Zaterdag 21 januari was er een mega signeersessie in boekhandel Scheltema vanwege de Stripmaand. Ook Windig & De Jong, de mannen van de grappig strip Heinz, waren aanwezig. We zien ze in de video aan het werk. Evenals Peter Koch van Zoociety.
Oplettende kijkers hebben wellicht Jean-Marc van Tol ook links in beeld zien zitten. Marissa Delbressine was er ook, maar die was iets lastiger te bereiken met de camera. Bovendien was het licht bij haar niet zo goed, waardoor de lens problemen gehad zou hebben als ik haar tekening goed in beeld wilde brengen.
Marissa tekende natuurlijk haar stripfiguur Ward, maar toen een van de aanwezige kinderen vroeg of ze ook Star Wars-figuren wilde tekenen, volgden er snel meer. Ze zat dus een tijdje alleen nog maar Star Wars te tekenen. Met zichtbaar plezier overigens.
Op Vers voor de Pers tekende Jean-Marc van Tol een cartoon van Fokke en Sukke. Het publiek mocht het onderwerp aandragen: een berichtje uit het nieuws natuurlijk, over Potvissen.
Ook vertelt Van Tol over zijn samenwerking met Mark Retera: vanaf nu zijn Fokke & Sukke en Dirkjan samen in schoolagenda’s en op andere schoolspullen te vinden. Hij was sowieso op Vers voor de Pers om Fokke & Sukke aan het examen te promoten: een bundel met de beste examengrappen die in maart zal verschijnen. Dit was het enige stripitem op Vers voor de Pers dit jaar, een beurs georganiseerd door het CPNB waar uitgeverijen hun nieuwe plannen presenteren aan de media. Het was een beetje karige bedoening. Er viel er voor mij als journalist sowieso al niet veel te halen.
Wie zaterdag 16 januari boekwinkel Scheltema bezocht, had een grote kans Peter de Wit, Wasco en Jean-Marc van Tol te ontmoeten. De stripmakers waren daar aanwezig om respectievelijk te tekenen of een lezing te geven. Het is namelijk Stripmaand in Scheltema.
Er zijn dus aardig wat lezingen en signeersessies gepland met stripmakers. Sigmunds pop-up store is ook tijdelijk gehuisvest aan het Rokin, evenals Wasco’s atelier. Je zult hem dus geregeld zien tekenen in januari. Een mooie gelegenheid om een praatje te maken en een boek te laten signeren. Bij voorkeur natuurlijk een van de stripalbums van de makers zelf, niet het nieuwste kookboek van Jamie Oliver – hoewel de goedgeluimde heren daar ook nog wel voor in zijn.
Terwijl De Wit werd geïnterviewd door het camerateam van Scheltema TV, sprak ik met de directeur van de boekwinkel, Harold Zwaal. ‘Januari is officieel de maand van de spiritualiteit, en daar wilde we iets tegenover zetten wat totaal anders is. Daarom kozen we voor strips. We willen dit ieder jaar gaan doen.’ Scheltema verhuisde vorig jaar van het Koningsplein naar het Rokin. Daarvoor dreigde de winkel ten onder te gaan toen keten Polare failliet ging, maar dankzij een reddingsactie van Novamedia, het bedrijf achter de Postcodeloterij, kon de winkel gered worden. De winkel is nu vlak bij de Dam en naast het NRC gebouw te vinden. ‘En naast de halte van de Noord-Zuidlijn,’ benadrukt Zwaal nog even. ‘Als die af is lopen er dagelijks dus heel veel mensen langs de winkel.’
Het is ook een mooie winkel geworden met een aardig uitgebreide stripafdeling. Als journalist gespecialiseerd in film en strips ben ik altijd blij met dit soort openbare stripevenementen, want in Amsterdam is er buiten de stripwinkels om, weinig te doen op stripgebied. Dankzij een Stripmaand maken casual readers kennis met strips die ze normaal gesproken misschien niet zouden oppakken. ‘Scheltema moet een beetje en huiskamer voor mensen zijn. Hier lekker zitten lezen is prima,’ vertelt Zwaal.
Jean-Marc van Tol, tekenaar en co-bedenker van Fokke & Sukke, gaf die middag een lezing over zijn helden Walt Disney, Hergé, Willy Vandersteen en Marten Toonder. Allemaal gemankeerde helden overigens, wiens verleden niet altijd even zuiver is. Toonders rol in de Tweede Wereldoorlog was dubieus, evenals die van Vandersteen die onder het pseudoniem Kaproen antisemitische cartoons maakte. Disney kon zelf niet zo heel goed tekenen, maar zorgde er wel voor dat hij de eigenaar was van alle creaties die in zijn studio werden gemaakt. Toen het slecht ging met de studio weigerde hij zijn tekenaars te betalen.
Van Tol hield een bevlogen verhaal boordevol met interessante weetjes. Het leukste vond ik dat hij met eigen tekeningen en een stapel boeken zijn verhaal visualiseerde. Met een camera op de spreekstoel werden deze via een live-feed getoond. Het wisselen van de blaadjes en het andere beeldmateriaal was al vermakelijk op zich, maar daarnaast werkte Van Tols enthousiasme aanstekelijk. Ik kreeg meteen zin om een biografie over Disney te gaan lezen.
Al half november kun je ze meestal al krijgen: de jaaroverzichten in stripvorm. Ook dit jaar is er weer keuze uit bundels van Hein de Kort, Argus en Fokke & Sukke.
En dan heb ik er waarschijnlijk nog een paar over het hoofd gezien.
Persoonlijk vond ik dit een goed jaar, zolang ik die halvegare moslimterroristen even vergeet en ook alle domme beslissingen en missers van het kabinet negeer. Dat is een hele opgave, maar gelukkig zijn er genoeg strips om me af te leiden van dat soort zaken.
Goed, de cartoonbundels.
De bundel van Hein de Kort viel twee weken geleden op mijn mat. Het is alweer de zevende editie waarin De Kort terugkijkt op het afgelopen jaar. De bundeling is een overzicht van de beste cartoons en strippagina’s die De Kort maakte voor Het Financieele Dagblad (de strip Pegels & Zwart Zaad), Het Parool (Piet en Riet van de Buis) en Revu (Dirk & Desiree). De Kort is zoals altijd scherp en schaamteloos. Ik moet altijd erg om zijn cartoons en strips lachen.
Het enige bezwaar dat ik tegen de layout van de bundel heb is dat op sommige pagina’s meerdere cartoons worden afgebeeld. Sommige cartoons zijn daardoor soms te klein en die zijn lastig te lezen met het vlekkerige teken- en schrijfwerk van De Kort.
Het nieuwsoverzicht van Argus, geschreven en getekend door René Leisink staat ieder nummer in Eppo en wordt ook in dagblad Metro afgedrukt. Elke dag leest Argus alle kranten en kijkt hij alle journaals. Het nieuws van de dag vat hij samen in één scherp beeld. Het werk van Argus is toegankelijk getekend.
Ook dit jaar hebben Fokke & Sukke natuurlijk weer Een afzien van. Hier staat een aardig plankje afzienbundels van de afgelopen jaren – een mooi overzicht van alle onheil die in die tijd over ons heen is gestort en gelukkig zorgen Reid, Geleijnse & Van Tol er met hun scherpe grappen voor dat het allemaal een beetje dragelijk wordt.
De nieuwe bundel van Fokke & Sukke heb ik nog niet gezien. Deze wordt meestal niet automatisch mijn kant opgestuurd. Waarschijnlijk verkopen die bundels toch wel, of er nu recensies over geschreven worden of niet.
Ik hoop overigens dat Jean-Marc van Tol weer verdergaat met de strips over de geschiedenis van Fokke & Sukke. Het eerste deelPrelude stamt alweer uit 2011 en dat vond ik een te gek verhaal. Op zijn site heeft Van Tol wel al wat pagina’s van het tweede deel gepubliceerd, maar ik lees liever alles in één keer in een heel album.
Vraag aan jou: Wat vind jij van dit soort cartoonbundels? Lees je ze graag?
Ongetwijfeld ben je bekend met de Google doodle. Vandaag siert stripfiguur Guust Flater de homepage van Google.nl. Iedereen die deze zoekmachine bezoekt (en dat is tegenwoordig bijna iedereen die online iets zoekt) ziet de vrolijke Flater op een gemodifeerde fiets.
De reden hiervoor is dat Guust vandaag 57-jaar oud is geworden. Op 28 februari 1957 dook deze luie maar vindingrijke stripheld voor het eerst op in het weekblad Spirou.
Zo’n Google Doodle blijkt een mooie manier om strips onder de aandacht te brengen, want er wordt door veel media over geschreven. Ook Jean-Marc van Tol, een van de creators van Fokke & Sukke, heeft een mening over de Flater doodle. Hij vindt eigenlijk dat Googles tekening een grote Flater slaat. Lees meer op zijn blog (met dank aan de innemende Mars Gremmen, die me op de blogpost wees).
De Marten Toonderprijs, de oeuvre prijs die Nederlandse stripmakers moet eren, is na drie uitreikingen alweer verleden tijd. Dat meldt Stripschrift in het aankomende nummer:
Volgens het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen hebben de betrokken cultuurfondsen hun taken voor de nieuwe beleidsperiode moeten aanpassen. Door de bezuinigingen moest bovendien het aantal prijzen worden teruggebracht. De Marten Toonderprijs is hiervan de dupe geworden.
De Marten Toonderprijs werd in het leven geroepen na stevig lobbywerk van een aantal mensen uit de stripwereld, waaronder de tekenaars Jean- Marc van Tol (Fokke & Sukke) en Hanco Kolk (Meccano), bij toenmalig minister van OC&W èn stripliefhebber Ronald Plasterk. Tot dan toe ontbrak er een staatsprijs om het Nederlandse stripverhaal te eren en te ondersteunen.
De Marten Toonderprijs werd officieel gefinancierd door het Fonds BKVB. Dit fonds ging op 1 januari 2012 op in het Mondriaan Fonds, maar er was nog wel geld gereserveerd voor de uitreiking in 2012. De subsidieactiviteiten, waaronder ook voor strips, vielen echter vanaf 2012 echter onder het Stimuleringsfonds voor Architectuur (SFA). Het SFA heet inmiddels Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Dit fonds bekommerde zich niet om de Marten Toonderprijs, die er een stille dood is gestorven, aldus Stripschrift.
In de afgelopen jaren ontvingen Jan Kruis, Peter Pontiac en Joost Swarte de prijs waar 25.000 euro mee gemoeid is en een overzichtstentoonstelling. Het is jammer dat een mooi initiatief nu alweer van het toneel verdwijnt. Als stripjournalist was ik altijd blij met een prijswinnaar, want dat gaf een mooie gelegenheid om eens met de stripmaker te spreken en zijn werk onder de aandacht te brengen. Dit soort grote prijzen zijn altijd goed voor een media-moment en dat soort momenten kan de Nederlandse strip mijns inziens goed gebruiken.
Nu meen ik me te herinneren dat er indertijd met Plasterk is afgesproken dat de Nederlandse regering garant zou staan voor in ieder geval de eerste vijf uitreikingen wat het geld betreft. Blijkt dus maar weer dat afspraken met politici zo weer kunnen veranderen. Zeker als er een vers kabinet is.
Toch maar even met Gert Jan Pos, voormalig stripintendant en tot drie keer toe de juryvoorzitter van de Marten Toonderprijs, gebeld hoe dat precies zit.
‘Ja, dat klopt van die vijf uitreikingen, zegt Pos. ‘Er was overigens geen sprake van een deal hoor, er was meer een afspraak van “zo gaan we het doen.” Maar politici zeggen wel meer, zoals we beginnen niet meer aan een militaire missie in Afghanistan, bijvoorbeeld.’
Eerder vandaag werd Pos gebeld door persgroep Novum voor een reactie en daarin leek hij te zeggen dat alleen dit jaar de prijs niet zal worden uitgereikt, maar dat dit niet per se het einde van de Marten hoeft te betekenen. Concrete plannen heeft Pos niet in deze richting maar indertijd heeft het ministerie OC&W aan hem laten weten dat er subsidie aangevraagd moet worden door het stimuleringsfonds. En dat kan dus gewoon. Misschien is dit toch niet het einde van de Marten Toonderprijs. ‘Ik hoop dat het stimuleringsfonds Creatieve Industrie zal zeggen dat Stripschrift zich vergist. Het zou jammer zijn als de prijs verdwijnt want er zijn natuurlijk nog heel veel potentiële winnaars. Die winnaars moeten wel een geldbedrag krijgen, anders verschilt de Marten Toonderprijs niet van de oeuvreprijs van het Stripschap,’ aldus Pos.
Het fijne aan dat geldbedrag is natuurlijk dat een stripmaker een deel van zijn tijd vrij kan maken om aan een album te werken zonder per se opdrachten aan te hoeven nemen.
Update24 juli:
Zelf heb ik de woordvoerder van het Stimuleringsfonds dinsdag niet meer te pakken gekregen. Hij is tot vrijdag op vakantie maar heeft wel het ANP te woord gestaan hierover:
Martijn Oskam, woordvoerder van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie liet dinsdagmiddag weten dat, met het afnemende beschikbare budget in het achterhoofd, is gekozen om projecten te ondersteunen die leiden tot nieuwe inzichten en het aanjagen van innovatie. Dus niet om bewezen talent te eren met een oeuvreprijs. Op die manier kan een nieuwe generatie zich ontwikkelen. (bron ANP/Nu.nl.)
Innovatie?
Ik ben benieuwd wat voor projecten men in gedachten heeft die innoveren. Wat mij betreft mag er wel een prijs komen voor stripmakers die al een tijd bezig zijn en hun talent hebben getoond, maar financieel een steun in de rug kunnen gebruiken. Geen prijs voor beginners, geen oeuvreprijs, maar iets als mid-career. Met een flink geldbedrag zodat die maker tijd vrij kan maken om een mooi stripproject te tekenen. Dat kan een album zijn of iets innovatiefs voor mijn part. Hoewel mijn voorkeur uitgaat naar een goed album, want daar trek je lezers mee. Als ze bij het Fonds dan toch willen innoveren moeten ze zich richten op de digitale verspreiding van strips. Daar valt nog een slag te slaan. Dat zou ook het bereik van het medium vergroten. Zelf lees ik het liefste strips nog van papier, maar natuurlijk vind ik het tof dat je ook op je tablet kunt lezen.
Rudi de Vries bracht de ontwikkeling van Nederlandse stripuitgeverijen in kaart. Waarom loopt de Nederlandse stripcultuur achter op de Belgen en Fransen?
‘Het huidige Nederlandse striplandschap is heel divers, met veel kleine uitgeverijen die hun best moeten doen om te overleven. Dat lukt deels omdat ze een deel van hun product kunnen afzetten in Vlaanderen, want Nederland is maar een kleine markt. Gezien de huidige economische crisis kan het bijna niet anders dan dat een aantal uitgevers zullen sneuvelen,’ aldus dr. Rudi de Vries, die eind november vorig jaar promoveerde aan de Rijksuniversiteit Groningen met zijn studie naar de Nederlandse en Belgische stripcultuur. Comics and Co-evolutions – A study of the Dynamics in the Niche of Comics Publishers in the Low Countries, heet het proefschrift waarin De Vries (Den Haag, 1961) de bedrijfskundige theorie van de co-evolutie toepast op de ontwikkeling van stripuitgeverijen in Nederland en België.
Wat is het belang van je onderzoek voor je vakgebied?
‘Ik heb bestaande theorieën versterkt door ze met elkaar te combineren, waardoor duidelijk is geworden waar de zwakke en sterke punten liggen. De co-evolutionaire theorie komt uit de biologie. Planten- en diersoorten die zich in de loop der duizenden jaren op elkaar afstemmen kunnen daardoor overleven. Zo kun je ook naar organisaties kijken, zoals uitgevers. Die kunnen zich aan elkaar aanpassen en aan actoren waar ze van afhankelijk zijn, bijvoorbeeld tekenaars. Uit eerder onderzoek leek het erop dat alle organisaties één richting op evolueren, maar ik laat zien dat er in bepaalde bedrijfstakken meerdere co-evoluties tegelijkertijd kunnen plaatsvinden.’
Kun je een voorbeeld geven?
‘In een van de casussen kijk ik naar Dupuis, een grote Belgische commerciële uitgeverij die naast strips ook tijdschriften uitgaf. Toen de striptijdschriften langzaamaan verdwenen, hebben ze zich meer moeten richten op het uitgeven van albums. Door de opkomst van het stripalbum kwamen er ook uitgeverijen gespecialiseerd in strips die zich op niches richten, van graphic novels tot erotische strips. De grote uitgeverijen, vaak gericht op een groot publiek, namen het gedrag van de specialisten over en gingen zich ook deels richten op de artistieke strip en auteurstrip. Ze veranderden hierdoor van generalist in polymorphist.’
Waarom blijft de Nederlandse stripcultuur zo achter ten opzichte van andere landen? In Frankrijk is de strip heel groot, terwijl het in Nederland maar een nichemarkt is.
‘In mijn onderzoek vergelijk ik Nederland vooral met België en Frankrijk. Dat zijn echte striplanden die internationaal veel invloed hebben gehad op het medium door de clans rond Hergé en rond het tijdschrift Robbedoes met Franquin en soortgenoten. In Nederland heb je heel lang Marten Toonder gehad die generaties tekenaars onder zijn hoede nam en opgeleidde. De Nederlandse uitgeverijen nemen vaak eerder genoegen met vertalingen. Dat is makkelijker en levert eerder geld op dan investeren in Nederlands talent. Dat is deels ook te verklaren door de beperkte omvang van de markt, want die is voor Nederlandse uitgevers veel kleiner dan die van hun Waalse en Franse collega’s, die hun product ook in het buitenland kunnen afzetten. Sinds de jaren zestig is het stripaanbod dat in Nederland uitkomt voor twintig procent door Nederlanders gemaakt. Eenzelfde percentage komt uit Vlaanderen, de rest zijn vertalingen. Het is voor een Nederlandse uitgeverij veel goedkoper vertalingen uit te geven dan te investeren in Nederlands talent, wat veel risico met zich meebrengt. Bovendien kun je die buitenlandse strips selecteren die daar goed verkopen. De kans is dan al groter dat het hier ook een succes wordt.’
Je impliceert in je proefschrift dat dit ook te maken heeft met de culturele identiteit van landen.
‘Uit mijn onderzoek blijkt dat ook in de stripsector Nederland snel geneigd is compromissen te sluiten. In België is men eigenzinniger. Dat geldt zowel voor Wallonië als voor Vlaanderen. Vlaanderen wil zich onderscheiden van Wallonië door een eigen cultuur te hebben. Dat zie je terug in de Vlaamse strips die een volkser karakter hebben dan de Waalse strips.’
Ik heb het idee dat de strip in Nederland een slechte reputatie heeft.
‘Relatief gezien is het aantal mensen dat in Nederland een stripalbum leest veel lager dan in Frankrijk in België. Dat aantal is sinds de jaren negentig ook sterk teruggelopen. De diepere oorzaken hiervoor heb ik in mijn onderzoek niet durven aan te stippen omdat dat bijna niet te meten is. Wat ik van veel geïnterviewde uitgevers en tekenaars heb gehoord, is dat er een algemeen cultuurverschil is. Er is meer belangstelling voor het beeld in katholiekgetinte landen zoals Frankrijk en Wallonië. In een meer calvinistisch land als Nederland is het woord belangrijker. In Frankrijk is verstrooiing en je amuseren eerder geaccepteerd dan hier. Historisch gezien wordt de strip daar ook veel meer als cultureel erfgoed gezien.’
De laatste jaren is er veel stimulans geweest voor het beeldverhaal. Er was tweeëneenhalf jaar een stripintendant, er is een beroepsvereniging en een HBO-opleiding voor stripmakers gekomen. Dat wijst op een professionalisering van de sector, maar als ik jouw verhaal hoor, dan heeft al die moeite zich nog niet uitbetaald in meer Nederlandse producties ten opzichte van vertaalde strips.
‘Over het geheel bekeken niet, maar als de subsidies en de intendant er niet waren geweest dan was het aandeel Nederlandse strips en strips van nieuwe tekenaars misschien nog veel kleiner geworden. Door de subsidies is het voor tekenaars mogelijk om zich een halfjaar af te zonderen en aan een album te werken zonder dat ze commerciële opdrachten hoeven doen. En voor uitgeverijen is het ook nu mogelijk om zo’n boek uit te geven.’
Wat heeft de intendant naar jouw inzicht bijgedragen aan de ontwikkeling van de Nederlandse strip?
‘Ik denk dat hij vooral goed is geweest voor de promotie van de strip. Door in Nederland en het buitenland te laten zien dat er hier heel veel gebeurt. Dat er veel jonge, ambitieuze striptekenaars zijn die echt wat te melden hebben. Dat sijpelt direct door, in albums, maar ook indirect door de aandacht die de strip in de media krijgt.
Maar je kan in twee jaar niet alles aanpakken. Om de relatief kleine markt te vergroten moet je ook Nederlandse strips in het buitenland slijten. Dat heeft de intendant ook wel geprobeerd in Barcelona, maar het was nog mooier geweest als ze eens naar het belangrijkste stripfestival in Europa, Angouleme, zouden gaan. Dat is met Vlaamse tekenaars gebeurd, en dat heeft veel opgeleverd. Als je werk in het buitenland vertaald krijgt, kunnen de makers er beter van leven dan alleen de opbrengsten in Nederland. Het feit dat uitgevers moeilijk hun strips in de winkels en kiosken krijgen blijft een zwak punt. De intendant heeft het distributieprobleem niet aangepakt en is daar ook op aangevallen.’
Is de graphic novel de redding van de Nederlandse strip? ‘De graphic novel is als label deels een marketingstrategie, maar is ook meer dan dat: de inhoud is kunstzinniger en meer literair dan die van een traditioneel genre-album; de albums worden in het formaat van reguliere boeken geproduceerd waardoor ze beter passen in de boekenkasten van boekhandels. Als de stripromans worden uitgegeven door literaire uitgevers, dan hebben die ook sneller geloofwaardigheid in de literaire sector. Graphic novels zijn niet alleen maar in stripspeciaalzaken te koop maar staan ook in de reguliere boekhandel, waardoor ze onder ogen van een breder publiek komen. Dat kan de overlevingskansen van de strip vergroten.’
Ik hoor uitgevers ook klagen dat boekhandelaren niet weten hoe ze de graphic novel in de markt moeten zetten. Er is zelfs een folder uitgegeven om de boekverkopers uit te leggen wat een graphic novel is.
‘Ik denk, gezien de malaise in de boekwereld, dat maar een klein deel van de boeken goed verkoopt. Het merendeel is toch voor een nichepubliek bedoeld.’
Hoe ziet het huidige striplandschap er tegenwoordig uit volgens jou?
‘Heel divers, maar er zijn vooral veel kleine uitgeverijen die echt hun best moeten doen om te overleven. Het kan bijna niet anders dat er een aantal zullen sneuvelen. En dankzij het feit dat ze nog een beetje kunnen afzetten in Vlaanderen, bestaan ze nog, anders waren ze waarschijnlijk al gesneuveld. Het is te hopen dat ze het blijven volhouden en dat de economische crisis ophoudt.
Digitale vormen van strips zijn in opkomst. Men is nu aan het experimenteren om strips zo om te zetten dat ze op een tablet of mobieltje passen. De Standaard Uitgeverij is daar heel snel mee begonnen door Suske en Wiske in die vorm aan te bieden. Maar ook de Amerikaanse uitgeverijen. Dus ik vermoed dat de Nederlandse uitgeverijen daar ook mee bezig moeten gaan. Tegelijkertijd denk ik dat er altijd wel belangstelling voor het gedrukte stripboek zal blijven bestaan. Het zal allemaal kleiner worden. Maar dat soort zaken heb ik in mijn onderzoek niet meegenomen. Het gros van het onderzoek eindigt voor de crisis, maar als je het hebt over de situatie van nu, dan ziet het er inderdaad weinig rooskleurig uit.’
Wat kunnen Nederlandse stripmakers en uitgevers leren van je onderzoek?
‘Dat je als tekenaar wel degelijk invloed blijkt te kunnen uitoefenen. Eind jaren negentig heeft Joost Swarte de strip onder de aandacht gebracht bij het Fonds BKVB zodat er subsidies voor strips kwamen. Daarna trokken Jean-Marc van Tol en Hanco Kolk aan de noodbel en is er nog een prijs bijgekomen en intendant. Deze acties van stripmakers hebben dus veel opgeleverd: subsidiemogelijkheden, prijzen en aandacht vanuit de media. Ook een mooi voorbeeld zijn tekenaars zoals Moebius en generatiegenoten die in de jaren zeventig begonnen te werken als autonoom kunstenaar. Dat heeft toch ook veel gevolg gehad onder tekenaars en uitgeverijen, onder andere heeft dat er uiteindelijk voor gezorgd dat grote uitgeverijen zich helemaal of deels hebben moeten aanpassen. En dat kon alleen omdat het publiek daarin meeging. Het publiek werd volwassener en wilde ook die auteursalbums lezen. Maar als die tekenaars daar zelf niet mee waren begonnen, was dat nooit gebeurd. Dat betekent dus dat je als idealistische uitgever of als tekenaar best wat kan bewerkstelligen. Dat kan niet geheel solo, er moeten wel mogelijkheden zijn in de markt, en je moet zelf meerdere rollen kunnen vervullen. Neem Joost Swarte, die is tekenaar, kunstenaar en vormgever, en daardoor had hij ook makkelijk ingang bij het Fonds voor de beeldende kunst. Jean-Marc van Tol is ook zo’n figuur die meerdere rollen kan vervullen.
Kortom: blijf actief, alert en maak gebruik van de mogelijkheden die er zijn. Wees ook niet te pessimistisch.’
Dit artikel is geschreven in opdracht van de VPRO Gids.
Je kent het wel: Je zit in de trein. Iemand heeft een vervelend herkenbare ringtone op zijn telefoon en als die afgaat zit je de rest van dag met een hit van Rick Astley in je hoofd. Of: eindelijk kom je toe aan het lezen van je gratis krantje, heeft de reiziger tegenover je deze net ingepikt. Geduldig wacht je tot hij hem uit heeft, maar dan niest hij een grote klodder snot tegen het laatste nieuws aan. Laat maar zitten dus. En: het is niet verkeerd om vanaf het moment dat je opstaat eraan te denken dat je niet moet vergeten je ov-chipkaart in te checken zolang je er maar wel aan denkt om een broek aan te trekken voordat je het huis verlaat.
Drie herkenbare forenzengrappen uit de semi-autobiografische gagstrip Snippers die sinds januari 2012 die dagelijks in gratis forensenkrant Metro zit. Stripmaker Aimée de Jongh fleurt de dag van de reiziger op met luchtige en vrolijke strookjes. De eerste reeks is nu door Strip2000 gebundeld in Het is weer zo’n dag.
Gelukkig beperkt De Jongh zich niet tot herkenbare situaties in de trein. In wezen is Snippers een sitcom rondom de dagelijkse avonturen van Aimée en haar al even nerdy huisgenoot Stef. De avonturen lopen van je sleutels vergeten en daardoor jezelf buitensluiten, dates, het uitvallen van internet – heel belangrijk anno 2013 – en sociale omgangsnormen: hoe geef vrouwen elkaar een knuffel zonder tegen elkaars buste aan te wrijven?
Nou ja, in principe kunnen de strookjes overal over gaan. In dat opzicht heeft de stripmaker goed nagedacht over de heterogene doelgroep: de toon van de strip wordt nergens te grof en blijft overwegend luchtig. Al zag ik tot mijn genoegen er wel een anti-jezusgrap tussen zitten die me deed denken aan Aimées smallpressboekje Oh my God!, waarin ze in smakelijke cartoons het leven van sprookjesfiguur Jezus op de hak neemt.
Het merendeel van de stripjes in Snippers kan mij bekoren, al vind ik de strookjes waarin De Jongh haar fantasie de vrije loop laat wel het leukst:
De deadline is in feite elke zaterdag. Dan moet ik de vijf strips inleveren voor de komende week. Soms heb ik zo’n drukke werkweek gehad, dat het halen van die deadline me heel zwaar valt. Dan begin ik pas op een vrijdag met het verzinnen en tekenen van de strips. Ik merk ook dat de grappen dan niet zo goed zijn als anders. Op andere momenten kan ik juist drie weken vooruit werken, en een kleine vakantie nemen als ik wil. Die flexibiliteit bevalt wel!
Krantenstrips
Ik vind het fijn dat er ondanks de crisis toch nog zo nu en dan ruimte is voor Nederlandse strips in de dagbladen. Recent voegde Het Parool de reeksen Doyouknowflo van Floor de Goede en Kort en triest van Jean-Marc van Tol aan haar strippagina toe. Ook met Snippers zijn we weer een goede dagelijkse krantestrip rijker. Hulde!
Wie niet iedere dag een Metro wil opsnorren kan voor dagelijkse Snippers terecht op Facebook of op de site.
Maar liefst 47 cartoonisten voeren actie tegen de plofkip. Dit doen ze in opdracht van stichting Wakker Dier. De cartoonisten vragen met scherpe en grappige cartoons aandacht voor de welzijnsproblemen van de plofkip, bijvoorbeeld voor het hoge antibioticagebruik, het hoge percentage kreupele dieren, het gebrek aan leefruimte en de pijnlijke voetzweren.
Dat meldt Wakker Dier. Onder andere Jean-Marc van Tol, Michiel van de Pol, Herman Roozen, Hans Ckoe, Willem Ritstier en Albo Helm doen aan de actie mee.
Cartoonist Steven Degryse (Lectrr): “Ik hoop dat deze actie iedereen die kip eet doet nadenken: wat is dit dier aangedaan in mijn naam, zodat ik ietsje goedkoper kan eten? Ik denk dat hen de eetlust snel vergaat.”
Cartoonist Aart Taminiau: “De gemiddelde Nederlander heeft geen weet van de plofkip, omdat hij bij het kopen alleen geconfronteerd wordt met reclame, waar mooie gezonde kippen vrij door de weide lopen. Terwijl ze in realiteit het vlees van een ongezond en ongelukkig dier eten.”
Cartoon: Dio van der Veen.
Ik ben zelf geen fan van de plofkip en maak me zorgen over de grote hoeveelheden antibiotica die deze beesten krijgen en die wij dus ook tot ons nemen als we op zo’n kippetje kauwen. Ik vind het daarom sympathiek dat de stripmakers hun talent inzetten om dit fenomeen nog eens onder de aandacht te brengen. Toch denk ik ook dat zolang de economische crisis de portemonnee van de consument dun houdt, en biologisch vlees naar verhouding veel meer kost dan een plofkip, men niet snel zal overschakelen. Daarvoor zijn een berg cartoons niet genoeg. De prijs voor biologisch vlees zou naar beneden moeten om de concurrentie aan te gaan.
Mocht je het een leuke actie vinden, dan kun je de cartoons verspreiden via Facebook.
Een tijdje geleden vroeg Santiago Martín van de site StripSter of hij me mocht interviewen over mijn werk als stripjournalist. Omdat hij in Slovenië woont, werd het een schriftelijk interview dat vandaag op de site is geplaatst.
Hier enkele fragmenten uit het interview.
Kun je iets over je ontwikkeling als (strip)lezer/criticus vertellen?
Ik heb filmwetenschap gestudeerd aan de UvA en daar heb ik als criticus veel aan gehad. Films analyseren is bijna hetzelfde als strips analyseren. Deze twee media zijn erg aan elkaar verwant. Ik ben mijn hele leven al striplezer dus toen ik besloot om me als journalist te specialiseren, was de keuze snel gemaakt.
Ik lees veel van wat er uit komt. Nu komt er natuurlijk heel veel uit en je kunt niet alles bijhouden. Omdat ik voor media schrijf die eisen dat een stuk tot op zekere hoogte actualiteitswaarde moet hebben, ben ik veel bezig met wat er nu uit komt. Daar gaan de meeste artikelen over.
Verder heb ik een aardige stripverzameling die gestaag groeit. Ik lees ook boeken en blogs over strips. Mijn ambitie is om een van de beste stripjournalisten van Nederland te worden.
Zijn Nederlandse stripjournalisten vrienden of vijanden onder elkaar?
Echte stripjournalisten, dus journalisten die gespecialiseerd zijn in strips, zijn er maar weinig. Er zijn ook niet zo heel veel plekken om professioneel over strips te publiceren. Het grote probleem is meer dat veel kranten en tijdschriften denken dat de boekenrecensent er ook wel een stripje bij kan doen en dat is natuurlijk onzinnig. Je moet mij als striprecensent ook geen toneelstuk laten recenseren. Niet mijn vakgebied, net zo min dat Arie Storm, om maar een bekende naam te noemen, het gereedschap in huis heeft om een graphic novel te beoordelen. Die mensen missen achtergrondkennis over strips en denken te vaak alleen in tekst. Overigens ervaar ik mijn mede stirpjournalisten niet als vijanden, dat zou een ongezonde houding zijn. Het is natuurlijk wel zo dat als Joost Pollmann een stuk heeft gepubliceerd in de Volkskrant er minder ruimte is voor een artikel van mijn hand.
Hoe gaat het met het Nederlands stripklimaat?
Dat is een lastige vraag om zo maar te beantwoorden. Er is de laatste jaren meer aandacht voor de strip in de media, dat is goed lijkt me. Recent waren er 8 afleveringen Beeldverhaal op televisie bij de VPRO. Erg leuk om een enthousiaste Jean-Marc van Tol door de stripwereld te zien reizen.
We hebben 2½ jaar een stripintendant gehad die allerlei projecten heeft opgestart om strips onder de aandacht te brengen. Sommige projecten zijn wat mij betreft beter geslaagd dan het andere. Dankzij Gert Jan hebben wat meer stripmakers het subsidiepotje van BKVB gevonden waardoor ze tijd hadden om aan hun albums te werken.
Ik vind het ook heel positief dat er zoiets is als een BNS en dat deze organisatie steeds meer van zich laat horen. Ik denk dat er nog wel een grote inhaalslag gemaakt moet worden als het gaat om de professionalisering van de stripmakers. Die moeten zich meer als ondernemers gaan opstellen om hun brood te verdienen.
Wat ik ook positief vind is dat de Eppo alweer een paar jaar bestaat. Daar wordt ook een specifiek lezerspubliek mee bediend.
Dat betekent overigens niet dat het allemaal rozengeur en maneschijn is wat de Nederlandse stripwereld betreft. Stripspeciaalzaken hebben het zwaar, evenals reguliere boekwinkels waar soms ook een aardige stripafdeling is, zoals Selexyz in Amsterdam. De distributie van strips is nog steeds een probleem door de lage oplagen van de albums en de relatief hoge kosten van de distributie. Het is daarom terecht dat er de laatste tijd aandacht voor is. Dat zowel het Stripschap als Lambiek Ron Poland recent een prijs gaven voor zijn harde werk als distributeur is een teken aan de wand dat dit probleem eens op de agenda moet komen.
Ook is het jammer dat bepaalde initiatieven niet de tijd krijgen om zich te ontplooien. Van Eisner kwamen maar vijf nummers uit bijvoorbeeld. Ook ZozoLala is verdwenen. Dat geeft maar aan dat de stripmarkt een moeilijke is.
En toch heeft voormalig stripintendant Gert-Jan Pos veel kritiek op zijn werk en houding gekregen. Hierbij enkele opmerkingen die op het Forum op StripSter aanwezig waren. Hoe denk jij erover? Hij had bijvoorbeeld zich minder moeten “concentreren op stripmakers die al heeeeel lang stripsmaken” (Johan de Neef). “Er is nog steeds weinig aanbod aan strips in de winkels” (Eric Hebben). “Gert-Jan Pos had zoeits als een FACTS.NL op poten moeten zetten” (Gerben den Heeten).
Natuurlijk krijg iemand als Gert Jan veel commentaar, iedereen die zo’n positie bekleedt krijgt dat. En hij heeft hier en daar ook wat steekjes laten vallen, maar ook veel goede dingen gedaan. Het is naief om te denken dat een intendant in twee jaar wel even alle problemen van de Nederlandse strip oplost. Belangrijker vind ik dat iemand met het hart op de goede plek zich heeft ingezet voor de strip. Natuurlijk mag je wel kritisch kijken naar de projecten die hij heeft opgezet of waar hij bij betrokken was, vooral omdat er overheidsgeld mee gemoeid is. Openheid van zaken mag geeist worden.
Had hij meer aan het distributieprobleem moeten doen? Jazeker! Dus ik ben het wel eens met die stelling dat we weinig strips in de reguliere winkel tegenkomen, al is dat ook weer afhankelijk van waar je shopt.
Is na Mooi is dat! zo’n boek als Filmfanfare een beetje teveel van hetzelfde? Dat vind ik wel, maar het leverde wel weer aandacht voor de strip op. Al moet je je afvragen of je strips alleen onder de aandacht wil brengen als medium dat geschikt is om verhalen uit andere media te adapteren. Ik ben het trouwens met de stelling dat hij zich alleen heeft geconcentreerd op oude rotten niet juist: je ziet dat Gert Jan ook veel is bezig geweest met jong talent. En de Kunststripbeurs blijkt toch iedere keer een succes te zijn.
Jammer dat niet een ander het stokje na Gert Jan mocht overnemen. Dan hadden we weer andere invalshoeken gekregen om het medium mee te benaderen. Iedereen heeft immers zo zijn stokpaardjes. De strip in Nederland kan nog steeds hulp gebruiken.
Hoe zie jij in de praktijk dat een striptekenaar “zich meer als een ondernemer moet gaan opstellen om zijn brood te verdienen”. Welke stappen moet hij hierbij zetten?
Dat is een nogal uitgebreide vraag, maar belangrijk is dat je als stripmaker moet beseffen dat je je professioneel moet opstellen en dat je door het maken van strips geen dikke boterham verdient. Dat geldt in ieder geval voor de meesten. Je kunt niet van de albumverkoop leven, er zijn maar weinig plekken waar je je strips kwijt kunt. Neem Erik Kriek die net een prachtig boek over Lovecraft heeft gemaakt. Hoeveel talent Erik ook heeft als stripmaker, hij verdient zijn geld met het maken van illustraties. Ook komt het niet vanzelf aanwaaien, je zult net als iedere freelancer de boer op moeten gaan. Een portfolio samenstellen, jezelf presenteren. Een goede website beheren, je werk onder de aandacht brengen en zorgen dat je opvalt. Dat soort dingen.
Fokke & Sukke aan de balie ligt vanaf 1 maart in de winkels. Het is het tweede deel van de luxe reeks van Fokke & Sukke, waarin cartoons rond een thema zijn gebundeld. In deze bundel staan de beste cartoons die iets met juridische kwesties te maken hebben.
‘Geschikt voor iedereen met enige belangstelling voor juridische kwesties. Zelfs advocaten,’ aldus Uitgeverij Catullus.
En nu ik toch reclame aan het maken ben voor Fokke & Sukke: De scheurkalender 2013 ligt eind augustus in de winkel. Maar dat duurt dus nog wel even. Voorlopig moet je het dus doen met de bundel Aan de balie. Je kunt natuurlijk ook de oude bundels van het duo weer eens uit de kast pakken… of het prachtige album Prelude over de geschiedenis van dit komische stripduo.
Het tv-programma Beeldverhaal, waarin stripmaker Jean-Marc van Tol op reis door de stripwereld gaat, krijgt helaas geen vervolg. Jammer, want het was het eerste inhoudelijke televisieprogramma over strips sinds jaren.
Volgens Pieter Klok, eindredacteur en initiatiefnemer van het programma, zag de VPRO een tweede seizoen wel zitten, maar heeft de Netcoördinator van Nederland 2, Bart Römer, er een streep ondergezet.
‘De VPRO gaf al vrij snel aan dat ze een tweede serie wilde hebben. Het programma kreeg goede reacties. In eerste instantie was de netmanager ook blij met de serie. Begin februari worden de uitzendschema’s van het najaar bekendgemaakt en bleek dat Beeldverhaal er niet tussen zit. De reden waarom de coördinator een vervolg niet ziet zitten is op dit moment nog niet helemaal duidelijk.’
Kijkcijfers
De acht afleveringen van Beeldverhaal werden op zaterdagavond rond 11 uur uitgezonden. Een ongelukkig tijdstip voor een dergelijk programma. De kijkcijfers vielen ook wat tegen, dus misschien dat dit een overweging is geweest van de netcoördinator. Klok: ‘We moesten 8 procent marktaandeel halen, maar daar zaten we bij lange na niet op. Maar niets rond dat tijdsstip.’
Een kwestie van kiezen
Volgens Karen de Bok, hoofdredacteur televisie bij de VPRO, heeft het niet aan de kijkcijfers gelegen. Het schrappen van Beeldverhaal was een overwogen keuze. ‘Het heeft niets met de kijkcijfers te maken. We delen dit cultuur timeslot in de programmering met de NTR en de AVRO dus de beschikbare tijd moet over drie omroepen verdeeld worden. Römer vond Beeldverhaal een mooie serie, waarin een mooi beeld van de strip werd gegeven, maar zag niet meteen een tweede seizoen. Daar leggen we ons bij neer, want we willen ook graag andere cultuurprogramma’s in dat timeslot aan bod laten komen. We hebben nu acht mooie afleveringen aan de strip besteed, nu is er weer iets anders aan de beurt. Wie weet gaan we over een of twee jaar weer verder, maar nu dus even niet.’
Zou Beeldverhaal niet naar een andere zender kunnen, vraag je je af. Klok: ‘Sowieso niet het komende seizoen. Ned 1 en Ned 2 hebben weer andere netcoördinatoren. Je moet intekenen met je programma’s en er wordt altijd veel meer ingetekend door de omroepen dan er geplaatst kan worden. Op Ned 1 wordt veel groot amusement geprogrammeerd, daar past Beeldverhaal niet tussen. Ned 3 zou wel kunnen. We gaan nog wel overleggen met de VPRO maar dit jaar is onmogelijk, want de schema’s zitten al vol. En als eenmaal iets is afgewezen wordt het erg moeilijk.’
Italiaanse horror
De redactie van Beeldverhaal had al plannen voor het tweede seizoen. ‘Ik wilde de Waalse kant van de strip behandelen. We wilden ook naar Frankrijk om Asterix te behandelen en Rabaté. De Italiaanse horrorstrip was ook interessant geweest,’ aldus Klok.
Dat gaan we nu dus missen. Vooralsnog, want wie weet schijnt er nog licht aan de horizon. In Hilversum weet je het nooit.
Een schrale troost: vanaf zaterdag 16 juni worden er op Ned 2 vijf afleveringen van de serie herhaald om 13.10. Welke afleveringen het zijn is nog niet bekend. Wie niet kan wachten, kan altijd terecht bij uitzending gemist.
Vind jij het ook jammer dat Beeldverhaal niet terugkomt?