Mijn vriend Spider-Man ligt ook bij boekhandel De Dolfijn. Haarlemmerdijk 92, Amsterdam. En nog wel naast Kees van Kooten, hoe cool is dat?
Nou ja, naast een boek over cartoons van Kees van Kooten, bedoel ik.
Het boek waar ik Van Kooten bij uitkomen over heb geïnterviewd voor Stripgids. Later spraken we elkaar nog bij Scheltema. Een erg leuke ontmoeting.
Eerder deze week was ik bij boekhandel de Dolfijn langsgegaan om te zien of mijn boek er lag. Toen dat niet het geval was, maakte ik een praatje met een van de sympathieke verkopers van deze winkel. Het resultaat daarvan is dat het boek nu ook daar te koop is.
Zelf nam ik twee nieuwe boeken mee naar huis. De wonderjaren van Billy Marvin, geschreven door Jason Rekulak schijnt een liefdesverklaring aan de jaren tachtig te zijn. Dat geldt een beetje ook voor mijn boek, want in dat decennium maakte ik kennis met Spidey. Maar het is bovenal een decennium waarin ik veel popcultuur consumeerde die ik nog steeds erg lief heb. Ik ben niet de enige uiteraard.
Het andere boek dat ik meenam heet Francien laat je tieten nog eens zien. Het werd geschreven door Francien Regelink die te maken kreeg met slutshaming op haar middelbare school. Een boeiend en verontrustend onderwerp waar ik graag meer over lees.
Het is alweer de laatste dag van de maand januari. En dan te bedenken dat we gisteren nog aan de oliebollen zaten en de atmosfeer vervuilden met vuurwerk. De tijd vliegt. Hier mijn favoriete plaatjes van de afgelopen maand van onder andere mijn Instagram-account.
De hele maand keek Dirkjan mij guitig aan als ik de wc bezocht. Dankzij de Eppo-verjaardagskalender. Een leuke kop heeft ie die Dirkjan, daar niet van, maar ik ben toch blij dat ik 1 februari de bladzijde om kan slaan. Ingang tot een feestje op de Westergasfabriek dat rond de jaarwisseling plaatsvond. Mooi artwork vind ik.
Tijdens de Stripmaand in Scheltema hield Typex een lezing over zijn helden Bowie, Pontiac en Warhol. Fijn aan stripmakers een presentatie laten doen is dat ze hun eigen illustratiemateriaal tekenen. Voor Wasco was tekenen op papier niet genoeg dus begon hij bij Scheltema de etalageruit te verfraaien.
Een paar maanden geleden interviewde ik tv-legende Kees van Kooten over zijn nieuwe boekLeve het welwezen. Omdat hij op dat moment in Frankrijk zat, verliep het gesprek telefonisch. Dat is voor het interview verder geen probleem, maar toch vond ik het jammer om Van Kooten niet face to face gesproken te hebben. Gelukkig gaf hij ook een lezing in Scheltema en kon ik hem ervoor even spreken. Van Kooten vond het artikel in Stripgids mooi opgemaakt en vroeg of hij het magazine mee naar huis mocht nemen. Dat was geen probleem natuurlijk. Daarna verraste hij me nog eens, want ik had gedacht dat hij heel veel over cartoons zou vertellen die avond, maar in plaats daarvan las hij vooral stukken voor uit ander werk en maar een klein stukje uit zijn nieuwe boek.
Cabaretier en schrijver Kees van Kooten zou een boek met zijn favoriete cartoons samenstellen en deze toelichten. Toen kreeg hij een zware hartaanval en veranderde de aard van het boek. Toch valt er voor de stripliefhebber veel te genieten in Leve het welwezen.
‘Nee, ik ben geen stripliefhebber,’ geeft Kees van Kooten ruiterlijk toe. ‘Maar ik waardeer sommige strips zeer. Little Nemo van Winsor McKay, vind ik fabuleus. Wat daarin gebeurt is bijna Dali-achtig. Verder hou ik van Le Petit Nicholas van Sempé, Kuifje ken ik natuurlijk en de fabelachtige productie van Dick Matena. Maar gewone stripverhaaltjes met bijvoorbeeld Michel Valliant, nee, daar heb ik nooit iets mee gehad. Zelfs Tom Poes niet. Prachtig wat Toonder deed, zeker tekstueel, maar een grote vermoeidheid overviel mij bij het lezen van die verhalen. Een uitzondering moet ik maken voor Kapitein Rob en dat komt omdat ik geabonneerd was op de Ketelbinkie krant. En Cowboy Henk van Kamargurka en Herr Seele, door die strip liggen mijn vrouw Barbara en ik onder de tafel van het lachen. Absurdisme ten top! Daar zijn de Belgen altijd ontzettend sterk in,’ vertelt Van Kooten enthousiast telefonisch vanuit zijn vakantiehuisje in Frankrijk.
De Nederlandse cabaretier en schrijver Kees van Kooten (Den Haag, 1941) behoeft weinig introductie. Jarenlang was hij samen met collega Wim de Bie op de televisie te zien en stimuleerde het duo de lachspieren van een groot aantal kijkers. Typetjes als de Vieze Man, de Turk Mehmet Pamuk en het Haagse duo Jacobse en Van Es zijn legendarisch. ‘We zijn wat Jacobse en Van Es betreft zeker geïnspireerd door tekenaar Jaap Vegter: die heeft ook veel van dat soort halve penozetypes getekend. Hij kon heel goed plat-Hagenaarse types tekenen, hun lichaamstaal en doen en laten neerzetten.’ Naast televisie maken schreef Van Kooten ook een stapel boeken. Hij schopte het zelfs tot stripfiguur in de reeks ‘De Kiekeboes’. In het album ‘De taart’ speelt verslaggever-ter-plaatse Koos Van Keeten namelijk een rolletje.
Wanneer een humorist pur sang als Van Kooten een boek schrijft over cartoons en cartoonisten, is dat natuurlijk verplicht leesvoer voor de stripliefhebber. De oorspronkelijke opzet van Leve het welwezen was het samenstellen van een bloemlezing nationale en internationale cartoons die Van Kooten echt goed vindt, voorzien van toelichting en commentaar. Het boek zou dus vergelijkbaar zijn met Van Kootens Mijn Plezierbrevier (2006) waarin hij komische verhalen selecteerde en vertaalde en Zo Wordt U Gelukkig (2010) waarin de humoristische poëzie van de Amerikaanse dichter Billy Collins centraal staat.
Poëtisch schokje
Van Kooten: ‘Ik was op zoek naar de cartoons die mij een poëtisch schokje bezorgen, omdat ze een herkenbare situatie schetsen waar je zelf vaak in ondergedompeld bent geweest. Als voorbeeld geef ik mijn favoriete cartoon uit de bundel, de tekening van Gluyas Williams (1888-1982) van de man die uit zijn bed stapt. Hij wil in zijn pantoffels stappen, maar die staan nog de verkeerde kant op. De cartoon toont wat ik een lekje in de werkelijkheid noem: een klein missertje. In het dagelijks leven gebeuren dingetjes waar je verstild in je eentje om moet lachen. Deze alledaagse dingetjes krijgen nooit de aandacht die ze verdienen en als iemand dan de moeite neemt om ze dan zo mooi, zo fantastisch smaakvol uit te werken, vind ik dat grote kunst.’
Van Kootens enthousiasme voor mooi tekenwerk en slimme cartoons wordt uit ons gesprek direct duidelijk. Vol bewondering praat hij over de gewassen tekeningen van Chas Addams (1912-1988), de cartoonist die ook de Addams Family bedacht, en de cartoons van Saul Steinberg (1914-1999) die als Roemeense immigrant de Amerikaanse cultuur met haar diners, architectuur en ambtenarij fabuleus in illustraties wist vast te leggen en te becommentariëren: ‘Hij is de tekenaar die op andere tekenaars het meeste invloed heeft gehad.’
Een slecht hart
Toch is Leve het Welwezen een ander boek geworden: tijdens de voorbereiding ervan kreeg de schrijver een zware hartaanval. Dankzij vijf bypasses voelt hij zich beter dan ooit tevoren: ‘De cardioloog zei dat ik een ontzettend slecht hart had. Dat heb ik me nooit gerealiseerd en gewoon alles gedaan. Maar door het slechte hart pompte het bloed te weinig rond en met die bypasses is dat nu sterk verbeterd, dus ik voel mij heel goed.’
Het boek gaat zowel over het herstel van Van Kooten in het ziekenhuis als over cartoons, want op een handige wijze weet de humorist beide onderwerpen slim aan elkaar te verbinden. ‘Tijdens mijn verblijf in het ziekenhuis leefde ik eigenlijk twee en een halve week in een cartoon. Al die situaties waren cartoonesk,’ zegt Van Kooten. Ook brengt hij cartoons ter sprake door de heer Hartman te introduceren: een medepatiënt die ook aan zijn hart is geopereerd. De 85-jarige Hartman – de naam is bedacht door Van Kooten uit piëteit – is oud-werknemer bij de Nederlandse spoorwegen. Hij heeft een boekje dat vol staat met cartoons die eerder in het vakblad van de NS hebben gestaan. Hartman, die Gummbah een viezerik vindt en moderne cartoons maar niets, kan hartelijk lachen om de grappen uit de jaren vijftig terwijl Van Kooten die juist als belegen en flauw bestempelt. Een confrontatie tussen beide heren kan niet uitblijven. De dialogen tussen hen zijn op zichzelf al erg humoristisch, en ze stellen Van Kooten daarnaast in staat om verschillende cartoons en verschillende soorten humor te behandelen. Wat dat betreft is de confrontatie een gelukkig toeval die mooi uitpakt voor het boek. ‘De dialogen met meneer Hartman heb ik natuurlijk wel een beetje gepolijst en wat sneller gemaakt, maar verder is het allemaal gebeurd zoals het er staat. Dat noem ik keepersgeluk, toevallig geluk. Daar heb ik in mijn leven niet over te klagen gehad. Het feit dat mijn dochter Kim erbij was toen ik de kleinkinderen naar school bracht en die hartaanval kreeg, dat is het grootste geval van keepersgeluk.’
Examen
In Leve het welwezen gaat Van Kooten in op de aard van humor. Eigenlijk is het snappen van een grap een soort van examen doen, vindt de auteur. Hij schrijft: ‘Wie om een grap lacht, lacht uiteindelijk om zichzelf. Dat wil zeggen: hij lacht van tevredenheid over zijn getoonde begrip.’ Een interessante gedachte die impliceert dat humor ook angst met zich meebrengt. Van Kooten: ‘Jazeker. Denk maar aan een moppentapper op een verjaardag. Iemand zegt op een gegeven moment: “Ik weet een mop” en dan zie je iedereen gespannen naar voren buigen. Niet zo zeer om snel iets te lachen te hebben, maar omdat ze bang zijn dat ze de grap niet zullen begrijpen. Mensen zijn altijd bang geweest in gezelschap als iemand moppen vertelt. Of ze lachen overdreven hard om te laten merken dat ze hem doorhebben, of ze zwijgen en knikken fijntjes en dan zie je ze intussen denken. Als ik een mop/cartoon niet meteen doorheb, zit ik toch met een lichte schaamte. En dan vraag ik me af of ik de grap niet even aan mijn kleinzoon Roman moet voorleggen, want misschien kan hij hem uitleggen. Maar liever niet, want je wilt niet voor gek staan.’
The New Yorker
Overigens schuilt er in zekere zin ook een soort meneer Hartman in Van Kooten, want hij heeft grote bezwaren tegen de huidige trend die in cartoonland heerst. Vooral het tijdschrift The New Yorker en cartooneditor Bob Mankoff krijgen ervan langs: ‘Ik was erg teleurgesteld en werd steeds ontevredener over de kwaliteit van de cartoons in The New Yorker. Als je vroeger met je cartoon in The New Yorker stond had je het gemaakt. Die gouden jaren met Sam Cobean, Saul Steinberg, James Thurber, Chas Addams en noem ze allemaal maar op, die zijn voorgoed voorbij. Ik begrijp dat de humor is veranderd en daar moet ik ook in meegaan. Mankoff selecteert gemakzuchtig en harteloos materiaal en zelf maakt hij ook saaie en bloedeloze cartoons. Visueel voegt hij niets aan de tekst toe. Het grote verschil tussen toen en nu is denk ik dat er een ontzettende druk op de cartoonisten rust omdat ze in een hogere frequentie moeten produceren. Daarnaast was de tijd waar mijns inziens de mooiste cartoons in verschenen redelijk zorgeloos. We hadden natuurlijk wel de naweeën van de Tweede Wereldoorlog en de oorlog in Vietnam. Er gebeurde genoeg rotzooi, maar niet in de mate waarin we er nu kennis van nemen. Tegenwoordig voelen tekenaars zich gedwongen niet meer puur amusement te bieden, maar geëngageerd en becommentariërend te gaan tekenen. En zo ben ik redelijk verbaasd over het ontbreken van de smaakvolle, fijnzinnige, goed getekende cartoons, die niets met de politieke of actuele, economische of financiële werkelijkheid te maken hebben.’
Zwarte Piet
Daarbij heeft de auteur een hekel aan afgekloven clichés: ‘Geen kwaad woord over Ruben Oppenheimer hoor, maar ik zag van hem weer Zwarte Piet aan de mijter van Sinterklaas genageld alsof die het kruis van Christus is. Kijk, in de wereld van de cartoons wordt net als in de popmuziek gedoubleerd en gepikt. Hoeveel cartoons zijn er immers niet gemaakt over het onbewoonde eiland, over de dronken man en de dikke vrouw? Maar hoe vaak hebben we de kruisiging niet geparodieerd gezien? Eigenlijk kan die grap dus niet meer en zeker niet na Monty Python’s Life of Brian. Met die film is daar een punt achtergezet.’
Het Sempégevoel
Wat vindt Van Kooten dan wel een goede cartoon? ‘In het verband met het werk van Peter van Straaten gebruik ik in het boek het begrip teruglachen. Een goede cartoon moet jou beschamen. Je moet eigenlijk denken: “Jezus, wat is dat goed! Waarom ben ik daar niet eerder opgekomen?” Neem bijvoorbeeld een cartoon van Jerry Marcus, die overigens niet in de bundel is opgenomen. We zien een man en een vrouw die allebei in bed een boek zitten te lezen. Gezellig, gezellig, denk je als kijker in eerste instantie, maar dan kijkt de man op zijn horloge en zegt: “Ik moet weer naar huis.” Dan lach je terug, want je denkt dat het een getrouwd stel is, maar dan blijken het minnaar en minnares te zijn. Je verwacht dat die twee alleen even met elkaar neuken en dat de man dan weer naar zijn vrouw gaat, zoals dat in de praktijk gaat, maar in plaats daarvan toont Marcus ons een nieuwe kijk op zo’n relatie, die vergelijkbaar is met hoe een getrouwd stel doet. Een nieuwe kijk op een standaardsituatie zet je aan het denken en daarom vind ik het een goede cartoon. Je voelt zelfs dat je een beetje een rode kop krijgt, omdat je zo dom bent geweest om de situatie alleen op een heel burgerlijke manier te bekijken.’
De auteur heeft een voorkeur voor cartoons die je laten doordenken; cartoons waarvan de grap niet in een keer evident is. En een voorkeur voor visuele cartoons, het liefste ook nog zonder onderschrift, zoals het werk van Sempé. ‘Die maakt eigenlijk blije schilderijtjes. Ik ken niemand die in zijn eeuwige jongensachtigheid zo ontroerend meisjes van vijftien in een balletklasje tekent of jongens die met zijn zessen hand in hand in de golven springen. Dat zijn geen moppen, maar situaties die vertederen en waar je om moet glimlachen. En er zijn niet meer zoveel tekenaars die een stemming willen weergeven in plaats van grappen te maken. Denk maar aan de covers die Sempé tekende voor The New Yorker. Dan zie je op zesenveertig hoog een poes voor het raam spinnen en op de achtergrond staat iemand viool te spelen. Dat soort idyllische situaties noem ik het Sempégevoel.’
Tijdgebrek
Nu de 75-jarige cabaretier weer op de been is en hersteld, gaat hij echter het cartoonboek niet meer maken. ‘Door de hartaanval en door het ouder worden, besef ik dat de tijd opraakt. Je beseft wat je allemaal niet meer zult afmaken of zien, en in welke mate je aan de zijlijn komt te staan. Als je de tijdlijn uitzet van hoeveel ik nog heb en wat ik allemaal nog moet doen, wordt duidelijk dat er geen tijd is voor luimelen, lobbelen en in de hangmat liggen. Ik moet nog een hoop afspraken met mezelf nakomen. Dit boekje was er een van, maar ik ga niet meer pogen het ultieme cartoonboek te maken, omdat ik een ander idee heb dat me ook een paar jaar gaat kosten. Daar kan ik verder nog niets over zeggen. Ook zijn Wim de Bie en ik, en Wim voornamelijk, druk met het ordenen van ons archief. Ik wil niet te hoog van de toren blazen, maar qua hoeveelheid is het onbeschrijfelijk wat we in al die jaren gedaan hebben. We willen bijvoorbeeld nog eens iets doen met de schrijverijen uit Het Parool waarmee we begin jaren zestig begonnen zijn. Deze zijn nog niet gebundeld en uitgezocht. Dat kost ook veel tijd.’
Hoewel Leve het welwezen dus een ander boek geworden is dan beoogt, valt er voor de strip- en cartoonliefhebber een hoop te genieten. Niet alleen spreekt Van Kooten tussen het herstel van zijn operatie door, op intelligente wijze over het medium en humor, ook zijn z’n favoriete cartoons in de bundel opgenomen en eindigt het boek met korte, gevatte biografieën van de cartoonisten. De laatste strip in het boek is van Jaap Vegter (1932-2003) die een uitspraak van de auteur verbeeldde.
Van Kooten: ‘Vegters tekeningen zijn ongelooflijk mooi uitgewerkt. De houdingen van mensen, het lopen, het staan, zitten, het kijken, het lachen en het nichterige. Ook heeft hij er geweldige teksten bij geschreven. Als je wilt weten hoe iemand aan een cappuccinomachine staat, of hoe iemand zijn hondje laat schijten op de straat maar ondertussen doet alsof ie het niet doorheeft, dan moet je de tekeningen van Jaap Vegter bekijken. Toen ik de Groenman Taalprijs kreeg toegekend, was de beloning dat een zin van mij door Vegter zou worden geïllustreerd. Daar heeft hij heel lang over gedaan. Toch, op de uitreiking was hij klaar en kreeg ik die tekening ingelijst: “Schrijven is zitten blijven tot het er staat!” Jaap zuchtte: “Ja, maar tekenen is nog veel meer zitten blijven tot het er staat!” zegt Van Kooten lachend.
Kees van Kooten. Leve het welwezen Uitgeverij De Harmonie, € 19,90
Onderstaande prent heet Daredevils! en is gemaakt door Pieter Geenen. Hij won er dit jaar de Inktspotprijs 2012 mee, de prijs voor de beste politieke spotprent die het afgelopen jaar is gepubliceerd in de landelijke en regionale pers.
Geenen ontving de prijs, die voor dit jaar voor de negentiende keer is uitgereikt, op dinsdag 15 januari in Perscentrum Nieuwspoort uit handen van juryvoorzitter Kees van Kooten bij de opening van de tentoonstelling Politiek in Prent 2012.
Daredevils! verscheen op 8 maart 2012 in Vrij Nederland. De durfallen in de spotprent zijn vijf waaghalzen die kunstjes uithalen in het circus van alledag: de onnozele, naïeve burger op het slappe koord, met z’n kop in een leeuwenmuil of geblinddoekt aan de trapeze.
De jury was onder de indruk van deze prent, die niet over politici maar over het volk gaat. ‘Op een bedrieglijk naïeve poppenkastmanier analyseert Geenen de waan van de week en de hype van de dag. Hij becommentarieert de actualiteit vanuit het versimpelde oogpunt van de gewone man, die het ook niet allemaal begrijpt maar desondanks overal braaf achteraan blijft hollen, denkend dat hij alles doorheeft, maar intussen met open ogen wordt belazerd.’
‘De humor van Geenen is haarscherp, maar merkwaardig genoeg vooral hoopgevend. Deze volstrekt originele vorm van sociale satire zet de kijkende lezer keer op keer weer met beide benen op de grond. Dan overheerst de humor die haarfijn weet te relativeren,’ aldus de jury.
Een andere kijk
Een interessante analyse van de jury. Een goede spotprent becommentarieert, spiegelt en roept vragen op.
De prent roept bij mij ook vragen op. Je kunt de burgers in de prent zien als mensen die hun kop in het zand steken, maar laten we het eens omdraaien. Wordt er niet veel te veel belang gehecht aan de mediahypes? We huppen van de een naar de ander, maar puntje bij paaltje hebben de meeste hypes maar weinig met ons echte leven te maken. Natuurlijk merken we allemaal dat er een economische crisis is, maar ondertussen sta je als burger daar tamelijk machteloos in. Ook is het zo’n complex thema dat oorzaak en gevolg niet een, twee, drie te achterhalen zijn. Kortom, het gaat veel mensen boven de pet. Wie te veel met de negatieve berichtgeving in de meegaat, kan zo maar depressief worden. Misschien is het daarom maar beter om je te concentreren op zaken waar je wel invloed op hebt en geen aandacht te besteden aan mediahypes.
Ik vind de houding van de Vrouw Zonder Vrees in het eerste plaatje wel mooi: rechtse of linkse regering? Het boeit me niet. Een soort van onverschilligheid die wellicht voorkomt uit het feit dat de burger klaar is met het gesol van politiek Den Haag, waar men liever ruziemaakt over minimale partijverschillen in plaats van constructieve oplossingen zoekt. En Luchtige Lia kun je ook zien als iemand die positief in het leven staat en vertrouwen heeft in de toekomst.
De winnende prent is te zien op de expositie Politiek in Prent 2012, waaraan 26 tekenaars, ieder met zes prenten deelnemen. Gasttekenaars zijn dit jaar Maarten Wolterink en de in Amsterdam wonende Iraakse kunstenaar Kifah Al Reefi.
De tentoonstelling is na Nieuwspoort te bezichtigen in Persmuseum, Amsterdam; Café Brasserie Dudok, Arnhem; Centrale Bibliotheek, Den Haag; Limburgs Museum in Venlo, en Haus der Niederlande, Münster (D).
Dan gaat journaliste en programmamaker Sarah Meuleman (van o.a. VPRO’s Sarah’s barbaren) uitgebreid in gesprek met Han Hoogerbrugge over de achtergronden bij zijn solotentoonstelling in TENT. Hoogerbrugge vertelt aan de hand van zijn favoriete filmfragmenten en eigen video’s over zijn werk, leven, inspiratiebronnen en achtergronden bij zijn succesvolle tentoonstelling La Grande Fête des Voyeurs.
Da’s toch veel leuker dan televisie kijken, dunkt mij.
Zelf moet ik er niet aan denken – seks met Beatrix. Sterker nog: iedere gedachte aan Beatrix, haar familie en waar ze voor staan – namelijk een archaïsch overblijfsel van vervlogen tijden dat allang afgeschaft had moeten worden en waar een veel te hoog prijskaartje aan hangt – roept bij mij slechts negatieve gevoelens op.
Bij onderstaand typetje van humormeester Kees van Kooten roept Beatrix echter hele andere gevoelens op. Onstuimige erotische gevoelens wel te verstaan. Ik kwam bij deze prachtige sketch op youtube terecht toen ik op zoek was naar het fragment van Hans Teeuwen die de Majesteit anaal neemt. Hetzelfde thema, maar een heel andere uitvoering.