Tag: Jan Kruis
In het nieuwe VPRO-televisieprogramma Beeldverhaal reist de kijker met stripmaker Jean-Marc van Tol door de stripwereld.
‘België is de bakermat van het beeldverhaal. Striptekenaars als Hergé, Franquin en Willy Vandersteen, bepaalden ooit de contouren van de strip,’ vertelt presentator Jean-Marc van Tol aan het begin van de aflevering ‘Suske en Wiske’. Samen met stripjournalist Toon Horsten loopt hij langs verschillende stripmuren in Brussel en Antwerpen waar men op een willekeurige straathoek een afbeelding van Lucky Luke, Guust Flater of Blake en Mortimer kan aantreffen. Strips zijn in België vanzelfsprekender dan in Nederland. Wellicht dat het nieuwe VPRO-televisieprogramma Beeldverhaal het Nederlands publiek meer stripminded zal maken.
Acht weken lang neemt stripmaker Jean-Marc van Tol de kijker mee op reis door de wereld van het beeldverhaal. ‘Het programma is geen Teleac-cursus, eerder een roadmovie. We willen de kijker meer te weten laten komen over strips en enthousiasmeren,’ legt eindredacteur en initiator Pieter Klok uit. De makers richten zich op volwassenen. ‘Het medium behelst meer dan alleen de Donald Duck. Er zijn natuurlijk heel veel strips voor kinderen, maar er zijn ook geweldige verhalen voor volwassenen. En soms wordt het bijna kunst, misschien is het zelfs wel kunst.’
Springplank
Gert Jan Pos, recent afgezwaaid als stripintendant van het Fonds BKVB, adviseerde en schreef de basisscenario’s waar het televisieteam op voortborduurde. Pos stelde voor per aflevering een specifiek thema te behandelen aan de hand van een strip of stripfiguur. Zo is psychiater Sigmund uit de Volkskrant de springplank om dieper te duiken in de krantenstrip en de vraag wat humor nu eigenlijk is.
In de eerste aflevering is Jan, Jans en de kinderen, de populaire strip die sinds 1970 in de Libelle verschijnt, de aanleiding om de autobiografische strip te onderzoeken. Geestelijk vader Jan Kruis vertelt hoe hij zijn eigen gezinssituatie indertijd als inspiratiebron gebruikte voor zijn strip over de fictieve familie Tromp. Ook praat Van Tol met de jongere generatie autobiografen. Die voeren zichzelf op als stripfiguur en maken verhalen over hun dagelijks leven. Van Tol vraagt aan hen hoe eerlijk je kunt zijn als je beeldverhalen over je eigen leven maakt. Wat laten de stripmakers wel en niet zien?
Tekstballonnen
‘We pretenderen niet dat het programma volledig is en alles behandelt,’ zegt Klok. ‘We hebben onderwerpen gekozen die we gaaf vonden. Iedereen kent bijvoorbeeld Kuifje, maar lang niet iedereen weet dat dit ook het eerste moderne stripverhaal in Europa was. Dat wilden we graag vertellen. Daarom gaat er een aflevering over Kuifje en geestelijk vader Hergé.’
‘Hergé is de eerste in Europa die tekstballonnen gebruikte,’ vult Pos aan. ‘Het is bijzonder dat die er in het eerste Kuifje-album uit 1930 al in staan, terwijl Marten Toonder in 1950 de tekstballon nog afdeed als belachelijk en onnodig. Dankzij Toonder is de ontwikkeling in Nederland achtergebleven.’
Drie jaar geleden stapte Pieter Klok van productiehuis Human Factor stripwinkel De Noorman in Arnhem binnen om zijn verzameling Heinz-strips compleet te maken. ‘Ik keek eens rond naar alle stripboeken die daar lagen en besefte dat ik maar weinig strips kende. Welke zijn er allemaal en hoe is het in Nederland eigenlijk gesteld met de strip? Ik besloot me in de scene te verdiepen. Aangezien ik televisiemaker ben, vond ik dat daar een programma over moest komen.’
Stripmaker onder de stripmakers
De presentator moest de spil van het programma worden. Via een tip van beroepsgrappenmaker Owen Schumacher kwam Klok bij Jean-Marc van Tol terecht. Van Tol is de tekenaar en medebedenker van de populaire strip Fokke & Sukke. Daarnaast zet hij zich al jaren in om ervoor te zorgen dat het beeldverhaal meer aandacht krijgt. ‘Televisie is hét medium om een groot publiek te bereiken. Dat is goed, want heel veel mensen weten niet wat voor gave strips er in Nederland gemaakt worden,’ zegt Van Tol. ‘We zijn in de stripwereld lang bezig geweest met zeggen dat strips interessant zijn. Dat moet je niet zeggen maar laten zien, dan kan men zelf bepalen of het interessant voor ze is of niet. Ik wilde een goed programma maken waardoor de toeschouwer wellicht denkt: in plaats van een normaal boek koop ik eens zo’n gek stripboek. Wie weet spreekt het mij aan.’
Van Tols jongensachtige enthousiasme werkt aanstekelijk. In de aflevering ‘Suske en Wiske’ spreekt hij vol bewondering met Willy Linthout die met Jaren van de Olifant een persoonlijke strip maakte over de dood van zijn zoon. In de aflevering over superhelden hoort hij met verbazing aan dat Action comics #1 waar het eerste optreden van Superman in staat, tegenwoordig voor meer dan een miljoen dollar onder de hamer gaat.
Veertien keer over
Een groot voordeel van Van Tol is dat hij zelf strips maakt en weet waar hij het over heeft. ‘Dat vonden veel stripmakers die we interviewden een verademing,’ zegt Klok.
Dat Van Tol geen raspresentator is, hebben de programmamakers ook gemerkt. Hij had vaak moeite met de voorgeborduurde tekstjes. Aangezien Klok per se niet op een voice-over wilde terugvallen om de boel aan elkaar te praten, improviseerde Van Tol ter plekke vaak de presentatieteksten. ‘In de België-aflevering loop ik richting de Vandersteen studio en vertel ik daar wat over. Dat hebben we geloof ik wel veertien keer overgedaan. Soms stond ik met mijn hoofd tegen een boom aan te beuken omdat ik weer Fokste en Sukste of iets dergelijks had gezegd.’
In dezelfde aflevering onderbreekt Van Tol plotseling een interview met de schrijver en tekenaar van Suske en Wiske als hij hoort dat de kleinzoon van Vandersteen in de andere kamer aan het werk is om die even te begroeten. Klok: ‘Die spontane acties werkten vaak heel goed maar daardoor zitten we in de montage soms flink te zuchten om het allemaal goed te knippen.’
Lost in translation
Van april tot en met oktober trok Van Tol erop uit met Klok, cameraman/regisseur Martijn Tervoort en geluidsman Peter van den Berg, naar Amerika, Japan, België en Nederland om stripmakers te interviewen. De beste herinneringen houdt hij over aan Japan, waar de aflevering over manga is gedraaid. ‘Dat was net Lost in Translation,’ vertelt de stripmaker. ‘We spraken daar via een tolk: Edwin, een 25-jarige student Japans uit Nederland. Als vraagsteller ging ik heel raar Engels spreken, je denkt dat die Japanners het dan wel een klein beetje begrijpen. Maar ze begrijpen helemaal niets en jij begrijpt helemaal niets van het Japanse antwoord. Edwin was een zeer serieuze, ietwat bedeesde jongen. Bij onze eerste ontmoeting interviewde ik meteen Haruko Kashiwagi. Zij maakt erotische strips! Uiteindelijk kwam Edwin toch nog los. Op onze laatste dag hebben we een karaokebar bezocht en met zijn vijven op de nummer 1-hit van dat moment de polonaise gedaan.’
Onbereikbaar
Lang niet iedereen die op het verlanglijstje stond zit in het programma. Het lukte niet om Robert Crumb, boegbeeld van de Amerikaanse undergroundstrip, te interviewen. Ook bleef Stan Lee onbereikbaar. Schrijver Lee bedacht in de jaren zestig superhelden als Spider-Man, The Fantastic Four en de Hulk en ontketende daarmee een revolutie in het genre: hij maakte de superhelden meer menselijk. ‘Het lukte uiteindelijk niet om hem te spreken,’ vertelt Klok, ‘maar daar hebben we een mooie oplossing voor bedacht. Hij gaf een signeersessie op de Comic Con in San Diego. Je ziet Lee op de achtergrond terwijl Jean-Marc hem aanwijst: “Kijk daar is Stan Lee!” Die onbereikbaarheid maakt hem eigenlijk alleen maar groter.’
Striptelevisie
Televisie en strips: het is een lastig huwelijk. Strips dienen vaak als basismateriaal voor tekenfilmseries, maar programma’s waarin serieus over het medium gesproken wordt zijn als spelden in een hooiberg moeilijk te vinden. Een hele generatie groeide op met Wordt vervolgd van Han Peekel dat van 1983 tot 1997 op de buis was. Van Tol: ‘In het begin was Wordt vervolgd een serieus programma over strips. Ik heb echt goede interviews gezien met stripmakers. Het programma ging een beetje aan zijn eigen succes ten onder. Han Peekel had in de gaten dat die imitaties van Donald Duck het goed deden en toen kreeg je wedstrijden en dat soort dingen. Ik denk dat dit mede verantwoordelijk was voor het beeld dat strips alleen voor kinderen zijn.’
Tot nu toe was er weinig ruimte voor de strip op televisie. In de afgelopen jaren ging er soms een Avro Close-up over het beeldverhaal. Arnon Grunberg interviewde voor VPRO’s R.A.M. eens enkele bekende Amerikaanse stripmakers, waaronder legende Will Eisner. Maar daar is Van Tol niet erg over te spreken: ‘Ik vond het zo erg dat hij er zo weinig verstand van had, maar wel met zoveel pretentie vragen stelde. Met plaatsvervangende schaamte heb ik dat bekeken. Ik hoop dat uit het Beeldverhaal blijkt dat ik het werk boeiend vind en dat je dan als kijker voelt dat strips interessant zijn.’
Pos vult aan: ‘De volgende stap zou zijn dat strips ook behandeld worden in een boekenprogramma. In The New York Times wordt gewoon de nieuwe Batman besproken als graphic novel. Zo ver zijn we nog niet.’
Beeldverhaal wordt uitgezonden vanaf zaterdag 29 oktober, 23.05 uur op Ned2.
De leader van het programma:
Alle uitzendingen op een rij
29 oktober, aflevering 1: Jan, Jans en de kinderen
Centraal staat de autobiografische strip. Sommige striptekenaars gebruiken hun eigen leven als inspiratiebron, maar hoe ver gaan ze daarin en hoe eerlijk moet je zijn?
Gesprekken met onder meer Jan Kruis (Jan, Jans en de kinderen), Barbara Stok en Gerrit de Jager (De familie Doorzon).
5 november, aflevering 2: Superman
Waarom is de Amerikaanse superheldenstrip zo populair in de VS en wat maakt de superheld zo typisch Amerikaans? Aan het woord komen onder andere Chris Claremont (scenarist van X-men), David Finch (tekenaar/scenarist van Batman: The Dark Knight) en stripverzamelaar/BBC-presentator Jonathan Ross.
12 november, aflevering 3: Olivier B. Bommel
Een aflevering over de Nederlandse strip met de focus op de Bommel-strip. Wat maakt deze zou bijzonder en wat is de invloed van Marten Toonder op de Nederlandse strip? Tekenaar Dick Matena, verzamelaar Hans Matla en Pieter Steinz, chef boeken NRC, leggen het uit.
19 november, aflevering 4: Kuifje
Over welke rol de strip Kuifje heeft gespeeld bij het ontstaan van de moderne Europese strip en welke invloed geestelijk vader Hergé op het beeldverhaal heeft gehad. Jean-Marc van Tol praat onder andere met Joost Swarte (tekenaar en Kuifje-kenner) en Henk Kuijpers, tekenaar van Franka.
26 november, aflevering 5: Astroboy
Manga is de Japanse stijl van strips maken. Wat maakt deze strip zo typisch Japans en hoe komt het dat manga in Japan zo enorm populair is?
Met Japanse stripmakers Yoshihiro Tatsumi en Haruko Kashiwagi.
3 december, aflevering 6: Mr. Natural
De undergroundstrip is een alternatieve stroming die in Amerika ontstond en in Nederland navolging kreeg. Maar bestaat underground nog wel?
Van Tol in gesprek met de Amerikaanse undergroundtekenaar Jerry Moriarty, Peter Pontiac en Evert Geradts, tekenaar en oprichter van het stripblad Tante Leny presenteert.
10 december, aflevering 7: Suske & Wiske
België is een belangrijk stripland vanwege strips als Suske en Wiske, maar ook woont er een belangrijke nieuwe generatie stripmakers. Van Tol spreekt onder andere met stripjournalist Toon Horsten, veelbelovend talent Brecht Evens en Luc Morjaeu en Peter van Gucht, de tekenaar en scenarist van Suske en Wiske.
17 december, aflevering 8: Sigmund
Over krantenstrips en tekenaars die elke dag grappig moeten zijn. Maar wat is dat dan, humor? Onder meer Peter de Wit, geestelijk vader en tekenaar van Sigmund, Mark Retera van Dirkjan en Ronald Giphart praten daarover met Jean-Marc.
Hier alvast een voorproefje:
Dit artikel is in VPRO Gids #44 gepubliceerd.
Pontiac krijgt ‘De Marten’
Gisteren schreef ik al dat Peter Pontiac dit jaar de Marten Toonderprijs, die ik graag ‘De Marten’ noem, krijgt. Ik schreef hierover ook een bericht voor Het Parool en sprak Pontiac daarvoor kort over de telefoon. Zoals beloofd hier het stuk dat vandaag in de krant verscheen.
Striptekenaar Peter Pontiac krijgt de Marten Toonderprijs 2011, tegenwoordig de belangrijkste Nederlandse oeuvreprijs voor stripmakers.
De Marten Toonderprijs van het Fonds BKVB is een oeuvreprijs die wordt uitgereikt aan een stripmaker die een bijzondere bijdrage heeft geleverd aan het beeldverhaal. De jury noemt Pontiacs werk vernieuwend: ‘Hij heeft een combinatie van schrijver- en kunstenaarschap toegevoegd aan de Nederlandse strip.’
‘Ik was stomverbaasd dat ik hem kreeg,’ zegt Pontiac. ‘Sommige mensen vinden misschien dat ik voor een stripprijs relatief weinig strips heb gemaakt. Volgend jaar komen er twee overzichtsboeken uit, eentje met het beste tekenwerk en eentje met alle strippagina’s. Dat zijn er toch wel 300. Maar goed, op veertig jaar tekenen is dat niet zo veel.’
De autodidactische tekenaar Pontiac (1951) publiceerde aan het begin van zijn internationale carrière in Nederlandse, Spaanse en Amerikaanse undergroundbladen. Later illustreerde hij voor Oor, NRC Handelsblad en het AD. Muziek, rock-‘n-roll, is altijd een belangrijk thema gebleven in zijn illustraties, strips en albumcovers. Pontiac maakte ook autobiografisch getinte strips over zijn drugsgebruik. Zijn belangrijkste wapenfeit is echter Kraut (2000), een graphic novel over zijn vader die tijdens WOII oorlogsverslaggever was voor de SS. De jury noemt dit de beste Nederlandse graphic novel.
‘Ik sta nog steeds vierkant achter Kraut en wilde het boek al jaren maken,’ vertelt Pontiac. ‘Ik heb ermee gewacht tot mijn moeder niet meer leefde, ze had het verhaal niet getrokken.’
Op dit moment is Pontiac bezig met een grote prent over de Belgische zanger Guido Belcanto. Ook wil hij al jaren een boek over de dood maken, maar betaald opdrachtwerk houdt hem hiervan af.
Bij de Marten Toonderprijs – vernoemd naar de beroemde stripmaker van onder meer Olivier B. Bommel en Tom Poes – hoort een overzichtstentoonstelling en een geldbedrag van €25.000. Een welkome aanvulling op het stripmakersalaris. ‘Ik heb nog nooit zoveel geld gehad,’ zegt Pontiac. ‘Schraalhans is hier keukenmeester dus het is ontzettend fijn om nu eens een financieel buffertje te hebben.’
9 september krijgt Pontiac de prijs op het nieuwe Stripfestival Breda. Vorig jaar werd ‘de Marten’ voor het eerst aan Jan Kruis gegeven.
Beeldverhaal: Nieuw tv-programma over strips
In oktober komt er een nieuw stripprogramma op de buis, toepasselijk Beeldverhaal genoemd. Jean-Marc van Tol doet de presentatie.
De 8-delige tv-serie zal thematische afleveringen bevatten. ‘We nemen een stripfiguur als uitgangspunt,’ legt Gert Jan Pos uit. De stripintendant bij het Fonds BKVB schreef de scenario’s van de serie. ‘Superman is het uitgangspunt in de aflevering over Amerikaanse superhelden. We beantwoorden ook de vraag waarom helden in Amerika kunnen vliegen en in Europa niet. De aflevering over autobiografische strip begint bij Jan, Jans en de Kinderen, want Jan Kruis nam in het begin zijn vader als model voor het personage Jan Tromp. Later is de stripmaker daar zelf het model voor geworden. We vragen Kruis waarom hij nooit een strip over zichzelf heeft gemaakt en aan stripmakers als Barbara Stok en Maaike Hartjes waarom ze dat hebben gedaan. Een uitzending gaat dus niet alleen over het poppetje maar ook over de grens van het realisme. Er zit altijd weer een verhaal onder.’
Uiteraard mag de heer Bommel niet in de reeks ontbreken. ‘De aflevering over Ollie B. Bommel zal gaan over de Nederlandse strip en fabeldieren in de strip. We beginnen bij Reinaert de Vos en eindigen bij Tom Poes,’ vertelt Pos. Verder zullen manga en de undergroundstrip aan bod komen.
De presentatie is in handen van Jean-Marc van Tol, die met Pos en Pieter Klok de redactie van het programma vormt.
Nieuws over het nieuwe programma is al ‘uitgelekt’ op het web: Van de week meldde Maaike Hartjes op haar blog dat ze samen met Floor de Goede is geïnterviewd over haar autobiografische strips voor het programma. Ook de site van Human Factor TV, dat het programma produceert, maakt er kort melding van. Michiel van de Pol maakte zelfs een stripje over zijn ervaringen met de filmploeg.
De eerste aflevering wordt 29 oktober om 23.05 bij de VPRO uitgezonden op Ned2. Afleveringen duren ongeveer 30 minuten.
Dit artikel is maandag 28 maart in Het Parool gepubliceerd.
De Stripdagen van het Stripschap werden afgelopen weekend in Gorinchem gehouden. Het is interessant om te zien hoe de media de stripbeurs behandelen. De beeldvorming blijkt het clichébeeld van eenzame stripverzamelaars niet tegen te spreken.
RTV Rijnmond maakte een ‘sfeerimpressie’ van de stripdagen. Deze blik op de beursvloer bevestigt vooral het beeld dat veel mensen van een stripbeurs hebben: vrijgezelle mannen op leeftijd die een krabbel bij hun favoriete tekenaar komen scoren of door karntonnendozen bladeren op zoek naar een kleinood om de verzameling te completeren. Verder zijn er weinig vrouwen te zien en blijft de interviewer vooral hangen bij oudgedienden als Jan Kruis en Martin Lodewijk.
Een fan van Storm is erg in zijn nopjes met de pin-up van Roodhaar die Romano Molenaar voor hem heeft getekend. ‘Ik kom alleen op de beurs voor de tekeningen.’
Het beeld dat de reportage geeft is duidelijk. We zien eenzame verzamelaars en geilaards die zich verlustigen sexy stripfiguurtjes. Overigens staan er in het shot van de Roodhaar-fan ook enkele vrouwen op de achtergrond. Maar hen wordt niets gevraagd. Het erkennen van hun aanwezigheid zou het clichébeeld maar aantasten. Stel je voor.
De reportage van journalist Geert-Willem Overdijkink duurt maar liefst 8 minuten. Neem er een kopje koffie bij om de ogen open te kunnen houden.
Het kan natuurlijk nog gekker. Pownews was ook op de Stripdagen en, zoals het een actualiteiten programma betaamt, schetsen zij een genuanceerd beeld van de beurs, ontdaan van enige vooringenomenheid. Niet dus. Zoals we van GeenStijl gewend zijn tonen ze een karikatuur van de Stripdagen.
Pownews zocht de grootste dwaallichten op de beursvloer uit en plakte hun wereldvreemde uitspraken achter elkaar. Er komt ook nog een heuse stripmaker aan het woord, namelijk Jean-Marc van Tol. Die ken ik als een welbespraakt professional, maar Pownews wist het interview met hem tot een verdraaid en onsamenhangend geheel te maken.
De reportage begint op 6.34 en eindigt rond 7.30.
.
(Mocht de video niet werken, check hem dan hier.)
Betere antireclame voor de Stripdagen en stripbeurzen in Nederland heb ik nog niet gezien. Al is het wel zodat clichés niet voor niets clichés zijn.
Het aanbod van Nederlandse striptijdschriften werd recent verrijkt met Por Dios en Kwynk. Maar de gouden tijden van de stripbladen lagen in de jaren zeventig en tachtig. De distributie is een probleem voor de kleine bladen. Lezen we de strips in de toekomst alleen nog maar digitaal?
Recent werd het aanbod van Nederlandse stripbladen verrijkt met Por Dios en Kwynk. Beide stripbladen bestaan grotendeels uit oude strips die digitaal zijn opgepoetst, maar daar houdt de vergelijking dan ook wel mee op. Por Dios bevat ieder nummer een heel album, van bijvoorbeeld bekende striphelden als Storm, Agent 327 of Franka, aangevuld met korte verhalen van andere striphelden. Kwynk daarentegen bevat voornamelijk korte en vervolgverhalen van stripmakers als Jan Kruis, Gerard Leever, Jan van der Voo en Patty Klein. De strips zijn bedoeld voor kinderen vanaf een jaar of zeven.
‘De gedachte achter Kwynk is om oude strips op te peppen en leesbaar te maken voor de jeugd van nu,’ vertelt initiatiefnemer John Croezen. ‘Een paar jaar geleden waren we er al mee bezig, maar door de crisis trok de uitgever de stekker eruit. Zomer vorig jaar werd ik benaderd door uitgeverij Marken uit Limburg en die wilde een digitale kiosk opzetten met daarin alleen digitale bladen en ook stripbladen. We hebben het concept uit de kast gehaald en dat is de Kwynk geworden.’
Een kwestie van distributie
Bijzonder aan Kwynk is dat het blad alleen digitaal verkrijgbaar is op de iPad, of te downloaden als PDF. ‘Digitaal betekent geen drukkosten en geen problemen met de distributie,’ zegt Croezen. ‘Je kunt stellen dat in Nederland de distributie van strips allerbelabberdst is. Ik heb een album over Pipo de Clown uitgegeven maar dat kreeg ik met geen mogelijkheid in de winkel. Ik heb echt alles geprobeerd, distributeurs gebeld en grote winkelketens, maar die vonden dat strips te weinig omzet genereren om er ruimte voor te maken in het schap. Tenzij je de Donald Duck of Suske en Wiske bent, kom je er gewoon niet tussen.’
Tonio van Vugt, hoofdredacteur en uitgever van het striptijdschrift Zone 5300 beaamt dat: ‘Distributie is altijd een probleem geweest. We brengen de Zone nu vooralsnog zelf in de winkels. Er is geen distributeur voor kleine striptijdschriften in Nederland.’
Hoogopgeleide liefhebbers
Zone 5300 – tijdschrift voor strips, cultuur en curiosa – bevat naast strips ook artikelen over film, muziek en boeken. ‘Geen enkele kunstvorm staat immers op zich en aangezien we strips als kunstvorm beschouwen, vind ik de relatie tot andere media relevant,’ aldus Van Vugt. Met een oplage van 2500, waarvan er duizend naar abonnees worden gestuurd, is Zone 5300 vooral een blad voor de hoogopgeleide liefhebber tussen de 20 en 40. ‘Er zitten veel schrijvers, illustratoren en muzikanten in ons lezersbestand. We willen dingen brengen die nog niet bekend zijn bij een groot publiek. Tekenaars als Erik Kriek, Gummbah en Maaike Hartjes hebben bijvoorbeeld hun doorbraak bij de Zone gehad,’ zegt Van Vugt. Het blad kan vooral voortbestaan omdat de redactie bestaat uit een groep vrijwillige professionals.
Por Dios is geïnitieerd door Rob van Bavel, die in 2009 ook met de nieuwe versie van het oude vertrouwde blad Eppo op de proppen kwam. Eppo bevat voornamelijk vervolgverhalen van mainstream strips en richt zich op de nostalgische veertiger die als kind het blad ook las. Het stripblad verscheen oorspronkelijk van 1975 tot halverwege de jaren tachtig. Na talloze naamswijzigingen en samenstellingen verdween het in 1999 van de markt. De oplage van de tweewekelijkse Eppo ligt rond de 18.000. Het blad heeft 8.000 abonnees.
Komt Eppo, waar veel werk van Nederlandse makers in staat, uit de kosten? ‘Dat is heel lastig om te zeggen omdat Eppo ook weer uit allerlei takken bestaat. Je hebt het blad, de albums van de uitgeverij en ons eigen verkoopkanaal,’ zegt Van Bavel. ‘Op een gegeven moment maak je bijvoorbeeld verlies met het blad maar winst via de nevenactiviteiten. Ik heb vorig jaar een paar stripalbums uitgebracht om te zien wat dat in de markt doet. Ik denk dat ik eind van dit jaar daar meer over kan zeggen.’ Volgens Van Bavel is het belangrijk voor de Nederlandse strip dat er in Eppo strips voorgepubliceerd worden. Stripmakers kunnen niet leven van de albumverkoop dus voorpublicaties zijn een belangrijke inkomstenbron.
Vrolijke weekbladen in de kiosk
Van Por Dios worden er iedere maand 30.000 exemplaren gedrukt en verspreid onder 3500 verkooppunten. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Zone 5300, zijn de bladen van Van Bavel wel in de schappen van de kiosk te vinden. Net als de Donald Duck. Het vrolijke weekblad is met een oplage van 310.000 immers nog steeds marktleider.
‘Donald Duck is het allergrootste stripblad van Nederland, geen andere titel komt zelfs in de buurt,’ aldus Fiona Cordes, senior brandmanager ‘Kids’ voor Sanoma, dat onder meer meidenblad Tina, Cars en Nickelodeon Magazine op de markt brengt. Sanoma heeft het alleenrecht op Disney in Nederland en geeft enkele bladen uit met Disneystrips en -karakters.
‘De totale markt voor kindertijdschriften stijgt, er zit alleen een daling in de preschool-markt,’ aldus Cordes. De markt voor jeugdstripbladen wordt grotendeels gekenmerkt door bladen die zijn opgehangen aan een serie, thema of tv-zender. Bijvoorbeeld Disney XD en Ben 10 Magazine, gelieerd aan Cartoon Network. De jeugdbladen bevatten naast strips vaak ook puzzels, games- en gadgetnieuws en geïllustreerde verhalen en zijn gericht op specifieke doelgroepen.
Duckstad Twitter
Hoewel de Donald Duck primair bedoeld is voor kinderen tussen 7 en 12, is het ook een blad voor het gehele gezin en worden de avonturen uit Duckstad ook gelezen door mannen tussen de 20 en 49. Om de doelgroep te bereiken, zet Sanoma ook nieuwe media in. ‘Duckstad Twitter is een groot succes; meer dan 10.000 followers en dat groeit nog iedere dag. In november vorig jaar werd de eerste Donald Duck Ei-phone app gelanceerd. Ook zal Donald Duck op de iPad niet lang op zich laten wachten,’ aldus Cordes. Zone 5300 houdt het voorlopig op een volwaardige website naast de papieren versie, waar geregeld artikelen, recensies en strips op gepubliceerd worden.
Digitaal uitgeven is een groeiende markt, erkent Croezen. ‘Het mooie is dat digitale nummers van Kwynk altijd te koop blijven. En er komen steeds meer online kiosken bij, waar we Kwynk ook kunnen aanbieden. Het blad loopt nu nog niet storm. Dit komt deels omdat we ons nog niet veel met promotie hebben beziggehouden, maar we verwachten dat er binnenkort een stijgende lijn in zit.’
Oud-papier
Croezen denkt zelfs dat we over tien jaar geen strips meer op papier zullen lezen: ‘Dan is er ook geen krant meer te koop op straat. Kijk maar naar vinylplaten, dat is alleen nog maar handel voor DJ’s en nostalgische lui. Met papier zal het net zo gaan. Kranten zitten nu al in problemen en gaan steeds meer online. Ik vind het ontzettend knap van Rob van Bavel dat hij Eppo nog in de winkel krijgt, maar ik vraag me af hoe lang dat nog gaat duren.’
Van Bavel: ‘Daar kan hij best gelijk in hebben. Ik denk dat de Eppo-doelgroep, mannen in de veertig, een verbintenis hebben met papier en graag strips op papier blijven lezen. Maar die groep wordt steeds kleiner en als het kostentechnisch niet meer haalbaar is, zal het stoppen.’
Van Vugt is optimistischer: ‘Papier zal zeker afnemen, maar dat geldt vooral voor tijdschriften en kranten die toch na een paar dagen in de kattenbak verdwijnen. Maar nichetijdschriften als Zone 5300 en Eisner (gericht op literaire beeldverhalen, red.) wil je gewoon op papier lezen. Dat zijn collector’s items, geen wegwerpartikelen.’ Bij Sanoma zien ze nieuwe media als een middel om nieuwe doelgroepen aan te boren en de positie van de mannendoelgroep te versterken, maar papier zal niet verdwijnen. ‘Over 10 jaar valt nog altijd wekelijks het vrolijkste weekblad van Nederland op de deurmat!,’ aldus Fiona Cordes.
Tijdschriftenbak
Behalve bovengenoemde titels bevat de tijdschriftenbak nog andere stripbladen. Een selectieve greep:
Geïnteresseerde striplezers halen hun informatie onder andere uit Zozolala en Stripschrift. De liefhebber van pulpstrips en het werk van Fred de Heij leest het eigenzinnige blad Pulpman. Bekend maar vooral nieuw talent is te vinden in het onregelmatig verschijnende De Lijn. Eisner, vernoemd naar de beroemde stripmaker Will Eisner, bevat beeldverhalen met een literaire inslag.
Dit artikel is woensdag 2 maart in Het Parool gepubliceerd.
Tussen de 5500 bezoekers op Manuscripta moest je zondag goed kijken om een stripmaker te ontwaren. De opening van het boekenseizoen is toch vooral een feestje voor auteurs van boeken zonder plaatjes. Al was er wel wat aandacht voor het beeldverhaal.
Barbara Stok presenteerde haar nieuwe boek, Jan Kruis werd op het podium geïnterviewd over zijn tweede album over Woutertje Pieterse. Uitgeverij de Harmonie pakte uit met enkele prima acties. Tekenaar Gummbah deed iets met net niet verschenen boeken. Buiten bij de gashouder stond een EHBO-tent waar bezoekers een quiz konden doen bij dr. Van Swieten en dr. Bernard, gespeeld door twee jonge studenten waarvan er eentje in ieder geval een arts in opleiding is. De twee jonge mannen in witte jassen trokken een publiek dat voornamelijk uit vrouwen en meisjes bestond. Dat kan geen toeval zijn geweest. Na het beantwoorden van enkele vragen mochten de bezoeksters van de EHBO-tent teksten verzinnen bij een strookje van de strip S1ngle, waar de handzame dokter Van Swieten en plastisch chirurg dokter Bernard een bijrol spelen. Hun escapades zijn recent gebundeld in een boekje met de illustere titel: Handjes thuis, dokter Van Swieten!
De twee stripmakers van S1ngle, Kolk en De Wit waren ook aanwezig op Manuscripta. Ik sprak Kolk in de middag voor het Parool over zijn nieuwe stripproject Van Istanbul naar Bagdad. Kolk gebruikt voor dit album artikelen van Arnon Grunberg. Het album komt in november uit bij uitgeverij Podium. Daarover later meer op dit blog. ’s Middags bracht Kolk de strip, waar hij nu nog hard voor aan het tekenen is, onder de aandacht door op een podium in de Gashouder live te tekenen. Gelegenheidspresentator en illustrator Kees de Boer nodigde leden van het publiek uit om op het podium een krabbel op het papier te zetten. Hanco maakte er dan een mooie tekening van. Kijk maar hoe soepel de stripmaker van de meest vreemde kronkels iets wist te maken:
Autobiografisch strippen: Leuk en herkenbaar
Nederlandse stripmakers zijn eregast op het FICOMIC stripfestival in Barcelona. De autobiografie is in beide striplanden een belangrijk genre.
Nederland is dit jaar eregast op stripfestival FICOMIC in Barcelona dat deze week van 6 tot en met 9 mei plaatsvindt. Op de Nederlandse stand staat het thema autobiografie centraal, in de expositie zijn vier Nederlandse en vier Spaanse tekenaars aan elkaar gekoppeld op basis van overeenkomsten. Peter Pontiac en Miguel Gallardo zijn bijvoorbeeld generatiegenoten en hebben een achtergrond in de undergroundscène. Voor de expositie tekende de ene stripmaker een portret van de ander. Pontiacs grafische roman Kraut (2000) gaat over zijn vader die lid was van de SS. In de jaren zeventig maakte Pontiac al autobiografisch getinte strips over zijn drugsverslaving. Die verschenen in het striptijdschrift Gummi, waar ook Rudolf Kahls verstripte jeugdherinneringen aan naoorlogs Duitsland werden gepubliceerd.
Vanzelfsprekend
Logisch dat in Barcelona voor de autobiografie is gekozen, want het is een belangrijk genre binnen de Nederlandse en Spaanse stripcultuur. Gert Jan Pos, stripintendant van het Fonds BKVB en de drijvende kracht achter de Nederlandse aanwezigheid op FICOMIC, beaamt dat: ‘De autobiografie is zó belangrijk geworden dat je niet eens meer hoeft uit te leggen dat je een strip over jezelf maakt. Jan Kruis maakte in 1970 Jan Jans en de kinderen, waarvoor hij zijn eigen gezin als uitgangspunt nam. Toen was het nog niet evident dat je een strip over jezelf maakte, laat staan dat dit interessant zou zijn voor anderen. Dat is inmiddels helemaal veranderd.’
Pos ziet een verband met de maatschappelijke trend waarin mensen zichzelf blootgeven: ‘De Nederlandse strip volgt de trend van zelf het middelpunt van alle aandacht willen zijn. Er is geen enkele gêne meer. Miljoenen Nederlanders maken nu ook hyves-pagina’s en blogs waardoor je alles over ze weet.’
De Grote Drie
De Nederlandse stripwereld kent een grote verscheidenheid aan autobiografische stripmakers. Gerard Leever maakt sinds 1980 zijn Gleevers Dagboek, Marq van Broekhoven haalt in Marq Denkt jeugdherinneringen op en vertelt wat hem bezighoudt en Floor de Goede trakteert zijn lezer dagelijks op een persoonlijk stripje op zijn site DoYouKnowFlo.nl.
In de jaren negentig begonnen Maaike Hartjes, Gerrie Hondius en Barbara Stok – de Grote Drie wat vrouwenstrips in Nederland betreft – met het maken van eigenzinnige autobiografische strips.
Stok, die een eenvoudige en herkenbare tekenstijl hanteert, won vorig jaar de Stripschapprijs voor haar oeuvre. Als twintiger kwam ze in aanraking met het werk van de godfather van de Amerikaanse undergroundstrips Robert Crumb. De undergroundscène uit de jaren zestig en zeventig en Crumbs autobiografische werk in het bijzonder zijn een belangrijke invloed op Nederlandse stripmakers. ‘Crumb maakte strips voor een volwassen publiek met volwassen thema’s en maatschappijkritiek. Zijn verhalen gaan over echte mensen en dat sprak me erg aan,’ zegt Stok.
Het tekenwerk van Crumbs vrouw Aline, dat kwalitatief minder indrukwekkend is, legde voor Stok de lat wat lager: ‘Zelfs bij zo’n tekenstijl kunnen de verhalen erg goed zijn. Ik vind dat ik leuk teken maar ik ben geen tekenvirtuoos.’ Als hobby ging ze strips maken over de dingen die ze had meegemaakt. Inmiddels zijn we vijf stripalbums verder. In persoonlijke verhalen geeft Stok met humor en relativering haar visie op de wereld: ‘De rode draad in mijn werk is dat ik opzoek ben naar wat ik belangrijk vind in het leven. Ik probeer anders aan te kijken tegen vaststaande waarden.’
Herkenbaarheid verklaart volgens Stok de populariteit van de autobiografie: ‘Het genre lijkt wellicht narcistisch, maar de verhalen gaan vaak ergens over. Ze gaan over herkenbare situaties, ze zijn vaak grappig en ook filosofisch.’ De Goede voegt hier nog aan toe dat het van belang is dat mensen weten dat de verhalen autobiografisch zijn en dat de strippersonages werkelijk bestaan. ‘Hoe langer je de strip leest hoe beter je de personages denkt te kennen. Dan wil je ze blijven volgen.’
Zwaar op de hand
Pos merkt een belangrijk verschil op tussen de Nederlandse autobiografen en hun Spaanse spiegelbeelden: ‘Ik wil niet te veel generaliseren maar Spanjaarden kunnen best wel zwaar op de hand zijn. Het zijn serieuze mensen. Maatschappelijke thema’s zijn populair in Spanje. Gallardo maakte bijvoorbeeld een strip over zijn autistische dochter. Hier is het over het algemeen iets lichter en trivialer.’
Floor de Goede is zo’n autobiograaf die het luchtig houdt. ‘Het moet wel een beetje grappig blijven,’ zegt Flo. ‘Soms wil ik er wel een beetje drama in verwerken, maar ik vind humor wel belangrijk. Zo moeilijk heb ik het helemaal niet, dus waarom zou ik er een drama van maken?’ Flo’s verhalen zijn een constructie en zijn niet altijd letterlijk gebeurd zoals ze verteld worden: ‘Waarheid is nu eenmaal erg saai.’ Toch zijn ze wel eerlijk. ‘Soms heb ik de neiging om een filosofische gedachte erin te stoppen, maar dat slaat dan eigenlijk nergens op, want zo filosofisch ben ik nou ook weer niet.’
Floor de Goede en Barbara Stok zijn twee van de in totaal vijftig stripmakers die naar Barcelona gaan. Hun ervaringen lezen we later vast terug in stripvorm.
Dit artikel is ook gepubliceerd in Het Parool van donderdag 6 mei.
Journalistiek is koekjes van eigen deeg bakken
Soms maak ik als journalist vreemde dingen mee. Zo sprak ik laatst met Jan Kruis vlak voordat hij de Marten Toonderprijs uitgereikt zou krijgen. Nu spreek ik wel vaker stripmakers, dus daar was op zich niets opmerkelijks aan. Al was het een goed gesprek en waardeer ik het feit dat Kruis zo vlak voor de ceremonie tijd voor me vrijmaakte.
Nee, het vreemde voorval vond plaats na het gesprek. Ik deed net mijn audiorecordertje uitgezet toen er een jongeman naar me toe kwam die vanaf de zijlijn al had toegekeken tijdens het interview. Hij had een ouderwetse cassetterecorder bij zich. Misschien werkte hij voor de locale radio. Zonder blozen of schroom (en zonder zich voor te stellen) vroeg hij of hij de audio van mijn interview mocht gebruiken.
‘Wat zeg je?’ vroeg ik hem in ongeloof. Vroeg hij daadwerkelijk of hij mijn materiaal mocht gebruiken?
‘Ja, want ik krijg geen gesprek met hem. Ik kom er niet tussen, dus kan ik toch wel jouw interview gebruiken?’
Verdomd, had ik het toch goed verstaan.
‘Wat denk je zelf?’ vroeg ik terug en vervolgde met: ‘Natuurlijk ga ik niet mijn met moeite verzamelde informatie afstaan. Ik ben een professioneel journalist. Als je een interview wilt met Jan Kruis dan ga je dat zelf maar regelen.’
‘Nou, dat vind ik flauw!’ zei de jongen en droop af.
Het was flauw geweest als hij had gevraagd of hij een pen van me mocht lenen en ik deze niet had afgestaan terwijl ik er altijd meerdere bij me heb. Het is niet flauw om nee als antwoord te krijgen als je vraagt of je een deel van iemands werk mag jatten.
Het wordt een ander verhaal als mijn stuk online staat en een quote uit het interview wordt geciteerd of geparafraseerd – met bronvermelding en een linkje naar het betreffende item. Dan valt het onder citaatrecht. Maar ik sta nooit en te nimmer mijn ruwe materiaal af.
Dat is andere koek. En koekjes bakt men maar van eigen deeg.
Investeren
In sommige situaties moet je als journalist je eigen boontjes kunnen doppen. Persconferenties, interviews, het najagen van nieuws – dat soort dingen. Dat is je werk. Punt.
Jezelf specialiseren in een specifiek onderwerp of medium kost tijd en moeite. Je moet je inlezen, contacten leggen, je hoofd laten zien op verschillende gelegenheden. Dat betaalt zich later uit in kansen om mensen te spreken of informatie aangereikt te krijgen. Maar daar moet je dus zelf voor investeren.
Je krijgt het niet aangereikt.
(Freelance) journalist zijn is een baan, geen hobby.
Veel bekende koppen uit de Nederlandse stripwereld waren vrijdag 26 februari aanwezig in de der Aa-Kerk te Groningen om stripmaker Jan Kruis te eren. Kruis kreeg daar de eerste Marten Toonderprijs uitgereikt voor zijn gehele oeuvre.
De Marten Toonderprijs, vernoemd naar de in 2005 overleden stripgrootheid, is een nieuwe oeuvreprijs van het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst (BKVB), speciaal in het leven geroepen om een Nederlandse stripmaker te eren die een bijzondere bijdrage heeft geleverd aan de stripcultuur. De jury, bestaande uit cartoonist Peter van Straaten, Henk Kraima, directeur van de stichting CPNB en Meta Knol, directeur van Museum de Lakenhal te Leiden, was van mening dat Kruis ‘een onvervreemdbare bijdrage heeft geleverd aan het Nederlands Cultureel erfgoed. Iedereen kent immers de Rode Kater. De onderwerpen die Jan Kruis in Jan, Jans en de kinderen aansneed, waren eveneens heel Nederlands. Jan Kruis hield Nederland een spiegel voor.’
De Marten bestaat uit een bedrag van 25.000 euro en uit een speciaal album waarin zo’n tachtig striptekenaars en scenaristen een hommage brengen aan Kruis en zijn creaties.
De stripmaker is natuurlijk het meest bekend van de familiestrip Jan Jans en de Kinderen. Daarnaast maakt hij ook andere beeldverhalen, tekende hij als freelancer reclamewerk en schildert hij verdienstelijk portretten. Kruis legde enkele bekende Nederlanders vast op het canvas zoals Mies Bouman, Simon Carmiggelt, Peter van Straaten, de Oranjes, maar ook het gezin Kruis, dat tevens model stond voor de strip over de familie Tromp.
‘Ik wilde wat anders gaan doen.’
Vlak voor de officiële uitreiking sprak ik met de laureaat. Kruis liet weten dat hij niet had verwacht dat hij de eerste winnaar van de Marten Toonderprijs zou zijn. ‘Ik was erbij toen Plasterk bekendmaakte dat de prijs er zou komen, maar ik had geen idee dat de eer mij te beurt zou vallen. In een moment van hoogmoed laat je dat misschien in je gedachten voorbijgaan, iedereen mag immers dromen.’
Kruis tekende de avonturen van de familie Tromp vanaf 1970 voor de Libelle en stopte in 1999 met de wekelijkse strip. Een team van stripmakers van Studio Jan Kruis maakt de familiestrip tegenwoordig. Mist Kruis zijn creaties niet?
‘Jawel, maar ik heb ook een hoop ander werk. Daarnaast heb ik nog Jan Jan-strips gemaakt voor de Leprastichting, en daarvoor enkele leuke, lange reizen gemaakt. Daarna ben ik met Woutertje Pieterse begonnen. In september komt daar het tweede deel van uit. En dat vind ik ook weer een hele gebeurtenis.’ Kruis deed twee jaar over het tweede Pieterse-album, een bewerking van Multatuli’s klassieker.
Was op een gegeven moment de koek ook een beetje op met Jan Jans?
‘Nou dat heb ik al vanaf het begin gedacht. Maar op een gegeven moment ging Joop Wiggers (de uitgever van Jan Jans en de Kinderen, red.) met pensioen en de techniek begon te veranderen. Ik was inmiddels ook al 65 en wilde nog wel eens wat anders gaan doen.’ Kruis ging onder andere weer verder met portretschilderen. ‘In het maken van portretten heb ik altijd erg veel schik gehad. Ik ben Woutertje aan het voltooien en deze uitreiking moet even achter de rug. Dan ga ik mijn bureau opruimen en eens even nadenken wat ik dan weer ga doen. Ik wil nog wat portretten gaan maken en zo.’
Ben je tevreden met wat Studio Jan Kruis met je geesteskinderen gedaan heeft?
‘Ik zeg altijd dat ik er afscheid van genomen heb, ze zijn als het ware geëmigreerd en met de Marten Toonderprijs stonden ze na tien jaar weer bij me op stoep. Na zo’n tijd verandert iedereen een beetje en zij ook. Toch was het weer een plezierig weerzien.’
Het theater van Jan Kruis
Het programma vrijdagmiddag in de der Aa-Kerk bestond uit een introductie van de burgemeester van Groningen die eigenlijk geen strips leest behalve die van Jan Kruis natuurlijk (ja,ja) en een toespraak van Lex ter Braak, directeur van het Fonds BKVB die nog eens benadrukte dat het hier niet om een staatsprijs ging, maar dat de prijs voor stripmakers past in het rijtje van oeuvreprijzen voor beeldende kunst, vormgeving en architectuur. De middag werd op geluisterd met een optreden van Els Kruis en haar koor Tourdion en een vertoning van de korte film van John Croezen over Jan Kruis.
Na de officiële plechtigheden begaven de genodigden zich naar het Stripmuseum om de nieuwe tentoonstelling die Frans Le Roux over het oeuvre van Jan Kruis samenstelde, te openen. De tentoonstelling ‘Het Theater van Jan Kruis’ is te zien tot 5 september.
Volgens het scenario had Ronald Plasterk de prijs aan Kruis moeten overhandigen, maar die is minister af sinds de zoveelste val van een Kabinet Balkenende vorige week. ‘Hij heeft me vanochtend nog gebeld,’ vertelde stripintendant Gert Jan Pos, ‘en hij zei dat hij Jan Kruis een geweldige winnaar vond. Hij zei dat prijzen een winnaar eren maar dat sommige winnaars een prijs eren. En dat laatste is bij Jan Kruis het geval.’
Het belang van de Marten Toonderprijs
Stripmaker Jean-Marc van Tol was zeer in zijn nopjes met de uitreiking van de eerste Marten Toonderprijs : ‘Op een bepaalde manier is het een droom die uitkomt voor mij. Ik heb de prijs een paar jaar geleden al bedacht, en die droom is nu dus de waarheid geworden. Ik ben er heel blij mee. Ook dat we op zo’n locatie als deze er met deze prijs wat meer status aan de strip wordt geven.’
Het is ook niet niks, zo’n oeuvreprijs voor een Nederlandse stripmaker. Natuurlijk kent Nederland sinds 1974 de Stripschapprijs, maar die bestaat voornamelijk uit een warme handdruk en een eervolle vermelding. De Marten moet het stripmakervak meer prestige geven. Dat het een serieuze prijs is moet onder andere blijken uit het bedrag van 25.000 euro dat erbij hoort. ‘Dat geeft die prijs toch meer lading,’ zegt Pos. ‘Als je in Frankrijk de Prix Concours wint, dan krijg je maar een klein bedrag, maar met die prijs wordt je boek meteen een besteller. Met heel veel prijzen is dat niet het geval. Als er dan een flink bedrag bij hoort, wordt dat toch op de een of andere manier serieuzer genomen.’
Pos voegde toe dat Kruis een goede eerste winnaar is voor de Marten Toonderprijs. ‘Iedereen weet nu dat die prijs bestaat. En hij is aan een echte stripmaker gegeven. Een tekenaar van een traditionele strip.’
Plannen voor stimuleringsprijs
Zo’n oeuvreprijs roept de vraag op of er ook niet een prijs moeten komen om jong talent te stimuleren. Van Tol zat daar ook aan te denken: ‘Het probleem is natuurlijk dat de Stripschapprijs ook een oeuvreprijs is. Dan krijg je het verwijt dat de winnaars van die prijs bijna op volgorde de Marten Toonderprijs gaan winnen. Uiteraard vind ik dat mensen die aan het einde van hun carrière zitten zo’n geldbedrag verdienen, maar eigenlijk zouden we een prijs met een hoog geldbedrag ook moeten geven aan een jong talent dat het beste boek heeft gemaakt. Misschien kan dat ook wel.’
Wellicht hoeven we niet lang op zo’n aanmoedigingsprijs te wachten: ‘Daar zijn we wel mee bezig,’ zegt Pos. Maar meer wilde hij daar nog niet over zeggen.
Dit artikel is ook op de site van de Zone 5300 gepubliceerd. De foto’s zijn gemaakt door Natasja van Loon. (Behalve die van de exposite, die heb ik zelf gemaakt.)
Lees ook:
Maandag 11 januari werd in Paradiso te Amsterdam bekend gemaakt dat Franka tot de Grootste Stripheld van Nederland is verkozen door de lezers van stripblad Eppo. Geestelijk vader Henk Kuijpers nam de prijs van collega Jan Kruis in ontvangst.
Vanaf begin december kon men op de site van Eppo stemmen op een van de vijftig voorgeselecteerde striphelden van Nederlandse origine. Uiteindelijk was volgens de lezers van de Eppo niet Eric de Noorman, noch Sigmund of heer Bommel de grootste stripheld, maar Franka. Storm stond op een tweede plek, gevolgd door Agent 327. Kuijpers reageerde enthousiast op zijn prijs: “Ik ben er ontzettend blij mee. Het is een echte prijs van een echt blad. Vele duizenden lezers hebben op mij gestemd en daar ben ik trots op.” Kuijpers benadrukte het belang van een stripblad als Eppo nog even: “Door de ontwikkeling in de krantenwereld werd het steeds moeilijker voor het grote klassieke avonturenverhaal in feuilletonvorm geplaatst te krijgen. Daar is de Eppo voor opgericht.” Kuijpers tekent zijn heldin alweer sinds 1974: Franka was een van de hoofdpersonen in het verhaal Het misdaadmuseum en stond al snel alleen in de spotlight. Voorlopig is Kuijper nog niet over haar uit verteld: “Ik heb nog veel te veel verhalen. De lol van dit werk is dat je al je hobby’s in één vak kan persen. Als je iets wilt doen met oude auto’s, schepen of exotische landen, dan moeten andere mensen dat in hun vrije tijd doen. Ik kan zeggen dat ik aan het werk ben. En al doende bedenk je steeds verhalen.” Het kost Kuijpers een week om één pagina te tekenen, maar hij doet dan ook alles zelf: hij schrijft de verhalen, tekent en inkt ze en maakt een opzet voor de inkleuring. “Ik kan dus hooguit vijftig pagina’s per jaar maken. Dat betekent dat er altijd meer verhalen zijn dan ik er kan tekenen.” Daarnaast is hij samen met zijn vrouw ook uitgever van zijn werk. Wat is de laatste keer dat Franka jou verrast heeft?
“In het vorige verhaal heb ik besloten om haar ouders, een ouderlijk huis, en dat soort dingen te geven. Toen bleek dat ik er weer heel veel van mezelf in kon stoppen. De identificatie met Franka is niet een-op-een, maar ik wilde haar toch een soort huis geven waar ik zelf vroeger in woonde als kind. Op de een of andere manier is er toch een soort binding met haar.” Een kwestie van de grootste
Die middag in Paradiso werd tevens het tweede jaar van Eppo stripblad ingeluid. Eppo verschijnt tweewekelijks en is uitgebreid van 36 naar 48 pagina’s. Cabaretier Howard Komproe presenteerde die middag zonder zijn leeuwenpak van de ING, al was aan zijn manier van presenteren duidelijk te merken dat hij vooral op een jeugdig publiek had gerekend in plaats van volwassen stripmakers waaruit het publiek voornamelijk bestond. Aan het begin van de middag verklaarden de mannen van stripcollectief Lamelos dat hun personage poephoofd de Grootste stripheld van Nederland moest zijn, maar dat was puur gebaseerd op de lengte van zijn geslacht. Kaasheld moest het op dat vlak afleggen aan zijn Lamelos-broertje. Na de uitreiking kwam Jeroen Funke nog even het podium op om Kuijper de maat te nemen. Toen bleek hij ook volgens de Lamelos-criteria toch echt de Grootste Stripheld van Nederland te zijn. Dit bericht verscheen ook op het Zone Stripblog.
Lees ook: Eppo, Eisner en Pulpman.
Jan Kruis wint eerste Marten Toonderprijs
Striptekenaar Jan Kruis, creator van Jan, Jans en de kinderen, krijgt als eerste de Marten Toonderprijs.
Jan Kruis (Rotterdam, 1933) tekende van 1970 tot 1998 vrijwel wekelijks de strip Jan, Jans en de kinderen voor het damesweekblad Libelle. In 2007 verscheen een stripbewerking door Kruis van Multatuli’s Woutertje Pieterse.
De Marten Toonderprijs is een jaarlijkse oeuvreprijs voor de Nederlandse stripmaker die een bijzondere bijdrage heeft geleverd aan de stripcultuur. Aan de prijs is een bedrag van 25.000 euro verbonden. Minister Plasterk van Cultuur zal Kruis de prijs overhandigen in het Stripmuseum in Groningen, aan het begin van het boekenseizoen in 2010. De prijs is ingesteld door stripintendant Gert Jan Pos van het Fonds BKVB.
De oeuvreprijs is vernoemd naar Marten Toonder, de in 2005 overleden stripmaker die zijn stempel op de Nederlandse stripwereld drukte met onvergetelijke figuren als Tom Poes en Olivier B. Bommel. Ook verrijkte Toonder de Nederlandse taal met termen als ‘denkraam’, ‘grootgrutter’ en ‘zielknijper’.