De laatste tijd probeer ik video’s in een long take op te nemen zodat ik de opnames niet meer hoef te monteren.
Al langer dan ik blog maak ik video’s. Eerst op de kunstacademie, later voor Intermediair en weer later voor diverse opdrachtgevers. Ik publiceer ook veel zelfgemaakte video’s online, die ik puur voor de lol maak. Interviews met markante persoonlijkheden, bloggers en vooral veel stripmakers. Het blijft fascinerend om tekenaars aan het werk te zien en het blijft leuk om anderen daar deelgenoot van te maken.
Monteren kost echter veel tijd. Ik ben gauw een halve dag of meer aan een video kwijt. Dat kan ik me niet altijd permitteren omdat ik eigenlijk met andere dingen bezig hoor te zijn. Ook worden sommige video’s gewoon niet zo goed bekeken, zoals de Zoo City-serie. Daar zijn maar een paar belangstellenden voor.
Daarom draai ik de laatste tijd steeds vaker een video in één take. In één lange opname probeer ik eigenlijk hetzelfde te doen als wanneer ik een reportage zou monteren. Soms lukt dat heel aardig, zoals dit atelierbezoek bij Cees Franke. Nu kan Cees ook goed en duidelijk over zijn werk vertellen, dus dat scheelt de helft.
Het is een leuke uitdaging om een video in één keer op te nemen. Het verhoogt mijn concentratie en terwijl ik door de lens kijk, probeer ik nog beter de omgeving in de gaten te houden dan wanneer ik een video draai die ik later ga monteren. Een goed voorbeeld hiervan is deze video waarin stripmakers Joe Prado en Ivan Reis aan het tekenen zijn. Ik probeer zo veel mogelijk het ontstaan van de tekeningen die ze maken te laten zien terwijl ik tussendoor iets van de sfeer in stripwinkel Henk probeer weer te geven. Natuurlijk kun je die opnames ook monteren en de acties indikken, maar door alles realtime te laten zien, inclusief herkadrering, krijg je mijns inziens nog beter een idee van hoe het was om er live bij te zijn. In wezen is het een vorm van live, zij het dan later. Later live of zoiets.
En het mooie is: als ik die long take van 19 minuten heb gedraaid, kan ik hem direct op YouTube zetten en heb ik er geen omkijken meer naar. Daarna kan de hele wereld de mannen in actie zien.
Bob Murawski (Detroit, 1964) gaf vrijdagmiddag een zeergeslaagde masterclass editing op het Imagine Film Festival. Dit jaar is de Oscarwinnaar een van de speciale gasten op het filmfestival, dus laten we hem de stad niet verlaten zonder een uitgebreid interview.
‘Is dit interview voor jullie blad of online?,’ vraagt Murawski als ik bij hem aanschuif in het restaurant van Eye, anderhalf uur voor de openingsavond van Imagine. “Ik hou namelijk erg van filmbladen. Als kind las ik tijdschriften als Famous Monsters of Filmland en The Monster Times. Ik kocht Fangoria vanaf het eerste nummer. Ik geloof in print, niet in online” zegt Murawski. Ik moet hem teleurstellen, het interview is voor de site. “Misschien kan er een fragment toch in het blad staan?’
Gelukkig kan ik de editor vertellen dat er vier jaar geleden een uitgebreid interview met hem in Schokkend Nieuws #90 stond. Murawski distribueert met zijn bedrijf Grindhouse Releasing namelijk ook genrefilms en toentertijd had hij veel moeite gestoken in het monteren en uitbrengen van Gone with the Pope, een onvoltooide amateurproductie uit 1976 van Duke Mitchell.
‘Ik hou van lowbudgetfilms en exploitation films, want ik hou van dingen die anders zijn. Films die verrassen. Films met gore, bloed en gekke, ongewone dingen. Ik hou van het bizarre en onverwachte. Ik ben niet zo van de conventionele mainstream films,’ ligt Murawski zijn liefde voor de genrefilm toe.
Army of Darkness, de eerste (en beste) Spider-Man-trilogie, The Gift, Dracula Untold, The Hurt Locker en de Poltergeist remake, zo maar een handje vol films die Bob Murawski gemonteerd heeft. Opvallend veel titels van regisseur Sam Raimi inderdaad, de twee heren kunnen het dan ook goed met elkaar vinden. Een vriend van Murawski werkte mee aan Raimi’s Darkman en zo kon hij op de set van die film aan de slag als productie-assistent en later zelfs als assistant-editor. ‘Tijdens de productie van Darkman kreeg ik de kans om de editor te zijn van een lowbudgetfilm en die kans heb ik gegrepen. Danger Zone III had slechts een budget van 100.000 dollar. Een echte exploitation film a la Roger Corman dus én een bikermovie. Daar hou ik van!’
Hoe verliep je eerste echte klus als editor?
‘De producent en ster van de Danger Zone-serie is Jason Williams. Hij is bij cultfans vooral bekend als Flesh Gordon, de pornoparodie van Flash Gordon. Ik was assistent-editor geweest bij Danger Zone II: Reaper’s Revenge en daarna vroeg Williams me als editor voor zijn volgende film. Dat was een grote stap voorwaarts, maar ik had tijdens mijn studiejaren mijn eigen films gemonteerd, dus ik sprong in het diepe. Mijn gebrek aan ervaring compenseerde ik door heel lange dagen te maken. Ik werkte 16 uur per dag, de hele week door. Ik leefde praktisch in de montagekamer. Op het eindresultaat ben ik erg trots en ik vind de film erg vermakelijk. Toen ik die film had gemonteerd kon ik weer aan de slag bij Darkman, want daar waren ze toen nog steeds mee bezig. Ik denk dat Raimi en Robert Tapert, de producent van de film, onder de indruk waren van het feit dat ik mijn baan bij hun film van 20 miljoen dollar had opgezegd om aan een lowbudget film te werken en om als editor een stap verder te komen. Ik denk dat ze me daarom de kans gaven om aan Army of Darkness te werken. Dat vond ik fantastisch, want ik was een enorme fan van Evil Dead. Deel 2 vond ik te veel een comedy, maar ik was een fan van Sams werk.’
Heb je een standaardmanier van werken en een bepaalde manier waarop je met het filmmateriaal aan de slag gaat?
‘Mijn methode is eigenlijk heel grondig te werk gaan. Ik bekijk alle daily’s om de beste takes te vinden en maak aantekeningen. Sommige editors concentreren zich op één take en proberen van daaruit te werken. Ik probeer van ieder shot het beste stukje materiaal te vinden. Ik wil een zo goed mogelijke film maken, en dat geldt al voor de eerste gemonteerde versie. Die moet zo precies mogelijk zijn om het materiaal van dienst te zijn.’
Is je methode veranderd sinds je digitaal monteert?
‘Digitaal monteren is anders, maar vereist dezelfde discipline als analoog monteren. Je moet het materiaal heel goed kennen, geen stukje onbezien laten. Het grote verschil is dat als je filmmateriaal monteert, je de eerste poging al zo precies mogelijk wil maken. Als je op de verkeerde plek een cut maakt, dan moet je het stukje film weer langer maken en er een stuk tape opplakken. Dat soort littekens zie je altijd als de film geprojecteerd wordt. Met digitaal heb je dat probleem niet, dan blijft het materiaal er altijd netjes uitzien.’
Army of Darkness was je eerste echte montageklus voor Raimi.
‘Army of Darkness was de eerste studiofilm die digitaal is gemonteerd. Sam Raimi was overigens de co-editor. Hij werkte aan de tweede helft van Army of Darkness en ik aan de eerste. We begonnen met ouderwetse filmmontage, maar op een gegeven moment doemde een belangrijke screening met producent Dino De Laurentis op. We waren zo erg achter op schema dat we de gok waagden en overstapten op digitaal monteren. Dat stond toen nog echt in zijn kinderschoenen. Het AVID-systeem bestond nog niet. De resolutie van het beeld was niet best, het leek wel een videogame uit die tijd. De computers waren niet sterk genoeg en konden maar 12 frames per seconden afspelen, wat een nogal schokkerig beeld gaf. Toch konden we op deze manier snel werken en binnen de zes weken die we hadden voor de viewing een versie in elkaar zetten. Het was gekkenwerk, maar het lukte.”
Raimi laat soms twee editors te gelijk aan een film werken. Hoe gaat dat in zijn werking?
‘Dat werkt eigenlijk niet. Aan de twee films die Raimi na Army of Darkness maakte, The Quick and the Dead en For the Love of the Game, mocht ik van de studio’s niet meewerken als editor omdat ik nog niet genoeg credit had opgebouwd. Bij For the Love of the Game gebruikte Raimi twee editors, waarschijnlijk omdat ze weinig tijd hadden. In plaats van iedere editor een deel van de film te laten monteren, liet hij ze beiden de hele film apart in elkaar zetten. Verschrikkelijk! Toen Raimi The Gift ging maken was een van die twee editors niet beschikbaar dus vroegen ze mij erbij. Arthur Coburn en ik monteerden dus allebei de film en hadden uiteindelijk twee heel verschillende versies. Coburns benadering en stijl zijn anders dan hoe ik monteer. Beide versies bekeken we achter elkaar en de volgende dag begon het hermontageproces. We bekeken van beide versies iedere scène. Dus we begonnen met scène 1 van mijn versie gevolgd door die van Coburn. Sam koos dan bijvoorbeeld het eerste shot van mijn versie, het tweede shot van Coburn en daarna shot drie en vier van mijn versie. Soms koos hij in het geheel voor een gemonteerde scène van Arthur of mij. Maar zo simpel werkt het niet. Als je monteert, vormen shot 1,2 en 3 een geheel. Het ene shot volgt op het andere. Als je tussen shot 1 en 3 het tweede shot van de andere versie plakt, past dat niet. Alsof je een stukje uit een andere puzzel probeert te plaatsen. Het ritme is anders, soms matchen de shots niet omdat ze van een andere kant gedraaid zijn. Er zijn honderden redenen te bedenken waarom zo’n frankenstein-versie niet werkt. Ik vond het een ramp. We waren heel veel tijd kwijt om dit te laten werken. Ik wil niet arrogant overkomen, maar we hebben het opgelost door vooral mijn versies te gebruiken.’
Was er een bepaalde sequentie of scène uit de Spider-Man-films die moeilijk te monteren was maar weer je erg blij mee bent?
‘De metrosequentie uit Spider-Man 2 vond ik erg goed gelukt. Het was de eerste sequentie waar we mee begonnen, al in de preproductiefase. Het eerste wat we opnamen waren de plates, de achtergronden, in Chicago. Je hebt in New York namelijk geen metrotrein die verhoogd boven de straat loopt, maar wel in Chicago. Die sequentie was enorm gecompliceerd. Gedurende de hele productieperiode kwamen er stukjes materiaal binnen. Sam nam delen op met de acteurs, de second unit maakte opnames met de stuntmensen, sommige shots waren visuele effecten.’
Ik neem aan dat je vaak onafgewerkte beelden zit te monteren bij deze special-effectsfilms.
‘Klopt en dat werkt best gek. Vaak beginnen we met een storyboard, statische tekeningen die ik dan monteer om een idee van de scène te krijgen. De audio is dan van de acteurs die in een sessie bij elkaar zitten om het hele script door te nemen, de zogenoemde ‘Table Reading’. Ik zet die stukken dialoog dan op de juiste plek in deze storyboardfilms, en zet er geluidseffecten en tijdelijke muziek onder uit andere films. Op die manier heb je altijd een versie van de scène. De volgende fasen is een soort ruwe animatieversie. Dan laten ze elementen uit het storyboard bewegen in het programma After Effects. De scènes zijn dus constant in ontwikkeling. Daarna worden 3D effecten en de greenscreenopnames met de acteurs toegevoegd. Dat is allemaal heel veel werk, maar om ten alle tijden een scène te hebben waar je naar kunt kijken, is een enorme hulp. Je krijgt bij die storyboardfilms namelijk al een aardig idee van hoe een scène verloopt. Die metroscène waar ik het net over had, was ingeschat op een budget van 18 miljoen dollar, maar we hadden er maar 12 miljoen voor. Door de storyboardfilm konden we zien wat wel en niet werkte en wat we uit de sequentie konden halen om binnen budget te blijven.’
The Hurt Locker heb je samen met je vrouw Chris Innisgemonteerd. Hoe ging dat in zijn werking?
‘Na Spider-Man 3, waar er zoveel bemoeienis was en dingen zo ingewikkeld waren, was het erg verfrissend om The Hurt Locker te monteren. Een film vrijwel zonder special effects, en ik kon samenwerken met mijn vriendin en bondgenoot. Bij Raimi is de hele film van tevoren in storyboards uitgedacht, terwijl Regisseur Kathryn Bigelow weinig gebruikmaakt van storyboards. Ze repeteert met de acteurs en dan neemt ze de scène op met iets van vier camera’s die het geheel opnemen alsof het echt gebeurt, zoals in een documentaire. We hadden in totaal 200 uur materiaal om een film van 2 uur mee te maken. Het was echt een spelt in een hooiberg vinden. Normaal gesproken werk je met standaard setups. Van een scène schiet je een mastershot, daarna neem je de close-ups op, etcetera. Als ik een close-up nodig had waarin de acteur een bepaalde zin uitspreekt, moest ik uren materiaal doorspitten. Daarom was het fijn samenwerken met mijn vrouw, zo konden we allebei die kleine momenten vinden. Omdat we elkaar zo goed kennen, konden we gewoon ruzie maken, en waren er geen egoproblemen.”
‘Het draaien met meerdere camera’s tegelijk kan grote problemen geven. Bij de opnames van The Hurt Locker hebben de camera’s elkaar soms in beeld. Die shots kun je dan niet gebruiken. Veel materiaal was onbruikbaar omdat de shots over de 180-graden-as gingen. Als dat gebeurt rennen mensen opeens de verkeerde kant op ten opzichte van het shot ervoor. Soms moesten we daardoor de beelden spiegelen en dat gaf veel commentaar omdat de emblemen op de uniformen daardoor aan de verkeerde kant zitten. Mensen die veel van de militaire wereld weten, dachten dat onze kostuumontwerpers er een potje van hadden gemaakt terwijl het eigenlijk gespiegelde shots waren.’
Wat mij opviel is dat jullie het verhaal vertellen vanuit het perspectief van de drie hoofdrolspelers. Soms breken jullie daar echter mee en komt de camera dicht bij de vijand en kijken we met hen mee.
‘Daar kies je voor om suspense te creëren. Je moet iedere techniek gebruiken die het beste drama oplevert. We zagen Hurt Locker als een suspense film. Een andere benadering dan die van het script uitging. In het script kregen de drie hoofdpersonen evenveel aandacht, het was een karakterstudie van deze drie mannen in een oorlogssituatie. We hebben in de montage het perspectief verschoven naar één van hen, het personage dat door Jeremy Renner gespeeld wordt. De eerste versie van de film was vier uur lang, omdat het een wijd point of view had. We hadden geluk dat Bigelow open stond voor die veranderingen. Schrijver en producent Mark Boal gaf meer weerstand, maar ook hij zag op een gegeven moment in dat het beter was om op één personage te focussen. Het had uiteindelijk ook een film van drie uur kunnen zijn, maar volgens mij werkt hij beter als strakkere suspensevolle film.’
Is je leven door het winnen van Oscar veranderd?
‘Niet echt. Het winnen van een Oscar is nooit een doel van me geweest. Aangezien ik vooral geïnteresseerd ben in genrefilms en die nooit een Oscar krijgen, had ik nooit gedacht er eentje te winnen. Het is cool dat het me overkomen is en het is toch een soort erkenning voor je werk, maar ik had het leuker gevonden als ik hem gewonnen had voor Drag Me to Hell of een van die films. De Oscar heeft mijn carrière niet echt verder geholpen. Een maandje is het een big deal, daarna is iedereen het weer vergeten.’
Omdat ik woensdag Bob Murawski interview voor Schokkend Nieuws, ben ik een paar van de films aan het kijken die hij heeft gemonteerd. Voor The Hurt Locker (Kathryn Bigelow, 2008) kreeg hij samen met zijn vrouw Chris Innis die ook mee monteerde, een Oscar.
The Hurt Locker gaat over een drietal specialisten die tijdens de oorlog in Irak bommen onschadelijk maken. Een heftige, rauwe film, waarbij de waanzin en chaos van oorlog goed wordt verbeeld. Ik zou in die stressvolle situaties simpelweg niet kunnen functioneren en ik kan me voorstellen dat die soldaten grote moeite hebben met zich weer aanpassen als ze thuis komen.
Dat is precies wat het hoofdpersonage (Jeremy Renner) overkomt. Thuis, bij vrouw en kind, kan hij niet aarden. Iets wat mooi gevisualiseerd wordt in de supermarkt. Zijn vrouw vraagt of hij cornflakes wil pakken. Besluitloos staat hij in de gang waar je maarliefst uit vijftig soorten cornflakes kunt kiezen. De consumptiemaatschappij ten top. Hoeveel verschillende soorten cornflakes heb je in een beschaafde samenleving nodig?
Zelf word ik ook geregeld moedeloos van de keuzes die we hier hebben. Laatst moest ik nieuw ram-geheugen voor mijn Mac aanschaffen: twee van de vier units deden het opeens niet meer. Zoek dan maar eens uit welk merk eigenlijk het beste is. Het is nog erger als je een verzekering moet uitzoeken. De polissen zijn zo geschreven dat je ze vrijwel niet kan vergelijken. Lekker hoor, die marktwerking. Misschien is het onschadelijk maken van een bom soms toch makkelijker dan keuzes maken.
Waarom de rubriek Frames? De verhalen die we lezen en zien maken net zo goed deel uit van onze levensloop als de gebeurtenissen die we in reallife meemaken. In de rubriek Frames verzamel ik stills uit de films die ik heb gezien om zo die herinneringen te kunnen bewaren en koesteren.
Een tijdje geleden publiceerde ik een video-impressie van Utrecht. De opnames heb ik gemaakt tijdens de maand dat ik in de Domstad op een huis paste. Een fijne tijd waar ik graag een herinnering in videovorm van wilde monteren. De opnames op zich bevatten echter geen doorlopend verhaal, daarom besloot ik als rode draad de vissen waarop ik paste een paar keer in de video terug te laten komen.
Bij wijze van experiment vroeg ik aan de bezoekers van mijn blog wat het verband zou kunnen zijn van de vissen met de rest van de beelden. Er kwam niet veel respons op, maar Marco Raaphorst reageerde wel en kwam met een boeiend antwoord:
De vissen als snijshots komt misschien voort uit de gedachte dat niet alles betekenis hoeft te hebben. De kijker legt er namelijk altijd zijn of haar eigen betekenis in, ook al doe jij nog zo je best om het overduidelijk in beeld te brengen. Mensen kijken en horen anders. Zien er totaal andere dingen in. Dus even tussendoor was vissen laten zwemmen in een vissenkom is een prima idee wat mij betreft. 🙂
Marco wint met zijn antwoord de no-prize: niet alleen omdat hij de enige was die reageerde, maar ook omdat hij met zijn antwoord de spijker op zijn kop slaat: onze geest heeft de neiging om logica achter alles te zoeken en dingen met elkaar in een logisch verband te brengen. De betekenis van de vissenkom hangt af de context waarin deze te zien is.
Het Kuleshov-effect
Laat ik dit illustreren met een bekend voorbeeld uit de filmtheorie. Door montage is een editor in staat om zaken aan elkaar te relateren, simpel door twee beelden na elkaar te plaatsen. De Russische filmmaker Lev Kuleshov experimenteerde met dit idee in de jaren twintig van de vorige eeuw. Hij wisselde een shot van het gezicht van een acteur die neutraal keek af met beelden van andere zaken zoals een bord soep, shots van de natuur, een dode vrouw en een baby. Niet alleen dacht het publiek dat de expressie van de acteur telkens veranderde, maar ook dat de acteur reageerde op zaken die zich bevonden in dezelfde ruimte als hij. Als het shot van de acteur volgde na het bord soep dacht men dat hij honger had; na het shot van de baby keek hij vertederd. Maar deze interpretatie kwam puur door associatie, want het ging immers om hetzelfde expressieloze gezicht. Dit wordt het Kuleshov-effect genoemd.
Nu moet ik er bij zeggen dat in het geval van het experiment van Kuleshov een establishing shot ontbrak: dat is een beeld dat duidelijk laat zien waar de scène zich afspeelt. Doordat het ging om een shot van de acteur en een close-up van het bord soep wordt er gesuggereerd dat acteur en soep zich in dezelfde ruimte bevinden. Dit gegeven is niet van toepassing in mijn video, maar dat neemt niet weg dat je als toeschouwer toch een poging gaat doen om een relatie tussen vissen en de rest van Utrecht te leggen.
Water
En niet geheel onterecht, want er zijn wel degelijk verbanden te bedenken. Als we bijvoorbeeld goed kijken naar de opnames, dan valt op dat veel scènes zich rond of op het water afspelen. We zijn Utrechtenaren in bootjes en kano’s, we zien een sluiswachter aan het werk. Ook de vissen bevinden zich in het water, daardoor wordt er een thematisch verband gelegd tussen de shots in Utrecht en de vissenkom. Maar wat is de betekenis van die relatie? Tijdens de vissen is duidelijk het tikken van de klok te horen. De rest van de video hoor je muziek, behalve aan het einde, wanneer we snijden van een shot van de vissen naar mensen op een bootje, dan is nog steeds het tikken van de klok te horen. Zo leg ik een auditief verband tussen de vissen en de mensen in het bootje. De mensen in het bootje zijn als het ware het ware als vissen in het water en voelen zich volledig thuis in die omgeving.
Dat is een uitleg. Het verband tussen de vissenkom en de rest van de video is wat mij betreft multi-interpretabel. De vissen zitten in hun eigen leefomgeving, hun eigen wereldje. Eigenlijk geldt dat voor iedereen. Als je in een klein bootje zit, heb je net als de vissen relatief weinig bewegingsruimte. De mensen in de rondvaart boot kijken vanachter glas naar buiten en bezien de wereld. Net als de vissen vanuit hun kommetje.
Maar ook figuurlijk leven we allemaal is onze eigen bubbel, net als de vissen. We zien alleen wat er in onze direct omgeving gebeurt, zijn bezig met onze eigen dingen. En we zijn bezig met elkaar, met de mensen in onze directe omgeving. (Zelfs op Twitter zitten of actief zijn op Facebook is als het ware met je hoofd in een bepaalde vissenkom zitten, al wordt dat verband niet in de video gelegd.)
Utrecht was voor mij even leven in een andere vissenkom dan Amsterdam. Een nieuwe omgeving, maar wel een begrensde omgeving. (Goed, in tegenstelling tot de vissen kunnen wij ons van de ene stad naar de andere begeven, en zij zitten vast in de kom, totdat iemand ze optilt en verplaatst. De situatie hoeft natuurlijk niet volledig overeen te komen om verbanden te leggen.)
Tijdens mijn studie aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht werd mij het credo show, don’t tell bijgebracht. Je moet je verhaal laten zien, het niet laten vertellen door talking heads. Toch kunnen pratende hoofden heel boeiend zijn.
Wie een item maakt zorgt altijd dat hij genoeg covershots heeft om zijn video mee ‘dicht te smeren’. Dat wil zeggen: springers in het beeld – wanneer je bijvoorbeeld een stuk uit een interview knipt en de twee uiteinden aan elkaar plakt – moeten worden gecamoufleerd door er beelden overheen te plakken.
Natuurlijk is beeld een belangrijk narratief middel. Beeld kan aanvullende informatie geven, ingewikkelde verhalen visualiseren en dus duidelijker maken en contrasteren met hetgeen er gezegd wordt. Om maar een paar belangrijke functies te noemen.
Het gaat me dan natuurlijk wel om relevante beelden. Zodra deze weinig van doen hebben met hetgeen wat er gezegd wordt, blijft de informatie bij de kijker maar slecht hangen. Bekijk je bij het journaal bijvoorbeeld een item over hoe de economische crisis is veroorzaakt door graaiende bankiers en je ziet alleen maar shots van bankgebouwen, dan komt de informatie niet goed aan. Als je hoofden ziet van de boosdoeners terwijl ze genoemd worden, heeft dat meer impact.
Toch moeten we oppassen met geïnterviewden helemaal weg te plakken onder covershots. Want zo verberg je een hoop interessante informatie voor de kijker.
In de reeks webvideo’s die ik maak over bloggers laat ik voornamelijk geïnterviewde bloggers zien. Ik draai voor deze video’s bijna geen andere shots dan het interview. Omdat je vaak niet weet wie er precies achter een blog zit is het des te leuker om de blogger in kwestie te zien en te horen. Je kunt van zo’n interview namelijk heel veel te weten komen over de blogger, niet alleen door wat die zegt maar ook door hoe hij het zegt.
Je kunt namelijk een hoop afleiden van een talking head.
Bijvoorbeeld:
Hoe iemand praat. De toon van zijn stem, de snelheid van praten.
Lichaamstaal: hoe beweegt iemand? Snel, met grote gebaren, met kleine gebaren? Kijkt de spreker de interviewer aan, of kijkt hij telkens ergens anders naar?
Uit de manier van spreken en de lichaamstaal krijgen we een indruk van iemands gesteldheid. Is de geïnterviewde rustig, op zijn gemak, of juist zenuwachtig?
Ga maar na: als je met iemand aan de koffie zit en die vertelt je een verhaal, kun je je dan goed op dat verhaal concentreren als je zijn gezicht niet ziet? Als we mensen aankijken, dan zijn we gefocust op wat ze zeggen. Video werkt net zo. Je wilt immers dat de kijker een connectie heeft met degene die spreekt.
Vaak laat ik mensen rechtstreeks in de cameralens kijken. De toeschouwer wordt dus aangekeken door degene die spreekt. Al is dat geen vereiste natuurlijk en kunnen sommige mensen dat misschien als te direct ervaren.
Ik kom geregeld de Engelsman Stephen Fry tegen in webvideo’s. Hij is een welbespraakte en boeiende vent. Hem kun je dus makkelijk een half uur laten praten als talking head. De eenvoudige vorm van de webvideo staat dan volledig in dienst van wat hij te zeggen heeft. Het is bijna als je tegenover hem aan tafel zit. Koffie drinken met Stephen Fry, wie wil dat niet?
Natuurlijk hangt de kracht van de talking head wel af van degene die je spreekt en het verhaal wat er vertelt wordt. Sommige mensen vertellen minder boeiend dan anderen. Soms spreekt iemand te monotoon en als datzelfde geldt voor de uitdrukking van zijn gezicht, is het moeilijk bij zo’n video wakker blijven. Het gebruik van de juiste covershots kan de toeschouwer bij de les houden.
Ook bedoel ik niet te zeggen dat er geen gebruik gemaakt moet worden van covershots. Een combinatie van talking head en andere beelden kan juist een heel boeiend visueel tableau opleveren dat je bij de les houdt. Maar wat ik wel wil zeggen is dat de talking head voldoende ruimte moet krijgen. Schroom niet om iemand gewoon rustig aan het woord te laten. Negeer de neiging om zodra iemand aarzelt meteen in je materiaal te gaan snijden en negeer het credo dat je alles maar mooi moet dichtsmeren.