Een beetje geek heeft aardig wat bijzondere T-shirts in zijn of haar kast hangen. Tenzij zelfgemaakt, moeten ze ergens gekocht worden. Bij Dirtees bijvoorbeeld. Daar verkopen ze van alles. Van Marvel-helden tot DC Comics, van Turtles tot My Little Pony. Melvin Imanuel is de drijvende kracht achter het bedrijf. ‘Ik verkoop dingen die ik zelf tof vind.’
Melvin Imanuel kwam ik al wel eens tegen op stripbeurzen bij zijn stand voordat we echt met elkaar aan de praat raakten na een persvoorstelling van Wonder Woman. Melvin straalt zijn geekdom uit middels een stijlvolle garderobe – let maar eens op de thematische strikjes die hij vaak draagt. Vanaf het moment dat Mijn vriend Spider-Man uitkwam heeft Melvin de uitgave gesteund. Hij was aanwezig op de boekpresentatie, promootte het boekwerk via social media en verkocht het in de bioscoop. Voor dat soort support doe ik graag iets terug. Bovendien zit het assortiment van Dirtees vol met gave T-Shirts die ik graag draag. Daarom vandaag de spotlight op Dirtees.
Noem het een pretvertorial. 🙂
Melvin en ik spraken elkaar op een regenachtige vrijdagmiddag in Café Kobalt in Amsterdam. Die middag zou hij naar de nieuwe versie van Stephen King’s IT gaan met zijn familie, maar eerst een kop thee, een koffie verkeerd en een goed gesprek.
Hoe is Dirtees begonnen?
‘Helemaal in het begin werkte ik in de Dump 2000 op de Nieuwe Dijk in Amsterdam. Op een gegeven moment hebben aan het assortiment het T-shirt-merk Logoshirts toegevoegd, waar ik nog steeds agent voor ben in Nederland en België. Logoshirts bestond toen nog uit licenties voor dingen als Sesamstraat en de Muppets. Geen superhelden dus. Toen de Dump failliet ging, werd ik gebeld door de toenmalige agent van Logoshirts die wilde weten waarom hij het bedrijf niet meer te pakken kreeg. In dat gesprek kwam naar voren dat hij een partner zocht. En ik zocht werk, dus ben ik bij Logoshirts aan de slag gegaan. Ik verkocht T-shirts op verzamelbeurzen. In het begin vroegen mensen namelijk naar mijn webshop en stuurde ik ze door bestaande webshops. Na twee jaar dacht ik: ik kan net zo goed zelf een webshop beginnen. Toen ben ik onder de vlag Dirtees verdergegaan.’
Waar selecteer je je merchandise op?
‘Eigenlijk verkopen we alleen shirts. Sporadisch doen we ook iets met action figures, mokken en andere bijproducten, bijvoorbeeld wanneer ik in de bioscoop sta. Bij de première van Deadpool en Captain America: Civil War hebben we van dat soort speciale dingen gehad.
Ik verkoop dingen die ik ken en zelf leuk vind. Thundercats, Turtles, Garbage Pail Kids. Supernatural is denk ik de laatste toevoeging.
Mensen doen vaak suggesties: “waarom verkoop je geen Minions?” of “Koop mindcraft.” Maar ik vind het leuk om iets te verkopen wat ik zelf ook tof vind. Een passie delen met de mensen die iets bij me kopen, dat is het leukste onderdeel aan het runnen van Dirtees. Dat enthousiasme als ze bijvoorbeeld een X-Files-T-shirt zien hangen bij me. Het gesprek dat dan volgt, dáár gaat het om. Ik weet niks van Minions, ik vind het niet grappig. Daarbij: ik wil ook niet te commercieel zijn.’
Maar je wil wel genoeg verdienen?
‘Ja, dat wel. Ik kan er van leven.’
Je doet veel op sociale media, zoals Instagram. Daar plaats je een paar keer per dag iets leuks en geeky op. Wat levert dat op?
‘Het leukste van Dirtees is het verkopen op beurzen. Daar is namelijk direct klantencontact. Ook lopen er cosplayers rond, zijn er bevriende standhouders, en vrienden die helpen in de stand. Dat alles maakt beurzen heel gezellig. De onlineverkoop bestaat uit cijfertjes in een computer. Daar heb ik eigenlijk niks mee. De guldenmiddenweg tussen beurzen en online verkoop is Instagram. Ik vind het heel leuk om toffe geeky-dingen te posten en contact met mensen te hebben. Dat gaat op Instagram veel directer en makkelijker dan op Facebook en Twitter. Instagram is ook best wel verslavend.’
Waar haal je al die posts vandaan?
‘Ik laat natuurlijk de nieuwe items in de collectie zien. Elke week komt er wel iets nieuws bij. Verder volg ik gewoon veel dingen. Er zijn elke dag heel veel nieuwe geek-dingen en nieuws dat ik kan delen. Ik kom ook heel veel grapjes en quotes tegen. We hebben bijvoorbeeld Versus Friday, waarbij twee personages uit verschillende fandoms het tegen elkaar opnemen in een fictieve battle. De Movie Mash-Up Monday bestaat altijd uit crossovers of mash-ups. Dat kunnen films of comics zijn. Denk bijvoorbeeld aan de poster van de Exorcist waar een Ghostbuster op staat. Dat soort dingen deel ik graag omdat ze supercool zijn.’
Wat voor geek ben jij? Wat verzamel je?
‘Ik verzamel niet alleen maar vintage action figures van de Turtles, of alleen maar Japanse filmposters. Als ik iets me raakt dan wil ik het. De laatst tijd lees ik weer heel veel comics, dus dan koop en lees ik veel trades. De grootste verzameling die ik heb zijn toevallig wel vintage Turtles. Op een gegeven moment deed ik al mijn kinderspeelgoed weg, zoals zoveel mensen. In de loop der jaren heb ik alles in mint verpakking teruggekocht wat ik vroeger had als kind.’
Haal je ze niet uit de verpakking?
‘Nee. Mijn lievelingsfiguren heb ik dubbel dus één exemplaar daarvan haal ik dan wel uit de verpakking. In verpakking vind ik er cool uitzien. Het gaat me niet om de waarde, maar dat mijn kamer er dan uitziet als mijn eigen speelgoedwinkel.’
Wat wil je uiteindelijk bereiken?
‘Het uiteindelijke doel is om een echte, stenen winkel te hebben, waar mensen niet alleen T-shirts, maar het totaal geeky-pakket kunnen krijgen. Boardgames kopen en daar ook spelen, comics lezen en koffie drinken. Een beetje zoals Comicasa in Enschede.’
Er staan twee tikfoutjes in het stuk: Het verhaal van de Hobgoblin stamt uit de jaren tachtig van de vorige eeuw, niet de jaren dertig. En achter in het boek heb ik een top-15 van wat ik de beste Spider-Man-verhalen ooit vind, geen top-5. Verder ben ik natuurlijk harstikke blij dat het stripblad Zone 5300 en journalist Natasja van Loon aandacht aan mijn boek hebben besteed.
Leuk detail: de portretfoto maakte mijn broertje Bas tijdens de boekpresentatie. Deze is al op verschillende plekken gepubliceerd.
De afgelopen dagen las ik weer wat deeltjes van John Byrne’s Fantastic Four-verhalen. Ik heb nog niet alle comics van zijn run gelezen, maar toch kan ik al zeggen dat ik het heel fijne strips vind.
Byrne werkte zo’n vijf jaar aan deze serie als schrijver en tekenaar. Fantastic Four #232–295, July 1981-October 1986. Volgens velen is het een klassieke periode. Na de run van Stan Lee en Jack Kirby, zijn dit de beste FF-verhalen.
Op Comic Cook Resources staat een uitgebreid interview met Byrne uit 2000 over zijn comics. Dit is de sectie over de Fantastic Four.
MDT: As one of the series that you helped define, what was it that drew you to write and draw the Fantastic Four?
JB: First Marvel comic I was aware of as such. I’d seen some of the monster titles, at the barber shop, mostly, but it was not until FF5 that I really recognized that this was another publishing entity, though not yet as “Marvel Comics”. FF5 blew me away on a lot of levels. It was — again, something I would learn later — the first collaboration between Jack Kirby and Joe Sinnott, for instance. The artwork is truly superb. Plus, with the combination of art and writing, the book had an “edge” like nothing DC was putting out at the time. And it was a time-travel story. I’m a sucker for time-travel stories.
MDT: Your run consisted of a little over 5 years worth of work. The only creator that’s lasted longer is Claremont on X-Men. What kept you going on FF as long as you did?
JB: Didn’t Paul Ryan do more FFs than I? Either way — the love of the characters was what kept me there. And, in many respects, it was what inspired me to leave. I felt I could no longer give the characters their due.
MDT: You left the series in the middle of one of the bigger storylines that was unfolding. Can you explain what happened at that time?
JB: A lot of factors, most internal office politics, contributed to my finding myself in a position, creatively, where doing the best work I could was simply not good enough. Not for the FF, anyway. I fear I am one of those artists who is heavily impacted by the environment in which he works. The work suffers if I am not happy, and in those final years of Shooter’s reign, I was most definitely not happy!
MDT: From your portrayal of the FF in other books you’ve written for Marvel, it’s obvious that you still have a place in your heart for the FF. What would prevent you from going back to the Fantastic Four? Do you still have stories to tell for them?
JB: I still have FF stories, but Thomas Wolfe said “you can’t go home again”, and I am inclined to agree. The FF was an important chapter of my life, and I am well pleased with most of the work I did there, but in the years since that work has taken on an almost mythic quality in the hearts and minds of many fans. “Second only to Lee and Kirby” I hear, often. So, if I were to return, I would find myself in the unenviable position of competing with my own legend.
[…]MDT: Favorite Story? Favorite Character? Favortite Villain (besides Doom)? And the whys…
JB: The Thing is probably my favorite member of the FF, so I expect it would come as no surprise that “This Man, This Monster”, FF 51, is far-and-away my favorite story. The first Galactus trilogy is a knockout, too, deus ex machina ending notwithstanding. My favorite villain, other than Doom, is the Super Skrull, though oddly enough I did not use him in my run on FF. Used him in ALPHA FLIGHT and later in NAMOR, though.
MDT: A bevvy of writers have reduced Doom to cruel or simply without conscience. The great ones have given us many facets with which to view him, as I believe you have done in every instance, in fact believing one day you would revive Super-villian Team-Up or get Doom his own mini-series. What makes Doom such an incredible villain to write for most writers?
JB: Honor. Nobility. The dichotomy of his character. He is cruel and largely without conscience, and yet he can show passions, display curious, self contained virtues that set him apart from any other villain. Plus he’s really fun to draw!
Sigge Stegeman nam laatst afscheid van stripwinkel de Noorman in Arhnem nadat hij daar twaalf jaar had gewerkt. De stripkenner wil zijn tijd volledig bezigzijn met uitgeverij Soul Food Comics.
Soul Food Comics werd in 2015 opgericht door Guus van Sonsbeek. Maart dit jaar overleed hij en nam medewerker Sigge Stegeman het uitgeven over. De uitgeverij geeft met name strips uit met een maatschappelijk thema. Tot nu toe vooral non-fictie en autobiografische strips. Het fonds is nog niet groot, maar Stegeman is vast besloten dit langzaam te laten groeien.
Ik sprak met hem in Scheltema, na de levendige boekpresentatie van Özge Samancı, die over haar Teleurstellen vergt lef vertelde. Stegeman vertelt over recente nieuwe uitgaven en wat hij met Soul Food Comics hoopt te bereiken:
Teleurstellen vergt lefgaat over Samancı’s jeugd in Turkije en kwam vorig jaar in Nederlandse vertaling uit. Hier is de trailer:
Disclaimer Recent besloot ik om wat strips betreft nog meer nadruk te leggen op mensen die zich hard maken voor de strip maar vooral werken in de marge. Dat geldt natuurlijk voor stripmakers, maar ook uitgevers en verkopers. Deze blogpost is daar een voorbeeld van. Soul Food Comics is een kleine uitgeverij die met hart en ziel probeert interessante strips op de Nederlandse markt te brengen. Dat soort initiatieven verdienen aandacht.
De stripmakers achter Agent Orange duiken in de geschiedenis van de Kennedy’s. Het eerste album gaat over Joseph P. Kennedy, de vader van John F. Kennedy. ‘Hij was een gewetenloze schurk.’
29 mei was de 100ste geboortedag van John F. Kennedy. Hebben stripmakers Erik Varekamp en Mick Peet nog iets speciaals gedaan? ‘Nee, zulke fans zijn we nu ook weer niet, maar JFK is natuurlijk wel een heel interessante historische figuur,’ zegt Varekamp.
Het eerste deel van De Kennedy Files heeft hij echter maar een kleine rol. Het verhaal draait om Joseph P. Kennedy, JFK’s vader.
In 1938 wil deze self made miljonair president van Amerika worden. Daarom stuurt president Roosevelt hem zo ver mogelijk weg, en benoemt hem tot ambassadeur in Londen. Terwijl Hitler Oostenrijk inlijft en Tsjecho-Slowakije bedreigt, probeert Kennedy Roosevelt ervan te overtuigen zich niet te mengen in het Europese conflict. Aldus kort de uitgangssituatie van De Kennedy Files 1: De man die president wilde worden. Een nieuwe reeks stripalbums van Erik Varekamp en Mick Peet. Eerder maakten ze onder de titel Agent Orangevijf opzienbarende verhalen over prins Bernhard.
Wereldheerschappij
We spreken de stripmakers op de redactie van uitgeverij Scratch Books in Amsterdam. ‘Onze vorige uitgever wilde na vijf boeken Prins Bernhard eens een strip over een Amerikaans onderwerp hebben. Hij wilde de wereld veroveren en wij eigenlijk ook wel,’ zegt Varekamp. ‘In Nederland verdien je zo weinig geld met die boeken, dat je het wel internationaal moet aanpakken. Dan kom je al snel uit op de Amerikaanse koninklijke familie: de Kennedy’s. Het eerste boek dat ik over ze las was The Dark Side of Camelot van Seymour M. Hersh, een absolute aanrader. Je houdt niet voor mogelijk wat erin staat. Het is prins Bernhard in het kwadraat! Ons viel vooral Joseph P. Kennedy op, omdat we daar niets van wisten. Hij was een gewetenloze schurk en dat is voor een verhaal natuurlijk prachtig.’
‘Door de zoon van Roosevelt wordt Joseph omschreven als de gemeenste en laagste vorm van leven die hij ooit heeft gezien,’ zegt Peet. ‘Het toeval maakte ons verhaal actueel. We schreven De Kennedy Files vlak voordat Trump president werd. Kennedy en Trump zijn beide zakenmannen die, niet gehinderd door enige kennis van politieke of diplomatieke zaken, president wilden worden. Het verhaal van de Kennedy’s is een immigrantentragedie. Een arme familie vlucht van de honger in Ierland weg naar het nieuwe Amerika. In Boston worden ze niet geaccepteerd door het WASP-establishment. Kennedy bouwt op slinkse wijze een imperium. Door allerlei dirty tricks komt hij als een van de weinigen extreem rijk uit de Wall Street crash van 1929. Zijn twee oudste zoons dingen allebei naar de goedkeuring van hun vader. De oudste zoon Joe, wil president worden maar sneuvelt in 1944. De tweede, JFK, heeft die ambitie niet, en ontpopt zich desondanks als een van de beste presidenten ooit.’
Onnozel
In De man die president wilde worden wordt Joseph Kennedy afgeschilderd als een egoïst, vrouwenverslinder en een antisemiet die het gevaar van de nazi’s volledig onderschat. Op politiek vlak lijkt hij nogal onnozel. ‘JFK heeft zijn hele leven moeten knokken tegen de erfenis van de onnozelheid van zijn vader,’ zegt Peet. ‘Er zijn overeenkomsten tussen Kennedy en Bernhard. Ze waren enorm ambitieus. Bernhard had de ambitie om rijk te blijven, daarom deed hij ook dingen die niet mochten. Zoals de Lockheed-affaire. Je kunt ze inderdaad als schurken zien, maar ze zijn vooral kleurrijke personages die zich bevonden op keerpunten in de geschiedenis. Ze hadden contact met sleutelfiguren. Dat maakt hun verhaal zo fascinerend. Uiteindelijk maken wij dit soort beeldverhalen uit pure nieuwsgierigheid: door je te concentreren op een personage of groep personages zoals de Kennedy’s, krijg je een heel ander zicht op de geschiedenis dan dat je die tot dan toe kent. Je krijg inzicht in hoe de dingen werkelijk in elkaar steken. Al was Kennedy uiteindelijk veel belangrijker voor de geschiedenis dan de prins. Kennedy liep maar in één sloot tegelijk, namelijk die hij zelf had gegraven. Bernhard in alle zeven.’
Varekamp: ‘Ik moet wel zeggen dat ik Bernhard een beter stripfiguur vind dan Joe Kennedy. Bernhard droeg allerlei malle uniformen, smokings en safaripakken. En hij had meer bloopers. Hij stortte met vliegtuigen neer en reed tegen bomen aan. Kennedy was toch meer een zakenman en ambassadeur. Saaier dus eigenlijk. God zij dank had hij heel veel kinderen die gekke dingen deden.’
Peet: ‘Die kinderen hadden inderdaad ook bloopers, maar vooral van de fatale soort. En daar moet je in een strip als deze een beetje mee uitkijken. Dat mag niet te leuk worden. Het is een serieus verhaal.’
Disclaimer
De stripmakers probeerden hun vertelling historisch zo accuraat mogelijk te maken en kregen daarbij hulp van Nigel Hamilton, auteur van JFK: Reckless Youth. Ook lazen ze ‘meters boeken’ waaronder de intensieve correspondentie die papa Kennedy met zijn kinderen onderhield. Desalniettemin begint het boek met een disclaimer dat het verhaal een satire is. ‘Ik ben geen fan van die disclaimer. Laat de Kennedy’s maar procederen. Bij ons valt niets te halen,’ zegt Varekamp.
‘Het materiaal is behoorlijk explosief omdat we dingen zeggen die mensen vaak niet welgevallen zijn. Zeker de fans niet. Dat was bij Bernhard het geval en dadelijk bij de Kennedy’s vast ook,’ licht Peet toe. ‘Je moet daarom heel nauwkeurig en precies je verhaal vertellen. Je kan niet te veel overdrijven. Wij waren er niet bij, dus soms moet je zaken zelf invullen.’
Soms gaan dingen een eigen leven leiden. In Agent Orange vertellen de makers dat Bernhard zijn SS-uniform liet maken door Hugo Boss. ‘Dat was fantasie!’ roept Varekamp. ‘Hugo Boss was inderdaad in de jaren dertig een kleermaker, waar je ook uniformen voor de Hitlerjugend en SS kon halen. Dus hebben we ervan gemaakt dat Bernhard daar ook zijn uniformen liet maken. Het hád namelijk gekund. Het leuke is dat Annejet van der Zijl in haar boek over Bernhard deze grap als feit vermeldt.’
Omdat ze zich richten op de internationale markt, werken ze de strips uit in het Engels. De Nederlandse editie is dus een vertaling. Peet: ‘Door in het Engels te werken, blijven we dichter bij het bronmateriaal. Engels is niet onze eerste taal, dus zijn we meer afhankelijk van de dialogen zoals we ze vinden en dat is eigenlijk objectiever dan wanneer wij ze zelf verzinnen.’ Het veroveren van de wereld laat echter nog op zich wachten, al zal de reeks wel uitgegeven worden in Frankrijk en is er vanuit Duitsland en Tsjechië interesse getoond. De Amerikanen wachten af tot er meer delen uit zijn.
Bordje Peet is in het dagelijks leven artdirector bij het Financieel Dagblad. Varekamp illustrator voor onder andere de VPRO Gids. Hoewel Varekamp de strip tekent, werken ze allebei intensief aan het scenario. In het café komen ze geregeld samen om de scenario’s te bespreken en Varekamp maakt dan ter plekke schetsen: ‘Na drie biertjes wordt het moeilijk.’
Peet: ‘Dan komt er ook een bordje tussen ons in. Op beide kanten staat er: “Niet te moeilijk doen.” Daar is Erik mee begonnen.’ Varekamp haalt het bordje uit zijn tas en zet het op tafel. Een mooie filosofie om het gesprek mee af te sluiten.
De Deense stripmaker Halfdan Pisket maakte een indrukwekkende trilogie over het leven van zijn vader.
De Deense stripmaker en videomaker Halfdan Pisket (1986) zit ontspannen in zijn stoel in een kamer van een Brussels hotel. Hij is uitgenodigd door het literaire festival Passa Porta om een beeldverslag van de programmaonderdelen te maken. Veel luchtiger werk dan de indrukwekkende en duistere striptrilogie die hij in de afgelopen jaren maakte, en waarvan in het Nederlands recent het tweede deel Kakkerlak is verschenen bij de jonge stripuitgeverij SubQ. Het derde deel, Staatsburger, kunnen we dit najaar verwachten.
In de graphic novel Deserteur vertelt Pisket het levensverhaal van zijn vader die opgroeide in een welvarende familie in een klein dorpje in het grensgebied tussen Turkije en Armenië. Zijn beste vriend wordt gedood door het Turkse leger, zijn broer tijdens een demonstratie in Istanboel. De hoofdpersoon deserteert uit het Turkse leger en als hij zijn gevangenisstraf heeft uitgezeten emigreert hij naar Denemarken om te werken als gastarbeider, want ‘op de foto’s waren de Deense meisjes het knapst’. Kakkerlak en Staatsburger vertellen hoe hij langzaam afglijdt in een crimineel bestaan en uiteindelijk probeert zijn leven te beteren door een Deens staatsburger te worden.
‘De graphic novels zijn op dezelfde manier gebaseerd op de geschiedenis van mijn vader als dat de film Titanic gebaseerd is op de geschiedenis van de Titanic. De strip heeft zeker de realiteit als basis, maar om een dergelijk project te doen, moet je dingen aanpassen. Ik wilde de feiten wel zo goed mogelijk hebben. Bijvoorbeeld, als mensen in Turkije gevangen worden genomen, is er dan een grote kans dat ze gemarteld worden, of was wat mijn vader overkwam een incident? Als het laatste het geval was geweest had ik het niet in het verhaal verwerkt. Mijn vader heeft gedeeltes gelezen. Ik denk dat sommige dingen te pijnlijk voor hem zijn.’
Pisket verwijst naar historische gebeurtenissen en beziet deze vooral vanuit een individuele beleving. In een flashback komt bijvoorbeeld de Armeense genocide aan de orde, waar Piskets grootvader getuige van was. ‘Ik vond dat ik het eerste verhaal niet kon vertellen zonder het hierover te hebben. Het verhaal speelt zich immers af in het conflictgebied en het was belangrijk dat het personage daar een standpunt over inneemt.’
Gangster
Het project moest in eerste instantie een ode worden aan zijn vaders criminele daden. ‘Ik groeide op met rapmuziek. Mijn vrienden en ik keken op tegen grote criminele machomannen zoals Scarface en de dealers uit de Pusher-trilogie van Nicolas Winding Refn. Maar al snel zag ik dat het verhaal van mijn vader zou eindigen in de gevangenis of met zijn moord. Dat verhaal wilde ik niet vertellen. De strips moesten nu allereerst gaan over immigratie naar Europa. Door het huidige politieke klimaat in Denemarken voelde ik me genoodzaakt mijn kennis over dit onderwerp te gebruiken. Ik wil aan mensen van de Deense Volkspartij en zoals die Geert Wilders bij jullie laten zien dat hun ‘vijand’, namelijk de immigrant, eigenlijk over hetzelfde droomt als zij: een vast inkomen, familie en zekerheid. Na 11 september 2001 begon ik veel over de rol van immigranten in Denemarken na te denken. Toen veranderde de perceptie van de mensen. Ze waren echt bang. Daarvoor had ik nooit expliciet racisme meegemaakt; daarna wel. Ik woonde al drie jaar in mijn appartement, en op een dag haastte ik me naar de voordeur die al openstond. Een man die binnen stond probeerde de deur dicht te duwen om mij buiten te houden. Ik duwde mijn voet tussen de deur en deurpost en toen zei hij: “We willen jouw soort niet in ons huis.” Als dit soort dingen je overkomen, denk je altijd dat je de volgende keer erop bent voorbereid, maar iedere keer overvalt het je en raak je soort van verlamd.’
In Staatsburger zien we onder andere hoe het hoofdpersonage na 11 september wantrouwend wordt aangestaard in de supermarkt.
Tatoeage
Voor research wilde Pisket zijn vader intensief interviewen, maar dat ging niet zo makkelijk. ‘Mijn vader is iets van dertig jaar crimineel geweest, dus zodra je een recorder op tafel legt, slaat hij dicht. Als je heel gericht naar dingen vraag, heeft hij het idee dat hij weer door de politie ondervraagd wordt. Toen mijn vader echter tekenen van dementie begon te vertonen besloot ik hem dingen te vragen voordat het te laat was. In plaats van mij te focussen op de misdaden, wilde ik zijn geschiedenis weten vanaf zijn vroegste herinnering. Drie keer per week kwam ik bij hem om te eten.’
Weer thuis schreef Pisket alles op van wat er die avond besproken was en verwerkte ook veel van zijn eigen ervaringen in de boeken. ‘Als er een belangrijke gebeurtenis plaatsvindt in de strip zoek ik iets vergelijkbaars dat ik zelf heb ervaren en dan kijk ik of mijn vader op dezelfde manier zou reageren.’ Op Piskets vingers staat ‘livs træt’ getatoeëerd, wat ‘levensmoe’ betekent. Pisket liet dit plaatsen nadat zijn beste vriend zelfmoord pleegde. Dit trauma verwerkte hij in de strip. ‘Door de dood van mijn vriend was ik zo gechoqueerd dat ik niets meer kon. Ik was 20, hij 21. Toen begonnen mijn vader en ik te praten over hoe hij zijn beste vriend en broer verloor. Op dat moment zag ik voor het eerst dezelfde duisternis bij hem die ik in mezelf ook ervaar. Eigenlijk is voor mij het belangrijkste aan dit project dat mijn vader van een goede vriend veranderde in mijn beste vriend.’
Halfdan Pisket: Deserteur en Kakkerlak. Uitgeverij SubQ
‘Letteren komt hier op neer: je moet binnen meestal heel korte tijd met weinig materiaal voor weinig geld zo netjes mogelijk een boek naar de drukker brengen. Het is geen kunst, het is een ambacht,’ aldus Frits Jonker (1959), handletteraar van beeldverhalen. Van 1978 tot 2000 was Jonker hier fulltime mee bezig. ‘In de hoogtijdagen van de strip werden veel Franse albums meteen in het Nederlands uitgegeven dus driekwart van wat ik deed waren vertalingen. Ik deed bijna alle series wel, behalve Lucky Luke en Asterix.’
Ook al lettert hij nu nog iedere aflevering van strips als Claire en Willems Wereld, graphic novels zoals De Aanslag van Milan Hulsing en In the Pines van Erik Kriek, tegenwoordig verdient Jonker zijn brood als huisschilder, want het merendeel van de strips wordt digitaal geletterd. Toen in 2000 bleek dat de mensen die Jonkers werk digitaliseerden drie keer zoveel per pagina betaald kregen dan hij, legde hij zijn pen neer.
Lastige ballons
‘Tegenwoordig word ik vaak niet meer gevraagd om hele albums te letteren, maar vooral voor de lastige ballons met vette uitroepingen en onomatopeeën, de geluidseffecten. Ook schrijf ik tekst die in de tekeningen staat en die vertaald is, zoals opschriften van winkels, artikelen en krantenkoppen of naambordjes.
Het beeldverhaal Wol van Aart Taminiau letterde Jonker wel van kaft tot kaft. ‘Dat was leuk omdat ik betrokken werd bij het letterproces voordat het boek af was. De tekst was er nog niet helemaal en Aart moest zelfs nog een deel tekenen. Omdat hij geen idee had hoe hij het boek geletterd wilde hebben, heb ik op basis van een paar pagina’s – waar de minst en de meeste ruimte was voor de lettering – zitten puzzelen om te zien wat het mooiste zou passen. Je kunt namelijk niet zomaar een mooie lettering bedenken, want dan blijkt deze opeens op pagina dertien niet meer te passen qua ruimte. Als je eenmaal iets gekozen hebt, kun je altijd wel een beetje smokkelen door af en toe de letters bijvoorbeeld 20 procent kleiner te maken. Dat zie je net niet, je leest die boeken immers niet met een loep.’
Wat beschouwt Jonker als een goed geletterde strip? ‘Ik ben snel tevreden. Als het met liefde en aandacht gedaan is, dan mag het van mij aan alle kanten rammelen. Ik hou meer van charme dan van perfectie. Perfectie is altijd doods. Al is letteren met de computer lekker snel en makkelijk, handlettering vind ik altijd mooier. Machines zijn zielloos.’
Regels
Volgens Jonker zijn er een paar belangrijke regels voor goede lettering. Zo moet er altijd voldoende lucht zitten tussen de tekst en de rand van de ballon. Ook moet de tekst goed gecentreerd zijn. ‘Als dat niet het geval is, zie je dat meteen! De spatiering tussen de letters moet regelmatig zijn en de interlinie mooi. Het is heel belangrijk dat je een letterdikte kiest die je als harmonisch ervaart. Als je te dun of te dik schrijft, valt dat al op voordat je gaat lezen. Als je dat goed kiest, maakt het handschrift niet veel uit.’
In de Verenigde Staten bepalen letteraars vaak de positie en de vorm van de tekstballons voordat de tekeningen worden geïnkt. Zij kunnen zo een totaalbeeld creëren waarin de tekst een organisch geheel vormt met de tekeningen. ‘Het lettertype dat ze in Amerikaanse comics gebruiken is ideaal: goed leesbaar en snel te schrijven. Die letters zijn altijd een beetje vierkant, zodat ze evenveel ruimte innemen. Hierdoor is er een perfecte balans tussen het wit en het zwart.’
Twee Pistolen Kid
Jonkers liefde voor de strip en letteren begon op jonge leeftijd. ‘Thuis hadden we Donald Duck en veel stripachtige reclameboekjes want mijn vader werkte bij een kruideniersbedrijf. Toen ik jaar of acht was ging ik met mijn moeder mee naar de oogarts. In het Amstelstation stond zo’n tijdschriftenmolen vol met comics en ik mocht toen een strip kopen. Ik koos voor de Twee Pistolen Kid. Er ging voor mij een wereld open, die strip leek echt uit een andere dimensie te komen. Er was een leven voordat ik ontdekte dat dit bestond en een leven erna.’
Eigenlijk wilde Jonker daarna striptekenaar worden en als tiener stuurde hij zijn werk naar amateurbladen. Har van Fulpen, de man achter uitgeverij Drukwerk, stuurde hem een briefje dat hij het tekenwerk niet interessant vond, maar bood Frits wel een baan aan als letteraar. ‘Ik letterde een boek voor hem en besefte toen dat ik letteren honderd keer leuker vond dan tekenen.’
Ontzettend puzzelen
‘Wat ik zo tof vind aan letteren? Ten eerste vind ik het gewoon heel erg leuk om een pen in mijn handen te hebben. Ten tweede hield ik ontzettend van strips. Eigenlijk was ik de meest intensieve striplezer van Nederland, want ik las een album wel twintig keer als ik die letterde. Ook vind het heel prettig om monomaan werk te doen. Dat heb ik nu ook met huizen schilderen. Als ik dertig deuren moet schilderen, denk ik bij de laatste nog “En nu ga ik het heel mooi doen!” Bij letteren had ik vaak dat ik de foutjes uit het vorige boek niet meer wilde maken bij het nieuwe. Maar goed, dan loop je weer tegen andere problemen aan.
Bij letteren is het grootste probleem dat de tekst vaak niet in de ballons past, omdat je in het Nederlands vaak meer woorden nodig hebt om hetzelfde te zeggen dan in het Engels. Daarom zijn vertalingen vaak te lang. Het is ontzettend puzzelen om al die woorden er mooi in te krijgen, want ballons zijn zelden mooi rond. Ik wil ook zo min mogelijk woorden afbreken.’
Jonker houdt wel van een uitdaging: ‘Bij een strip waren per ongeluk vier ballons niet geletterd. Ik heb toen twee dagen lang die ballons rechtstreeks in alle vijfhonderd albums zitten letteren. Dat soort dingen vond ik erg leuk om te doen. Ook heb ik voor Casterman een Kuifje-album in het Russisch geletterd, maar ik had dus geen idee wat daar stond of welke letters het waren. Dan zie je meteen hoe ambachtelijk het werk is: in een paar dagen kun je jezelf een aantal symbooltjes of lettertjes aanleren en die schrijf je gewoon.’
Lelijk
‘Ik vind het moeilijk als ik bewust lelijk moet letteren, zoals Kunnen we het niet over iets leukers hebben van Roz Chast. Chasts handschrift was heel slordig en mijn lettering werd in eerste instantie afgekeurd omdat die toch iets te netjes was. Uiteindelijk kreeg ik hem slordig genoeg. Dat doet me dan pijn in het hart, want je maakt dan 228 pagina’s met schots en scheve letters. En ik moest oppassen dat ik niet halverwege te netjes ging werken.’
Trend
Tegenwoordig lijkt letteren met de hand een trend te zijn. Er zijn verschillende boeken uitgekomen waarin dit ambacht geleerd wordt. Jonker: ‘Er zijn meerdere dingen die dit verklaren, denk ik. Er is een enorme belangstelling voor wat vintage genoemd wordt, dus alles wat een beetje ruikt naar oud en ambachtelijkheid. We zitten in een tijd waarin mensen het ambachtelijke missen. Jonge mensen zitten bijna alleen maar achter een computer en houden nooit meer een pen vast terwijl de mens toch een behoefte heeft aan fysieke bezigheden als schrijven.’
Blogger
Behalve letteraar en huisschilder is Jonker ook verzamelaar, graficus, auteur en publicist van zines. Ook houdt hij al tien jaar een zeer inspirerend blog bij genaamd ShowCase. Frits toont daarop zijn grafische werk en schrijft onder andere over zijn verzamelingen. Jonker: ‘Ik verzamel dingen die mensen eigenlijk niet beschouwen als verzamelwaardig. Een verzameling is pas interessant als je er iets mee doet en anderen duidelijk maakt waarom je die zo mooi vindt, bijvoorbeeld door er over te bloggen.’ In 2005 begon Frits met het schrijven van de papieren versie van zijn blog: strookjes handgeletterd papier die hij rondstuurde naar vrienden en kennissen. Deze strookjes werden in 2012 verzameld in het boek ShowCasedat door uitgeverij Xtra is uitgebracht.
Eindelijk erkenning Op 5 maart krijgt Jonker op de Stripdagen in Rijswijk de P. Hans Frankfurtherprijs voor bijzondere verdiensten. Eindelijk erkenning dus voor het handletteren. ‘Vroeger interesseerde het niemand wie er letterde, mijn naam werd meestal niet eens in het album vermeld. Nu krijg ik heel veel respect voor het feit dat ik zoveel gedaan heb. Ik heb nog nooit zo hard nagedacht en geschreven over lettering sinds ik het niet meer regulier doe. Vroeger had ik daar de tijd niet voor.’
Alle handlettering: Frits Jonker.
Dit interview is gepubliceerd in VPRO Gids #2 (2017).
De stripverhalen van motion comics-pionier Sutu verkennen de mogelijkheden van het medium en zijn eigen fascinaties. ‘De gereedschappen die technologie ons biedt en hoe die zich gaan ontwikkelen vind ik heel boeiend.’
De Australische stripmaker en interactive designer Sutu (pseudoniem van de in 1981 geboren Stuart Campbell) is een van de pioniers op het gebied van motion comics: digitale stripverhalen die verrijkt zijn met animatie, muziek en geluidseffecten.
Sutu maakt futuristische verhalen over hoe digitale communicatie er in de toekomst uit kan zien. Ook bewerkte hij traditionele verhalen van Aboriginals tot interactieve beeldverhalen en creëerde hij samen met inheemse kinderen een ruimteavontuur dat zich afspeelt in de Australische rimboe. Een getalenteerde tekenhand, geluidseffecten, animaties, muziek en vooral een interactieve component vormen de basiselementen waarmee Sutu zijn digitale stripverhalen vormgeeft. ‘Dat je al die elementen kunt combineren om één ervaring te creëren, vind ik de kracht van het medium,’ zegt Sutu.
Kenmerkend aan zijn strips is dat de technische middelen altijd in dienst staan van het verhaal en nooit alleen maar aanwezig zijn als gimmick. Het beste voorbeeld hiervan is Modern Polaxis. Een dagboek van een tijdreiziger dat als fysiek stripboek is uitgebracht. Wie zijn tablet of telefoon boven het boek houdt en via een speciale augmented reality app leest, ziet de strippagina’s door animaties tot leven komen. Pas dan wordt het paranoïde wereldbeeld van de hoofdpersoon zichtbaar.
‘Waar je als maker van motion comics voor moet oppassen is dat mensen moeten uitzoeken hoe ze je verhaal precies dienen te lezen. Het ontwerp moet intuïtief te volgen zijn. Soms draven makers door wat interactiviteit betreft, waardoor lezers het verhaal niet goed meer kunnen volgen, gefrustreerd raken en hun interesse verliezen.’
Futuristisch
In juni was Sutu in het ABC Architectuurcentrum Haarlem om tijdens de expositie Motion Comics: The Beginnings een workshop te geven over hoe je digitale comics voor Instagram kunt maken. Terwijl de cursisten druk bezig zijn, schuift Sutu aan in de keuken om over NAWLZ te praten: een psychedelisch en interactief cyberpunkverhaal dat de vervagende grens tussen realiteit en het virtuele onderzoekt. De titel verwijst naar stad Nawlz, een echo van de futuristische metropolis zoals we die kennen uit films als Blade Runner. Dankzij breinimplantaten is de digitale wereld via een soort telepathie toegankelijk, waardoor werkelijkheid en het virtuele nog moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. Het is Sutu’s toekomstbeeld van hoe het internet zich zou kunnen ontwikkelen.
In het verhaal volgen we cyber-graffiti kunstenaar Harley Chambers die zijn hallucinatie over de hele stad probeert te verspreiden. ‘Chambers vraagt zich af waar creativiteit vandaan komt, waar ideeën geboren worden en hoe je die vanuit je bewustzijn en fantasie kan communiceren in de fysieke wereld. De frustraties die bij zijn werk komen kijken zijn een commentaar op de uitdagingen waar ik als maker mee te maken heb. Ik vind de gereedschappen die technologie ons biedt en hoe die zich gaan ontwikkelen heel boeiend.’
Street art
De fijne, dunne lijnen van Sutu’s tekenstijl, zijn gedetailleerde, futuristische decors en zijn toekomstvisie, doen denken aan het werk van Moebius en Katsuhiro Otomo’s manga Akira. ‘De strips van deze makers zijn mijn bijbels en grootste invloeden.’ Verder haalt de stripmaker inspiratie uit zijn omgeving en persoonlijke fascinaties. Terwijl hij werkt, reist hij zo’n beetje de hele wereld rond.
‘Ik reageer altijd veel op de omgeving waarin ik me bevind. NAWLZ maakte ik toen ik in steden woonde en vaak Tokyo bezocht. Ik reageerde positief op de urbane omgeving. Het tekenwerk voor die strip is verwant aan de street art waar ik toen actief bij betrokken was. Toen ik daarna verhuisde naar de Australische woestijn, begon ik illustraties te maken van buitenaardse landschappen en zaten er ook meditatieve momenten in de verhalen. Ik hou van de relatie tussen personages en de omgeving die ze tot hun beschikking hebben. Daarnaast heb ik altijd interesse gehad in toekomstverhalen, sciencefiction, en de esthetische kanten van dat genre. Nadenken over hoe een telefoon er in de toekomst uitziet bijvoorbeeld. Al wil ik mezelf niet vastleggen aan een specifiek genre. Daarom heb ik These Memories Won’t Lastgemaakt: ik wilde uitvinden of ik ook een persoonlijk verhaal kan vertellen.’
Alzheimer These Memories Won’t Last, de strip die dit jaar genomineerd was voor een Eisner Award, is een mooi voorbeeld van het sociaal engagement in Sutu’s werk. De interactieve strip draait om een grootvader die lijdt aan de ziekte van Alzheimer.
‘Dat verhaal gaat over mijn opa die zich door zijn geestesziekte niet meer kon herinneren wat er twee minuten geleden was gebeurd, maar wel opeens dingen van 80 jaar geleden. Omdat hij op intellectueel niveau altijd erg bij was, vond ik het moeilijk om te zien hoe de ziekte de controle over zijn geest had overgenomen. Gedurende psychotische aanvallen vertelde hij me allerlei verhalen. Ik realiseerde me dat we een belangrijke bron aan het verliezen waren: iemand die op de vlucht voor de Tweede Wereldoorlog asiel had aangevraagd in Australië en dus een belangrijk verhaal over immigratie te vertellen had. Een actueel thema dat ons laat reflecteren op onze eigen identiteit: waar we vandaan komen en wie we eigenlijk zijn als tweede, derde generatie kolonisten. Als ik met zo’n stripverhaal de lezer wat historische context kan geven, dan worden mensen zich hopelijk beter bewust van hoe ze tegen hedendaagse vluchtelingen aankijken, zodat ze hen met meer respect behandelen.’
Inmiddels is Sutu’s opa overleden. ‘Ik heb de strip wel aan hem laten zien, maar toen was hij al te ver heen om deze nog te kunnen begrijpen.’
Met de expositie Motion Comics: The beginningswordt er tijdens de Stripdagen Haarlem gekeken naar de toekomst van het beeldverhaal. Remco Vlaanderen, producent/redacteur bij Submarine Channel: ‘Het medium is volop in ontwikkeling.’
‘Moet je kijken,’ zegt Remco Vlaanderen enthousiast terwijl hij zijn tablet vasthoudt. ‘Dit is Upgrade Soul van Ezra Claytan Daniels en Erik Loyer. Een stripverhaal over een bejaard stel dat meedoet aan een uniek verjongingsexperiment, dat natuurlijk volledig misgaat. Het is een van de mooiste voorbeelden van wat motion comics kunnen zijn. Je bekijkt de strip op je tablet, en als je die beweegt, krijg je een 3D-effect in de tekeningen. Als je op het scherm tikt verschijnen de plaatjes heel dynamisch en vloeiend in beeld. De muziek bepaalt in sterke mate de sfeer, volgt ook nog eens het tempo van de lezer en past zich daarop aan. Dit is dus echt een fundamenteel verschil met hoe een papieren strip werkt.’
Vlaanderen is sinds 2005 werkzaam als producent en redacteur bij Submarine Channel: een internationaal distributie- en productieplatform voor innovatieve digitale mediaproducties waarin nieuwe manieren van vertellen worden onderzocht, zoals interactieve documentaires en motion comics. Submarine organiseert Motion Comics: The Beginnings, de tentoonstelling op de Stripdagen die zich richt op de toekomst van het beeldverhaal.
Vlaanderen is een van de samenstellers en al jaren een ambassadeur van het medium: ‘We willen niet zo zeer een historisch overzicht geven, maar mensen kennis laten maken met het medium en laten zien dat het een heel spannende, nieuwe manier is van strips maken en lezen. Motion comics hebben doorgaans een slechte reputatie. Dat komt omdat veel mensen alleen de inferieure versies kennen die door grote Amerikaanse uitgeverijen gemaakt worden. Die blijven dicht bij de oorspronkelijke papieren uitgaven. Illustraties van superhelden worden in deze producties vaak houterig geanimeerd en acteurs spreken de stemmen van de personages in. Over dat soort motion comics gaat de tentoonstelling dus niet. Je kunt namelijk veel interessantere dingen doen dan alleen wat elementen uit de strip animeren. Door gebruik te maken van muziek, tekst, en door te spelen met tijd, ontwikkelen de makers eigenlijk een soort van nieuwe visuele taal die anders is dan die van de papieren strip maar daar wel op voortborduurt.’
Paranoia
Hoe dat eruit kan zien demonstreert Modern Polaxisvan de Australische striptekenaar en interactive designer Stu Campbell, die onder de naam Sutu publiceert. In deze strip houdt tijdreiziger Modern Polaxis een dagboek bij over zijn avonturen. Wie echter met een speciale app het stripboek bekijkt, ziet niet alleen de statische strippagina’s tot leven komen via animaties, ook wordt een extra verhaallaag onthuld waarin Polaxis al zijn paranoïde ideeën in heeft verstopt.
Sutu is een van de pioniers op het gebied van motion comics. Zijn strip These Memories Won’t Last is dit jaar genomineerd voor een Eisner Award, de Oscars van de stripwereld. Het is een prachtig, kort verhaal over zijn grootvader die aan de ziekte van Alzheimer lijdt. Als de lezer te lang bij een beeld blijft hangen, vervaagt dit langzaam. Een mooie visuele metafoor voor geheugenverlies. De stripplaatjes en teksten zitten aan elkaar vast via een rode draad die tegen de scrollrichting in beweegt. Je leest de strip dus alsof je verticaal langs een levenslijn beweegt. ‘De opbouw lijkt simpel maar is daardoor supereffectief. Sutu zet techniek altijd in ten dienste van het verhaal,’ zegt Vlaanderen.
Wat maakt volgens Vlaanderen motion comics beter dan gewone strips?
‘Natuurlijk is het ene medium niet beter dan het andere, maar als je strips maakt die op een scherm gelezen moeten worden dan is het gek als je alleen een statische strip zou maken. Je werkt immers met een multimediaal platform. De elementen die je toevoegt mogen geen decoratie zijn, maar moeten echt essentieel zijn en het verhaal ondersteunen. De meest ideale motion comic zou niet meer goed werken als je een gebruikt element weg zou halen. Als je bijvoorbeeld het geluid weghaalt zou je dat echt moeten missen.’ Een mooi voorbeeld van de meerwaarde van audio bij een strip is The Land of the Magic Flute, Fons Schiedons vrije bewerking van Mozarts Die Zauberflöte. Tijdens het lezen zijn soms fragmenten van Mozarts opera te horen die achtergrondinformatie geven over de personages.
Originelen Motion Comics: The Beginnings is een aangepaste voortzetting van de tentoonstelling die eerst op het Zwitserse stripfestival Fumetto te zien was. ‘We hebben vooral de originele pagina’s en andere fysieke werken overgenomen. We laten onder andere een meterslange, originele panoramatekening zien van de futuristische stad waar de strip NAWLZ zich afspeelt. Van Upgrade Soul hebben we originele potloodtekeningen. Van een aantal projecten hebben we een poster gemaakt waarop het maakproces stap voor stap wordt uitgelegd en we vertonen een videoprogramma met interviews met de makers en making of-reportages die een kijkje achter de schermen geven. We hebben zelf de digitale motion comics geselecteerd die zijn te zien op iPads. Dat zijn allemaal projecten van onafhankelijke makers die ambitieus of experimenteel zijn en met het medium iets vernieuwends doen. We laten overigens geen vage experimenten zien, alle projecten zijn voor een breed publiek toegankelijk.’
Over wat precies de eerste motion comic is, zijn de meningen verdeeld. Eind jaren tachtig waren er al games waarin elementen uit strips werden gebruikt. In 1996 begon Marvel Comics samen met America Online met het uitgeven van zogenaamde CyberComics, waarin ook muziek, animatie en interactie belangrijke elementen waren. Door de komst van internet begonnen stripmakers in de jaren negentig online digitale strips te publiceren. Deze webcomics bevatten soms ook geluid en vaak vereisten ze actieve participatie van de lezer: namelijk het klikken met muis of toetsenbord om nieuwe stripplaatjes te doen verschijnen of bladzijden om te slaan. In sommige strips krijgt de lezer zelfs de mogelijkheid om tussen verschillende verhaallijnen te kiezen.
‘Daar denken mensen vaak als eerste aan als je het over interactieve strips hebt. Zelf hou ik daar als lezer niet zo van tenzij er op een interessante manier geëxperimenteerd wordt met manieren van vertellen, zoals Meanwhile van Jason Shiga. Dat verhaal is een doolhof. Vanaf het beginpunt kun je uit bijna honderd routes kiezen. Van Meanwhile vertonen we de schitterende manshoge concepttekening die de basis vormde voor het interactieve werk.’
Met de komst van tablets en smartphones kan iedereen overal digitale strips lezen en lijkt voor motion comics de tijd rijp om een grote sprong te maken. Vlaanderen: ‘Voorheen moest je als maker zelf kunnen programmeren of samenwerken met een programmeur. Nu verschijnen er allerlei softwarepakketten waar je zelf motion comics mee kunt maken. Het medium is volop in ontwikkeling. Er zijn bijvoorbeeld experimenten met virtual reality comics. Hoe je het beeldverhaal opnieuw kunt uitvinden, binnen een nieuw medium als virtual reality, vind ik heel spannend. Een papieren strip heeft een afgebakende vorm waarvan iedereen de grammatica wel kent. Bij motion comics is de vorm nog lang niet uitgekristalliseerd en omdat je met multimedia werkt kun je duizenden kanten op.’
Motion Comics: The Beginnings vindt plaats in het ABC Architectuurcentrum van 3 juni t/m 24 juli. Adres: Groot Heiligland 47 2011 EP HAARLEM
Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids #23 (2016).
Tonio van Vugt is de nieuwe artistiek directeur van de Stripdagen Haarlem en volgt Joost Pollmann op die in 2014 na twintig jaar afscheid nam. Omdat het festival dit weekend begint, is het een mooi moment Van Vugt eens nader te ondervragen.
Laten we met een Klokhuis-vraag beginnen: Wat is nu precies de taakomschrijving van een artistiek directeur van een stripfestival? Wat doe je eigenlijk?
‘Haha, nou dat wil je niet weten! Soms zit ik antwoorden te geven op punten en komma’s, maar mijn voornaamste taak is zorgen voor de inhoudelijke gravitas van het festival. Ik moet er voor zorgen dat een hoofdthema voldoende inspiratie biedt zodat andere projecten daarop in kunnen haken. Zoals het thema Underground in beelddat ook de smaak bepaalt voor andere exposities, zoals het ¡Viva Pontiac!-project in Nieuwe Vide. Uit een hoofdthema komt dus van alles voort: exposities, lezingen en debatten.’
‘Bij mijn baan komt ook aardig wat politiek kijken en je charmante zelf zijn om mensen enthousiast te krijgen voor je ideeën. Het is fijn dat ik dit jaar het Teylers museum weer bij de Stripdagen heb weten te krijgen. Dat is een belangrijke slag. Soms speelt daar de factor geluk een belangrijke rol in. In Teylers zit nu namelijk iemand die heel enthousiast is over strips, en die heeft er ook een hoop energie in gestoken om de samenwerking tot stand te brengen. Als zo’n iemand er niet zit, loop je tegen een muur op. Ook fotogalerie De Gang heb ik bij het festival kunnen betrekken. Kortom, het is heel veel praten. Heel veel mensen leren kennen, Haarlem leren kennen…’
Hoe word je artistiek directeur van een stripfestival?
‘Dat gebeurt zodra de vorige directeur opstapt en ze een nieuwe directeur nodig hebben. (lacht). Die vorige directeur, Joost Pollmann, vertelde aan mensen in de stripwereld dat 2014 zijn laatste editie zou worden. Het was mijn vriendin Natasja die me erop wees dat ik wellicht ook een goede kandidaat zou zijn voor de functie. Ik heb eerst gecheckt of er niet al een kroonprins klaarstond, maar toen dat niet het geval was heb ik net als de rest gesolliciteerd.’
Waarom is de keus op jou gevallen, denk je?
‘Ik denk dat mijn redacteurschap van Zone 5300, het feit dat ik een groot netwerk in de stripwereld heb en zelf ook tekenaar ben geweest en dat perspectief dus meeneem, een rol heeft gespeeld in waarom ze voor mij hebben gekozen. En nu moet ik nog maar bewijzen dat ik de schoenen van Joost ook kan vullen.’
Ik zou nieuwe schoenen kopen, want anders zit Joost zonder… Maar ik neem aan dat je bij zo’n sollicitatie een soort plan moet voorleggen.
‘Ik moest inderdaad een presentatie houden en heb daarin mijn visie op de Stripdagen Haarlem ontvouwd. Die was overigens niet zo spectaculair anders dan wat er daarvoor kwam. De Stripdagen zijn immers al een geweldig festival. Een van de dingen die ik toen voorstelde was de expositie De schilder getekend. Toen ik eenmaal was aangenomen hebben zakelijk directeur Thamara van Rijn en ik besloten dat het festival wel tien dagen zou kunnen duren omdat er genoeg te doen is en we de mensen de tijd willen geven om zoveel mogelijk exposities te bezoeken. Ook is toen het programma rond Pontiac de underground-strip tot stand gekomen.’
Wat zijn accentverschillen wat betreft je visie ten opzichte van je voorganger? ‘Ik heb ideeën om meer crossover te laten plaatsvinden, strip is te lang een geïsoleerd medium geweest. Haarlem was altijd al meer gericht op crossover tussen disciplines, zoals het feest in het Patronaat. Maar ik wil dat nog meer benadrukken. Dat doen we bijvoorbeeld met de nieuwe fototentoonstelling van Gert Jan Pos die de afgelopen jaren portretten maakte stripmakers. Dit past mooi in het thema van strips en is toch een ander medium. We hebben ook een paar theatervoorstellingen in de Toneelschuur, waaronder The King and Me van Ger Apeldoorn. We vieren natuurlijk het 75-jaige bestaan van Tom Poes met een expo, want dat is historisch belangrijk. En met de expositie over motion comics kijken we naar de toekomst van de strip. Submarine Channel kwam met dat idee en dat klonk meteen geweldig. Niet dat Joost dat soort expo’s niet had overigens…’
‘De Stripdagen Haarlem bestaan immers al twaalf edities. Het is voor mij een beetje alsof ik het pak van een ander aantrek en dat pak moet nog wel lekker gaan zitten.
Het is wel zo dat de Stripdagen Haarlem een veelkoppig monster is, waarin al veel gebeurt. Voor sommige ideeën die ik heb is deze editie nog geen ruimte, dus ik voorspel dat ik in 2018 mijn ambities volledig waar kan gaan maken. Dit jaar heb ik gewoon ook veel tijd nodig gehad om de Stripdagen en Haarlem te leren kennen.’
Wat zou in 2018 nog zichtbaar moeten worden wat we nu nog niet zien?
‘Nou ja, we wilden bijvoorbeeld een groot podium doen op de markt om jou daar stripmakers te laten interviewen. Maar we hebben eigenlijk iemand extra in het team nodig die dat soort dingen coördineert. We hebben op dit moment maar een kleine organisatie. We willen ook meer samenwerken met andere festivals. Bevrijdingspop in Haarlem zou een partner kunnen zijn, maar ook buitenlandse festivals. Daar zit zeker nog potentiële groei in. En tegen die tijd mag de organisatie ook wel iets groter zijn.’
Gelukkig hebben we toch een Strip Talkshow kunnen regelen op zondag!
Het festival is nu tien dagen. De hoofdreden is natuurlijk omdat er zoveel te doen is, zoals je net al zei. Maar was er nog een andere reden voor deze verlenging?
‘Inderdaad. Het volle programma is de voornaamste reden en daarnaast scheppen die extra dagen ook de mogelijkheid om er meer dingen bij te doen. Zoals vijf dagen theaterprogrammering in de Toneelschuur. Er gebeuren zelfs al een aantal dingen voordat de Stripdagen officieel van start gaan, zoals de première van de documentaire over Theo van den Boogaard. Eigenlijk duurt het festival nu dus al bijna twee weken.’
Het speerpunt van de programmering ligt in de twee weekenden. Hoe wil je doordeweeks de aandacht van de bezoekers vasthouden?
‘We hebben doordeweeks lezingen, film- en theatervoorstellingen en er zullen nog enkele debatten worden georganiseerd. We hebben een pop-upstore waar we mensen kunnen ontvangen en waar ze met vragen terecht kunnen. Eigenlijk is maandag de enige echte rustige dag omdat een aantal tentoonstellingen dan gesloten zijn. Mensen kunnen vanaf dit jaar via de website hun eigen programma samenstellen. Dus stel dat je op woensdag naar Haarlem komt, dan kun je heel makkelijk zien wat je die dag allemaal kunt doen en zien en zo een menu voor jezelf creëren.’
Je hebt tussendoor al aardig wat programma-onderdelen genoemd. Noem eens twee dingen die mensen absoluut niet mogen missen deze editie.
‘Ten eerste de twee hoofdexposities, maar ik noem graag de tentoonstelling in de Vishal over de Underground in Nederland, van de jaren zestig tot nu. Hiervan is Peter Pontiac het focuspunt. Dat mag je echt niet missen! En natuurlijk het slotfeest op de tweede zaterdag in de Toneelschuur ook niet. Edmond Baudoin geeft een uniek tekenvoorstelling met een danseres. Ook treden onder andere The Unborn Brothers en Spinshots op. Daar komen nog wel een paar namen bij, maar dit is in ieder geval al bekend.’
Een, in verhouding, zeer korte versie van dit interview is ook gepubliceerd in VPRO Gids #23 (2016).
Een interview met striptekenaar Ben Westervoorde die nu druk bezig is met een stripbiografie over volkszanger André Hazes.
Het stripscenario is van Jan-Willem de Vries. De graphic novel Hazes, de getekende biografie zal uit drie delen bestaan en uitkomen bij uitgeverij Silvester. Het eerste deel zal Bloed heten, en komt waarschijnlijk begin volgend jaar uit. Wie niet kan wachten, kan tijdens de Stripdagen in stripwinkel Silvester in Haarlem alvast wat originele pagina’s bekijken. Bezoekers van de tentoonstelling ontvangen een gratis miniboekje met daarin een voorproefje van Bloed.
In Bloed wordt de veelbewogen jeugd van André Hazes in het Amsterdam van de jaren ’50 en ’60 op heldere wijze in beeld gebracht.
Of je er nu wat aan vindt of niet, je kunt in Nederland eigenlijk niet om het oeuvre van André Hazes (1951-2004) heen. Geloof me, ik heb het geprobeerd. Maar omdat bij mijn moeder thuis geregeld een cd van Hazes op stond vroeger, hoef ik maar een paar tonen te horen, of ik kan het nummer meezingen. Je raakt die teksten nooit meer kwijt.
Silvester geeft al een tijd stripbiografieën van zangers uit, dus dit project past daar heel goed bij. Aangezien Hazes bij hele volksstammen nog steeds erg populair is, voorspel ik bij deze al een bestseller.
Mocht je je afvragen wat Ben Westervoorde nog meer heeft getekend, check zijn bio hier.
De tekeningen op de muur achter Ben zijn overigens niet van hem maar van Michiel van de Pol. Het interview heb ik namelijk opgenomen in de altijd gezellige stripwinkel Het Beeldverhaal in Amsterdam, waar tot dit weekend een tentoonstelling van Van de Pol te zien was. Foto’s daarvan volgen later.
Vivek J. Tiwary (1973) is an award-winning producer of theater, film and television. He’s also a big comic book fan and writer of the graphic novel The Fifth Beatle: The Brian Epstein story. ‘The message of the Brian Epstein story is that no dream is too impossible and no person too unlikely to realise that dream.’
The Fifth Beatle is a captivating, layered and sometimes poetic biography about the manager of the Beatles, who tragically died of an overdose of sleeping pills at the age of 32. (You can read my review on the book here.)
Tiwary wrote it, and the splendid artwork is by Andrew C. Robinson, with a small section illustrated by Kyle Baker. Tiwary is both a fan of, and an investor in, Valiant Entertainment. He has written a story for the Harbinger comic series. And he’s a lover of comics, counting writers like Chris Claremont (X-Men), Kevin Eastman and Peter Laird (Teenage Mutant Ninja Turtles), Neil Gaiman (Sandman) and Hergé (Tintin) as his heroes. So, its not surprising that the scribe was a guest at the Dutch Comic Con in March earlier this year. Vivek did panels and signing sessions at the booth of the American Book Center, and was kind enough to sit down and have a chat with us between sessions.
Why did you want to tell the story of Brian Epstein?
‘In 1991 I found myself in the Wharton School of Business in Philadelphia. I was on a track to join the family business, which operates in food products and finance. That’s what was expected of me as a young Indian kid, and if I wasn’t going to do that, I was expected to be a doctor or an engineer. I was very stressed out about this because those weren’t my dreams. I wanted to write comic books, produce Broadway musicals, do those sorts of things. Wharton in 1991 didn’t have a lot of resources for people with such interests, so I took it upon myself to do my own studies. Being a lifelong Beatles fan and thinking that the Beatles and their management team kind of wrote and rewrote the rules of the pop music business, I thought I’d study the life of Brian Epstein. I knew he discovered the band when they were an unknown Liverpool entity, playing in basement clubs, smoking and drinking on stage. I wanted an answer to these questions: How did Brian come up with the suits and haircuts? How did he get them a record deal when no one wanted to sign the band? How did he convince Ed Sullivan to book them when a British band had never made an impact in the United States? As a young business student, these were the stories I was chasing.
And as I researched them, they were inspiring and fascinating…’
But that’s not the whole story of Brian Epstein, is it?
‘Ironically, what struck a deep, deep chord for me was the aspects of Brian’s life that hadn’t anything to do with the Beatles: his personal life. I was very moved to learn that he was gay in a period in which this was literally a felony. He was Jewish, in a period of time with incredible anti-Semitism and not a lot of Jews working extensively in the music industry. He was from Liverpool, and prior to the Beatles, this was a port town without any cultural significance. So, he was the ultimate outsider. And he believed that this rock ‘n roll band was going to be bigger than Elvis, and that he was going to help the Beatles to elevate pop music into an art from. And that to me was incredibly inspiring. If a gay Jewish kid from Liverpool could change the world through music, why couldn’t a scrawny Indian kid from New York’s Lower East Side like me write a comic book about a rock and roll manager, or put a punk rock album like Green Day’s American Idiotonto a Broadway stage? So that’s why I wanted to tell Brian Epstein’s story. The message of the Brian Epstein story is that no dream is too impossible and no person too unlikely to realise that dream.’
When did you decide to make a comic book about this story. I mean, your forte is producing these big Broadway musicals… ‘I started to research it for personal inspiration, but ten years later, I decided I wanted to tell this story, but I didn’t see it as a Broadway musical. I am a lifelong comics fan; I grew up reading them. My earliest memory of reading is sitting on my mother’s lap reading Tintin comic books.’
Tintin comics? That is quite extraordinary for someone who grew up in the United States…
‘My mother grew up in Guyana, which was a British colony at the time, and she spent her formative years in London. So that’s how we got the Tintin books. Anyway, as I was writing The Fifth Beatle, I decided I wanted to focus on the years Brian spent with the Beatles. I use exposition, dream sequences and flashbacks to tell a little about Brian’s past. This way we learn what makes him tick, but the story really focuses on the time he spends with the Beatles. So it starts off in Liverpool in 1961, which I thought was very depressing, grey and rainy… So I saw it in my head as being very black and white. The story ends in 1967 in London, and this is the dawn of the psychedelic era. It’s the Summer of Love. There was literally an event in the UK called A Technicolor Dream, so I thought as a creator, the arc of the Brian Epstein story mirrors the arc of the movement from black and white to colour. And I believe that the two media that most powerfully use colour in their narrative are comic books and film. And that’s why from the beginning we set out to do both. As you look at it, the first few pages are black, white and blue. The first time we see the band in the book, we add a burst of orange, red and yellow, and we slowly add more and more colour. That’s why I wanted to do it as a comic, you know…’
The book starts with Brian getting beaten up violently because he’s gay. It’s quite a statement to begin your story with…
‘Well, most people who’ll pick up this book will be Beatles fans, and they’ll expect the story to be about the band, and when they see this first scene, they’ll realise this is not your typical Beatles story.’
How would you describe Brian Epstein as a person? What did you discover about him?
‘I think he was an incredible passionate person. He was restless. In his earlier years he tried fashion designing, he went to acting school, he was in the army for a brief stint… He was very driven. And he didn’t find his calling until he discovered the Beatles. In the Beatles he found this group that had a great message of love to share with the world. And – not to be too cheesy – but because he was a gay man he had to hide his own love away, to quote a Beatles line… So the Beatles were also a form of vicarious living for Brian. Through them he was able to spread some love into the world. He was also very insecure because of his homosexuality and the persecution he faced because of that. So he also had something to prove, and that was what he was doing by working with the band. He was fulfilling his dreams but he was also proving to the world that a gay man could excel at something that is closely tied to love. I find that incredibly moving.’
You also depict him as someone who thinks that whatever he’s doing, is never enough…
‘I am not a psychologist, but I think that at his core Brian really wanted to be loved, to belong… the most basic of all human things. The trappings of success were a mask to hide his insecurities, I think. And as a result of that he had this great deal of success but he discovered that this really didn’t make him any happier. So as a result of that he thought he needed to be more successful, and then that didn’t make him happier. And so on and so on… And so it was never enough, there was always some way that if the dream could be bigger, the success could be grander. These were worthy goals in and of themselves, but the great irony is that as he achieved these goals, it didn’t actually make him any happier. In the end he stil felt alone.’
As your first outing as a comic book writer, how did the writing go?
‘It was so much fun. When I was growing up in New York City I went to every single convention that passed through town, comic conventions, horror conventions, Star Trek conventions, and I would wait in line patiently to get autographs by the comic creators that I was a fan of. These people were my heroes. So writing a comic is a dream come true. And I’ve been very humbled by its success. It won all the major comic awards like the Eisner, two Harveys, its even been added to the Rock and Roll Hall of Fame.’
How did working with Andrew C. Robinson go and what does your script look like? Is it more of an Alan Moore kind of script in which every panel is described in detail or do you use something like the movie script form and let Robinson do his own thing with it?
‘My script was a bit of both. There were moments in the script in which I very much knew what I wanted, and I broke it down panel by panel. And I gave Andrew photo references and I said “This is what the clothes should look like; what Liverpool should look like; here’s the camera angles and the lighting I am envisioning”. Andrew is an amazing artist, and very so often he would suggest something else and I would always be open to that. That was one of our back-and-forths. But there were also sequences where I would give Andrew just the dialogue, the tone and what was going through the characters’ minds, and he would translate that into sequential art. He would do that, run with it and come back with brilliant ideas.’
There are elements in this comic that feel rather like a musical number, like from a Broadway show… So I could imagine this story becoming a musical as well.
‘You know, theater is certainly in my blood, and I think that everything that I do will have some sort of theatrical flair. But theater was also in Brian’s blood, him coming up with the suits of the Beatles, the Sgt. Pepper clothes – all that is tied to his love of theatrics and also his love of bullfighting.’
Speaking of show business, let’s talk about the scene with the famous Ed Sullivan talking through a ventriloquist doll. Did you make that up or was he really that crazy?
‘I made that up. But, it’s been one of those things … When Brian first met with the Ed Sullivan team to negotiate this deal, he met with an underling. A son in-law or a nephew, somebody who was loosely connected to Sullivan. This guy was really just passing the buck, he kept saying to Brian: “That sounds great, but I need to check with Ed. And I can’t really do anything without his approval.” Brian has said that at times he felt like he was talking to a puppet, because this guy was basically useless. He couldn’t do anything or make any decision. So I thought, if Brian thought he was talking to a puppet and I’m trying to tell a story with visuals, why not do it as Ed Sullivan talking through a ventriloquist dummy? So even though I made this up, I think the poetry is accurate.’
What’s the status of the television series based upon your graphic novel?
‘We’ve just closed a deal with Sonar Entertainment. They’ve produced thousands of shows and have been around for a long time. They’ll be financing and producing the show with me. I am staying on board as writer, so I am literally working on the pilot script. I submitted a draft yesterday, hours before I got on the plane to the Netherlands. We are targeting high-end cable and streaming and the plan is to shoot later this year, hopefully. It’s going to be an event-series, that’s what they used to call miniseries. The reason they don’t call them miniseries anymore is because they are not small and mini tends to suggest small. And television always wants to think as big a possible, so with The Fifth Beatle we’re actually contemplating it to be the first season of a larger series tentatively called ‘On the Shoulder of Giants’. The idea is that the series would explore the unsung visionaries from the music industry, people who were the architects of modern pop culture, but who’s stories are largely untold. Season two will be about Colonel Tom Parker, the man who discovered Elvis Presley. The third season will be about Peter Grant, the manager of Led Zeppelin. With The Fifth Beatle we are discussing six one-hour episodes, could be more.’
So besides the television series, what are you currently working on?
‘I am also writing a novel for young adults, called Asha Ascending. It is a novel that’s going to be heavily illustrated by Sara Richard. She’s an amazing Eisner-winning artist. On most Young Adult novels, if they have art work at all, the art is done after the fact. The illustrations are the last step and very often if you are a writer without any cloud, you have not much to say in who the artist is. Sara and I are approaching this much like a comic. I will send her the first draft so she can come up with art ideas. And often times her ideas will change my draft, change the story. We are really going to create it together. The art will really move the narrative forward. (Check out the first chapter at readasha.wordpress.com.)
‘Besides these two projects, I am still working with Alanis Morissette to adapt her album Jagged Little Pill for the stage, Hopefully in the next couple of months we are going to announce the writer for that and the development schedule. We hope to have something off the ground by the end of next year. If people want to keep tabs on me that can do so via tiwaryent.com.’
So, final question. You didn’t become a doctor or lawyer, like your parents wanted you to. Instead, much like Brian Esptein, you found your own path. So, were your parents okay with that in the end?
‘This is something I think about a lot, because my parents unfortunately passed away, but they were very supportive of my dreams. My mom died in 1997 and my father a few years before that… My mother saw me work at Mercury Records, so she began to see I was carving a path for myself in the arts space, but unfortunately she never got to see me producing Broadway shows or write books or any of that sort of stuff. I like to think they’re both looking down on me fondly, from wherever they are. But I don’t know. I do however come from a close-knit Indian family, so my aunts and uncles, people of my parents’ generation really treat me like a second son, they have been very proud and supportive of my work. I like to think that vicariously my parents are supporting me. And to give my family their due credit, they have been great.’
This interview was written for and published on the wonderful blog of the American Book Center.