Black Panther van regisseur Ryan Coogler is veel in het nieuws geweest de laatste tijd en doet het goed bij de kassa.
De oorsprong van deze superheld bevindt zich natuurlijk op de strippagina’s van Marvel comics. Black Panther is gecreëerd door Stan Lee en Jack Kirby. Hij dook voor het eerst op in Fantastic Four #52, 1966. Black Panther werd later ook lid van de Avengers.
Volgens mij is hij de allereerste zwarte superheld van Afrikaanse afkomst. Zijn naam is overigens niet afgeleid van de Black Panthers, die organisatie is die naam een paar maanden later gaan gebruiken. Lee heeft de naam Black panther geleend van een ander bestaand personage, een pulpheld die een zwarte panter heeft als sidekick.
Overigens heb ik weinig solo-avonturen van T’Challa gelezen. Hij dook wel eens op in de Marvel Comics die ik wel las, maar hij maakte op mij weinig indruk. De film zag ik met gemengde gevoelens. Natuurlijk ben ik altijd nieuwsgierig naar een nieuwe Marvel-film, dus ook naar deze. Maar wat zwart-wit betreft is het discours in onze maatschappij nogal verhard de laatste jaren. Iets wat volgens mij is overgewaaid uit de Verenigde Staten, waar verschillende bevolkingsgroepen al veel langer tegenover elkaar staan. Toen ik in Berkeley woonde en werkte in de jaren negentig merkte ik al hoe de verschillende rassen op gespannen voet met elkaar leefden.
Representatie is belangrijk en daarom is het een big deal dat de cast en crew voor het merendeel uit donkere professionals bestaat.
Hier enkele plus- en minpunten die ik van Black Panthervindt. Positief vond ik de volgende zaken:
Door de setting van een fictief Afrikaans land heeft deze superheldenfilm een frisse, verse smaak en sfeer. T’Challa (Chadwick Boseman) is zowel superheld als politicus met een zware verantwoordelijkheid als koning van Wakanda. Dat maakt hem een interessant personage. Vooral omdat hij in deze film net koning is geworden en zijn weg in de deze functie nog moet vinden. Voor iedere zoon is het lastig om in de voetsporen van de vader te moeten treden. Je moet wat hij heeft bereikt respecteren, maar ook onder ogen zien wat er beter kan. Dat is T’Challa’s reis en dat levert boeiende vraagstukken op.
Zoals ik al vermoedde heeft Black Panther een duidelijke politieke boodschap en geeft een dis naar het westen dat jarenlange rijkdom voor zichzelf houdt en niet deelt met de rest van de wereld. Sterker nog: rijkdommen onttrekt uit de derde wereld. De hele indeling van eerste, tweede en derde wereld moeten we met z’n allen maar eens bekijken en aanpassen. Black Panther zet bepaalde stereotypen op zijn kop: in plaats van een arm Afrikaans land is Wakanda het meest geavanceerde land op de wereld. Ze houden alleen de schijn op uit bescherming voor Vibrianium. Uiteindelijk geven ze het goede voorbeeld voor hoe het wel moet, namelijk je rijkdom delen met de rest van de wereld. Wie deze boodschap ontgaat, is zeker halverwege de film in slaap gevallen.
Ik vond dat de schurk in het verhaal, Killmonger (Michael B. Jordan), goed gemotiveerd was. Daar ontbreekt het bij sommige Marvel-films wel eens. Black Panther kan zich verheugen op een goede en interessante tegenstander.
De eerste grote actiesequentie is een autoachtervolging en die was erg goed gedaan. Maar dit brengt me meteen op de minpunten van de film Deze achtervolging en de casinoscène die daarvoor te zien was, voelden allemaal wel heel erg James Bond-achtig aan. Het zusje van T’Challa, Shuri genaamd, en haar laboratorium hadden wat mij betreft ook een te sterke Q-vibe.
De actie in de film vond ik voor het merendeel matig in beeld gebracht. Door de vele close-ups was wat er gebeurde lang niet altijd goed te volgen. Een euvel dat je ook ziet bij de Transformer-films. Verder was de plot behoorlijk voorspelbaar en clichématig. Ook had het tempo hier en daar wel wat omhoog gemogen. De film duurt tweeënhalf uur, en voelt soms als een lange zit.
In tegenstelling tot Thor: Ragnarok, bevat Black Panther weinig humor. Boseman zet een goede T’Challa neer vind ik, maar zijn karakter is zo serieus, dat hij toch een beetje als een droge keutel overkomt. Er worden wel grappen gemaakt, maar die komen vooral van de sterke vrouwen in de film die T’Challa vooral op zijn plek zetten. Noem het feministische humor. Soms een steekje naar het blanke publiek toe, wanneer Shuri (Letitia Wright )zegt dat ze ‘another white boy to fix’ heeft. Nu is dat ook een verwijzing naar de scène die in de aftiteling zit, maar je kunt je afvragen of een blanke acteur zoiets zou kunnen zeggen over een zwart personage.
Ik weet daar het antwoord niet direct op. Zoals ik al zei vind ik de hele politieke discussie over zwart en blank maar ingewikkeld.
Work in progress… Mijn lijstje met favoriete films uit de jaren tachtig.
Misschien komt het door series als The Americans, misschien doordat ik nu de roman De wonderjaren van Billy Marvinaan het lezen ben. Maar het kan ook nog een nawee zijn van het schrijven van Mijn vriend Spider-Man, want daarvoor moest ik ook diep in mijn verleden graven. Een deel van het boek speelt zich af in de jaren tachtig, want toen ontdekte ik Spider-Man.
Hoe dan ook, ik heb ontzettende zin om films uit de jaren tachtig te bekijken. Op cultureel vlak is dit toch wel mijn favoriete decennium wat cinema en series betreft en dat komt natuurlijk omdat het mijn jeugdjaren zijn. Hierin werd mijn persoonlijkheid geboetseerd. In dit decennium werd ik gevoed met cinema die me de rest van mijn leven bij zou blijven en mijn beeld op de wereld grotendeels zou bepalen.
Maar welke films te kijken, want in de jaren tachtig zijn ontzettend veel films uitgebracht. Daarom hier een aanzetje met mijn favoriete films uit die tijd.
Let wel, dit zijn niet per se ‘de beste’ films van toen. Dat zou waarschijnlijk een andere lijst opleveren. Ik geloof niet zo in de Oscars, eerlijk gezegd.
Het is een zeer persoonlijk lijstje met favoriete films. Daarmee bedoel ik films die ik meerdere keren gezien heb. Toen en later. Films die voor mij het decennium bepaalden. Films die me nu zo’n fijn nostalgisch jarentachtiggevoel geven. En films die ik nu ook met veel plezier zal kijken.
Als je begrijpt wat ik bedoel (Harrie Geelen, Bjørn Frank Jensen, Bert Kroon, 1983)
E.T. the Extra-Terrestrial (Steven Spielberg, 1982)
Fame (Alan Parker, 1980)
Ghostbusters (Ivan Reitman, 1984)
Highlander (Russell Mulcahy, 1986)
Lethal Weapon (Richard Donner, 1987)
Licence to Kill (John Glen, 1989)
A Nightmare on Elm Street (Wes Craven, 1984)
Planes, Trains & Automobiles (John Hughes, 1987)
Purple Rain (Albert Magnoli, 1984)
Raiders of the Last Ark (Steven Spielberg, 1981)
Robocop (Paul Verhoeven, 1987)
Rocky I t/m IV (Goed, de eerste Rocky stamt uit de jaren zeventig, maar je moet die films toch als een verhaal zien. En het IV is puur, heerlijke koude oorlog paranoia.)
Scrooged (Richard Donner, 1988)
Star Trek II t/m IV
Star Wars Episode V + VI
The Secret of My Succe$s (Herbert Ross, 1987)
The Transformers: The Movie (Nelson Shin, 1986)
Who Framed Roger Rabbit (Robert Zemeckis, 1988)
Wat, denk je wellicht, waar is The Shining?! Of waar is X of Y? The Shining is geen favoriet van me, geen enkele film van Stanley Kubrick eigenlijk. En waar is The Terminator??? Wel, ik vind de Terminator tof, maar niet zo tof als het tweede deel die in de jaren negentig uitkwam.
En daarbij: dit lijstje is een work in progress. Er komen vast nog meer films op te staan, als ik er wat meer over heb nagedacht.
Anyway, jouw lijstje ziet er vast heel anders uit. Laat maar horen in het commentformulier hieronder.
De sympathieke Britse acteur Roger Moore is op 89-jarige leeftijd aan kanker overleden.
Ivanhoe, Simon Templar alias the Saint en James Bond. Dat zijn de drie iconische rollen die Moore heeft gespeeld.
Hoewel hij niet mijn favoriete Bond is, dat blijft Timothy Dalton, groeide ik wel op met Moore’s Bond-films. Ik heb nog steeds een zwak voor zijn zeven Bond-avonturen. Hij bracht de held met een zekere luchtigheid en humor die we bij de andere acteurs niet hebben gezien. Hij gaf een geheel eigen interpretatie van 007.
For Your Eyes Only is mijn favoriete Moore. Goed script en een iets hardere en scherpere Bond dan we van Moore gewend zijn.
Al is Octopussy ook lang niet gek en haakt Live and Let Die heerlijk fout in op de blaxploitation-rage uit die tijd. En Jane Seymour was toch echt een van de mooiste Bond-girls.
In mijn stapeltje Bond-boeken liggen er twee van Moore. Zijn autobiografie My Word is My Bond en een Nederlandse vertaling van het dagboek dat hij bijhield tijdens de opnamen van Live and Let Die, zijn eerste Bond-flick. Dit laatste boek was ooit een prachtige vondst bij Bonte Boeken. Ik heb beide boeken met veel plezier gelezen en overweeg het dagboek weer eens ter hand te nemen.
Natuurlijk heb ik Roger Moore nooit in het echt ontmoet, maar in interviews kwam hij altijd over als een sympathieke man met al even warm stemgeluid. Altijd een gentleman. Iemand die levensplezier uitstraalde.
Naar wat ik hoorde was Roger Moore zelf het trotste op zijn werk als ambassadeur voor Unicef. Dat soort liefdadigheidswerk is mooi en aardig, maar voor mij blijft hij altijd een van de acteurs die Bond leven inbliezen en daarmee miljoenen mensen op de wereld humor en entertainment bracht. Daar neem ik mijn hoed voor af en drink ik vanavond een Wodka-Martini op.
Tijdens het Imagine filmfestival dit jaar staan kostuums en design in de fantastische film centraal.
En dat is een mooi thema, waar je alle kanten mee op kunt. In een breed en gevarieerd themaprogramma richt Imagine de blik op de rol van kostuums en stilering bij het creëren van de fantastische illusie. Naast een uitgebreid filmprogramma is er een groot randprogramma met gasten uit binnen- en buitenland.
Zo is Lindy Hemming (1948), kostuumontwerper van onder andere de Batman-trilogie van Christopher Nolan en de Wonder Woman-film die 1 juli uitkomt, eregast. (Lees hier een interessant artikel over haar werk.)
James Bond
De uit Wales afkomstige kostuumontwerpster studeerde af aan de Royal Academy of Dramatic Art. Zij begon haar carrière als kostuumontwerpster bij Britse regisseurs als Mike Leigh en Stephen Frears. In 2000 ontving zij een Oscar voor Topsy-Turvy. Zij maakte de kostuums voor de James Bond-films Goldeneye, Tomorrow Never Dies, Die Another Day en Casino Royale.
Hemming zal een openbare masterclass geven. Hierin zal zij aan de hand van werktekeningen en veel ander materiaal vertellen over haar werk en de manier waarop haar ontwerpen het fantastische karakter van de films mede hebben gevormd. In de openbare ruimte van EYE wordt een selectie van haar ontwerpschetsen en ander werkmateriaal gedurende het hele festival tentoongesteld.
Wonder Woman
Over Wonder Woman gesproken: de Canadese historicus, auteur en blogger Tim Hanley publiceerde uitgebreid over Wonder Woman en vertelt in zijn lezing over de veelbewogen geschiedenis van deze superheldin.
Er is verder nog een symposium over mode en een filmprogramma dat thematisch met fashion te maken heeft. Voor het laatste nieuws en updates verwijs ik je graag door naar de site van Imagine.
Superheldenkostuums
Vandaag ben ik vanwege het themaprogramma op Imagine druk bezig geweest met het schrijven van een achtergrondartikel over superheldenkostuums voor de VPRO gids. Het stuk begint al aardig vorm te krijgen. Er valt ook heel veel over dit onderwerp te vertellen, maar ik heb slechts 900 woorden. Om het artikel leesbaar te houden moet ik me dus beperken tot de zaken die ik het relevantst vind.
Sinds het overlijden van Dick Bruna zijn er veel eerbetonen online te vinden. Dat snap ik heel goed, wie heeft er immers niet als kind Nijntje gelezen?
Nou ja, wij hadden geloof ik maar een boekje van Nijntje thuis. Nijntje in het ziekenhuis, gekregen van een zuster toen ik voor een operatie het ziekenhuis in moest. Ik geloof dat ik mijn keelamandelen geopereerd zouden worden. Anyway, in de kast heb ik wel wat werk van Bruna staan: hij maakte immers ook boeiende boekomslagen. Onder andere voor de reeks Zwarte Beertjes van uitgeverij Bruna. Ik heb daar een stapel Bond-uitgaven van.
Hier de twee covers die ik het boeiendst vind van dat stapeltje:
Kalm aan, Meneer Bond is de Nederlandse titel van Thunderball. Tja, die snap ik ook niet helemaal.
Dick Bruna (1927 – 2017) is 89 jaar geworden. Van de vele tributes die ik zag, vind ik dit een van de mooiste omdat de afbeelding meer laat zien dan alleen een droevige Nijntje. Bunbun legt troostend zijn hand op haar schouder en is zelf ook zichtbaar ontdaan. De illustratie is gemaakt door Matt Baaij, die een groot fan is van Bruna’s werk. En iets met konijnen heeft.
Lodge laat ons kiezen uit Idris Elba, Gerard Butler, Henry Cavill en Sam Smith.
Ik zeg fuck it: tijd voor Jane Bond. Waarom niet? Volgens mij hebben we alles wel gezien wat een mannelijke Bond in huis heeft. Meerdere keren zelfs. De meest logische stap is een vrouw in de hoofdrol en dan verkies ik graag Scarlett Johansson als de nieuwe Bond. Johansson is een goede actrice en staat bovendien haar ‘mannetje’ wat actie betreft. Geloof je me niet? Check de Marvel-films maar eens waarin ze Black Widow gestalte geeft.
Zie je Scarlett niet zitten? Wat dacht je dan van Ming-Na Wen uit Agents of SHIELD? Ze is nu 52 maar schopt kont. En sowieso moeten we maar eens af van die leeftijdfetisj in Hollywood. Een actrice is goed of niet. Als ze de klus aankan, en Bond is een nogal fysieke rol zoals je weet, maakt het niet uit wanneer ze precies geboren is.
Wie zou jij graag willen zien als Bond? Man of vrouw?
Iron Man vind ik een van de interessantste superhelden uit het Marvel Universum. In zijn Iron Man-harnas lijkt Tony Stark onoverwinnelijk, maar in feite is hij een feilbaar mens met zwakheden als ieder ander.
Tony Stark is een miljonair, industrieel en een genie op het gebied van mechanica en technologie. Hij is een aantrekkelijke man die een Hugh Heffner-achtig leven zou kunnen leiden en dat tussen het redden van de wereld als Iron Man ook geregeld doet. Eigenlijk is Stark James Bond en Q in één persoon.
Onverslaanbaar
De eerste keer dat Iron Man indruk op mij maakte was in Iron Man Annual #10 uit 1989. In het spectaculaire stripplaatje getekend door Paul Smith en geïnkt door Michael Gustovich, waarin Iron Man met volle vaart door de muur breekt, straalt de held kracht uit. In de daarop volgende scène schakelt Iron Man effectief een tak van de terroristische organisatie Hydra uit. De kogels van Hydra ketsen af op Iron Mans harnas en als hij verticaal door de lucht zweeft en zijn repulsor blasts afvuurt lijkt hij onoverwinnelijk.
Het geavanceerde harnas maakt Stark bovenmenselijk sterk en geeft hem de mogelijkheid om te vliegen. Ook bevat het pantser diverse wapens. Iron Man heeft dankzij technologisch vernuft bijna goddelijke krachten, maar in het pantser zit een feilbare en soms breekbare man. In de periode dat de annual uitkwam, waren Starks benen verlamd. Een wraakzuchtig ex-vriendinnetje had hem neergeschoten waardoor zijn ruggengraat beschadigde. Alleen in het harnas was Stark nog in staat om te lopen, daarom was hij steeds vaker in zijn metalen omhulsel te vinden. Gelukkig is dat eindelijk weer goed gekomen.
Geest in de fles
In de klassieke verhaallijn Demon in a Bottle, uitgegeven aan het begin van de jaren tachtig, blijkt Starks grootste vijand zijn alcoholverslaving te zijn. Zijn alter ego werd recent beschuldigd van moord, hij heeft relatieproblemen en dreigt de controle over zijn bedrijf te verliezen. De stress die zijn dubbelleven veroorzaakt, maakt dat Stark de laatste tijd steeds vaker afleiding zoekt door zich suf te drinken.
Op de cover van Iron Man #128, getekend door Bob Layton, is goed te zien wat al die drank heeft aangericht. Als Tony zijn masker afdoet, zien we een onverzorgde, zwetende en naar dranksnakkende man. Een schaduw van de aantrekkelijke, slimme playboy die hij ooit was. De illustratie contrasteert volledig met bovenstaande afbeelding van de heldhaftige Iron Man die door de muur vliegt. Soms zit de vijand binnenin en is de neiging tot zelfvernietiging een veel gevaarlijker vijand dan de superschurken die Iron Man doorgaans te lijf gaat.
Als Stark beseft dat hij door de drank een gevaar wordt voor de mensen die hij probeert te redden, beseft hij dat het tijd wordt om af te kicken. Dat doet hij onder andere met de hulp van zijn vriendin, maar zijn alcoholisme zal altijd een zwakte van hem blijven.
‘Sommige lezers vonden dat Tony’s alcoholisme hem een mindere held maakte, maar wij vonden juist het tegenovergestelde. Door Tony een probleem uit de echte wereld te geven, eentje met wie veel lezers waarschijnlijk op de een of andere manier mee te maken hebben, en hem dan de moed laten vinden om dit probleem te confronteren en te overwinnen, maakte hem juist nog meer tot held, in onze ogen,’ aldus schrijver David Michelinie.
Robert Downey Jr.
Ik ben het met hem eens. Het mooie aan de helden van Marvel is juist dat achter de maskers feilbare en breekbare mensen schuilgaan. Daarom was de casting van Robert Downey Jr. in de Iron Man-films ook geniaal. Downey Jr. is een zeer getalenteerde acteur die Tony Stark met flair en een sarcastische ondertoon speelt. Downey Jr. heeft echter jarenlang gevochten tegen zijn drugsverslaving. Een strijd die veel lijkt op die van Stark tegen alcoholisme. De rol van Iron Man was Downey Jr. dus op het lijf geschreven.
Gisteren bezocht ik in de Kunsthal Rotterdam de expositie Designing 007: Fifty Years of Bond Style. Mijn Bond-fanschap is de laatste jaren flink bekoeld, maar ik vond het toch leuk om props uit de films te zien. Vooral de ontwerpschetsen van production designer Ken Adam en de vele storyboards die er te zien waren, konden mij bekoren.
De ontwerpschetsen van Adam zijn spectaculair en de storyboards lezen als snel getekende strips. Uiteindelijk ben ik toch het meest geïnteresseerd in grafisch werk. Ik ben niet voor niets stripjournalist immers. Mochten er ooit boeken worden uitgegeven met daar integrale storyboards van de films, dan wil ik die zeker lezen. Soms duiken ze sporadisch op in boeken over de Bond-films.
De kostuums die gedragen werden, vond ik minder interessant. Als je een smoking heb gezien, ken je ze allemaal wel. Mode is nooit mijn ding geweest, al kan ik zo’n hoedje dat Oddjob in Goldfinger droeg wel waarderen. Door de tentoonstelling heen zijn veel fragmenten uit de films te zien, die goed de context van de verschillende props illustreren. Ook indrukwekkend vond ik de replica van gouden meisje Shirley Eaton uit Goldfinger. Net als in de film ligt ze dood op een bed, haar huid volledig gehuld in goud.
De leukste prop vond ik echter het koffertje uit Licence to Kill,wat nog altijd mijn favoriete Bond-film is. Linda heeft stiekem deze foto geschoten, want je mocht eigenlijk geen foto’s nemen of videodraaien. Kennelijk moet de wereld van 007 toch nog een beetje in geheim gehuld blijven.
Het Belgisch Stripcentrum in Brussel viert op 4 en 5 oktober zijn 25ste verjaardag en trakteert zijn bezoekers op een feestweekend. En het hele weekend gratis toegang voor iedereen die in 1989 geboren is.
Dat laatste ben ik niet, want in 1989 was ik reeds twaalf. Een jaar wat ik me goed kan herinneren. Het was voor mij een overgangsjaar: ik ging van de lagere naar de middelbare school. In oktober kwam Batman van Tim Burton uit, in de zomer License to Kill met Timothy Dalton, wat ik nog steeds een van de beste Bond-films ooit vind. De Berlijnse muur viel én op 3 oktober dat jaar deed het Belgisch Stripcentrum voor het eerst zijn deuren open.
In die 25 jaar heeft het BCS maar liefst 180 tijdelijke tentoonstellingen gehad. Ook is het Centrum een bewaarplaats voor originele werken en publicaties, een documentatiecentrum en een wetenschappelijk en pedagogisch centrum dat per jaar 200.000 bezoekers uit alle continenten ontvangt.
Ter gelegenheid van het jubileum stelt het BSC een bijzonder ludieke nieuwe Permanente Ruimte voor die gewijd is aanPeyo en zijn werk. Op een andere plek, het Auditorium dat Pieter De Poortere gedoopt werd, kunnen de bezoekers kennismaken met een nieuwe dimensie van het werk van de bedenker van Boerke. Tegelijkertijd neemt een nieuwe grote tijdelijke tentoonstelling haar plaats in op de gevelmezzanine. Beeldig Brusselis een boeiende wandeling doorheen de Brusselse wijken aan de hand van werk van stripauteurs die in de loop van de voorbije 25 jaar het Brussel van hun tijd hebben geïllustreerd. Meer dan 130 originele documenten, met daarnaast talrijke vergrotingen, maken het mogelijk te volgen hoe de auteurs zich in de loop der tijd meer zijn gaan interesseren voor de bewoners dan voor decors en monumenten. Van Frank Pé en Jean- Claude Servais tot Judith Van Istendael en de auteurs van Brussels in Shorts.
Toen ik nog kind was en geïnteresseerd in auto’s, was een spoiler een auto-onderdeel dat de grip en wegligging van het voertuig verbetert. Uiteraard bestaan die dingen nog steeds, maar tegenwoordig staat het woord spoiler toch vooral voor de waarschuwing die erop wijst dat belangrijke informatie over de plot van een verhaal onthuld gaat worden. Informatie die je liever niet weet en je lees/kijk/gameplezier zal verpesten. Maar goed, dat hoef ik trouwe Schokkend Nieuws-lezers niet uit te leggen.
We leven in het tijdperk van de spoilers. Wie de nieuwste aflevering van Sherlock later dan het uitzendtijdstip wil bekijken, kan tot dat moment maar beter zijn gezicht niet op Facebook, Tumblr of Twitter vertonen.
Ook als recensent heb ik te maken met het fenomeen spoiler. Toen ik vorig jaar de persvoorstelling van Skyfall bezocht, moest ik bij aanvang een contract tekenen waarin stond dat mijn recensie geen woord zou reppen over de dood van een belangrijk personage. Een belachelijke gang van zaken: een goede recensie geeft immers nooit de belangrijkste plotwendingen prijs. Het James Bond-contract is een mooi voorbeeld van hoe de publiciteitsafdelingen van filmmaatschappijen pogen media-uitingen te controleren. Werd eerst bij een persvoorstelling alleen je mobieltje ingenomen uit angst dat je de film integraal online zet. Nu teken je een overeenkomst waarin je plechtig belooft je beschouwing pas te publiceren op de dag dat de film uitkomt.
De angst voor spoilers is niet onzinnig. Vooraf teveel van de film weten verpest de ervaring en wekt verwachtingen die bijna altijd leiden tot teleurstelling. En als je bedenkt dat het huidige kijkvoer gedomineerd wordt door prequels, sequels en reboots is nog meer voorspelbaarheid wel het laatste wat je wilt.
Gek genoeg zijn de publiciteitsmedewerkers van de filmmaatschappijen zelf de grootste informatielekkers. Zij voeren de journalisten, magazineredacties en bloggers het ene minuscule ‘nieuws’ na het andere om aandacht voor hun product te genereren. Dat begint al een jaar of twee voordat de film uitkomt: castingnieuws, setfoto’s, potentiële plotbeschrijvingen, de aankondiging van een vervolg nog voordat er één shot van de film is gedraaid, etcetera. Veel bloggers en mediasites met een kleine en of luie redactie slikken dat alles voor zoete koek en serveren die koek vaak ongecorrigeerd op hun platforms ten einde de ingebeelde informatiehonger bij de bezoekers te stillen.
Het kan nog gekker: van tevoren aankondigen dat morgen de nieuwe trailer online komt. Aan de publicatie van de trailer voor Dawn of the Planet of the Apes ging zelfs een teaser van de trailer vooraf. Trailers zijn reclamespots voor films, nu wordt er dus reclame gemaakt voor reclame.
De spoiler als ultiem marketingmiddel doodt het laatste zuchtje kijkplezier.
Toen Martin Lodewijk zeventig werd, riep stripblad Eppo hem uit tot peetvader van de Nederlandse strip. Met zijn creaties Agent 327, Storm, January Jones en Johnny Goodbye en het begeleiden van nieuw striptalent heeft hij de strip verrijkt en een duidelijk stempel gedrukt. Enkele heruitgaves van oude Agent 327-albums moeten het wachten tot het twintigste deel, De Daddy Vinci Code, verzachten. Portret van een begenadigd verteller, die zichzelf ‘een beetje een bemoeial’ vindt.
Wie het riante appartement van Martin Lodewijk en zijn vrouw Ted in Rotterdam Zuid binnenstapt, wordt allereerst begroet door enkele zeefdrukken van Roy Lichtenstein. Een mooie ontvangst voor de stripliefhebber die zich verder kan vergapen aan originelen van Don Lawrence, Hergé, Dick Matena, Jan Kruis, Harold Foster, Robert Crumb en Marc Sleen die de muren sieren. Allen stripmakers die Lodewijk bewondert of waar hij mee heeft samengewerkt. In zijn werkkamer staat een aardige collectie strips, doch lang niet alles wat hij in bezit heeft. ‘Dit is maar een heel klein deel van wat ik heb. Hier staat wel het grootste gedeelte van wat ik belangrijk vind, zoals Mickey Mouse van Floyd Gottfredson, Terry and the Pirates, Dick Tracy. Grotendeels zijn dat de strips uit mijn jeugd, maar lang niet altijd,’ zegt Lodewijk die nog altijd stripliefhebber is. Met aanstekelijk enthousiasme spreekt hij over strips, zijn werk en de beeldverhalen van anderen: ‘Ik volg nog redelijk wat er uitkomt. Vroeger werden strips wel beter gemaakt, vind ik. Er is tegenwoordig maar bar weinig wat daaraan kan tippen. Een paar jaar geleden las ik een verhaal van de reeks Jerome K. Jerome Bloks van Dupuis. Dat verhaal vond ik een klein meesterwerk, maar de rest van die serie vond ik minder. Een aantal boeken van Joann Sfar vind ik heel erg mooi en goed; van sommige manga’s ben ik behoorlijk gecharmeerd.’
Ruimtevaart
Lodewijk is geboren op 30 april 1939 in een gezin van vier kinderen. Vader Piet was ambtenaar bij de gemeente Rotterdam, zijn moeder Joy Lynguris is van Griekse afkomst. De jonge Martin groeide op in het Rotterdam van na de oorlog. Hij kwam al snel in aanraking met Amerikaanse strips, verkocht door Amerikaanse zeelieden: Superman, Batman, Collier’s Planet Comics en Tarzan. Lodewijk: ‘Vanaf het moment dat ik strips las ben ik ze gaan tekenen. Eerst nog met een stukje krijt op straat, daarna op papier. Voor mijn tiende stuurde ik al materiaal op naar Tom Poes Weekblad, want gepubliceerd worden leek me het mooiste wat er is. In 1957 ben ik langsgegaan bij handelsuitgeverij ATH in Rotterdam die ook strips uitgaf. Ik heb ze mijn tekeningen laten zien en mocht voor ze aan de slag. Ik maakte cartoons, ondeugend bedoelde mopjes voor de Mascotte en Bolero. Dat waren blaadjes met pin-ups die toentertijd seksblaadjes genoemd werden. De directeur van de handelsdrukkerij was meneer Teeuwen, een Bul Super-achtige figuur. Een man met ideeën en visie: de dag na lancering van de Spoetnik stond hij bij mijn ouders voor de deur, ik woonde toen nog thuis, en nam hij me mee naar een duur restaurant in Zuid. Hij vroeg of ik iets van ruimtevaart wist. Natuurlijk wist ik dat: ik las al jaren sciencefiction. Toen heb ik tien boekjes gemaakt over ruimtevaart. Ik mocht maken wat ik wilde, zo lang het maar over ruimtevaart ging. Na tien afleveringen wilde hij verhalen over piraten hebben en heb ik daar zes boekjes over gemaakt. Dat was Arent Brandt, die later Captain Kidd werd genoemd. Ik schreef en tekende dus iedere maand een strip van 32 pagina’s. Daar heb ik een hoop van geleerd. Meestal zat ik tegen de deadline een paar nachten door te werken. In één boekje heb ik letterlijk een stukje slapend getekend. Ik was boven mijn tekening in slaapgevallen, maar had wel doorgetekend. Geen idee hoe, maar toen ik weer wakker werd zag ik dat figuurtje en dat heb ik er toen in laten staan, want dat vond ik toch wel bijzonder.’
Lodewijk staat op, haalt een doos vol met dat vroege werk uit zijn werkkamer en toont de betreffende pagina met daarin een bijna abstracte menselijke vorm in een verder semi-realistisch getekende strip. Verder zitten er strips in de doos met titels als De zure bom, Kidnappers in de ruimte, boekjes over detectiveduo Babel en Knetterton en delen uit de reeks Wereld der misdaad en gerechtigheid, detectiveverhalen waar Lodewijk de illustraties voor maakte. ‘Ik heb jaren moeten zoeken op stripbeurzen om mijn eigen werk weer terug te kopen. Ik ben weer compleet,’ vertelt de stripmaker.
Fröbelen
In 1959 maakte hij in opdracht van Het Parool de strip Frank, De Vliegende Hollander voor Scandinavische kranten. Daarna werkte Lodewijk vier jaar voor reclamebureau Publi Studio in Schiedam als ontwerper/illustrator. In wezen heeft hij zijn hele carrière het strip maken afgewisseld met reclamewerk. Bij Publi maakte Lodewijk van alles: verpakkingen voor Volendammer Shag, stroopwafels, reclameadvertenties voor wasmachines en folders voor kolen van De Coöperatie. Het uiteenlopende werk was een goed alternatief voor de kunstacademie waar de tekenaar al na een paar weken zijn gezicht niet meer liet zien. ‘Naderhand heb ik daar wel spijt van gehad, want toen ik de reclame in ging heb ik veel dingen zelf moeten uitvogelen. Dat heeft me ontzettend veel tijd en moeite gekost, terwijl ik dat in drie jaar op de academie had kunnen leren.’
Toch kijkt Lodewijk met plezier terug op die periode: ‘In mijn hoogtijdagen in de reclame kon je van alles doen: van olieverf tot en met etsen, bij wijze van spreken. Ik deed een illustratie hier en een illustratie daar en kon lekker rotzooien. Dat fröbelen mis ik wel. Tegenwoordig doe ik ruwweg altijd hetzelfde. Ik zit Agent 327 te tekenen of maak een illustratie in die stijl.’
IJzerbroot, Hendrik IJzerbroot
Gelukkig voor de stripliefhebber besloot Lodewijk in 1966 voor zichzelf te beginnen. Een studio had hij niet, maar Jan Kruis (van Jan, Jans en de Kinderen) bood een tafeltje in zijn studio aan. Kruis kreeg van stripblad Pep de opdracht om een parodie op James Bond te maken, maar had daar weinig zin in. ‘Jan had nog nooit een Bond-boek gelezen en die vond dat maar niks. Ik wel, dus ik had daar wel oren naar, dus gaf Jan de opdracht aan mij door. Bij de eerste korte verhaaltjes staat dan ook productie Jan Kruis. Na het eerste korte verhaaltje wilde Pep er een maand later nog eentje hebben. En toen nog eentje. Bijna vijftig jaar later maak ik ze nog.’
Echt veel inspiratie haalde Lodewijk niet uit de boeken van Ian Fleming en de Bond-films. IJzerbroot krijgt net als Bond wel eens een gadget en ook is er een rol weggelegd voor M. Net als haar evenknie Miss Moneypenny heeft juffrouw Betsy, de secretaresse van de geheime dienst, een oogje op Agent 327. Het nummer 327 is natuurlijk een duidelijke verwijzing naar de cijfercode waar de Britse geheim agent mee wordt aangeduid. Omdat Albert R. Broccoli, de toenmalige producent van de Bond-films, copyright had op alle cijfercombinaties die begonnen met een dubbele nul, moest Lodewijk hier improviseren en koos hij lukraak twee cijfers voor de zeven.
IJzerbroot zelf is in veel opzichten de antithese van Bond: mooie vrouwen doen hem blozen en hij is eerder een antiheld dan de heldhaftige macho die Bond is. ‘Ik zou niet weten waarom Agent 327 al die jaren al zo’n succes is,’ bekend zijn geestelijk vader. ‘Ik denk dat hij op een wat hulpeloze manier sympathiek is.’
Een aantrekkelijk element aan de strips rondom IJzerbroot zijn de toegankelijke humor en fantasievolle plots. In Dossier Nachtwacht worden de originele schilderijen van Hollandse meesters tot legpuzzel gemaakt zodat de vrouw van miljonair Poendrop iets te puzzelen heeft. In Het oor van Gogh wordt de kloon van Vincent van Gogh gedwongen nieuwe Van Goghs te schilderen, maar ontdekt de schilder dat hij liever strips maakt. ‘Ik denk overigens dat Van Gogh de kracht van het beeldverhaal zou hebben ingezien. Ik denk dat hij Kuifje bijzonder gevonden had,’ aldus Lodewijk. Hoe vergezocht de plots ook kunnen zijn Agent 327 weet de avonturen altijd tot een goed einde te brengen.
Overigens zijn Dossier Nachtwacht, Het oor van Gogh en De wet van Alles toch wel de favoriete albums van Lodewijk. ‘Toen ik Dossier Nachtwacht maakte, zat ik bijna iedere dag in Amsterdam voor mijn reclamewerk. Alles wat ik toen meemaakte zit er in: mijn bezoek aan het Rijksmuseum, het autootje dat ik reed, Stripwinkel Lambiek en natuurlijk mijn vrouw Ted.’ In het verhaal heeft Ted de rol van motormeisje. Cameo’s van bekende personen, stripfiguren en vrienden van Lodewijk komen veel voor. In het album De ogen van Wu Manchu zitten de Vlaamse striphelden Nero en Lambik. Lodewijk zelf duikt als Agent 010 op in het nieuwste verhaal De Daddy Vinci Code. Hij is heel toepasselijk de archivaris van de geheime dienst.
Lodewijk: ‘Aan Het oor van Gogh heb ik ook goede herinneringen overgehouden. Dat album leidde tot een expositie in het Van Gogh Museum. Dat had ik van tevoren niet kunnen dromen. Je liep het museum in, de trap af, en dan hingen linksaf de tekeningen van Van Gogh en rechts de tekeningen van Martin Lodewijk. Hallo hé!’
Olga Lawina
Olga Lawina, de boomhoge sidekick van IJzerbroot, is een belangrijke figuur geworden in het leven van Agent 327. Aanvankelijk bedacht de stripmaker haar voor een eenmalig optreden, maar Olga weigert het podium te verlaten. ‘Ze is op niemand gebaseerd, ik wilde gewoon eens een keer een heel grote vrouw in de strip hebben,’ legt Lodewijk uit. ‘Ik heb nog overwogen een Indiaanse van haar te maken, daar heb ik zelfs nog schetsjes van. Toch werd ze op de een of andere manier een Zwitserse geheim agente. Haar naam is natuurlijk wel gebaseerd op Olga Lowina, de jodelzangeres uit de jaren vijftig. Maar die naam gaf ik haar pas nadat ik haar getekend had.’
Olga kent een kleurrijk cv: ze werkte als worstelaar en als danseres, en begon bij het criminele netwerk de Drie van de Acht. Tegenwoordig heeft ze haar eigen bedrijf B.I.P.S. (Beautiful Important People Security) en staat haar morele kompas meer de goede kant op dankzij Agent 327.
Dat de vrouwen in Lodewijks strips vaak hun mannetje staan, is niet zo gek. ‘Vrouwen met karakter, capabele vrouwen die geen doetjes zijn. Dat type vrouw heeft mijn voorkeur, in de werkelijkheid en in fictie,’ zegt de stripmaker en zijn werk ondersteunt die uitspraak. Eind vorig jaar verscheen het ‘Making of Album’ De vrouwen van Agent 327, over de strip- en filmvrouwen die Lodewijk inspireerden. Ook staat zijn oma prominent in het album: ‘Een heel bijzondere vrouw. Ze bestierde in de periode voor de Eerste Wereldoorlog de linnenafdeling van hotel Semiramis in Cairo. Dat was heel bijzonder voor een Nederlandse vrouw in die tijd. In het album staat een foto van haar die in de huiskamer van mijn opa en oma hing. Ze zit op een kameel voor de piramide van Gizeh en de sfinx. In diezelfde tijd las ik in het weekblad Kuifje de verhalen van Blake en Mortimer over Het Geheim van de Grote Piramide. Fantastisch, dat kon je dus zomaar overkomen! Door die foto van mijn oma werd de wereld van Blake en Mortimer levensecht. Vanaf dat moment was alles mogelijk, besefte ik.’
Na een twintigtal korte verhalen begon Lodewijk Agents avonturen op albumlengte te maken. Die zijn in de afgelopen jaren heruitgegeven bij uitgeverij L, opnieuw gescand, geletterd en ingekleurd.
Eppo
Even terug naar de jaren zestig. Vanaf 1969 maakt Lodewijk de detectivestrip Johnny Goodbye met tekenaar Dino Attanasio. Samen met Daan Jippes maakte hij aan het begin van de jaren zeventig het vooralsnog enige avontuur van Bernard Voorzichtig. Niet lang daarna zou Lodewijk een belangrijke rol gaan spelen in de Nederlandse stripcultuur: ‘In 1975 zat er duidelijk een dalende lijn in de oplage van de stripbladen Sjors en Pep. Peter de Smet en ik werden gevraagd om daar eens over te filosoferen. Mijn filosofie was dat die twee bladen elkaar eigenlijk in de weg zaten. Als je ze samen zou voegen, dan zou je de lezers van beide bladen aan je binden. Dat nieuwe blad werd de Eppo. Samen met Frits van der Heijden was ik de redactie. Omdat Frits in vaste dienst was bij uitgeverij VNU, werd hij de hoofdredacteur. Ik was vliegende keep/artdirector. We wilden vooral Nederlandse strips van Nederlandse tekenaars in het blad hebben en nieuwe strips introduceren. Dat betekende dat we een heleboel ideeën moesten leveren. Ik heb het idee voor Steven Severijn geleverd en Roel Dijkstra. Soms verzon ik alleen de naam van een personage, soms het hele verhaal.’
Storm
Een van de creaties waar Lodewijk indertijd mee op de proppen kwam, was sciencefictionstrip Storm die geschilderd werd door de Britse tekenaar Don Lawrence (1928-2003). Storm is een astronaut die begin 21ste eeuw een reis maakt naar de Rode Vlek van Jupiter. Daar aangekomen wordt hij meegesleurd naar de aarde van de toekomst waar de mensheid weer terug op het niveau van barbaren is. Hij ontdekt dat in zijn eigen tijd de menselijke beschaving instortte door een neutronenramp. De Aarde blijkt al jaren gecontroleerd te worden door de buitenaardse Azuriërs, die Storm samen met zijn nieuwe vriendin Roodhaar zal bestrijden.
Lodewijk: ‘Don Lawrence wilde we heel graag hebben voor Eppo, maar we vonden Trigië niet leuk. Nog steeds vind ik dat een verschrikkelijk strip. Ik ben toen naar Engeland gegaan en heb daar een paar nachten met Don zitten filosoferen. Daar kwam Storm uit voort. De exacte inspiratiebron weet ik niet meer, dat waren vooral sciencefictionverhalen.’
Lodewijk bedacht de opzet van de Diepe wereld en schreef de eerste acht pagina’s.
‘We zijn op zoek gegaan naar een schrijver, want ik had al genoeg op mijn bord: ik schreef Johnny Goodbye en maakte Agent al, daarnaast tekende ik reclames en speelde ik gitaar in de band Chickenfeed. Saul Dunn was als sciencefictionschrijver up and coming. Hij heeft het hele verhaal af geschreven, maar dat werd een ramp, want alles wat we hadden opgezet om er tien jaar mee voort te kunnen, brak hij in het eerste verhaal af. Mijn idee is dat als je dertig jaar met een strip voort kunt, het pas een echte strip is. Maar bij het eerste verhaal van Dunn was het allemaal al afgelopen. Verschrikkelijk! ‘ vertelt de tekenaar. Uit nood schreef Lodewijk Storms tweede avontuur, De laatste vechter (1979). Dick Matena nam een aantal albums voor zijn rekening, gevolgd door Kelvin Gosnell en Lawrence zelf. De reeks liep echter niet zo goed, wat misschien komt doordat de verhalen onderling niet echt samenhangen. Daarom nam Lodewijk zelf de pen ter hand en begon aan de Kronieken van Pandarve-cyclus. Hierin worden Storm en Roodhaar naar het multiversum Pandarve gestraald, waar ze nieuwe vijanden krijgen zoals Marduk, de theocraat van Pandarve. Gelukkig maken ze ook nieuwe vrienden zoals Nomad, een prins die is weggelopen van zijn ouderlijk huis. Sindsdien is het trio onafscheidelijk.
‘De samenwerking met Don verliep uitstekend. Ik heb daar heel erg heimwee naar,’ vertelt Lodewijk. ‘Heel lang heb ik zijn pagina’s niet eens geschreven maar doorgebeld. Dan zaten we twee uur met elkaar aan de lijn. We maakten dan natuurlijk ook geintjes en praatten over The Goon Show, de radioserie uit de jaren vijftig, waar we allebei gek op waren. Ik heb altijd Engelse humor gevolgd, Engelse strips en illustratoren, dus we hadden veel om over te praten. We konden goed met elkaar opschieten. Voor Don schreef ik soms pagina’s sfeerbeeld en andere aantekeningen voordat ik aan de daadwerkelijke tekst toekwam. Ik wees hem dan bijvoorbeeld op schilderijen, films, om sfeer aan te geven en om hem te inspireren.’
Storyboards
Opmerkelijk genoeg schreef of besprak Lodewijk slechts de paar pagina’s die voor de komende aflevering in Eppo nodig waren. Nog steeds werkt Lodewijk zo, of het nu gaat om verhalen die hij voor anderen schrijft of ze zelf tekent.
‘Zelf weet ik vaak ook niet welke kant het verhaal opgaat,’ zegt de scenarist. ‘Dat doe ik denk ik om het voor mezelf ook spannend te houden. Tijdens het tekenen hou ik wel een schema bij van 44 vakjes, waarbij ieder vakje voor een pagina staat. Als ik een pagina heb getekend, streep ik het betreffende vakje door zodat ik weet hoeveel ruimte er nog over is voor het gevecht of de climax aan het einde. Soms kom ik ook wel in moeilijkheden door die werkwijze. In Dossier Zevenslaper was ik halverwege in de stress omdat ik niet meer wist wat ik moest doen. Dat heb ik toen ook in het album gezet: je ziet me piekeren aan de tekentafel. Toch, als ik vastloop zit er op de een of andere manier altijd wel iets in het voorgaande dat ik geschreven heb waarmee ik het plotprobleem kan oplossen.’
Lodewijk heeft ook de gewoonte om zijn scripts niet te schrijven maar in storyboard-vorm te gieten. De tekenaars met wie hij samenwerkt zijn daar niet altijd van gecharmeerd: ‘Dino Attanasio gaf ik eens zo’n gekrabbelde pagina. Hij keek er naar en trok een zuur mondje en zei: “Tja, ik zit nog maar twintig jaar in het vak, hè.” Hij voelde zich een beetje gepikeerd. Daar schrok ik van, dus vanaf dat moment schreef ik de scripts voor Attanasio en Lawrence. Naderhand heb ik met tekenaars gewerkt die minder ervaring hadden. Toen ik met January Jones begon, was Eric Heuvel nog een beginnende tekenaar, dus waren de verhoudingen anders. Dat vind ik eigenlijk prettiger. Voor De Rode Ridder, die ik sinds 2004 schrijf, maak ik soms heel uitgebreide schetsen. Tekenaar Claus Scholz vindt het wel makkelijk.’ Scholz en Lodewijk werken vanaf De Grot van de Beer (RR 207) samen aan de reeks.
Voor strips die in het verleden zijn gesitueerd, zoals de avonturen van vliegenier January Jones die in het interbellum spelen en de middeleeuwse wereld van De Rode Ridder, moet enigszins geresearcht worden. Dat doet Lodewijk met plezier; zijn scripts zitten vaak boordevol feitelijkheden en verwijzingen naar de actualiteit. Soms heeft men daar wel commentaar op. ‘En niet onterecht,’ geeft de stripmaker toe. ‘Daar ga ik wel eens te ver in. Maar ja, bijna alles interesseert me. Over vrijwel alles heb ik boeken staan en tegenwoordig bewaar ik internetpagina’s. Ik heb hele externe harddisks vol staan met materiaal. Ik heb er lol in om dat in mijn verhalen te verwerken.’
Handschrift
Ondanks zijn prestaties op het stripvlak komt Lodewijk bescheiden over. Gevraagd naar waar volgens hem de kracht zit in zijn grafische werk antwoordt de tekenaar:
‘Ik ben ervan overtuigd dat alles in mijn strips goed acteert: mijn tekeningen, mijn lijnvoering, etc. Ik denk dat dit mijn kracht is. Ik ben geen knappe technicus, ik ben redelijk in mijn lay-outs, ook al is dat ook niet de bovenste plank, maar ik vertel op een duidelijke manier een verhaal aan het publiek. Dat heb je wel of niet.’
Dat Lodewijk een eigen stijl van vertellen heeft blijkt uit de volgende anekdote. Toen Claus Scholz en niet Lodewijk een keer het scenario voor de Rode Ridder had geschreven, viel dat inkleurder Vittorio Leonardo van Studio Leonardo meteen op: ‘Vittorio is van oorsprong Italiaans en woont in Wallonië. Hij spreekt Italiaans en Frans, maar slechts een paar woorden Nederlands. Als hij de pagina’s van de Rode Ridder krijgt om deze in te kleuren, vertaalt hij de tekst via Google translate zodat hij weet waar het over gaat. Of een scène bijvoorbeeld overdag of ’s nachts speelt, en of iemand een rood pak draagt. Leonardo wist niet dat Claus dit keer het scenario zelf had geschreven. Een jaar later sprak ik hem eens over De spiegeldemon (RR 221) en vroeg hij: “Ik vond dat zo vreemd, was er iets met je aan de hand toen je dat verhaal schreef?’. Ik vroeg wat hij bedoelde. “Nou,” zei Vittorio, “we zaten die strip in te kleuren en ik denk, het is net of Martin dit niet geschreven heeft.” Hij leest de strips niet maar zag aan de manier van vertellen, aan de pagina-indeling en aan de cameravoering, dat ik het niet geschreven had. Dat vond ik heel sterk.’
Overigens is het wel vaker voorgekomen dat Scholz naast de tekeningen ook het scenario van De Rode Ridder pent. Dat heeft alles te maken met tegenslag in de privé-sfeer van Lodewijk: ‘Eerst overleed mijn broer aan kanker, daarna werd mijn vrouw ernstig ziek. Met haar is het gelukkig goed afgelopen, maar daardoor ben je wel even met andere dingen bezig. Daarna had ik er moeite mee de draad weer op te pakken.’ Behalve De Rode Ridder leed het nieuwste avontuur van Agent 327 hier ook onder. Hoewel de voorpublicatie van De Daddy Vinci Code in 2009 van start ging in de Eppo, het stripblad is zelf ook weer terug sinds dat jaar, is dit verhaal nog steeds niet voltooid. De voorpublicatie werd gestaakt, de publicatiedatum is uitgesteld.
Eerder werd de tekenaar al geplaagd door artroseachtige klachten. Na jaren alleen reclamewerk gemaakt te hebben, hervatte Lodewijk in 2000 de avonturen van IJzerbroot als krantenstrip in het Algemeen Dagblad. Al snel werd de tekenaar geplaagd door heftige pijnen. ‘Ik maakte een halve pagina per dag en kreeg opeens een vreselijke pijn aan mijn handen en armen. Ik heb dat verhaal uiteindelijk af kunnen maken op pijnstillers. Dat heeft me wel een klap gegeven, waardoor ik even ben ingestort. Ik was bang dat ik in de toekomst helemaal niet meer kon tekenen. Daarom ben ik toen scenario’s voor De Rode Ridder gaan schrijven. Gelukkig verdwenen de klachten later vrijwel, alleen voel ik het nu nog wel eens als ik gitaar speel,’ zegt Lodewijk.
Milton Caniff
Lodewijk kan terugkijken op een rijke stripcarrière die al meer dan vijftig jaar bestrijkt. In 1978 kreeg hij al de Stripschapprijs voor zijn gehele oeuvre en in 2011 werd hij Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Toen Lodewijk zeventig werd, riep de toenmalige redactie van Eppo hem uit tot de nieuwe peetvader van de Nederlandse strip, een titel die na de Tweede Wereldoorlog aan Marten Toonder was toebedeeld. ‘Ik ben een beetje een bemoeial, laat ik het zo zeggen. Ik vind het leuk om dingen te entameren. Ik heb me met een heleboel mensen bemoeid en geef mijn mening graag. Ach, als je dat peetvader wil noemen,’ zegt Lodewijk.
Overigens is het als het aan de tekenaar ligt, nog lang niet gedaan: ‘Ik vermaak me nog steeds met het strip maken en was van plan dat nog heel lang vol te houden. Ik wil zeker nog een stuk tien of twintig avonturen van Agent 327 maken! Ik wil ontzettend graag nog een aantal albums van January Jones schrijven en een fiks aantal Rode Ridders. Heel graag zou ik ooit nog een spin-off van Storm zelf schilderen. Daar loop ik nu al jaren over te piekeren. Ik heb het recht bedongen om iets te doen met Nomad en Renter Ka Rauw (een meester in allerlei buitengewone vechttechnieken, bekend van het album van het album De doder van Eriban). Met Storm zelf kan ik niets want Rob van Bavel heeft daar de rechten van tegenwoordig.’
In zijn niet-verminderde enthousiasme voor zijn vak doet hij denken aan stripmaker Milton Caniff, beroemd van Terry and the Pirates en een van de grootmeesters van de realistische strip. In 1987 was Lodewijk met een vriend in New York en bezocht hij Caniff: ‘Een oud, gebogen mannetje van 82 deed open. Zijn broekrand kwam tot net onder zijn oksels, je kent het wel. Ik schrok ervan dat hij zo oud was, ik kende alleen oude foto’s van hem. Toen hij echter aan zijn tekentafel ging zitten was het net alsof er dertig jaar van hem afviel. Ongelooflijk! Die man zat gewoon te genieten. Ik heb gelukkig een vak van dat je heel lang kunt uitoefenen, mits je een beetje gezond blijft.’
Dit interview is gepubliceerd in Stripgids #36 (2013).