Na de opening van de expositie Mes années 80 van de Taiwanese stripmaker Sean Chuang, liep ik richting mijn hotel. Het kostte me moeite om de juiste weg te vinden: wat dat betreft sporen Brussel en ik niet goed met elkaar.
Ik loop geregeld de verkeerde kant op en raak snel verdwaald in de kleine schuine straatjes die tussen de grote avenues lopen.
Onderweg kwam ik weinig eetbaars tegen. Ja, ik zag wel restaurants waar je voor 42 euro een maaltijd kon nuttigen, maar aangezien ik alleen was, hoopte ik meer op een snelle hamburger. Eenmaal in het hotel kon de receptioniste me wel vertellen waar ik een McDonald’s of iets dergelijks kon vinden. Dat pad leidde echter naar een wijk waar ik mezelf even in klein Afrika waande. Veel zwarte mensen op straat die allemaal Frans spraken. Sommige dames stonden op de straathoek rond te hangen en dat was niet omdat ze rookpauze hadden. Ik voelde me werkelijk een stranger in een strange land.
Sowieso bekruipt mij dat gevoel in Brussel. Dat komt omdat de meeste mensen daar keihard Frans tegen je blijven spreken, ook als je laat merken dat je Nederlander bent. In het hotel waar ik logeerde sprak het personeel ook alleen maar Frans. De mededelingen op de bordjes waren in het Frans en het Engels. Niet erg communicatief voor de hoofdstad van België, een land waar officieel Nederlands en Frans wordt gesproken. Aangezien ik op de middelbare school vier jaar lang oorlog had met mijn Franse lerares, is het niet een taal die ik goed beheers. Een enorme handicap in Brussel dus. Gelukkig spreek ik een aardig woordje Engels. Op een gegeven moment heb ik het ook maar opgegeven en benaderde ik iedereen maar meteen in het Engels.
Uiteindelijk vond ik een Pizza Hut met daarnaast een McDonald’s. Aangezien Pizza Hut rond deze tijd geen slices meer aanbood, toch maar een cheeseburger en frietjes bij McDonald’s besteld. Dat eten is echter gevaarlijker voor je gezondheid dan als toerist laat in de avond in deze wijk rondlopen. Maar goed, je moet wat als je maag knort.
De volgende dag ging ik vol goede moed richting het Belgisch Stripmuseum. Uiteraard liep ik om, maar daardoor vond ik onderweg dit kunstig bloot:
Eenmaal in het stripmuseum aangekomen, voelde ik me meteen een stuk beter. Hoewel het druk was – de Fransen hadden een week vakantie en kwamen massaal een bezoekje brengen – heerste er een rustige sfeer in het gebouw. Vanaf een van de bovenste verdiepingen andere bezoekers observeren heeft iets meditatiefs.
Ik vond de expositie over scenarist Jean van Hamme interessant: het geeft een goed overzicht van alle strips die hij heeft geschreven en wat biografische achtergrond. Ik wist niet dat Van Hamme zoveel gereisd had altijd. Hij haalt zijn inspiratie dus uit alle uithoeken van de wereld.
Wel jammer dat er geen voorbeelden van zijn scenario’s in de expositie hangen. Nou ja, er zaten gelukkig wel voorbeelden van scenario’s in het boek dat Van Hamme over zijn leven schreef en dat ter inzage open ligt. Niet dat ik Frans kan lezen, maar toch vond ik het leuk om de layout van zijn scriptpagina’s te kunnen bestuderen. Verder waren er veel originele platen van de strips die hij heeft geschreven, zoals De Chninkel, Thorgal, XIII, Largo Winch en Een avontuur zonder helden.
In de stripwinkel die onderdeel van het museum uit maakt, kocht een album van de reeks Soda om onderweg naar huis te lezen. Jaren geleden las ik wel eens een deel van deze serie, en ik had behoefte eens lekker nostalgisch een stripalbum open te slaan. Het viel me op dat er relatief weinig Nederlandstalige albums te koop zijn, maar dat lichtte Willem De Graeve toe, toen ik met hem lunchte. De Graeve is codirecteur en hoofd communicatie van het Belgisch stripmuseum. Hij vertelde me dat 47% van de bezoekers uit Fransen bestaat. Er komen slechts 4% Nederlanders naar het museum. Het is dus niet zo gek dat collectie in de winkel voor ongeveer 75% uit Franstalige strips bestaat. Ik zag trouwens ook nog wat Engelstalige uitgaven staan.
Vorig jaar heb ik De Graeve nog uitvoerig geïnterviewd toen het museum zijn vijfentwintigjarige bestaan vierde. Ook nu was het weer een fijn en gezellig gesprek – al liep dit keer mijn audioapparaatje natuurlijk niet mee. Het eten in brasserie is trouwens erg lekker en een groot contrast met de McDonald’s hamburger van de avond ervoor. Die middag zou Willem vliegen naar Tsjechië om later deze week op een stripfestival te spreken over de Belgische strip. Dat onderwerp is bij hem in goede handen, want Willems kennis over het beeldverhaal is groot.
Onderweg naar buiten liep ik nog even langs het beeld van Lucky Luke, nog altijd een van mijn favoriete stripfiguren. Het beeld is een recente aanwinst van het Belgisch Stripmuseum. Buiten liep ik zelfverzekerd richting het station, om er na een paar straten achter te komen dat ik wederom de verkeerde kant op liep. Toch maar snel een metro gepakt om op tijd de Thalys te halen. Terwijl we Brussel uitschoten, zat ik alweer met mijn neus in het eerste Soda album: Een engel gaat heen.