Jodocus de Barbaar, een strip door Marq van Broekhoven.
Tag: Marq van Broekhoven
Het eerste avontuur van Jodocus de Barbaar van stripmaker Marq van Broekhoven is eindelijk in albumvorm verschenen. Een ongewone, maar vermakelijke avonturenstrip.
Jodocus is de sukkel van het dorp: klein van stuk komt de jonge barbaar net met zijn neus boven de rand van de bar uit, raakschieten met pijl en boog ligt niet in zijn vermogen. Als zijn ouders door zijn onhandigheid hun veestapel kwijtraken aan het dorpshoofd, vlucht hij uit schaamte het bos in. Ondertussen ontsnapt prinses Yazine uit het kasteel van koning Azaroth, die haar gevangen houdt in een torenkamertje. Al tijden correspondeert ze met prins Folio. Ze hoopt haar geliefde bij de waterval te treffen, zodat ze hem voor het eerst in de armen kan sluiten. Als ze daar kennismaakt met onze barbaar, denkt ze dat hij Folio is. Jodocus laat haar graag in die waan. Ondertussen trekt Folio eropuit om zijn prinsesje te gaan bevrijden, stuurt de koning zijn leger op pad om zijn dochter terug te vinden en wordt het dorp waaruit Jodocus is verbannen opgeschrikt door een geheimzinnig geluid.
Prinses met ballen
Van Broekhovens held mag dan een sukkel zijn, de andere personages zijn niet veel intelligenter dan Jodocus. Van Broekhoven schetst een vreemd universum, met barbaren, prinsen, koningen en magiërs en neemt met zijn strip een loopje met de conventies van het Sword & Sorcery-genre. Maar ook een sprookjesconventie als de prinses die gevangen wordt gehouden in de kasteeltoren, wordt in een bizar daglicht gesteld, als Yazine hint naar een incestueuze relatie met haar vader. Door de wol geverfd, is de soms vlijmscherpe Yazine geen prinsesje om zonder handschoenen aan te raken. Deze dame wacht niet tot de prins haar redt, maar bevrijdt zichzelf wel.
Purno de purno
De oorsprong van Jodocus ligt bij een hoorspel dat Van Broekhoven met een vriend maakte voor een radiopiraat. Jodocus was een tegenhanger van Conan de Barbaar, maar dan met een stemgeluid dat het meest in de richting kwam van Purno de Purno. Uiterlijk heeft hij nog het meeste weg van een speelgoedversie van Rambo.
In een interview vertelde Van Broekhoven mij dat dit de strip is die hij al jaren wilde tekenen. Het plezier van het strip maken straalt dan ook van de pagina’s af en werkt bij deze lezer enthousiasmerend.
Van Broekhoven hanteert een losse narratieve structuur: de scènes draaien vooral om droge, soms wat flauwe, soms wat ondeugende grappen. Qua humor op en top Marq van Broekhoven dus, de stripmaker die jarenlang Peer de Plintkabouter tekende. Van Broekhoven speelt met de scèneovergangen, waar hij vaak tekstrijm en soms beeldrijm voor gebruikt. Wel spijtig dat de stripmaker de chronologie op een gegeven moment een beetje kwijtraakt: hij snijdt heen en weer tussen dag- en nachtscènes die duidelijk tegelijkertijd spelen.
Strip2000
Jodocus de Barbaar: Een prinses ontsnapt is in 2010 als vervolgstrip voorgepubliceerd in de Eppo. Het album wordt echter niet uitgegeven door de Don Lawrence Collection, maar door Strip2000. Een jonge uitgeverij die zich vooral richt op humorstrips. Plunk en Tom Carbon worden ook door Strip2000 op de markt gebracht. Binnenkort mogen we er ook een album van Jeroen Funke verwachten en het derde deel van Van Broekhovens autobiografische reeks Marq Denkt.
Op dit moment is Van Broekhoven druk bezig met het tweede avontuur van Jodocus: De blauwe wijven. Ik ben benieuwd!
Marq van Broekhoven – Jodocus de Barbaar #1: Een prinses ontsnapt
Strip 2000, €8,95
Blogs van stripmakers, ik ben er dol op. Volgens mij is een bloeiende site onontbeerlijk voor een stripmaker. Je bent als stripmaker immers ook gewoon zelfstandig ondernemer en moet je werk onder de aandacht brengen. Een blog is daar een goed medium voor. Zelf vind ik het altijd erg boeiend als een stripmaker via een blog je een kijkje op zijn tekentafel gunt.
Het blog van Peter Pontiac wordt zo nu en dan door de stripmaker van verse inhoud voorzien. Collega Fred de Heij blogt er bijna iedere dag nog vrolijk op los. Ook Marq van Broekhoven is voorzichtig begonnen met bloggen.
Hallie Lama houdt al jaren zijn Walhallie bij. Een cartoonblog waar hij welhaast iedere dag de bezoeker op een versche cartoon of krabbel trakteert. Hij is daarnaast begonnen met het blog Lama’s kunnen niet typen. Die titel klopt als een zwerende vinger, ware het niet dat Hallie toch aardig zijn vingers weet te roeren en daarmee nog wat zinnigs weet te zeggen over strips en film.
Robert – Dandy – van Raffe schrijft ook geregeld iets bij op zijn blog. Ook Aimée de Jongh blogt al jaren. En Rood Gras Rob van Barneveld natuurlijk.
Aanstormend talent Emma Ringelberg is nog steeds te vinden op Falling Monkey.
En gelukkig weet Merel Barends ook al een tijdje mooi nieuw werk te publiceren op haar blog. Ik heb haar jaren aan het hoofd gezeurd dat ze eens moest gaan bloggen en het ziet ernaar uit dat ze de blogkoorts nu goed te pakken heeft. Ze heeft daarnaast ook een schoon online portfolio.
Mars Gremmen, de grootste aanwinst van de Nederlandse Mad-redactie, is ook op het internet niet te stuiten.
Ook oude rotten als Maaike Hartjes, Albo Helm en Eric Heuvel zijn op het web te vinden. Al mag Eric wel weer eens in de pen klimmen. Wat dat betreft doet naamgenoot Erik de Graaf het beter.
De Lamelossers weten ook heel goed hoe ze hun werk moeten promoten via een blog.
Zelfs stripfiguur Plunk heeft zijn eigen blog. En nu we toch in België zijn aanbeland: Judith Vanistendael, waar recent nog het prachtige album Toen David zijn stem verloor, op de markt kwam, blogt op een wordpress. Noodgedwongen overigens, want een onverlaat heeft haar domeinnaam geregistreerd en plaatst er helaas alleen maar meuk op.
Brecht Evens kun je overigens ook vinden op een eigen blog.
Ik weet het: deze opsomming van bloggende stripmakers is nog lang niet compleet. Maar het is een begin. Wil je nog graag mensen toegevoegd zien, ga dan lekker los in het reactieformulier hieronder.
Het is weer tijd voor Strip Turnhout!
Dit weekend, op 9, 10 en 11 december vindt de 19de editie van het Strip Turnhout-festival plaats. Het grootste en oudste stripfestival van België. En wat mij betreft ook een van de leukste stripfestivals van de Lage Landen. Het belooft een mooi weekend te worden.
Groot-Brittannië is gastland dit jaar. In samenwerking met The British Council nodigt de organisatie tal van tekenaars en uitgevers van over het kanaal uit om zich tijdens het festival aan het Vlaamse publiek voor te stellen. Strippublicist Paul Gravett, ook organisator van het Londense Comica-festival, treedt op als curator. Posy Simmonds, de grand old lady van de Britse strip, is eregast op het festival. (Daar ben ik zelf in het bijzonder blij mee; ik spreek haar zaterdag uitgebreid voor een artikel in de VPRO Gids.) Behalve Simmonds zullen nog tal van andere Britse stripmakers hun opwachting maken in Turnhout.
De andere eregasten van het festival zijn Merho en Steven Dupré (1967). Dupré stripmaker ontvangt op zaterdag 10 december uit handen van Vlaams cultuurminister Joke Schauvliege de Bronzen Adhemar/Vlaamse Cultuurprijs voor de Strip. Dit is de hoogste onderscheiding in de wereld van het Vlaamse beeldverhaal. Aan de prijs die al sinds 1977 wordt uitgereikt is een beeldje van Marc Sleens Adhemar (naar een ontwerp van Frank-Ivo Van Damme) en een geldbedrag van 12.500 euro verbonden. Dat bedrag moet toch genoeg zijn voor een rondje voor de hele zaak, dunkt mij.
En niet vergeten: Michiel van de Pol krijgt zaterdag ook de Willy Vandersteenprijs uitgereikt.
Ik ben in het bijzonder benieuwd naar het programma-onderdeel strips op het podium. Zoals ‘De Vlaamse strip in het buitenland – succesvol of niet?’
Steven Dupré, Mara Joustra van uitgeverij Oog & Blik en Els Aerts van het Vlaams Fonds voor de Letteren praten over het succes van de Vlaamse strip in het buitenland.
En ook ‘Strips en de nieuwe media: vriend of vijand?’ lijkt me boeiend.
Hoe moet de stripwereld omgaan met de nieuwe media. En wat is de toekomst van strips op papier? Canan Marasligil bevraagt hierover de Britse stripauteur Kevin O’Neill, webcomicartist Daniel Merlin Goodbrey en Johan De Smedt, hoofdredacteur strips van Standaard uitgeverij.
Er zijn tijdens het festival in de stad Turnhout verschillende tentoonstellingen te bezichtigen. Zoals ‘Anima Eterna’ van Judith Vanistendael en ‘Allemaal Beestjes’ van Marc Sleen in het restaurant Cachet de Cire en het Natuurpuntmuseum. Een overzicht van de expo’s vind je hier.
Ook leuk: Marq van Broekhoven doet zijn Jodocus Show. Hij leest voor uit zijn werk en kruipt in de huid van verschillende personages. Het eerste album van Jodocus de Barbaar zal dit weekend ook gepresenteerd worden. Zelf hoop ik nog een paar interessante smallpress-boekjes te scoren.
Net als in 2009 zal er een unieke stripveiling gehouden worden. De opbrengst van deze veiling gaat integraal naar Sensoa, het Vlaams service- en expertisecentrum rond seksuele gezondheid en hiv.
Nou ja, dit is nog maar het topje van de spreekwoordelijke stripberg. Bekijk de site van Strip Turnhout voor alle details.
Driemaal Nieuw Gehoer
Ik ga dit jaar voor de derde keer naar Turnhout. De voorgaande jaren waren erg leuk en de ontmaagding van Studio Nieuw Gehoer staat me nog helder voor de geest. Overigens wordt de site van Nieuw Gehoer al jaren niet meer geüpdatet, maar de heren van dit bijzondere collectiefje zijn natuurlijk wel aanwezig. Sommigen brengen ook boekjes uit.
De strip Jodocus de barbaar van Marq van Broekhoven zal in december bij uitgeverij Strip 2000 uitkomen en tijdens Strip Turnhout worden gepresenteerd. De strip werd in 2010 in Eppo voorgepubliceerd.
In het album Een prinses ontsnapt maken we kennis met Jodocus, een mislukte barbaar.
‘Jodocus is een jonge barbaar, die echter een stuk minder barbaars is dan zijn dorpsgenoten,’ legde Van Broekhoven in een eerder interview aan me uit. ‘Hij kan lezen, maar verder kan hij niet veel: boogschieten, zwaardvechten, jagen, vrouwen – het zegt hem allemaal weinig. Maar gedwongen door een hele reeks toevalligheden (noem het: avontuur) gaat dat veranderen.’
In Een prinses ontsnapt onderschept Jodocus de briefwisseling tussen twee de jonggeliefden prinses Yazine en haar prins Folio. Ze hebben elkaar nog nooit ontmoet, want Yazine wordt door haar tirannieke vader gevangen gehouden. Toch weet ze te ontsnappen. Als ze Jodocus ontmoet ziet ze hem aan voor de prins en hij laat haar graag in die waan. Ondertussen trekt Folio er op uit om zijn prinsesje te gaan bevrijden, stuurt de koning zijn leger op pad om zijn dochter terug te vinden en wordt het dorp waaruit Jodocus is verbannen opgeschrikt door een geheimzinnig geluid.
Tijdens Strip Turnhout wordt het album gepresenteerd in de Strip 2000-stand. Op dat weekend zondag voert Van Broekhoven zijn Jodocus-show op, waarin hij uit zijn werk voorleest en alle personages zelf uitbeeldt.
‘Om het album te promoten worden er Jodocus-wijnen, Peer-verjaardagskaarten en twee verschillende ansichtkaarten uitgebracht,’ laat de stripmaker weten.
Inmiddels is Van Broekhoven druk bezig met het tekenen van het tweede album dat De blauwe wijven gaat heten. ‘Ik heb nu een derde af. In dit deel krijgt onze held het steeds moeilijker om zijn ware identiteit voor de prinses geheim te houden. Yazine blijkt wat onvermoede vreemde trekjes te hebben. Ook maak ik bekend wat het geheimzinnige geluid is dat het dorp van Jodocus opschrikt,’ belooft Marq.
Egostrippen met humor
In de Nederlandse stripwereld is de autobiografische strip rijkelijk vertegenwoordigd. Eppo-lezers kennen natuurlijk Gleevers Dagboek van Gerard Leever, maar ook Marq van Broekhoven (Jodocus de Barbaar) is een egostripper. Net als Michiel van de Pol. Alle drie de heren hebben een eigen tekenstijl en gevoel voor humor om hun wereld te duiden. Hoog tijd om deze navelstaarders van het beeldverhaal eens te ondervragen.
Gerard Leever is een van de pioniers in de Nederlandse stripwereld als het om dagboekstrips gaat. Leever begon met zijn dagboeken in dummy’s te tekenen toen hij zijn dienstplicht moest vervullen. ‘Uit verveling,’ zegt de stripmaker. ‘Het waren in eerste instanties meer cartoons dan strips waarin ik de gebeurtenissen van mijn diensttijd optekende.’ Toen hij dit werk liet zien aan de redactie van het stripblad Stripofiel, mocht Leever zijn belevenissen daarin verstrippen. ‘Het idee was om eerst iets te gaan ondernemen en er daarna een strip over te maken. Ik heb bijvoorbeeld een nacht bij het Leger des Heils geslapen en heb met een vriend uit dienst allerlei homobars bezocht.’ Toch bleek deze journalistiek in stripvorm niet helemaal zijn ding te zijn en al snel ging Leever strips maken over zijn eigen gevoelens en problemen. Deze strips, die vaak uit twee pagina’s bestaan, verschenen later ook in Stripschrift en tegenwoordig in de Eppo.
Dagelijks leven
De geboorte van zijn eerste zoon, Cas, was voor Michiel van de Pol in 1996 de aanleiding om met stripdagboeken te beginnen: ‘Ik wilde een verslag van zijn ontwikkeling maken. Het was ook niet bedoeld om er een boek van uit te geven, de strips waren in het begin puur voor privé-gebruik.’ Na een tijdje kwam de focus van de verhalen meer op Van de Pol zelf te liggen. Het dagelijks leven van de stripmaker biedt concrete aanleidingen voor zijn strips. ‘Die korte stripjes zijn ervaringen die ik letterlijk zo heb meegemaakt, of gevoelens of ideeën die ik bij bepaalde gebeurtenissen had.’
Dit jaar kwam Terug naar Johan uit, een prachtige striproman van 120 pagina’s over zijn pubertijd, waarin Van de Pol vertelt over hoe hij en jeugdvriend Johan langzaam uit elkaar groeien. Michiel begint zich, geleid door hormonen, steeds meer te interesseren voor meisjes en seks, terwijl Johan zich verdiept in insecten en het in elkaar zetten van elektronica. Wanneer Michiel aan het einde van het verhaal een schrift vol pornografische afbeeldingen bij Johan vindt en dus blijkt dat ze eigenlijk niet zoveel van elkaar verschillen, is de kloof tussen beide vrienden al te groot geworden en de vriendschap verloren.
Marq van Broekhoven wilde al jaren een dagboekstrip maken en heeft een zolder vol aanzetten. Pas toen hij besloot dat de stripjes niet aan een bepaald stramien hoefden te voldoen en dat hij niet iedere dag iets hoefde te verstrippen, kwam hij los. Het eerste verhaal maakte hij als opvuller voor het stripblad Incognito. Samen met Anton Damen maakte hij indertijd de strip Fritz Pitz. Toen Damen geen tijd had om een aflevering te schrijven, heeft Marq de eerste dagboekstrip gemaakt. ‘Het zijn makkelijke, snelle verhaaltjes om te maken. De verhalen liggen voor het opscheppen: ik hoef mijn fantasie niet in te schakelen, want ik heb het immers allemaal zelf meegemaakt.’
In Marq Denkt verstript van Broekhoeven jeugdherinneringen, bijzondere voorvallen uit zijn leven of overpeinzingen die een blik gunnen in de bovenkamer van de stripmaker. In het tweede album, dat twee jaar geleden uitkwam, staan strips over een nooit voltooid filmproject over moordlustige toiletpotten, het maken van een dagboekstrip, vertelt hij over de monsters waar hij als kind bang voor was en hoe lastig het is om “nee” te verkopen aan vertegenwoordigers.
Persoonlijke verhalen
Dat het persoonlijke verhalen zijn, is een van de sterke punten van de autobiografie, vindt Van Broekhoven: ‘Je kruipt in het hoofd en het leven van een ander. Je kunt daar dingen in herkennen en je verwonderen over zaken die bij die ander juist heel anders zijn.’
Leever vindt herkenbaarheid ook erg belangrijk, zijn strips gaan immers over zaken waar we allemaal mee te maken krijgen: belastingaanslagen, gezinsperikelen en muizen in huis. Ook heeft het maken van de strips voor hem een therapeutische werking. Zijn onzekerheid is een terugkerend thema, of het nu gaat om het moeilijk krijgen van een vriendinnetje toen hij jong was, of het feit dat hij zich schaamt voor zijn nogal rode neus. ‘Die kwestie speelde een jaar of twee voordat ik er een strip over maakte. Het duurt altijd even voordat ik zelf de humor van dat soort dingen inzie, maar als ik dat eenmaal doe, pak ik het ook groot aan. Op de cover van Stripschrift was die rode neus dan ook heel duidelijk aanwezig. Het is vaak zo dat als je dingen maar gewoon toegeeft, je er makkelijker mee om kunt gaan.’
Manipulatie
Authenticiteit vinden Van Broekhoven en Van de Pol ook een belangrijke eigenschap van de autobiografie. Van de Pol: ‘In mijn eigen werk is er wel een ontwikkeling gaande. Toen ik nog een babydagboek maakte was het puur registeren van wat er gebeurde en dat heb ik ook heel lang volgehouden in mijn eigen autobiografische strips. Met het laatste boek ben ik de werkelijkheid meer gaan manipuleren. Ik gebruik de autobiografische elementen als basismateriaal, maar ik maak er wel een nieuw verhaal van. Ik zet gebeurtenissen in een andere volgorde en bedenk er af en toe dingen bij om er een overtuigend verhaal van te maken. Toch, wat ik wil vertellen is wel waarachtig. Al ben ik in zekere zin wel oneerlijker geworden.’
Een goed voorbeeld hiervan is het personage Johan, dat is samengesteld uit verschillende bestaande personen. Van de Pol: ‘Er zit ook veel van mijn broer in Johan. Het schrift vol met pornografische afbeeldingen dat Michiel bij Johan in de kast vindt, dat komt bijvoorbeeld van mijn broer. Ik vond dat het wel bij het karakter van Johan paste en het geeft een extra dramatische dimensie aan het verhaal.’
Leever is zo eerlijk dat hij er niet voor terugdeinst om mensen uit zijn omgeving negatief te karakteriseren. Hij beeldt zijn vader uit als een oude mopperpot, terwijl zijn moeder zich overdreven gedienstig naar haar man opstelt. Leever: ‘Dat beeld klopt wel ongeveer, anders zou ik het nooit zo naar voren brengen. Ik moet zeggen dat mijn vader er wel een stuk op vooruit is gegaan. Ik heb vooral moeite met hoe vroeger de situatie thuis was. In eerste instantie was ik wel bang voor hun reactie en of de strips goed overkwamen, maar ze vinden ze juist wel leuk.’
Zeg het met humor
Ook Van Broekhoven zegt dat zijn strips waar zijn gebeurd. Lachend: ‘Het kan wel zijn dat ik me vergis, want mijn geheugen is ook weer niet zo goed. Sommige dingen laat ik weg om mezelf of anderen te beschermen. Niet iedereen hoeft alles van me te weten. Het is wel zo dat de ironische toon er soms voor zorgt dat ik dingen overdrijf, maar dat doe ik dan zó duidelijk, waardoor ik het toch eerlijk vind. In een stripje schopt mijn dochter tegen mijn schenen. Dat is echt gebeurd. In het laatste plaatje zie je me dat ik de strip teken, met mijn voet in het gips. Dat is dus niet echt, want zo hard schopt ze ook weer niet.’
Leever overdrijft ook in zijn strips. Soms zet hij er voor de grap bij dat een scène authentiek is, terwijl de lezer duidelijk kan zien dat dit niet het geval is. Zo beeldde de stripmaker zichzelf af als baby die in de baarmoeder met een potlood in de hand al zat te tekenen. Ook snapt iedereen wel dat hij nooit echt het ruimtewezen E.T. een tijdje bij hem gelogeerd heeft, maar dat de stripmaker uit enthousiasme voor die film, zijn fantasie de vrije loop laat.
Overdrijven en hun dagelijkse belevenissen serveren met humor, dat hebben deze drie egostrippers met elkaar gemeen. ‘Ik gebruik humor om de boel te relativeren, want ik vertel in wezen heel serieuze dingen. Met humor maak ik het verhaal dragelijk,’ zegt Van de Pol. Van Broekhoven gebruikt een ironische toon om vooral zichzelf te relativeren: ‘Een van de valkuilen van het genre is dat je te veel gaat egotrippen en jezelf te interessant gaat vinden, terwijl je publiek je helemaal niet zo interessant vindt. Dan sla je de plank goed mis. Daarnaast geeft humor het verhaal meerwaarde. Ik vertel niet alleen wat ik heb meegemaakt maar geef er meteen commentaar op.’ Leever: ‘Ik heb wel een paar afleveringen waar minder humor in zit. In Eppo staat een strip over mijn buurman die zelfmoord heeft gepleegd. Daar zit weinig humor in, maar het is toch een mooi verhaal geworden.’
Dit artikel stond in Eppo #19.
Autobiografisch strippen: Leuk en herkenbaar
Nederlandse stripmakers zijn eregast op het FICOMIC stripfestival in Barcelona. De autobiografie is in beide striplanden een belangrijk genre.
Nederland is dit jaar eregast op stripfestival FICOMIC in Barcelona dat deze week van 6 tot en met 9 mei plaatsvindt. Op de Nederlandse stand staat het thema autobiografie centraal, in de expositie zijn vier Nederlandse en vier Spaanse tekenaars aan elkaar gekoppeld op basis van overeenkomsten. Peter Pontiac en Miguel Gallardo zijn bijvoorbeeld generatiegenoten en hebben een achtergrond in de undergroundscène. Voor de expositie tekende de ene stripmaker een portret van de ander. Pontiacs grafische roman Kraut (2000) gaat over zijn vader die lid was van de SS. In de jaren zeventig maakte Pontiac al autobiografisch getinte strips over zijn drugsverslaving. Die verschenen in het striptijdschrift Gummi, waar ook Rudolf Kahls verstripte jeugdherinneringen aan naoorlogs Duitsland werden gepubliceerd.
Vanzelfsprekend
Logisch dat in Barcelona voor de autobiografie is gekozen, want het is een belangrijk genre binnen de Nederlandse en Spaanse stripcultuur. Gert Jan Pos, stripintendant van het Fonds BKVB en de drijvende kracht achter de Nederlandse aanwezigheid op FICOMIC, beaamt dat: ‘De autobiografie is zó belangrijk geworden dat je niet eens meer hoeft uit te leggen dat je een strip over jezelf maakt. Jan Kruis maakte in 1970 Jan Jans en de kinderen, waarvoor hij zijn eigen gezin als uitgangspunt nam. Toen was het nog niet evident dat je een strip over jezelf maakte, laat staan dat dit interessant zou zijn voor anderen. Dat is inmiddels helemaal veranderd.’
Pos ziet een verband met de maatschappelijke trend waarin mensen zichzelf blootgeven: ‘De Nederlandse strip volgt de trend van zelf het middelpunt van alle aandacht willen zijn. Er is geen enkele gêne meer. Miljoenen Nederlanders maken nu ook hyves-pagina’s en blogs waardoor je alles over ze weet.’
De Grote Drie
De Nederlandse stripwereld kent een grote verscheidenheid aan autobiografische stripmakers. Gerard Leever maakt sinds 1980 zijn Gleevers Dagboek, Marq van Broekhoven haalt in Marq Denkt jeugdherinneringen op en vertelt wat hem bezighoudt en Floor de Goede trakteert zijn lezer dagelijks op een persoonlijk stripje op zijn site DoYouKnowFlo.nl.
In de jaren negentig begonnen Maaike Hartjes, Gerrie Hondius en Barbara Stok – de Grote Drie wat vrouwenstrips in Nederland betreft – met het maken van eigenzinnige autobiografische strips.
Stok, die een eenvoudige en herkenbare tekenstijl hanteert, won vorig jaar de Stripschapprijs voor haar oeuvre. Als twintiger kwam ze in aanraking met het werk van de godfather van de Amerikaanse undergroundstrips Robert Crumb. De undergroundscène uit de jaren zestig en zeventig en Crumbs autobiografische werk in het bijzonder zijn een belangrijke invloed op Nederlandse stripmakers. ‘Crumb maakte strips voor een volwassen publiek met volwassen thema’s en maatschappijkritiek. Zijn verhalen gaan over echte mensen en dat sprak me erg aan,’ zegt Stok.
Het tekenwerk van Crumbs vrouw Aline, dat kwalitatief minder indrukwekkend is, legde voor Stok de lat wat lager: ‘Zelfs bij zo’n tekenstijl kunnen de verhalen erg goed zijn. Ik vind dat ik leuk teken maar ik ben geen tekenvirtuoos.’ Als hobby ging ze strips maken over de dingen die ze had meegemaakt. Inmiddels zijn we vijf stripalbums verder. In persoonlijke verhalen geeft Stok met humor en relativering haar visie op de wereld: ‘De rode draad in mijn werk is dat ik opzoek ben naar wat ik belangrijk vind in het leven. Ik probeer anders aan te kijken tegen vaststaande waarden.’
Herkenbaarheid verklaart volgens Stok de populariteit van de autobiografie: ‘Het genre lijkt wellicht narcistisch, maar de verhalen gaan vaak ergens over. Ze gaan over herkenbare situaties, ze zijn vaak grappig en ook filosofisch.’ De Goede voegt hier nog aan toe dat het van belang is dat mensen weten dat de verhalen autobiografisch zijn en dat de strippersonages werkelijk bestaan. ‘Hoe langer je de strip leest hoe beter je de personages denkt te kennen. Dan wil je ze blijven volgen.’
Zwaar op de hand
Pos merkt een belangrijk verschil op tussen de Nederlandse autobiografen en hun Spaanse spiegelbeelden: ‘Ik wil niet te veel generaliseren maar Spanjaarden kunnen best wel zwaar op de hand zijn. Het zijn serieuze mensen. Maatschappelijke thema’s zijn populair in Spanje. Gallardo maakte bijvoorbeeld een strip over zijn autistische dochter. Hier is het over het algemeen iets lichter en trivialer.’
Floor de Goede is zo’n autobiograaf die het luchtig houdt. ‘Het moet wel een beetje grappig blijven,’ zegt Flo. ‘Soms wil ik er wel een beetje drama in verwerken, maar ik vind humor wel belangrijk. Zo moeilijk heb ik het helemaal niet, dus waarom zou ik er een drama van maken?’ Flo’s verhalen zijn een constructie en zijn niet altijd letterlijk gebeurd zoals ze verteld worden: ‘Waarheid is nu eenmaal erg saai.’ Toch zijn ze wel eerlijk. ‘Soms heb ik de neiging om een filosofische gedachte erin te stoppen, maar dat slaat dan eigenlijk nergens op, want zo filosofisch ben ik nou ook weer niet.’
Floor de Goede en Barbara Stok zijn twee van de in totaal vijftig stripmakers die naar Barcelona gaan. Hun ervaringen lezen we later vast terug in stripvorm.
Dit artikel is ook gepubliceerd in Het Parool van donderdag 6 mei.
Striptijdschrift Eppo bevat sinds het eerste nummer van dit jaar de nieuwe strip Jodocus de Barbaar, het geesteskind van stripmaker Marq van Broekhoven, u wel bekend van strips als Peer de Plintkabouter en Marq Denkt – een van mijn favoriete autobiografische strips. Met de publicatie van Jodocus komt er voor de tekenaar een langgekoesterde droom uit.
Vertel eens Marq, wie is Jodokus?
Jodocus is een jonge barbaar, die echter een stuk minder barbaars is dan zijn dorpsgenoten. Hij kan lezen, maar verder kan hij niet veel: boogschieten, zwaardvechten, jagen, vrouwen – het zegt hem allemaal weinig. Maar gedwongen door een hele reeks toevalligheden (noem het: avontuur) gaat dat veranderen.
Hoe ben je op dit concept gekomen?
‘Jodocus ontstond in de jaren 80 van de vorige eeuw, als hoorspel voor de radiopiraat waarvoor ik samen met een vriend en vriendin een bijzonder maf programma maakte. In dit programma staken we de draak met de actualiteit, belden we mensen voor allerlei flauwekul op, draaiden we een enkele plaat en heel veel zelfgemaakte jingles en zonden we dus ook wekelijks een aflevering van ons zelfgemaakte hoorspel uit. Hierin was Jodocus een soort tegenhanger van Conan de Barbaar, met een stemgeluid dat het meest in de richting kwam van Purno de Purno. Als sidekick kreeg hij een zekere Sonya Barbarend naast zich.’
‘Ik kan me nog een episode herinneren waarin ze een kasteel vol met Limbo’s (met zwaar overdreven Limburgs accent) veroverden. Het programma dat na ons kwam werd geproduceerd door rasechte Limburgers daar staken we graag de draak mee. In diezelfde tijd heb ik samen met Anton Damen (co-scenarist van een aantal van Van Broekhovens strips, red.) twee korte strips en een strook van Jodocus gemaakt voor ons eigen tijdschrift Juttemis. Een heuse Oer-Jodocus.’
Conan is dus een van de inspiratiebronnen voor Jodocus.
‘De Oer-Jodocus was een persiflage op Conan (vooral de twee films met Schwarzenegger, die waren ook bekend bij mijn twee mede-hoorspelmakers). Voor de huidige Jodocus laat ik me hooguit inspireren op de oorspronkelijke boeken van Robert E. Howard en verder de strips van Barry Smith en John Buscema. Ik heb Jodocus ontworpen al een soort verkleinde en gedrongen versie van Barry Smiths Conan – maar ik sluit niet uit dat er ook wat restjes Eric de Noorman in het recept geslopen zijn. ‘
Waarom heeft het zo lang geduurd voordat Jodocus weer tevoorschijn kwam?
‘Ik heb een dikke twintig jaar de tijd genomen om allerlei ideeën uit te laten kristalliseren. Om een passende tekenstijl, manier van vertellen en inkleuren te vinden. Maar bovenal heb ik gezocht naar een publicatiemogelijkheid voor de ultieme Sage van Jodocus. Het is dan ook de strip die ik al jarenlang het liefst wil maken. Naast mijn droom een graphic novel te maken, wil ik namelijk al jaren aan een vervolgstrip werken. Bovendien is de Eppo-lezer wat ouder en dan kun je ook gelaagder te werk gaan en je als stripmaker meer experimenten veroorloven.’
Hoe is de strip bij de Eppo terechtgekomen?
‘Rob van Bavel (hoofdredacteur van Eppo, red.) heeft een dik jaar geleden bij de start van zijn Eppo-nieuwe stijl gevraagd of ik ook een strip voor het blad wilde gaan maken. Het liefst geen Peer! Daar had ik zelf ook weinig zin in, dus dat kwam goed uit. Aanvankelijk leek het erop dat er alleen nog plaats zou zijn voor korte, afgeronde verhalen, dus daar ben ik me in eerste instantie op gaan richten. Het leek me wel leuk om een strip te gaan maken over een jochie dat geestenstemmen hoort om daarmee in te haken op de vele televisieprogramma’s met aanverwante thema’s, zoals The Ghost Whisperer in zowel Derek Ogilvie als Jennifer Love Hewitt-versie. Ik liep bij De Geestenluisteraar tegen allerlei problemen op en kreeg de strip maar niet van de grond. Weer een doos op zolder gevuld met schetsen, aantekeningen en openingsscènes! Uiteindelijk vielen er allerlei dingen in één klap op hun plaats en ben ik Jodocus gaan uitwerken voor Eppo. In eerste instantie als afgeronde episodes van 6 pagina’s, maar al gauw bleek dat Rob er gewoon een vervolgstrip van wilde maken, dus kon ik lekker mijn gang gaan.’
Wanneer mogen we het eerste album verwachten en wie gaat dat uitgeven?
‘Als het eerste verhaal van Jodocus ten einde loopt, gaan Rob en ik om de tafel zitten. Het ligt er natuurlijk helemaal aan hoe het publiek reageert op deze strip. Maar een album komt er wat mij betreft hoe dan ook. Eventueel bij Silvester of anders in eigen beheer.’
Je lijkt je bij dit verhaal in het bijzonder toe te leggen op de scèneovergangen. Wilde je wat meer experimenteren met deze strip?
‘Ik wil er een eigen strip van maken die wegleest als een redelijk commercieel geval, maar waar de lezer zijn verwachtingen regelmatig bij zal moeten stellen. Zo wordt het niet alleen maar grappig, maar zullen er ook grote dramatische gebeurtenissen voorvallen. Veel clichés van het Sword &Sorcery-genre zullen op onverwachte momenten juist 180 graden omdraaien. En inderdaad: het vertelritme, het kleurgebruik en de ‘montage’ zijn niet helemaal doorsnee. Qua scèneovergangen wilde ik de strip als een gedicht opbouwen. Dat wil zeggen dat ik vaak tekstrijm gebruik als overgang en soms beeldrijm. Ik wil dat scenes vloeiend in elkaar overvloeien, want ik gebruik geen tekstblokken. Dat past niet bij mijn stijl van vertellen.’
Als voorbeeld van beeldrijm noemt Van Broekhoven een scène waarin een glas melk tegen de muur wordt gegooid. De melkvlek op de muur komt aardig overeen met de wijnvlek op het tafelkleed in het eerste plaatje van de volgende scène.
Kun je een paar van die clichés noemen die je op de hak gaat nemen?
‘Bijvoorbeeld de bedreven, aantrekkelijke zwaardvechter/boogschutter als held of het watje als antiheld. Die laatste rol speelt Jodocus nu nog wel, maar hij gaat gaandeweg een hele ontwikkeling doormaken. Een ander cliché is het lieftallige prinsesje dat gered moet worden uit klauwen van de boze macht. In het eerste verhaal blijkt de prinses kanten te hebben die je niet meteen bij een lieftallig prinsesje zou verwachten.’
Verder hoeven we van Van Broekhoven ook geen ‘ze leefden nog lang en gelukkig’ te verwachten, maar details wil hij daarover nog niet kwijt: ‘Een groot deel van mijn plezier in het maken van de strip zit hem in de verrassingen die ik de lezers hoop te gaan geven.’
Hoe zie jij de toekomst van Jodokus? Wordt het een blijvertje waar nog veel albums van gaan uitkomen?
‘Jodocus wordt mijn bekendste strip. Elk jaar tot aan mijn voortijdige dood in 2073 verschijnt er een nieuw album, dat eerst voorgepubliceerd is in het snelst groeiende tijdschrift van Nederland, de Eppo, en de Sage van Jodocus groeit in die tijd uit tot een Begrip: merchandise, fanclubs, you name it – maar nooit ofte nimmer een film! Ik heb namelijk nog nooit een stripverfilming gezien die ik de moeite waard vond.’
Lees ook een interview met Marq van Broekhoven over Marq Denkt.
Bekijk ook de eerste paar pagina’s van Jodocus de Barbaar met uitleg op Van Broekhovens eigen website.
Dit interview is ook gepubliceerd op het stripblog van Zone 5300.
Meeting Mignola op Stripbeurs Breda
Aanstaande weekend, dus op 6 en 7 maart, wordt voor de tweede keer de Stripbeurs Breda georganiseerd in het Racketcentrum. Er zullen op deze beurs enkele interessante stripmakers rondlopen, waaronder Mike Mignola.
Stripmaker Mignola is de bedenker van Hellboy – het helrode duivelskind met de altijd brandende sigaar die het opneemt tegen bovennatuurlijke wezens. Er zijn inmiddels twee speelfilms en enkele animatiefilms over Hellboy gemaakt. Ook zijn er meerdere boeken over deze held verschenen. Ik ben een groot fan van de strips en Mignola’s tekenstijl. Daarom ben ik extra verheugd dat ik Mignola zaterdag interview voor een artikel in de VPRO Gids. Mike en Mike spreken elkaar zaterdagochtend vroeg, daarna wordt Mignola geacht de hele dag te signeren. Ik spreek hem dus voordat zijn handen lam zijn en hij de hele dag al vragen heeft moeten beantwoorden van zijn fans.
In Breda wordt ook de eerste Nederlandse editie van Hellboy gepresenteerd, uitgegeven door De Vliegende Hollander. Niet alleen de softcover is er te koop, maar ook twee oversized luxe collectors edities van de Nederlandse Hellboy-uitgaven. Deze zijn op groot formaat, in full color, genummerd en gesigneerd door Mike Mignola. Deze luxe edities worden in een gelimiteerde oplage van slechts 100 exemplaren gedrukt.
Andere stripmakers die hun komst hebben bevestigd zijn Achdé (Lucky Luke), Romano Molenaar en Jorg de Vos (Storm), Henk Kuijpers (Franka), Mark Schultz (Dinosaurs and Cadillacs), Martin Lodewijk (Agent 327), Adi Granov (Iron Man), Paul Geerts (Suske en Wiske), Paul Renaud (Red Sonja), Mark Retera (Dirkjan), Barry Kitson (Batman), Carry Brugman (De Partners), Minck Oosterveer (Ronson Inc.) en Eric Heuvel (January Jones). Al deze auteurs zijn twee dagen aanwezig en zullen daar hun nieuwste uitgaves signeren.
Uitgeverij Xtra, je weet wel van Pulpman, pakt aardig uit op deze stripbeurs. Fred de Heij (Pulpman), Aloys Oosterwijk (Op de huid), Petar Meseldzija (Bron van verbeelding), Argibald en Hallie Lama zullen aanwezig zijn. Daarnaast zullen Daniel Rosseels en Rudolf Kahl samen met Ben Vranken en Serge Baeken ook hun werk signeren. (Ik sprak Baeken uitgebreid op de stripbeurs in Houten vorig jaar.)
Uitgeverij Silvester zet onder andere stripmaker Reinhardt Kleist van het prachtige album Cash achter een tekentafel. Ook Marq van Broekhoven is aanwezig. Volgende week publiceer ik een interview met Van Broekhoven op deze site over zijn strip Jodocus de Barbaar.
Leuk aan deze beurs is dus het diverse gezelschap van stripmakers die er zullen komen en dat er tussen de lijst van aanwezigen ook een paar prominente buitenlandse stripmakers tussen zitten. Zie voor een volledige lijst van auteurs deze lijst.
Ook worden er tijdens de beurs nieuwe sripalbums gepresenteerd, zoals deel 25 van de serie Storm, deel 3 van Red Sonja en nieuwe delen uit de series De Partners en Ronson Inc. Tevens zal Het fotoboek Draw and Shoot – waarvoor meer dan 70 stripmakers uit Nederland zijn geportretteerd – te koop zijn.
Kinderpartijtje
Dat klinkt allemaal leuk, toch krijg ik koude rillingen als ik kijk naar het programma zoals het op de site van de stripbeurs wordt gepresenteerd. Er zitten weer verdacht veel kinderattracties bij. Strips niet voor kinderen? De organisatoren op stripbeurzen hebben dat nog niet begrepen. Of is het de bedoeling dat de kids worden afgeleid zodat pa Roodhaar in een sexy pose kan laten tekenen?
‘Als het echt ijdelheid was geweest dan had ik mezelf wel beter getekend.’ Stripmaker Marq van Broekhoven denkt wat af. In het tweede album Marq Denkt verstript hij wederom overpeinzingen en jeugdherinneringen. Autobiografische strips, zijn ze pure ijdelheid of levert al dat navelstaren nog leuke verhaaltjes op?
Van Broekhoven is bij het grote publiek vooral bekend door zijn strip Peer de Plintkabouter. De strookjesstrip over de obstinate stripkabouter stond voorheen onder andere in de gratis krant Metro, totdat er te veel boze brieven bij de redactie binnenkwamen. Ook verscheen Peer een jaar in De Telegraaf en in stripalbums. Ander werk van Van Broekhoven, met Anton Damen als co-auteur, is de stripreeks over Fritz Pitz en het horrorsprookje Bubbels. De verhalen van Marq Denkt zijn echter van een heel ander slag. Het zijn persoonlijke relazen.
Marq Denkt gaat over een jeugdherinnering of wat me op dat moment bezighoudt,’ vertelt de tekenaar en basisschooldocent. Waar denkt Van Broekhoven dan zoal aan? In het tweede album denkt hij aan een oud filmproject over moordlustige toiletpotten, het maken van een dagboekstrip, zijn gezin, aan de monsters waar hij als kind bang voor was en hoe lastig het is om “nee” te verkopen aan vertegenwoordigers. Het einde is nog lang niet in zicht: ‘Ik heb een hele waslijst aan onderwerpen. Die lijst groeit sneller dan ik die kan verstrippen.’ Van Broekhoven heeft een voorkeur voor het verhalen van jeugdherinneringen: ‘Het leukste eraan is dat als je eenmaal begint, er weer van alles bovenkomt. Ik moet wel oppassen dat de verhalen niet alle kanten op meanderen.’
IJdel duurt het langst
Autobiografische en dagboekstrips zijn – net als de meeste weblogs overigens – natuurlijk pure ijdelheid, toch? ‘In mijn geval zeker. Ik vind mezelf interessant genoeg om een strip over te maken,’ bekent Van Broekhoven. ‘Maar ik geef ook een draai aan die ijdelheid, want de strip bevat genoeg zelfspot. Als het écht ijdelheid was geweest dan had ik mezelf wel beter getekend.’Zoals we van autobiografische strips mogen verwachten, zijn de verhalen in Marq Denkt verankerd in de werkelijkheid; ze behandelen vaak herkenbare situaties. Wat de strips van Van Broekhoven onderscheidt van andere dagboekstrippers is zijn unieke blik op de wereld. Het zijn vooral zijn gevoel voor humor en Van Broekhovens sarcastische visie die de verhalen op een hoger plan tillen en de moeite waard maken.
Mislukkingen
Van Broekhoven zet zichzelf graag neer als antiheld. Veel van de verhalen gaan over zijn mislukkingen en de pech die hij op zijn levenspad aantreft. Zo wordt hij in een van de verhalen uit Marq Denkt # 2 pas door de redactie van stripmagazine Myx gevraagd een dagboekstrip te maken als de “echte tekenaar niet kan”. Omdat Van Broekhoven de opdracht wereldkundig heeft gemaakt, is iedereen op zijn hoede. Er gebeurt daardoor niets noemenswaardig om te verstrippen.
Ook het filmproject Obstipation, dat verhaal over die moordlustige toiletpotten, werd nooit afgemaakt. En als de tekenaar wordt gevraagd als sneltekenaar bij een stripquiz tijdens het evenement Strips in Stereo, vallen weken voorbereiding in het water doordat hij ziek wordt. Al deze verhalen gaan dus over wat had kunnen zijn, maar door een speling van het lot nooit is gebeurd.Astrale koorden
In een van de overpeinzingen in het tweede album stelt Van Broekhoven zich erg kwetsbaar op. In ‘Marq Denkt niet normaal meer’ beschrijft hij het moment waarop hij opeens vreemde “darmvormige tentakels” uit de kruinen van zijn collega’s zag komen. Deze worden ook wel astrale koorden genoemd en zijn verschillend van kleur. Van Broekhoven zag de koorden als een soort wegwijzers. ‘Ik begon zelf te interpreteren wat de kleuren zouden betekenen.’ In de strip meent hij te kunnen zien wanneer een jongen en meisje soulmates zijn. Ook wijst hij een sollicitante af omdat haar koord er troebel uit ziet. In de film Donnie Darko (Richard Kelly, 2001) ziet de hoofdpersoon de astrale koorden ook. Van Broekhoven refereert aan deze filmscène in zijn strip, maar benadrukt dat hij de koorden zag voordat hij ooit van de film had gehoord.Uiteindelijk raakte Van Broekhoven overspannen van de astrale koorden en zat een halfjaar thuis.De stripmaker heeft er geen moeite mee om dat soort privé-gebeurtenissen publiekelijk te maken. Saillant detail is dat niemand in zijn directe omgeving een opmerking durfde te maken over deze strip. ‘Dat viel me wat tegen. Ik heb de astrale koorden daarom ook getekend op het omslag. Ik wilde het verhaal uitlichten en iets mysterieus op de cover hebben.’
Niets dan de waarheid?
Van Broekhoven zweert dat alle verhaaltjes werkelijk zijn gebeurd. ‘Maar ik dik het hier en daar wel een beetje aan natuurlijk.’ Dat niet alleen, de stripmaker schijnt ook niet zo’n best geheugen te hebben. ‘Dat wordt wel eens in mijn omgeving gezegd,’ bekent hij met brede grijns. ‘Ik maak de strip zoals ik me de voorvallen herinner, dus daar kunnen best foutjes in zitten. Ik herinner me dingen vaak mooier of interessanter dan dat ze werkelijk waren.’Dichterlijke vrijheid komt in de beste autobiografische strips voor. De toch vaak saaie werkelijkheid moet immers een onderhoudend verhaal opleveren. Net als de verhaaltjes, is de vrije, krasserige tekenstijl die Van Broekhoven voor Marq Denkt gebruikt (en waar je van houdt of niet) een constructie. De stijl suggereert dat de tekenaar alles spontaan op papier heeft gekwakt, maar in werkelijkheid schets hij de tekeningen in grote lijnen eerst in potlood. ‘Het is een beetje een fake stijltje,’ geeft hij toe. ‘Ik ga over rechte lijnen nog eens krassen om de lijn zoekend te maken.’Gevraagd naar welk publiek hij voor ogen heeft voor Marq Denkt, antwoordt Van Broekhoven de verhaaltjes vooral voor zichzelf te maken: ‘Ik ga ervan uit dat het plezier dat ik er zelf van heb, is af te lezen aan de strip en dat anderen er daardoor ook plezier aan beleven.’ De lezer zij overigens wel gewaarschuwd, want een groot deel van de verhalen refereert aan films of speelt zich af in de Nederlandse stripwereld. Ook het maken van strips is een veelvoorkomend thema. Deze verhalen zullen vooral de lezers boeien die daarin geïnteresseerd zijn.Hoewel Van Broekhoven het tekenen van Marq Denkt leuker vindt dan het maken van strookjesstrips, heeft hij ook de ambitie om van de Plintkabouter een lang verhaal van 44 pagina’s te maken: ‘Uiteindelijk ben ik toch vooral een verhalenverteller, geen grappenmaker.’
Van Broekhoven, Marq. Marq Denkt #2
Uitgeverij Silvester
ISBN: 978-90-5885-328-8
Dit interview verscheen ook op EeuwigWeekend.nl.
Toen de stripverkopers om half vijf hun waar weer inpakten en de beursvloer langzaam aan steeds leger werd, kon ik niet van de impressie af komen dat het een heel rustige zondag was geweest van de veertigste editie Stripdagen in Houten. Volgens officiële berichtgeving bezochten tussen de vijf en zesduizend bezoekers de stripdagen in Houten in het laatste weekend van september. De beursvloer op zondag vertoonde echter net zoveel lege plekken als een oude man met haaruitval.
‘De Nederlandse strip zit in een diep dal’
Het beeld was typerend voor het algemene gevoel dat de Nederlandse stripwereld lijkt te overheersen. Niet voor niets luidden Hanco Kolk (S1ngle, Gilles de Geus, Meccano) en Jean-Marc van Tol (Fokke & Sukke) de noodklok in NRC’s katern Zaterdag Etcetera. Volgens Kolk en Van Tol is het maken van strips een liefhebberij geworden. Nieuw talent is wel aanwezig, maar sinds het wegvallen van de belangrijke stripbladen is daar geen begeleiding meer voor. Ook ontbeert Nederland een professionele opleiding. Nu publiceren nieuwe makers vooral online, maar omdat ze daarmee niet worden uitgedaagd, stagneert hun ontwikkeling:
‘Er is in Nederland geen enkele serieuze kunstopleiding waar het tekenen van strips en cartoons te leren valt. Daarmee lijkt een hele kunstvorm uit het Nederlandse cultuurlandschap te verdwijnen.’
Collega-journalist Jeroen Mirck bekeek het essay met een kritische blik. Zie zijn stuk op JeroenMirck.nl. Nieuwe initiatieven
Los van het feit dat het artikel van Hanco Kolk en Jean-Marc van Tol hout snijdt, zijn er wel enkele frisse initiatieven op het gebied van stripbladen te noemen. Het literaire striptijdschrift Eisner zal zoals eerder aangegeven in november verschijnen. Inkt magazine zag recent het licht.
Ik sprak op de beurs met twee makers van het blad: ‘Inkt Magazine is een nieuw podium voor beginnende comic en illustratie artiesten. In plaats van de nadruk te leggen op de gevestigde orde, zoeken we elke keer weer nieuw, onbekend, zich ontwikkelend talent,’ aldus de twee redacteuren. Menno Kooistra, co-hoofdredacteur van EeuwigWeekend.nl, zal er binnenkort een recensie over schrijven.Fijn dat er dit soort initiatieven zijn, al moet daar wel bij gezegd worden dat stripbladen niet zo heel lang mee lijken te gaan in de Nederlandse stripwereld. Stripmagazine Myx, dat van uitgeverij Silvester twee jaar geleden overging naar een andere uitgever, is immers ten graven gelegd. Stripblad Eppo komt volgend jaar wel weer terug. Maar de Eppo zal voornamelijk gevuld worden met oudgedienden en niet met nieuw talent.
Nieuw talent lijkt zich vooral te concentreren op het maken van cartoons, minder op langere verhalen. Ik vraag me ook af hoe veel kans jong talent krijgt bij de uitgeverijen. Promotie
Bovenstaande prangende kwesties even gelaten voor wat ze zijn: de zondag op de stripdagen was voor mij een goedgevulde dag. De relatief rustige beursvloer gaf gelegenheid om te kletsen met verschillende stripmakers en uitgevers. Gesprekken die dikwijls ideeën opleverden voor nieuwe artikelen en afspraken voor binnenkort te voeren interviews. (Verwacht binnenkort een interview met Marq van Broekhoven – zie foto – over zijn nieuwe album Marq Denkt.)
Samen met collega Kooistra heb ik de website Eeuwigweekend.nl gepromoot bij verschillende stripuitgevers. We snuffelden tussen al het verse stripwerk om nieuw recensiemateriaal te selecteren voor de komende maanden. Kaart Zonder Baard
EeuwigWeekend was niet de enige site die onder de aandacht werd gebracht. Het team van KaartZonderBaard.nl trok er op uit om nietsvermoedende beursbezoekers te verblijden met een promokaart van deze site. KaartZonderBaard.nl is een site waar je gratis eCards kunt versturen. Niet van die suffe Halmark-kaarten, nee, scherpe cartoons en vrolijke prenten van o.a. Hallie Lama, Menno Kooistra, Paul Stellingwerf, Thijs Hermans en Rob van Barneveld. Die waren echter allemaal veel te druk met hangen in de VIP-bar, dus werden de kaarten uitgedeeld door twee promobabes. Na het struinen op de beurs kwam ik met de collega’s van Nieuw Gehoer terecht in de VIP bar, waar deze editie van de Stripdagen werd afgesloten met een welverdiend drankje.Een tas vol
Uiteindelijk ging ik naar huis met een tas vol strips en een hoofd vol met de discussie over de huidige staat van de Nederlandse stripwereld. Deze discussie zal ik zeker volgen.Wordt vast en zeker vervolgd!Lees ook het verslag van vorig jaar.Het laatste nieuws over de stripdagen lees je natuurlijk op de site van de stripdagen zelf.
Stripbeurs in Kampen
Samen met de Schone Schrijfster (Natasja van Loon) en de Illustere Merel B. reed ik zaterdagmiddag per trein naar Kampen. Na het debacle in Arnhem enkele maanden geleden, waren mijn verwachtingen van deze stripbeurs niet erg hoog gespannen.De ‘stripbeurs’ in Kampen valt het beste te beschrijven als een markt, daar deze bestond uit een rij stalletjes in een winkelstraat. Wie deze helemaal afliep, werd ‘getrakteerd’ op de niet-zangkunsten van de plaatselijke Dries Roelvink op het erepodium. (Ik heb overigens geen idee wat dat liedgenre met strips te maken heeft.) Een typische Suske en Wiske-beurs dus, waar opvallend veel werk van Marten Toonder te koop werd aangeboden.Vlak na aankomst troffen wij stripmakers Marq van Broekhoven en Jean-Paul Arends aan bij de stal van uitgeverij Silvester waar ze vurig aan het signeren waren. Al snel werden de tekenvellen achtergelaten en ingeruild voor een terrasje in de zon (ook striptekenaars kennen immers hun prioriteiten). Terwijl het gezelschap het plaatselijke bier tot zich nam, ging ik nog even op verkenningstocht. Deze was echter snel afgelopen, maar verliep niet geheel onaangenaam.Crème brûlée
Aan het einde van de wandeling trof ik een stand van OpenMinded. Een uitgeverij opgericht in 2004 die mangastrips met genres als humor, scifi, horror, romantiek en in het bijzonder homoseksuele liefde publiceert. Dat laatste thema komt vrij veel voor in mangastrips en animéfilms, maar is nog vrij onontgonnen gebied in de Nederlandse markt. In de stand van OpenMinded zat vooral jong vrouwelijk talent haar manga-publicaties te signeren. Een van de jonge dames was Eva Verholen (ze publiceert onder de naam Lifemachine) die op het punt staat aan de HKU te studeren en een voorliefde heeft voor het werk van Dave McKean, Salvador Dalí and René Magritte.Nu is mijn kennis van manga en animé niet extensief, maar was ik blij verrast door de bloemlezingen die ik doorbladerde. Niet in de laatste plaats omdat dit betekende dat ik deze stripbeurs niet met lege handen naar huis zou gaan. Er is immers niets meer deprimerender dan een stripbeurs verlaten zonder iets te hebben aangeschaft. Ik kocht een exemplaar van Crème brûlée. Een luchtig bundeltje erotische strips van verschillende makers, waarin op humoristische wijze verschillende seksuele uitingen en adolescente perversiteiten worden geëxploreerd. De stripjes zijn trouwens van wisselende kwaliteit: de ene maker heeft de stilistische kenmerken van manga beter in de vingers dan de andere.Autobio Marq
Ook kocht ik het eerste deel van Marq denkt uit 2002 – een autobiografische strip van Marq van Broekhoven, die al jaren zijn vader- en leraarschap weet te combineren met het maken van strips. Hij maakt onder andere Peer de Plintkabouter. Marq denkt bestaat uit een aantal korte verhalen die de ene keer over een gebeurtenis uit zijn jeugd gaan, de andere keer over een hedendaags onderwerp. Schetsmatig op papier gezet met een fineliner – de vluchtige pennenstreken zijn daarmee eenstemmig met het anekdotische karakter van deze strips. De charme van Marq denkt is de herkenbaarheid van de verhaaltjes. In een goede autobiografische strip geeft de stripmaker zich tot op zekere hoogte bloot en ontsluit hij of zij iets over diens leven. De beschreven gebeurtenissen zijn specifiek voor die maker, maar hebben tevens een herkenbaarheid waarin de lezer zich kan herkennen. (In dat opzicht lijken ze wel wat op een goed weblog.) Dit geldt voor de autobio strips van Van Broekhoven. Evenals voor de strips van Maaike Hartjes en het bekende Amerikaanse voorbeeld American Splendor.
De kleine oogst aan strips werd overigens gecompenseerd door het gezellig samenzijn met bovengenoemd gezelschap. In een eetcafétje hebben we tijdens de maaltijd de tanden gezet in een filmquiz. (Wie zegt dat schrijvers en stripmakers alleen maar over papierenkunstvormen kunnen praten?) Wederom zorgde aanwezigen ervoor dat de stripbeurs een gezellige bedoening was. Dat belooft wat voor de stripbeurs Houten in september.Voor meer foto’s van Kampen zie de Hyves van de Schone Schrijfster.
Lees ook (of niet): Verslagen van de stripbeurs in Rijswijk en de stripbeurs in Arnhem.