Ik wilde de stukken toch schrijven en publiceren – een blog leek daar een goede vorm voor. Tegenwoordig heb ik een vaste baan, maar ik merk dat ik daarnaast nog meer kwijt wil. Ook heb ik veel lol aan het bloggen. Ik ben benieuwd of bloggers inderdaad veel aan zelfcensuur doen. Hoe selectief blog jij? En waarom blog je?(Interview is eveneens verschenen in Intermediair #21.)
Deze maand is het beruchte witte konijn Bunbun drie jaar oud en dat moet gevierd worden. Een interview met Mattt Baaij, de geestelijk vader van Bunbun. Mattt Baaij (28) studeerde vormgeving aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Tegenwoordig is hij fulltime freelancer. Hij maakt illustraties en animaties. Mattt staat in de stripwereld vooral bekend om de animaties en strips met Bunbun, een groot wit konijn, in de hoofdrol. Voor de website IntermediairForward.nl maakt hij sinds begin dit jaar iedere maand een animatie over Bunbun als starter.
Wie of wat is Bunbun?
‘Bunbun is een uit de hand gelopen hersenspinsel van mij dat een eigen leven is gaan leiden. Het is ontstaan als een sticker. Een studiegenoot was in die tijd flink aan het stickeren. Ik vroeg me af of dit leuk was om te doen. Ik had iets nodig om op een zwart-witsticker te tekenen en heb altijd iets gehad met konijnen, dus een konijn leek me wel leuk.’
‘Eerst ben ik gaan schetsen met de hand, daarna heb ik Bunbun in flash getekend, daar was ik toen al veel mee bezig. (Flash is een software waarmee relatief snel een animatie mee te maken is, red.) Iemand gaf me de tip om ze te printen. Aangezien er 25 stickers op een vel zaten, heb ik Bunbun toen in 25 verschillende poses getekend.’
‘Toen ben ik flink gaan rondplakken. Als je dan de volgende dag weer langs je stickers loopt, dan zie je hoe dingen zijn veranderd. Mensen hebben ze weggehaald, of er zijn weer andere stickers bijgeplakt. Het bleek inderdaad leuk om te doen, dat stickeren.’Mattt Baay aan het werk op een stripbeurs.
Waar komt die fascinatie met konijnen vandaan?
‘Tja, da’s een goeie. Ik ben opgegroeid met Nijntje. Dat had wel wat invloed. Maar het meest bepalende moment is geweest toen ik achttien was. Ik kwam vaak in dezelfde uitgaansgelegenheid en liep een leuk meisje tegen het lijf waar ik verliefd op werd. We hebben toen een keer gezoend.”Ik heb toen een knuffel voor haar gekocht – een konijntje. Ik droeg het diertje in de borstzak van mijn jas voor het geval ik haar weer tegenkwam. Weken liep ik met dat ding rond. Toen ik haar uiteindelijk weer zag, bleek dat ons gezoen allemaal niet zo veel betekend had.’
‘Dat cadeau heb ik niet meer uit mijn jas gehaald. Iedere keer als ik mijn jas aandeed, klopte ik op het beestje, van ‘zo, dat is mijn jas’. Ik heb toen ruim een jaar met die fluffy bunny in mijn borstzak rondgelopen.”Toen ik met een stel vrienden naar Australië ging, nam ik mijn konijn mee. Ik haalde hem toen voor het eerst uit de verpakking; hij bleek aardig verfrommeld te zijn. Ik hing het konijn aan mijn rugzak. Onderweg heb ik veel schetsen gemaakt. Iedere keer als ik niet wist wat ik moest gaan tekenen, heb ik een schets van dat konijn gemaakt. Uiteindelijk is dat konijn dus de vader van de Bunbuns geworden.’
Kun je verklaren waarom veel tekenfilmfiguurtjes dieren zijn?
‘Het zijn altijd lieve beestjes: konijnen, hondjes of katten. Sommige dingen zijn nu eenmaal leuk om te tekenen. Niemand maakt een cartoon over een hangbuikzwijn, want die zijn saai. Ook mensen zijn saai, die zie je immers iedere dag. Maar beesten mensendingen laten doen is altijd leuk.’
Hoe maak je een animatie?
‘Het begint met een idee. Dat kan een verhaal, een grap of iets zijn dat cool is om te tekenen. Eerst maak ik een stel schetsen, een slecht stripje zeg maar. Dat werk ik dan weer uit, kijk waar de camera moet staan, etc.”Dan begint het animeren. Er kan dan nog van alles bij verzonnen worden, het luistert bij mij allemaal niet zo nauw. Soms zit je vast aan een bepaalde timing, als ik in opdracht werk, maar anders laat ik de timing afhangen van het verhaal. Animeren is eigenlijk saai werk dat je achter je pc doet. Je moet alles immers beeldje voor beeldje tekenen. Over een animatie van 45 seconden doe ik ongeveer vijf werkdagen.’
Flash-animatie biedt natuurlijk de mogelijkheid om dingen te hergebruiken.
‘Ja, dat is zo. In theorie is dat goed, want dat scheelt werk. Maar je wordt steeds beter en je wilt een steeds hogere kwaliteit halen. Als ik dan iets opnieuw wil gebruiken, een loopje bijvoorbeeld, dan moet ik die toch weer bijwerken om het aan mijn nieuwe kwaliteitseisen te laten voldoen.’ Wanneer werk je?
‘Ik ben eigenlijk een nachtmens. Meestal begin ik pas tegen de avond in mijn werkritme te komen. Het wordt dus vaak nachtwerk. ’s Nachts werken geeft weinig afleiding. Je zit dan in een lekkere roes, je bent wel moe en krijgt daardoor een soort van tunnelvisie zodat je helemaal in het werk opgaat.’Mattt studeerde vier jaar illustratie aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht.
‘In het tweede jaar ontdekte ik animatie. Ik wilde graag eerst illustratie studeren, omdat die manier van naar beeld kijken erg interessant is. Eerst leren mooie plaatjes maken, en daarna pas hoe je ze moet laten bewegen.’
MTV
In 2004 deed Mattt mee aan een animatiewedstrijd van MTV, waarvoor korte Idents gemaakt moesten worden. Idents zijn korte filmpjes die een imago neerzetten. Een soort van korte, pakkende reclamefilmpjes dus.
‘Ik heb er in een week drie gemaakt, waarvan er eentje is uitgezonden. Toen ging het opeens bij mij jeuken en ben ik animaties voor websites gaan maken.’
Heeft de wedstrijd van MTV je nog iets opgeleverd?
‘Ja, ik kreeg drie sms’jes van vrienden die het hadden gezien. (lacht) Ook heb ik nu een grote opdracht binnengehaald bij een multimediabedrijf in Amsterdam. Die willen content voor plasmaschermen die in uitgaansgelegenheden hangen. Ze hebben de dvd van MTV met mijn animatie gezien en hebben toen contact opgenomen. Ik ga vijf animaties voor ze maken. En ze betalen zelfs voorschotten. Dat heb ik nog nooit meegemaakt.’Freelancer
Mattt is fulltime freelancer en heeft zijn eigen bedrijf Illumatie.
‘80% van mijn werk bestaat uit het maken van animaties. Daarnaast maak ik illustraties en webcomics voor de afwisseling.’Naast vrij werk, maakt Mattt ook Bunbun-animaties voor opdrachtgevers. Een ervan is IntermediairForward, waar hij iedere maand een aflevering ‘Bunbun Gaat Forward’ voor maakt. Scripts schrijft hij samen met Michael Minneboo, Bart van Oort maakt de soundtrack.
Is het lastig om Bunbun aan te passen aan andere formats, zoals die van IntermediairFoward.nl?
‘Elke klus die ik met Bunbun kan doen, vind ik leuk. Deze producties worden onderdeel van het Bunbun op de kaart zetten. Uiteindelijk streven we naar world domination. Het einddoel is kleine Aziatische meisjes met Bunbun ondergoed.’
Denk je dat je ooit genoeg van Bunbun krijgt?
‘Als het moment komt, dan komt het. Maar voorlopig nog niet. Het is eigenlijk een uit de hand gelopen geintje. Ernaast doe ik klussen die niets met Bunbun te maken hebben. Maar van Bunbun word ik nog altijd vrolijk.’
Animaties
Tot nu toe zijn de volgende animaties op IntermediairForward.nl verschenen:
De jonge Nederlandse tekenares Liz Greenfield won afgelopen zomer de Clickie voor haar verhalende webcomic Stuff Sucks. Ze trekt er een internationaal publiek mee en studeert zelf inmiddels ook over de grens: in Manchester. Een interview.Liz is 18 jaar oud. Ze reist de hele wereld over om haar comic te promoten en andere striptekenaars te ontmoeten. Ze volgt de opleiding Animatie aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. Bij een eerste ontmoeting vallen haar ontwapenende uitstraling en wilde rode krullen meteen op. Haar passie voor strips, muziek en vreemde personages vindt zijn weg in Stuff Sucks. Daniel, het hoofdpersonage uit Stuff Sucks (‘a comic about life, love & rock’) heeft het niet makkelijk. Hij zit nogal onder de plak bij zijn moeder en zijn vriendin Nicole. Hij zegt zelfs z’n baan in de platenzaak op om te werken voor het bedrijf van zijn aanstaande schoonvader. Totdat oplichtster Zemi ten tonele verschijnt. Op het moment dat Daniel Nicole ten huwelijk wil vragen, doet Zemi zich voor als zijn nieuwe vlam. Dan beginnen de problemen pas echt. Stuff Sucks is met veel subtiele humor geschreven en lijkt een kruising tussen romantische komedie en de film High Fidelity (Stephen Frears, 2000), met een snufje (tiener)soap. De humor en cartooneske tekenstijl vormen de grootste aantrekkingskracht van de luchtige comic.De eerste vraag die opkomt is waarom Liz voor een man als hoofdpersoon heeft gekozen. ‘Ik had eigenlijk heel veel moeite met het tekenen van mannen. Mijn vorige webstrip, Weirdism, ging over drie meisjes met een overeenkomstige lichaamsbouw en karakter. Mannen had ik bijna nog nooit getekend. Het leek me een leuke uitdaging – vooral om te tekenen. Het leek me ook leuk om in een mannenhoofd te duiken. Ik moet zeggen dat vanuit een man schrijven niet zo heel erg moeilijk is. Ik weet natuurlijk niet of ik het heel goed heb gedaan, maar ik heb meer begrip voor hoe mannen denken dan voor hoe vrouwen denken. Ik heb ook veel meer mannelijke vrienden dan vrouwen, dus ik hoor meer over hun kant van het verhaal. Met vrouwen kom ik zelf ook wel in de knoop. Ook al ben ik zelf een vrouw, echt snappen doe ik ze toch niet,’ vertelt Liz met een brede grijns.Stuff Sucks? ‘Ik dacht eerst veel aan woordspelingen voor de naam van de site. Ik vond het erg grappig om iets met ‘malicious’ te doen, maar bedacht me dat niemand dat woord zou onthouden. Ik zocht naar iets dat plat genoeg is om te onthouden. Toen dacht ik “Stuff Sucks.” Het roept meteen een gevoel op. En het is lekker vaag. Ik kan er alle kanten mee op; het geeft me alle vrijheid.’‘Inspiratie komt bij mij op een heel indirecte manier. Meestal muziek, films en de dingen die ik lees. Vaak strips van vrienden – je moet elkaar blijven inspireren. Een film als Matchstick Men met Nicholas Cage heeft me op ideeën gebracht. Ik heb altijd een fascinatie gehad met con artists. Dat zijn bijzonder snuggere types die iedereen te slim af zijn. Ook al zijn ze moreel gezien verkeerd bezig, ik heb toch een zwak voor players op het gebied van geld. Het personage Zemi is daar direct door beïnvloed.’ Geen potlood Liz levert een strippagina per week af die nog even snel op zaterdag of zondagochtend getekend wordt. De rest van de week zit ze tot de late uurtjes op de animatieafdeling van de Willem de Kooning Academie, of stoom af te blazen in de sportschool. Ook is ze regelmatig te vinden in haar favoriete bars. ‘De uurtjes dat ik een beetje helder ben, werk ik aan mijn strip…’ lacht ze.‘Ik teken altijd digitaal. Ik gebruik tablets en teken via het beeldscherm. Soms maak ik een kladversie met potlood. Ik teken dan een thumbnail, een kleine schets. Deze teken ik dan opnieuw in Flash of Photoshop. Daarna voeg ik de tekst erin – ik heb met mijn handschrift een eigen font gemaakt. Als laatste vul ik de vlakken en achtergronden in. Dat duurt tegenwoordig niet zo lang meer, want ik heb overal shortcuts voor. Over een pagina doe ik in totaal drie uur. Schrijven doe ik meestal apart, dat kost me zo’n twintig minuten.’ Na het tekenwerk uploadt ze de strip naar de site. ‘Overigens vind ik met potlood tekenen soms wel lekker. Gewoon om in te tekenen. Dat is op de academie weer begonnen. Ik had toen drie jaar niet meer met een potlood getekend. Het was wel weer even wennen. Geen “Control-Z” als het mislukt’.
Eigenzinnig In haar werk is ze een perfectionist. Het komt voor dat ze oude pagina’s opnieuw tekent en weer op de website zet. Wie de strips in volgorde leest, kan de evolutie die haar tekenstijl heeft ondergaan duidelijk aflezen. ‘Ik ben begonnen met heel goedkope pennen. Ik wilde express slordig en schetsmatig tekenen als reactie op al het gelikte werk dat met computers gemaakt wordt. Lekker tegendraads. Dat viel echter niet in de smaak en is tot mijn teleurstelling geen succes geworden. Uiteindelijk ben ik toch weer overgegaan op digitaal tekenen.’In haar strips is een duidelijke voorkeur – maar vooral afkeur – voor bepaalde cultuurelementen te vinden. Ze rekent af met zangeres Enya, de bands Maroon 5 en Death Cab For Cutie (waarvoor ze overigens veel hate-mail kreeg). ‘Ik doe het wel in een derde persoonsvorm, soms komt het commentaar voort uit het karakter van de personages. Aan sommige populaire dingen erger ik me echter kapot. Aan bands die echt overgewaardeerd worden bijvoorbeeld. Af en toe neem ik ook artiesten die ik zelf heel leuk vind op de hak, gewoon omdat ik vind dat ze overgewaardeerd worden. Artiesten waarvan ik vind dat ze nog niet genoeg aandacht krijgen, probeer ik wel onder de aandacht te brengen. Maar zodra ze dan Ahoy Rotterdam vol krijgen, dan heb ik weer zoiets van “Oké, volgende”.Opmerkelijk genoeg wordt de site onderhouden door de lezers van Liz. De database, opmaak en hosting, ze heeft er geen omkijken naar. ‘Ik heb al die mensen nog nooit ontmoet, we hebben alleen contact via het internet. Mensen zoeken contact met me en bieden zelf hun hulp aan. Ik ben daar echt heel blij mee. Ik hoef de strip alleen nog maar te tekenen.’Feedback Scott McCloud, de stripgoeroe die in zijn boek Reinventing Comics een pleidooi houdt voor het publiceren van online comics, heeft ze één keer ontmoet. Net als McCloud gelooft Liz in de grote voordelen van webcomics: het beeldscherm als een oneindig canvas waarop alles mogelijk is; strips zijn niet gebonden aan de maat van het papier en comics online zetten is ook een stuk goedkoper dan je eigen strips in boekvorm uitbrengen. Het grootste voordeel is het directe contact tussen maker en lezers. ‘Het is gewoon leuk om over de hele wereld lezers te hebben. Ik krijg brieven toegestuurd uit Polen, Zuid-Afrika en Amerika. Het is leuk om te lezen hoe het verhaal aanslaat bij mensen die op een heel andere plek wonen. Dat vind ik er echt heel spannend aan.’Met de hoeveelheid bezoekers die haar site trekt, houdt ze zich niet zo bezig. Liz schatte het dit voorjaar nog op zo’n tweeduizend per dag wereldwijd. En dat is een hoop voor een strip die eens per week geüpdatet wordt. ‘Opvallend is dat veel van de bezoekers geïnteresseerd zijn in muziek. Mensen die in bandjes spelen of op een andere manier bezig zijn met muziek. Stuff Sucks biedt een kijkje in die subcultuur en dat spreekt mensen kennelijk aan. De lezers komen dan ook meestal niet op stripbeurzen.’
Liz overigens wel. Ze reist stad en land af om haar werk te promoten en in contact te komen met andere stripmakers. ‘Dat zijn heel positieve ervaringen. Ik ontmoet stripmakers waar ik naar opkijk. Ook ontmoet ik lezers en krijg zo feedback die je anders niet krijgt. Dingen die je niet makkelijk in een e-mail zet. In de Verenigde Staten kwam een Cubaanse jongen naar me toe, al-rappend over mijn stripverhaal. Hij had alle gebeurtenissen erin verwerkt. Ik stond echt versteld.’Tournee Afgelopen zomer was ze op tournee op stripbeurzen in de VS. Dat betekende elf dagen lang tekenen, signeren en lachen op een beurs, in drie verschillende staten. ‘Ik word steeds vaker door Amerikaanse stripbeurzen gesponsord om als stripmaker Europa/Nederland te representeren, omdat zij het internationale exotisch vinden en ik daar vrij bekend sta als iemand die snel op een vliegtuig springt. Overigens verkoop ik in de VS meer dan hier.’ Vaak financiert Liz haar reizen door het verkopen van haar werk in drukvorm.De webcomic-scene in Nederland loopt – niet verbazingwekkend overigens – achter op de Verenigde Staten, waar de comic al veel langer serieus genomen wordt. Liz was in 2003 in de Comicon van San Diego waar ze jonge stripmaaksters ontmoette. Deze werken nu allemaal aan grote projecten voor grote uitgevers. In Nederland zijn er nu ook eindelijk vrouwelijke striptekenaars te vinden met een eigen stem en stijl. Opvallend is dat ze ook allemaal jong zijn, zo’n 17-18 jaar. Veel stripmaaksters lieten zich inspireren door Manga: Japanse strips die in allerlei genres uitgegeven worden en vaak een opvallende visuele stijl hebben.Liz ziet wel een toekomst in haar strips. ‘Ik denk dat ik in de toekomst zeker animatie zal gaan doen. Maar ik zie mezelf niet dertien uur per dag tekenen met een bloedende hand. Strips spreken me uiteindelijk toch meer aan. Ik hoop daarin verder te gaan. Het is wel een grote droom, maar als ik zou mogen kiezen, zou ik zeker voor de strips gaan!’
Dit artikel is recentelijk verschenen op de website Comicbase.