In the early days of his career American comic book artist Mike Mignola worked for Marvel Comics, making superhero comics.
But frankly, Mignola, who later created HELLBOY, didn’t like doing superhero comics. He was much more interested in drawing monsters and mythological creatures. In this interview Mignola tells how he got started as a cartoonist at Marvel Comics.
An interview met comic book artist Mike Mignola, the creator of HELLBOY.
In 2010 Mignola came to the Netherlands to promote the Dutch editions of the Hellboy comics. I was fortunate enough to sit down with him and interview Mignola about Hellboy and his other comic book work. Here’s part of the audio of that conversation.
Op de Dutch Comic Con 2019 sprak ik met striptekenaar Joeri van den Anker. Joeri maakt de strip WOktales, een grappig, bijzonder en aantrekkelijk getekend verhaal.
In deze vlog vertelt Joeri waar de strip over gaat en wat dit verhaal zo bijzonder maakt.
Eric Hercules is een actieve scenarist die stripverhalen, kinderboeken en tv-programma’s schrijft. Samen met Gerben Valkema creëerde hij het stripfiguur Elsje.
Daarnaast schrijft hij al jaren mee aan Sesamstraat, Het Sinterklaasjournaal en andere tv-programma’s. In deze vlog bezoeken we de schrijver in zijn werkkamer op Texel. Hercules laat zien hoe een scenario eruit ziet en vertelt wat het verschil is tussen schrijven voor televisie en voor strips.
Rutger Gret is illustrator en de enige echte Lucky Luke.
Dat betekent dat hij namens uitgeverij Dargaud officieel optreedt als de cowboy die sneller schiet dan zijn schaduw, in Nederland, België en Frankrijk. Tijdens de Stripmaand sprak ik met hem bij boekwinkel Scheltema in Amsterdam. Daar signeerde Luke het nieuwste album: Een cowboy in Parijs.
Levende striplegende Bill Sienkiewicz was eregast op de Wintereditie van Heroes Dutch Comic Con die tijdens het laatse weekend van november 2018 plaatsvond. Voordat ik hem interviewde was hij op het podium druk met het tekenen van speciale potretten: deze stelde hij samen uit gelaatsuitdrukkingen van mensen in het publiek.
Er valt wel het een en ander aan te merken wat betreft de techniek van deze vlog, maar ik vond het moment te leuk om niet met jullie te delen. Vooral niet omdat ik laatst ter voorbereiding van mijn gesprek met Sienkiewicz een vlog over zijn werk publiceerde.
Om deze video te maken stond ik strategisch naast een van de speakers in de zaal, zodat je nu ook kunt horen wat Bill zegt tijdens het tekenen. Anders was het geluid van de drukke beurszaal veel te rumoerig geweest voor de microfoon om dat op te pakken. De staanplek betekende echter wel dat ik aardig ver van het podium afstond, dus het beeldmateriaal is een beetje shaky. Maar het beeld op de monitors was zelf al onscherp, mocht je je dat afvragen. Anyway, toch leuk om de goedgeluimde Sienkiewicz zo in actie te zien.
Het gesprek met Sienkiewicz verliep goed trouwens. Ook al was er veel herrie vanuit de zaal en moest ik mijn audio-apparaat dicht bij zijn mond houden. Vandaag heb ik de tekst bij de VPRO gids ingeleverd. Het interview zal er over een paar weken in staan.
Journalist Mike van Dooyeweert is gefacineerd door het fenomeen superhelden en besloot daarom een maandelijkse podcast over dit onderwerp te maken.
De hoofdvraag van deze podcast is: wat spreekt mensen aan in superhelden? Mike maakt Supercast niet alleen: iedere aflevering praat hij met een gast die gek is op superhelden of een expert is op dit gebied. De podcast focust dus onder andere op persoonlijke ervaringen.
Voor de vierde aflevering, die in januari online komt, interviewde hij mij naar aanleiding van mijn boek Mijn vriend Spider-Man: Superhelden, geeks en fancultuur. Na de opnames interviewde ik Mike weer over Supercast voor deze vlog. Uiteraard hebben we het ook over onze favoriete superhelden tv-series.
De American Book Center in Amsterdam is een van mijn favoriete boekwinkels. Ze hebben een fijne collectie aan strips- en filmboeken, het personeel is aardig en deskundig, en de winkel ademt een relaxte sfeer uit.
Jitse Verwer werkt er alweer 18 jaar en is verantwoordelijk voor de strip- en animatie-afdeling. Jitse interview ik in deze vlog over hoe hij als inkoper te werk gaat, waar hij op let en welke strips je zeker moet gaan lezen.
Een bijzonder bezoek aan de studio van stripmaker Typex, waar hij vijf jaar werkte aan zijn striproman over Andy Warhol. Typex toont zijn schetsboek en vergelijkt de oerversie van zijn stripverhaal met de uiteindelijke versie.
Ook vertelt hij over hoe het boek verder tot stand kwam en wat Warhol nu zo’n fascinerende persoon maakte. Typex’s Andy: Feitelijke fictie. De vele levens van Andy Warhol is een prachtige striproman van 562 pagina’s en een van de beste strips die in 2018 zijn uitgekomen. In deze vlog valt dus een hoop te genieten voor de stripliefhebber. Ik interviewde Typex in opdracht van de VPRO gids, en na het gesprek aan de keukentafel maakten we samen deze vlog in zijn zolderstudio.
Check ook deze vlog waarin Typex het portret van Rembrandt op de etalage van de American Book Center schildert.
In VPRO gids #40 (2018) staat mijn interview met de eigenzinnige stripmaker en grafisch kunstenaar Wasco over zijn boek 1000 pinguïns. Het is altijd kicken als een van mijn artikelen in print verschijnt. Het interviewen van boeiende makers is immers wat ik het liefste doe. Mensen als Wasco, andere stripmakers, maar ook filmmakers, kunstenaars of videomakers. Mensen met een goed verhaal die bijzondere, mooie of noodzakelijke dingen maken. Daar praat ik graag mee. Dat is mijn vak en ik ben daar goed in. Het liefste zou ik hier fulltime mee bezig zijn.
Na het gesprek voor de Gids maakten Wasco en ik nog een vlog in zijn atelier:
Met zijn boek 1000 pinguïns wil grafisch kunstenaar Wasco ons beter leren kijken. ‘Het gaat om subtiliteit.’
Van de eigenzinnige stripmaker en grafisch kunstenaar Wasco (1957) kwam drie jaar geleden Het Tuitel Complex uit, waarin hij onderzoekt wat een strip nu eigenlijk is en wanneer een strip ophoudt een strip te zijn. Voor zijn nieuwste boek tekende Wasco exact duizend pinguïns. Telkens in reeksen van één tot en met tien, in verschillende stijlen.
Waarom pinguïns als onderwerp? ‘Ik was altijd met katten bezig. Daarvan heb ik er duizenden getekend tot ik er flauw van werd. Ik kwam ook altijd vrouwtjes tegen die van katten hielden en op de een of andere manier wilde ik niet bij die softe wereld horen. Bovendien zijn er al zo veel boeken over katten,’ vertelt Wasco in zijn atelier op een Amsterdams industrieterrein. ‘Ik ben altijd bezig met exercices de style, met variaties op hoe je iets kunt tekenen. Eerst dacht ik dat dit niet met pinguïns zou kunnen omdat je maar een soort hebt, terwijl je in katten veel variaties hebt: dikke, harige, et cetera. Maar waarom zou ik geen harige of dikke pinguïns tekenen of me überhaupt druk maken over het feit dat die niet bestaan? Pinguïns hebben ten opzichte van katten twee voordelen. Ten eerste zijn ze goed herkenbaar en daardoor kun je dus goed zien dat het allemaal variaties zijn. Ten tweede lijken ze veel meer op mensen, dus je identificeert je beter met hen dan met katten.’
Pinguïndag
Op de boekenplanken in zijn werkruimte staan onder andere boekjes die Wasco in eigen beheer heeft uitgebracht, en enkele pinguïns gemaakt van oude gebruiksvoorwerpen. ‘Die hebben bevriende stripmakers gemaakt voor de pinguïndag die ik nu twee keer heb georganiseerd. Ik roep mensen op om met een pinguïn te komen en dan houden we een optocht. Dat is een wandelende expositie, maar heel lowbrow hoor.’
Dit laatste gaat niet op voor 1000 pinguïns dat over meer gaat dan alleen de zwart-witte vogels. Zoals veel van Wasco’s werk, valt je blik in eerste instantie op de illustraties zelf, die kunnen variëren van strippagina’s in een enigszins eenvoudige stijl, tot meer abstract werk dat naar Mondriaan neigt. De illustraties hebben vaak een speelsheid die vrolijk stemt en ze nodigen uit ze nauwgezet te bekijken. Want, wat zien we nu eigenlijk? Wat gebeurt er? Hoe verschilt de ene tekening van de vorige?
Details
Wasco: ‘Mijn werk gaat over hoe we ons verhouden met wat we zien en wat we doen. Net als iedereen heb ik een mening over dingen in de wereld, zoals politiek of de vluchtelingencrisis. Ik heb echter geen zin om mijn dubbeltje daaraan toe te voegen. Zaken zijn complex, maar worden in discussies vaak zwart-wit voorgesteld. Mensen moeten onderscheiden dat het juist om de details gaat. 1000 pinguïns kun je alleen maar lezen door goed op de details te letten en de subtiliteit in te gaan. Het roept allerlei vragen op. Uiteindelijk gaat het boek over evoluties, over hoe die groeien. Kunst is niet didactisch, maar het communiceert wel iets. Ik hoop dat mensen door er goed naar te kijken, doorhebben dat er een gedachte achter zit en snappen wat er gebeurt. Op de een of andere manier verruimt dat ons inzicht van hoe de wereld in elkaar zit en werkt. Uiteindelijk gaat het erom dat mensen subtieler worden en meer nuances kunnen zien.’
Tijdsverloop
Omdat 1000 pinguïns een verzameling van 184 afbeeldingen is, en niet direct een verhaal vertelt, wordt de lezer uitgenodigd zijn eigen interpretatie los te laten op individuele afbeeldingen. ‘Het belangrijkste is wat je er zelf uithaalt. Dat je het boek een tweede keer leest en er dan een heel ander boek of verhaal in kunt zien.’
Toch ben ik benieuwd naar wat Wasco zelf te vertellen heeft over illustratie 0113, waarop twee pinguïns met gebogen hoofd staan. ‘Die twee pinguïns staan daar een beetje te slapen, volgens mij,’ zegt de tekenaar. ‘Ze hebben het koud en staan daar behoorlijk eenzaam. Het zou overigens ook een plaatje met tijdsverloop kunnen zijn. In dat geval zien we twee keer dezelfde pinguïn die naar ons toeloopt, of waar de camera op inzoomt.’
Ambachtelijk
Aan veel van Wasco’s werk ligt een wetmatigheid ten grondslag die hij zichzelf oplegt. Zijn boeken beginnen bij een concept. Daarna begint hij te tekenen en ontstaan de illustraties bijna vanzelf: ‘Ik begin gewoon door het penseel op papier te zetten en ik denk daar van tevoren niet veel over na. Ik weet wel dat dit een redelijk intellectueel werk is, maar ik doe niet zo heel veel intellectueel werk terwijl ik teken,’ zegt hij lachend. ‘Ik improviseer en volg de lijn. Eigenlijk is dat betrekkelijk primitief. Dat ik van wetmatigheden houd, is iets uit mijn jeugd. Ik was goed in rekenen en heb een boekhoudersmentaliteit. Daarbij hou ik van veel. Veel als in meer en dan nog meer. Iedere mens is nietig, maar kan in feite veel maken. Je kunt een heel universum creëren, en ik wil dus heel graag heel veel creëren. Duizend vind ik ook een mooi aantal, want dan begint het ergens op te lijken.’
Sensueel
1000 pinguïns noemt Wasco uiteindelijk ook een ode aan het papieren boek. ‘Op dit moment ben ik anti-digitaal. Het populisme is de afgelopen tien jaar ongelooflijk versneld door de aanwezigheid van internet. Alles gaat te snel. In mijn contract heb ik laten zetten dat er geen digitale versie gemaakt mag worden. Het is een fysiek boek dat een bepaalde volgorde heeft en op een speciale manier is gedrukt. Dat zijn elementen die in de digitale versie kunnen veranderen. Bovendien heeft een digitaal bestand geen formaat. De originele pagina’s heb ik gemaakt op een risoprinter omdat die andere en diepere kleuren kan drukken dan het CMYK-systeem. Het gaat hier dus weer om subtiliteit. Kunst is uiteindelijk sensueel, een gevoel, en dat doet iets met je. Papier, kleur en inkt – al die dingen spelen daarin een rol.’
We staan in het wondere atelier van Wasco waar ik de grafisch kunstenaar en stripmaker voor de VPRO gids interviewde. Wasco heeft namelijk een boek met 1000 pinguïns getekend.
Wat heeft hij met deze grappige, zwart-witte zeevogels? Waarom tekende hij er precies 1000? Wat is het voordeel van een risoprinter? En is er echt een pinguïndag??
Het boek 1000 pinguïns ligt inmiddels in de winkels. De vlog is opgenomen na het interview voor de VPRO Gids. Het artikel staat binnenkort in de Gids en op mijn site.
Guy Delisle maakte boeiende stripromans over zijn verblijf in Jeruzalem, Birma en Noord-Korea. In Gegijzeld vertelt hij over het gevangenschap van Christophe André.
De Canadese animator en stripmaker Guy Delisle (1966) maakt boeiende stripromans over zijn verblijf in conflictgebieden en totalitaire staten. Hij begon hiermee toen hij enkele maanden werkzaam was als supervisor van een animatieserie in de Chinese stad Shenzhen en Noord-Korea. Later verbleef hij onder andere in Birma en Jeruzalem omdat zijn vrouw administrateur is voor Artsen zonder Grenzen (AZG).
We spreken Delisle op de Stripdagen Haarlem waar hij dit jaar hoofdgast was.
Journalistiek en persoonlijk
De kracht van Delisles werk zit hem in het feit dat zijn beeldverhalen een journalistieke insteek hebben, maar ook heel persoonlijk zijn. Hij wisselt alledaagse gebeurtenissen af met achtergrondinformatie over het land. In Berichten uit Birma doorkruist de stripmaker in een scène de stad op zoek naar nieuwe inkt, in een andere scène lees je dat inwoners aan de wijkvertegenwoordigers toestemming moeten vragen als ze iemand willen laten logeren. Zo kom je gaandeweg veel te weten over bijvoorbeeld de geschiedenis van die plek en hoe het dagelijks leven er daar uitziet.
Omdat Delisle zich eerlijk en kritisch uitlaat over onfrisse zaken in het gastland, hebben zijn boeken consequenties: ‘In Noord-Korea ben ik niet meer welkom, want daar zijn ze niet blij met mijn boek. Mij zie je daar niet meer terug, want ze stoppen mensen soms zelfs zonder reden in de gevangenis. Op de strip Jeruzalemkreeg ik vanuit Joodse-hoek kritiek, maar dat heb je al snel als je niet alleen maar zegt dat het een prachtig land is. Bovendien is het openlijke kritiek, die je van repliek kunt dienen.’
Vrijheid
‘Het belangrijkste wat ik van mijn reizen leerde is dat je ziet hoeveel vrijheid mensen wel of niet hebben,’ zegt Delisle. ‘In Europa is dit overal wel hetzelfde, maar als je in China bent, merk je dat mensen niet makkelijk het land uit kunnen. Ook worden daar heel veel mensen geëxecuteerd. En in Noord-Korea hebben ze geen idee wat er buiten de landsgrenzen gebeurt. De mate van vrijheid heeft me altijd gefascineerd. Daarom wilde ik Gegijzeld ook maken, want in die situatie bezit je helemaal geen vrijheid meer.’
Gegijzeld is zijn recentste boek dat in het Nederlands is verschenen. Hierin vertelt Delisle het verhaal van Christophe André, een accountant van AZG die in 1997 tijdens een humanitaire missie in de Kaukasus werd ontvoerd en drie maanden gevangen werd gehouden. Delisle vertelt de gebeurtenissen vanuit het perspectief van de gegijzelde en maakt ons zo deelgenoot van diens angsten en onzekerheden.
Delisle: ‘Christophe was alleen en dus helemaal op zichzelf aangewezen. Uren, dagen en weken had hij niets te doen. Hoe hij daarmee omging, fascineerde mij het meeste. Hoe overleef je in een situatie waarover je geen controle hebt? Omdat hij zichzelf bevrijdde is het een goed verhaal. Als hij gewoon was uitgewisseld voor losgeld, was het minder boeiend geweest.’
Geboeid
De grootste uitdaging voor de tekenaar was dat zijn hoofdpersonage voor het merendeel van de strip in dezelfde kamer aan een radiator vastgeketend zit. ‘Omdat het een waargebeurd verhaal is, heb je voldoende aan de interne monoloog van Christophe. Ik wilde het tijdsverloop laten zien, en de routine van de paar keer dat hij per dag te eten kreeg en van zijn dagelijkse bezoek naar de wc. Ik wilde de lezer laten ervaren hoe dat is. Je kunt natuurlijk schrijven dat het twee weken later is en laten zien dat zijn baard is gegroeid, hij is afgevallen en wat vuiler is geworden. Maar als lezer voel je dat niet. Als je de bladzijde nu omslaat zie je bijna hetzelfde beeld, en op de volgende bladzijde wéér. Door de herhaling draait de lezer een beetje door, net als Christophe.’
Constructie
Normaliter maakt Delisle tijdens zijn verblijf op een bepaalde plek aantekeningen die hij tot strip uitwerkt op het moment dat hij weer thuis in Frankrijk is. ‘Je kunt niet ter plekke de hele dag zitten te tekenen, want dan maak je verder niets mee om over te vertellen.’ Omdat hij voor Gegijzeld de ervaringen van Christophe André gebruikte, pakte Delisle het anders aan. Vijftien jaar geleden interviewde de tekenaar André een lange middag over zijn gevangenschap toen alles nog vers in zijn geheugen zat. Het duurde echter heel wat jaren voordat Delisle zich volledig op dit project kon storten. Als referentiemateriaal kon hij dit keer niet terugvallen op eigen schetsen en foto’s, maar wel op Andrés foto’s van zijn werkplek. Verder kon André er gedetailleerd over vertellen en schetste hij soms dingen uit.
Delisle gebruikte zichzelf als model. ‘Christophe en ik lijken uiterlijk wel op elkaar. Hij heeft een baard en die liet ik ook groeien in de winter toen ik met het boek bezig was. Ook maakte ik mezelf vast met handboeien terwijl een vriend hier foto’s van nam. Ik was half naakt. Gelukkig kwam niemand toen net de kamer binnen,’ zegt hij met een glimlach.
‘Tegenwoordig gaat het goed met Christophe die nog steeds voor AZG werkt. Hij was erg blij met de strip, want nu kunnen zijn moeder en kinderen ook zien wat er met hem gebeurd is. Misschien helpt het boek ook wel als therapie, maar de beste therapie die Christophe kon krijgen is het feit dat hij ontsnapt is. Hij kwam zelf in actie en won daardoor van zijn ontvoerders. Door de situatie toonde Christophe een daadkracht die hij normaliter niet bezit.’
Guy Delisle: Gegijzeld (Scratch)
Dit interview is geschreven voor en gepubliceerd in de VPRO gids (2018).