In 1971 ontvluchtten The Rolling Stones Engeland omdat ze een te hoge belastingaanslag moesten betalen. Ze settelden zich in Frankrijk. Tot chagrijn van Charlie Watts die geen woord Frans sprak. In ballingschap namen ze het album Exhile on Main Street op. Dit album kreeg recent een opgefriste re-release op cd en vinyl. Een schijfje op de 2-cd bevat 10 bonustracks waar oorspronkelijk geen plaats voor was op het dubbelalbum.
Ik heb de cd een paar dagen in huis en ben er zeer in mijn nopjes mee. Mooie, soulvolle tracks, wat bluesachtige nummers, country en een vleugje pop. Een eclectische, maar bovenal sfeervolle plaat. Dit komt mede door het verhaal erachter, wat het geheel een extra romantisch tintje geeft. Romantisch in de zin van Rock-‘n-roll welteverstaan.
Een tijdje geleden zag ik bovenstaande documentaire over hoe dit album tot stand kwam. De Stones voerden hele jamsessies in de kelder van het huis van Richards, een luxe villa met de naam Nellcôte, in Villefranche-sur-Mer, in de buurt van Nice. Daar de kelder uit allemaal kleine ruimtes bestond, stonden de bandleden vaak apart van elkaar te spelen. Net als in een echte studio, maar met dit grote verschil dat de ruimte wat betreft akoestiek te wensen over liet. De nummers werden met mobiele studiowagen opgenomen. Later werden ze af gemixt in een geluidsstudio in Los Angeles.
Opnames vonden vooral ’s nachts plaats, maar lang niet alle Stones waren altijd aanwezig. Zelfs Richards, die dus alleen de trap af hoefde te lopen, was geregeld afwezig door zijn zware heroïnegebruik.
Inspirerend
De documentaire toont boeiende beelden van de Stones in actie. Ik hou erg van dat soort documentaires waarin je kunt zien hoe een creatief werk tot stand komt. De serie Classic Albums heb ik indertijd ook met veel plezier gekeken. Boeken waarin opnamesessie minutieus worden beschreven verslind ik met plezier. Sommige schrijvers weten de gebeurtenissen namelijk zo goed op papier te zetten dat je een duidelijk beeld krijgt van wat zich in de studio heeft afgespeeld. Dat doet de documentaire over Exhile on Main Streetook. Dit soort verhalen inspireren mij weer om zelf dingen te gaan maken.
Als je naar de plaat luistert met de beelden in je achterhoofd, hoor je des te meer de typische akoestiek van de kelderruimte. Je krijgt een impressie van de lange, hete nachten waarin met moeite en passie de tracks aan de analoge tape werden toevertrouwd. Kunst in wording. Kunst gemaakt in ballingschap. Prachtig.
Hieronder een fragment van Nova waarin Mick Jagger nadere uitleg over het album geeft:
Op de wikipagina is meer te lezen over de boeiende ontstaansgeschiedenis van dit album.
Vandaag was een fijne lazy sunday. Laat wakker worden, kopje koffie en een bezoekje aan Concerto.
Dat is toch wel een van mijn favoriete platenzaken in Nederland, Concerto in de Utrechtse straat. Een van de laatste onafhankelijke muziekverstrekkers met een ruime collectie cd’s, curieuze albums, muziekboeken en films. Tegenwoordig verkopen ze er ook (een bescheiden collectie) strips én de Zone 5300. En goede strips ook trouwens. Met nadruk op de grote namen uit de alternatieve comicsscene zoals Robert Crumb en Daniel Clowes, maar ook Europese klassiekers als Kluifje en Sigmund.
Een goede zaak, dat je in zo’n winkel als Concerto ook strips kunt kopen. Een deel van het publiek dat gaat voor goede muziek, zou best ook interesse kunnen hebben in interessante beeldverhalen. Het valt allemaal onder de noemer populaire cultuur en past dus prima onder het dak van een platenzaak.
Concerto geeft trouwens zelf ook een muziekblad uit: Mania. Met daarin nieuws en recensies van nieuwe releases en interviews. Natuurlijk is Mania ook bedoeld om het product onder de aandacht van de consument te brengen, maar desondanks vind ik de interviews en recensies informatief. De korte stukken lazen in ieder geval lekker weg toen ik na mijn bezoekje, in de schaduw op een terrasje, van een koffie verkeerd aan het genieten was.
De gekochte strip Pussey van Daniel Clowes – een cynische parodie op de Amerikaanse stripwereld – bewaarde ik voor thuis. Lekker leesvoer bij Exhile on Main Street, de Stones-cd die eigenlijk de reden was voor mijn bezoek aan de Utrechtse straat.
Volgens een overzicht van SENA was de muziek van André Hazes en Michael Jackson in 2009 het meest te horen op de radio. Ik ben blij dat ik nooit naar de radio luister.
SENA is zo’n maffia copyrightorganisatie, vergelijkbaar met de BUMA. SENA incasseert namens nationale en internationale artiesten en platenproducenten een vergoeding wanneer hun muziek buiten de huiselijke kring ten gehore wordt gebracht. Hierbij kan gedacht worden aan het gebruik van muziek in winkels, supermarkten, cafés en discotheken maar ook op radio- en televisiezenders. Je scheel betalen om een cd te draaien of je radio aan te hebben in je kleine winkeltje. Maar goed, die SENA stelt een lijst samen aan de hand van de draaigegevens van radiostations, waarbij nauwgezet wordt geregistreerd welke artiest en welk repertoire er dagelijks op de verschillende zenders te horen is.
Overigens wel typisch dat ze deze lijst halverwege het nieuwe jaar presenteren. Ik weet dat overheidsinstellingen traag zijn, maar zes maanden om een rekensommetje te maken is toch wel een hele prestatie.
De top 10 nationaal ziet er zo uit:
2009
2008
01
André Hazes
—
02
Krezip
06
03
Ilse DeLange
07
04
Anouk
04
05
BlØf
02
06
Marco Borsato
01
07
Guus Meeuwis
10
08
Nick & Simon
09
09
Ramses Shaffy
—
10
Alain Clark
03
Doden doen het goed op de radio. Shaffy overleed vorig jaar natuurlijk en Borsato ging financieel dood. Hazes overleed alweer een paar jaar geleden, dus waarom die op nummer 1 staat, snap ik ook niet. De band Krezip ging uit elkaar, dus een soort van dood, en hun afscheidsnummer ‘Sweet Goodbyes’ deed het goed. Als ik naar de rest op het lijstje kijk, ben ik verdomd blij dat ik nooit naar de radio luister. Je zou maar elke dag naar Nick & Simon, Borsato en BlØf moeten luisteren. Of T-mobile werkstudent Guus Meeuwis. Brrrr.
Top 10 Meest gedraaide artiesten Internationaal 2009
2009
2008
01
Michael Jackson
—
02
Coldplay
06
03
Adele
—
04
U2
03
05
Robbie Williams
07
06
Kings of Leon
—
07
Beyoncé
—
08
Jason Mraz
—
09
Madonna
01
10
Elvis Presley
—
In de internationale lijst gaat de voorkeur voor zombiemuziek nog even door, want Jackson werd het meeste gedraaid. Niet zo gek natuurlijk, want ook hij legde het loodje vorig jaar. Ik heb in een korte periode toen zoveel van zijn muziek gehoord, dat ik de rest van mijn leven genoeg heb gehad. Over ‘Bad’ gesproken.
Het verheugt mij wel dat Elvis Presley op nummer tien staat. Een van de artiesten die toch geregeld gedraaid wordt hier in huis. Mijn smaak sluit meer aan bij het internationale lijstje, hoewel er geen sprake is van een perfect match. Nou ja, dat vind ik ergens ook wel een geruststellende gedachte.
Het concert van Train in de Melkweg was een positieve ervaring.
De laatste anderhalf jaar was ik vaak te vinden in concertzalen. Live bandjes luisteren. Vaak begint het leuk, maar verzakt halverwege de show mijn aandacht. Dan heb ik het wel weer gehad. Niet omdat de bandjes slecht zijn, allerminst, maar meestal duren concerten naar mijn smaak te lang. Dan wil ik weer iets anders.
Bovendien stoor ik mij aan het feit dat het Nederlandse publiek zo veel door de optredens heen praat. De muziekliefhebber zou er spontaan van naar Japan verhuizen waar iedereen respectvol op een stoeltje zit te luisteren.
Maandagavond speelde Train in de grote zaal van de Melkweg te Amsterdam. De sympathieke formatie uit San Francisco scoorde in 2001 een hit met het nummer ‘Drops of Jupiter.’ Van het recente album Save me, San Francisco doet ‘Hey, Souls Sister‘ het goed. Wellicht valt Train onder de categorie meisjesband, oftewel, pop bedoeld voor meisjes en (huis)vrouwen. Maar dat maakt mij niets uit: het album uit 2001 draai ik nog altijd met plezier en ook For Me, It’s You bevat een paar fijne tracks.
In de Melkweg stond ik achteraan in de zaal en bracht ik het merendeel van de show op de trap door. Dat krijg je als iedereen tegenwoordig twee meter is. Dan moet je het hogerop zoeken om nog iets van de band te kunnen zien. De vierde en de vijfde treden gaven een prima uitzicht op de zaal en de mannen van Train. Weet je dat ook weer.
Ik heb me geen minuut verveeld daar op de trap.
Zanger Pat Monahan toonde zich een rasartiest maandagavond. Met zichtbaar plezier zong hij het repertoire van Train, nodigde hij meisjes uit om mee te zingen op het podium en zelfs een paar om knus met hem te schuifelen. Ach, als dan toch de eerste rijen voor het podium vol staan met jonge strakke meiden, waarom niet?
Twitter
Ook toonde Pat, zo mag ik hem noemen, zich zeer media minded. Een paar keer nam hij een fotocamera uit het publiek aan om een foto van zichzelf te maken en tijdens het nummer ‘If it’s love’ nam hij een twitpic van het publiek om die vervolgens te twitteren.
Niet veel later crowdsurfte hij over datzelfde publiek.
Mooiste moment van de avond was voor mij dat Pat het eerste stuk van ‘When I look to the sky’ zonder versterking zong. Voor het eerst was het zo goed als stil in de zaal die avond. Prachtig hoe ver een mooie heldere stem kan reiken. Luister maar:
Wat Pat sympathiek maakt als performer is zijn interactie met het publiek. Ook komt hij bescheiden over. Hij bedankte de fans geregeld voor hun komst en vond het zichtbaar fijn om op te treden. Geen spoortje arrogantie te bekennen. Dat heb ik de laatste jaren wel anders gezien op het podium.
Ingestudeerd De show zat gelikt in elkaar en het leek een heel spontaan optreden. Leek, want al die spontaniteit was maar schijn. Wie even na het concert googelt, komt veel youtube video’s tegen waarin je Pat ziet crowdsurfen en ook het onversterkte stukje zang is een vast onderdeel in de show. Vind ik dat erg? Nee, het toont alleen maar wat een goede performer Pat is, want alles wat hij deed gisteravond leek spontaan en oprecht te zijn. Daarbij komt nog dat zijn positieve uitstraling op mij een aanstekelijke uitwerking heeft.
Na een pauze van een paar weken gaan we weer vrolijk verder met mijn Film ABC. Vanaf vandaag wel elke twee weken. De volgende aflevering kun je dus 21 mei verwachten. Meer eerst vandaag mijn favoriete films die beginnen met de letter i.
I am Not There (Todd Haynes, 2007)
Todd Haynes liet vijf acteurs en een actrice kruipen in de huid van Dylan en ieder beeldt een ander facet van hem uit. Het elfjarige zwarte jongetje Marcus Carl Franklin staat voor de Woody Guthrie-Dylan. Christian – Batman – Bale speelt de folksinger Dylan uit het begin van de jaren zestig in Greenwich Village en de Dylan die zich later bekeert tot het christendom. Ben Whishaw – die voortdurend de camera toespreekt in korte intermezzo’s – is Dylan als poëet, geïnspireerd door Arthur Rimbaud. Richard Gere speelt Dylan als Billy The Kid, een ondergedoken misdadiger die de rest van de wereld heeft laten denken dat hij dood is. Heath Ledger speelt zijn een-na-laatste rol als de acteur die Dylan vertolkt in een biopic.
Maar de meest gelijkende Dylan van het stel is Cate Blanchett. Zij zet de Dylan neer die we kennen uit de documentaireDon’t Look Back.I Am Not There is een mooi filmisch experiment vol met verwijzingen naar multimediale afspiegelingen van het imago van Dylan. Een cinematografische mozaïek. Een aanrader voor de Dylan-liefhebber en voor de fan van interessante films.
Imagine: John Lennon (Andrew Solt, 1988)
Een van de mooiste documentaires die ik zag over een popartiest. Natuurlijk was Lennon meer dan alleen een zanger en liedjesschrijver. Hij was ook politiek actief. Met slogans als ‘Give peace a chance’ en ‘War is over (If you want it)’ was hij een twitteraar avant la lettre.
In Imagine wordt een beeld geschetst van deze veelzijdige man. In een scène zien we zijn barmhartige kant als hij het gesprek aan gaat met een zwervende jongen die voor zijn huis bivakkeert. Een ware gelovige in de woorden van Lennon en McCartney die de muziek van de Beatles haast als gospel ervaart. Lennon probeert hem uit te leggen dat hij gewoon een liedjesmaker is en dat zijn songs over zijn eigen leven gaan. Daarna nodigt hij de jongen uit aan tafel.
In een andere scène zien we de duistere kant van Lennon: ongeduldig snauwt hij een technicus af in de studio omdat deze niet het juiste deel van de song weet te vinden waarvan Lennon en producent Phil Spector de achtergrondkoortjes proberen in te zingen. Ironisch dat hij kwaad wordt bij een nummer waarin Lennon zijn liefde voor Yoko bezingt.
In Bruges (Martin McDonagh, 2008) In Bruges draait om twee huurmoordenaars die na een fout gelopen klus in Dublin van hun baas moeten onderduiken in Brugge te België. Daar brengen ze de dagen door met sightseeing. Terwijl Ray (Collin Farrell) niet eens dood aangetroffen zou willen worden in deze Middeleeuwse toeristenval, geniet de oudere Ken (Brendan Gleeson) met volle teugen van de historische panden en grachtjes. Rays bokkige humeur klaart echter op als hij een date weet te versieren met de aantrekkelijke Chloe (Clemence Poesy). Hij ontmoet haar op de filmset van een pretentieuze surrealistische flick waarin een lilliputter (Jordan Prentice) de hoofdrol speelt.
In Bruges is theatraal in opzet en uitvoering – in de climax van het verhaal komen de verschillende levenspaden en plotlijntjes mooi samen. Brugge wordt schilderachtig neergezet en vormt een karakter op zichzelf. De gevarieerde cast van onder andere Ieren, Engelsen, Fransen en Hollanders is voortreffelijk. Colin Farrell leunt in zijn performance erg op zijn wenkbrauwen, maar speelt des ondanks zijn beste rol sinds Phone Booth (Joel Schumacher, 2002). Door Farrells vertolking is huurmoordenaar Ray sympathiek, grappig en heeft hij bijna iets onschuldigs.
Interview with the Vampire (Neil Jordan, 1994)
Ik hou van vampierfilms. Dracula en varianten: ik krijg er nooit genoeg van. Deze film vind ik dan ook een zeer aardige vampierfilm. Het verhaal komt van de boeken van Anne Rice, waarvan Interview with the Vampire in 1976 de eerste was in de reeks The Vampire Chronicles. Tom Cruise speelt met stijl de rol van de uiterst verdorven, maar charismatische vampier Lestat die Louis, gespeeld door Brad Pitt, in een vampier verandert en veroordeelt tot een verdoemd bestaan. Hoewel Tom Cruise in deze film duidelijk toont dat hij toch echt kan acteren, is Kirsten Dunst de ster in deze film. Ze wordt als jong meisje door Louis in een vampier veranderd en speelt de rol van bloeddorstig kind met verve. Ze was toen slechts 11 jaar.
De film van Neil Jordan is heel andere koek dan die flauwe tienerversies van de ondoden die we tegenwoordig krijgen voorgeschoteld. Films als Twilight en tv-series als Vampire Diaries kunnen mij niet bekoren.
Iron Man (Jon Favreau, 2008)
Iron Man is een vermakelijke film met spektakel, maar vooral veel humor. Een mooi bewijs dat het leven van een superheld niet vol met kommer, kwel en hartzeer hoeft te zitten. Dit komt wellicht omdat de held in kwestie dit keer geen zoekende tiener is of een getraumatiseerde miljonair, maar een succesvolle zakenman die ontdekt dat hij een verplichting heeft aan de wereld om zijn kennis van techniek ten goede in te zetten.
Het kloppende hart van de film is acteur Robert Downey Jr. – een prachtige acteur die Tony Stark op een lichtvoetige, nonchalante manier gestalte geeft, maar de eigenzinnige playboy/uitvinder tegelijkertijd een nuchterheid meegeeft en daarmee geloofwaardigheid mee. Over Iron Man 2 die recent uitkwam ben ik een stuk minder te spreken.
De volgende Film A-Z is dus op vrijdag 21 mei. Voel je vrij om in de comments je eigen favoriete i-films te noemen en te vertellen waarom je die films zo goed vindt.
Deze aankondiging is even op de plank blijven liggen door het bloggeweld dat Imagine veroorzaakte, maar dan toch bij deze: Het nieuwe nummer van Zone 5300 ligt in de winkels. Waarom moet je hem kopen? Nou dat zal ik je vertellen.
Allereerst staat er een uitgebreid interview met de meester van de trash-cinema in, namelijk John Waters. Over zijn samenwerking met Divine, inspiratie, zijn geen moment saaie carrière en zijn oprechte liefde voor film: ‘Ik vind het zelfs fantastisch als er witte ondertiteling zit in een film met sneeuw!’ Vorig jaar was John Waters in Nederland en deed ook Cinema de Melkweg aan. Ik was daar aanwezig tijdens de vertoning van Polyester en de Q&A erna. Dat leverde dit verslag op.
Het interview in de Zone 5300 werd uitgevoerd door Frank Schonewille. Het interview werd tot een artikel bewerkt door Eric van der Heijden.
Verder bevat deze versche Zone een bijzonder project van Natasja van Loon en stripmaker Merel Barends. In Jager/Prooi vetellen ze elk een kant van hetzelfde verhaal.
Muziek
Ook zit er muziek in deze Zone. Oftewel: je krijgt er een gratis cd’tje bij. We Are The Chosen is een verzamelaar met maar liefst 19 nummers van striptekenaars die in de vijftien jaar van Zone’s bestaan met het magazine hebben gewerkt of dat nog altijd doen. Striptekenaars spelen namelijk niet zelden in een bandje. Daar moet mijns inziens toch eens een sociologisch onderzoek naar gedaan worden, naar de connectie stripmaker-muzikant, maar dat terzijde.
Verder bevat deze Zone natuurlijk strips en recensies (ook een paar van mij) en kost dit kleinood je slechts 6,50.
Meer weten over deze Zone 5300, numero 89 alweer, klik dan even door naar de Zone-site. Daar kun je meteen wat audiosamples luisteren van We Are The Chosen en – als je helemaal in een gekke bui bent – lezen hoe je abonnee kunt worden.
Het Imagine filmfestival zit er voor mij weer op. In zes dagen festival zag ik in totaal 12 films, (Exam had ik al bij een persvoorstelling gezien) en een programma Europese korte films. Ook woonde ik het boeiende symposium van filmmuziek componist Simon Boswell bij.
Dit jaar vond het festival plaats in Filmtheater Kriterion. Een goede zet, want niet alleen bevonden de drie zalen zich in één pand, ook bezit Kriterion een leuk café, waar je een schappelijke prijs betaalt voor een kop koffie. Tussen de films door was het dan ook fijn praten met vrienden en mede festivalbezoekers. Ook gaf het café de gelegenheid om de festivalkrant te lezen. Leuk vond ik die Imagine Daily. Het zijn dat soort kleine dingen die een festival extra bijzonder maken. Eigenlijk hoort een serieus filmfestival gewoon een dagkrant te hebben. Punt. En een goede website. Over de site van Imagine heb ik niets te klagen. Overzichtelijk, informatief en een aanvulling op het festivalbezoek zelf.
Overigens werd het naar mijn smaak in de avonduren wel een beetje te druk in de gangen en het café van Kriterion. Misschien is het festival toch wat te groot voor het aantal bezoekers.
Dikkie Dick
Dick Maas liet ook zijn gezicht zien op het festival. Tussen de opnames van de film Sint door nam hij namelijk de Career Achievement Award in ontvangst. Daar was ik overigens niet bij, wel zag ik hem de dag erna uit de taxi stappen om een compilatie van zijn (korte) films in te leiden. Ook daar heb ik geen frame van gezien. Ik vind dat Maas vroeger veel betekend heeft voor de Nederlandse filmwereld met films als De Lift, Amsterdamned en Flodder. Daarna vond ik zijn films niet zo interessant meer, al ben ik wel licht nieuwsgierig naar Sint.
Donderdag 15 april was voor mij de eerste echte dag van het festival. Ik zag drie films die dag: No Smoking, Master Key en The Wild Hunt. Die laatste stak met kop en schouders uit boven de eerste twee films, waarvan Master Key toch wel een van de meest vage scenario’s is die ik ooit op het witte doek heb uitgespeeld gezien.
Quantum Leap
Een eerste dag op het festival is altijd even inkomen. De programmering is strak en de pauzes tussen de voorstellingen daardoor kort. Iedere keer als het licht in de zaal uitgaat kom je in een nieuwe verhaalwereld terecht en moet je je verplaatsen in een volledig onbekend personage. Al snel voelde ik me een soort van Sam Beckett – de tijdreiziger uit Quantum Leap, niet de beroemde Ierse schrijver en dichter. Na een dag krijg ik daar altijd een soort van geestelijke jetlag van. Als ik niet geregeld achter het toetsenbord kruip om recensies en impressies te schrijven van de films die ik zie, dan zouden alle indrukken door elkaar gaan lopen. Scènes, personages, situaties zouden dan een grote onnavolgbare metafilm worden.
Vrijdag 16 april was de dag voor European Fantastic Shorts #2, Black Dynamite en de niet minder dan Fantastic Mr. Fox. Black Dynamite was ook een fijne spoof op de blaxploitationfilms uit de jaren zeventig. Kan het dan ook alleen maar eens zijn met de woorden van Tonio van Vugt die de film uitgebreid besprak. Wel grappig dat er een spoof, cq hommage van blaxploitation is gemaakt. Wie films als Shaft en Sweet Sweetback’s Baadasssss Song (die titel alleen al) tegenwoordig ziet, heeft toch moeite zijn lach in te houden. Niet dat Shaft niet cool is, maar die jive-talk en übercoole poses die de personages aannemen werken tegenwoordig toch op de lachspieren.
Soundtrack Simon Boswell is componist van filmmuziek. Hij werkte voor filmmakers als Dario Argento en Clive Barker. Hij voorzag veel horrorfilms van muziek terwijl hij zelden zo’n film kijkt. Boswell gaf een zeer onderhoudende masterclass over zijn carrière, het componeren van filmmuziek en toonde ons zijn eigen geluidsexperimenten. Boswell plaats namelijk filmmuziek onder nieuwsitems. Het effect ervan laat zich raden. Onder beelden van de vliegtuigen die op 11 september 2001 de Twin Towers in vlogen zette hij een zelfgemaakte compositie die niet had misstaan onder beelden van een film als Independence Day. Het nieuws leek daardoor wel een spannende film.
Interessanter vond ik zijn vertraagde videoportretten. Boswell gebruikt bestaande close-ups van beroemdheden als Bowie en Sadam Hoessein en vertraagt de beelden ervan zodanig, dat ook het knipperen van de ogen zeer langzaam gaat. Aan het beeld voegt hij een vreemdsoortige, intense soundtrack toe. Het effect is zeer vervreemdend, maar boeit ieder frame. Het zijn indringende levende portretten van mensen. Je gaat automatisch minutieus naar de gelaatstrekken kijken en ontdekt een oneindig verhaal in de blik van de geportretteerde.
Het experiment lijkt mij een voortgang van de screentest van Andy Warhol. Die richtte een cameralens op iemand en draaide de filmrol vol terwijl deze mensen in de lens keken en tegen de camera zaten te praten. Soms staarden de drie minuten dat de filmspoel duurde naar de toeschouwer. Toen ik mijn observatie na de lezing met Bosswell deelde, gaf hij toe dat hij door Warhols screentests is geïnspireerd.
Verder zag ik maandag nog de film Best Worst Movie. Zie hier mijn recensie. De dinsdag begon met Diagnosis Death, gevolgd door de prachtige en ontroerende animatiefilm Mary and Max. De avond was gereserveerd voor Symbol.
Symbol ondersteboven
Halverwege de eerste vertoning van Symbol van Hitoshi Matsumoto ging het goed mis. Opeens was het beeld ondersteboven en in spiegelbeeld. In eerste instantie dachten we allemaal dat dit misschien zo hoorde. Symbol is namelijk een nogal vreemde film en bij de scène in kwestie schakelden we net over naar China, aan de andere kant van de wereld. Misschien dat Matsumoto de wereld daarom op zijn kop toonde? Toen de ondertiteling echter ook in spiegelbeeld en bovenin het beeld verscheen, bleek dat de operateur de aktes verkeerd aan elkaar had geplakt.
Voor niet ingewijden: film wordt in een reeks kleine spoelen aangeleverd die voor vertoning achter elkaar geplakt moeten worden op een grote spoel. Als een film eenmaal draait, kun je dit soort fouten niet zomaar herstellen. Kortom: einde van de filmvertoning. De festivaldirectie ging hier heel netjes mee om: iedereen kreeg een voucher zodat een andere voorstelling gratis bijgewoond kon worden. Ook werden er consumptiebonnen uitgedeeld.
Toch was het heel frustrerend, want Symbol is een film die de kijker een enigma voorschotelt: Een man in een fel gekleurde pyjama ontwaakt in een lege witte kamer waarvan de muren zijn gedecoreerd met de piemeltjes van engelenbeeldjes. Wanneer hij op zo’n piemeltje drukt floept uit een luik in de muur een willekeurig voorwerp te voorschijn: een roze tandenborstel, een steekwagentje, een vaas, sushi… Op de een of andere manier houden de gebeurtenissen in de witte kamer verband met de voorbereidingen, ver weg in Mexico, van de oude gemaskerde worstelaar ‘Escargotman’ op zijn wedstrijd. Maar hóe, dat blijft een verrassing tot het goddelijke einde. Het einde dat ik dus niet gezien heb.
Symbol vormt een puzzel waarvan ik de oplossing nu niet weet. Aan de ene kant frustrerend, aan de andere kant een mogelijkheid om zelf een passend einde te bedenken. Inmiddels heb ik al van mensen de afloop van Symbol vernomen. Dat bevredigt het ongenoegen enigszins, maar niet zoveel als het zien van de film zelf.
Donderdag sloot ik het festival af met Dark and Stormy Night die best leuk was geweest als de film maar een halfuurtje had geduurd en de tromafilm Vampiere Girl versus Frankenstein Girl. Deze was net zo vermakelijk en fout als de titel doet vermoeden. Geen slechte afsluiter van Imagine 2010.
Silver screen award Na een vertoning mogen de bezoekers hun mening over de betreffende film doen blijken door met een formuliertje aan te geven of ze de film: hopeloos, slecht, zozo, goed of zeer goed vonden. Op basis daarvan wordt iedere dag een tussenstand voor de Silver Screen Award gepubliceerd. Maar hoe zit het precies als een film weinig bezoekers heeft getrokken maar die drie mensen in de zaal deze film allemaal zeer goed vonden? Komt die film dan bovenaan te staan? Of werkt het systeem op een relatieve basis, waarbij het aantal bezoekers en vertoningen in de berekening worden meegenomen? Ik vroeg het Phil van Tongeren op een dag toen hij uit het festivalkantoor stapte. ‘Daar is onderling nogal wat discussie over,’ zei Phil. ‘Maar het klopt wel hoor,’ verzekerde hij ons. Nou ja, veel maakt het niet uit. Dat wil zeggen, dat de top drie wel overeenkomt met die van mij.
Hoewel, ik zou Fantastic Mr. Fox op 1 hebben gezet en Mary and Max op nummer twee. Met Best Worst Movie op nummer drie ben ik het geheel eens. Mr. Fox had overigens minder vertoningen dan Mary and Max. Heeft dat er misschien toch mee te maken, Phil?
Maandagavond vond de Nowhere Boy – A night with John Lennon avond plaats in de Melkweg te Amsterdam. Nederlandse artiesten als Beatrice van der Poel, Daniël Boissevain, Marcel de Groot en Tim Knol zongen een liedje van Lennon. Popprofessor Leo Blokhuis praatte de vertolkingen aan elkaar.
De avond was georganiseerd door Het Parool en A-film, de distributeur van de film Nowhere Boy over de jonge dagen van Lennon, geregisseerd door de Engelse regisseur Sam Taylor Wood. Helaas kon ik niet bij de filmvertoningen zijn, die waren uitverkocht voordat de inkt op de kaartjes droog was. Ik was wel bij de optredens, in een afgeladen Grote Zaal in de Melkweg. En ik heb genoten.
Wat de optredens maandagavond vooral duidelijk maakten is hoe krachtig Lennons composities zijn en hoe sprekend zijn teksten. Ook nu nog. Of moet ik zeggen juist nu nog, want de boodschap van Vrede in de wereld, maar ook de meer persoonlijke verhalen die in zijn liedjes zitten, zijn nu nog net zo relevant als toen. Dat vond het publiek dat de meeste teksten uit volle borst meezong, ook.
Jammer dus dat de artiesten, die allen twee liedjes ten gehore brachten, vaak moesten spieken van een blaadje. En dan nog kwamen de teksten er niet altijd foutloos uit. Ja, ja, noem mij een purist. Het stond gewoon slordig, onvoorbereid.
En dat terwijl de vertolkingen van sommige artiesten indrukwekkend waren. Tim Knol stal ieders hart met zijn vertolkingen van ‘Love’ en in de tweede set ‘Jealous Guy’. De jonge muzikant uit Hoorn met het aparte zachte stemgeluid kreeg de hele zaal stil. Kees Prins was een leuke verrassing met ‘A Hard Days Night’ en ‘Nowhere Man’.
Henk Hofstede waagde zich aan ‘Strawberry Fields’ en ‘I am the Walrus’. Het was apart om deze studionummers live te horen. Dat gold ook voor ‘Tomorrow Never Knows’ uitgevoerd door Leona – een gewaagd stukje waarbij de redelijk in de buurt wist te komen van Beatle-soundtrack, inclusief achterstevoren klinkende gitaar.
Overigens meneer Hofstede, John zong aan het einde van ‘Strawberry Fields’ “cranberry sauce”, niet “I buried Paul” wat u maandag zo ludiek aan het einde van het liedje zong. Ken uw klassiekers.
Het ging nog even mis toen Annet Malherbe te hard op de bel sloeg en deze op het podium tuimelde, een fles water omstootte en het publiek nat spatte. Niet dat dit echt de pret drukte. Rock-‘n-roll in de polder, weet je wel.
De avond werd afgesloten met ‘The Ballad of John and Yoko’ en dat was tot mijn opluchting het enige wat van Yoko hoorde. Gelukkig haalde niemand het in zijn hoofd om een imitatie Yoko neer te zetten, want hoeveel ik Lennon ook bewonder en van zijn muziek kan genieten, het feit dat hij zijn vrouw liet mee blèren op sommige tracks mag toch zeker als een dwaling worden gezien. Ach, imperfectie is wat helden menselijk maakt. En Lennon blijft een held. Ook dertig jaar na zijn voortijdige dood.
Zoals iedere liefhebber heb ik zo mijn favorieten. Het leek me tijd om deze met de wereld te delen. Dat doe ik in de vorm van een ABC, omdat ik eerlijk gezegd niet een nummer één heb. En als die er al is, dan is het morgen weer een andere film. Daarom presenteer ik de komende weken op vrijdag mijn, geheel particuliere, film ABC.
Het is een lijst met films die me ooit bijzonder geraakt of vermaakt hebben. Films die ik in mijn jeugd zag en me nooit meer hebben losgelaten en films van recentere datum die op aangename wijze door mijn hoofd spoken. Films kortom, die ik voor altijd met me meedraag en meerdere malen kan zien. Films die ik je graag wil aanraden.
Extra opmerking: Dit zijn mijn favoriete films, niet de films die per se de geschiedenis in moeten gaan als KLASSIEKERS. Per letter noem ik een paar filmtitels en leg uit waarom ik deze cinematografische werkjes zo goed vind.
All the President’s Men (Alan J. Pakula, 1976)
In de jaren zeventig zijn er een paar Amerikaanse films gemaakt in het genre politieke thriller waarin de onbetrouwbaarheid van de overheid centraal staat. Anders gezegd: de paranoïde gevoelens die je hebt jegens je eigen overheid zijn volledig juist, negeer ze niet. All the President’s Men gaat over hoe de journalisten Bob Woodward (Robert Redford) en Carl Bernstein (Dustin Hoffman) van The Washington Posthet Watergateschandaal aan het licht brengen. Prachtig spel van Dustin Hoffman en Robert Redford – toch wel twee van mijn favoriete acteurs. Die film biedt een mooi tijdsbeeld en schetst een boeiend verhaal over onderzoeksjournalistiek.
Almost Famous (Cameron Crowe, 2000)
Regisseur Cameron Crowe bewerkte zijn ervaringen als jonge journalist van Rolling Stone Magazine tot heerlijke autobiografische fictie waarin de vijftienjarige William Miller (Patrick Fugit) mee mag toeren met de band Stillwater. Een sfeervolle film over de liefde voor popmuziek in de magische jaren zeventig, volwassen worden en de mythe van Amerika. Kate Hudson was nooit meer in een film zo ontwapend als Penny Lane – de ultieme band-aid, een eufemisme voor groupie. Maar met die term zouden we Penny echt tekortdoen.
Almost Famous was op muzikaal gebied voor mij een openbaring en fungeert in wezen op dezelfde manier als de verzameling LP’s die Williams zus Anita voor hem achterlaat. De soundtrack zit volgepropt met prachtige evergreens van muzikale kunstenaars als Simon & Garfunkel, The Who, Led Zeppelin, David Bowie, Cat Stevens en Elton John. Sommigen ervan kende ik al jaren, maar vormde de soundtrack een vernieuwde kennismaken, anderen hoorde ik voor het eerst pas echt goed. Zoals Led Zeppelin, waar ik sinds Almost Famous veel waardering voor op kan brengen.
Kevin Spacey die midden in zijn midlifecrisis zit, een verdord huwelijk met zijn vrouw Annette Bening deelt, verliefd wordt op de middelbare schoolgenoot van zijn dochter en besluit het roer om te gooien. Daar in het midden van de wervelstorm die zijn leven is, danst een plasticzakje in de wind – een beeld van zo’n ongrijpbare schoonheid dat we bijna de blote borsten van Thora Birch vergeten die net als het zakje, met de camera van de buurjongen zijn vastgelegd. Deze film gaat veel verder dan American Beauty, het is mijns inziens een lofzang op de poëzie van het leven. Dat het script door vakman Alan Ball geschreven is, kun je eraan afzien.
Annie Hall (Woody Allen, 1977)
Een van mijn favoriete Woody Allen films (one of his early funny ones) met een dramatische ondertoon: het verloop van de relatie tussen zangeres/fotografe Annie Hall en comediant Alvy Singer. Het is moeilijk om niet te vallen voor de charmante performance van Diane Keaton. Allen gaat hierin erg speels om met het medium: in een scène op het dak praten Hall en Singer met elkaar over koetjes en kalfjes, terwijl we via de ondertitels lezen wat er echt in hun hoofd omgaat. Ook de scène waarin ze beide in de rij staan voor een filmkaartje en Singer zich irriteert aan te luid pratende betweter die zijn semi-intellectuele meningen zijn vriendinnetje probeert te imponeren.
Wat zou het toch prachtig zijn als je in het echte leven opeens Tim Burton te voorschijn kon halen als iemand moet overtuigen van zijn ongelijk. Helaas, only in the movies.
Apocalypse Now Redux (Francis Ford Coppola, 1979)
Voor mij nog steeds de ultieme film over de waanzin van de oorlog. Apocalypse Now draait om de reis van Kapitein Willard (Martin Sheen), een spion van het Amerikaanse leger. Willard wordt op een gevaarlijke missie gestuurd: hij moet de rivier Cambodja afreizen om daar Kurtz (Brando) te vinden en te vermoorden. Kurtz is een voormalig Amerikaans kolonel die is gedeserteerd. Hij is krankzinnig geworden en heerst over een groep Montagnaardse inboorlingen in een afgelegen oerwoudcomplex. De reis die Willard aflegt over de rivier brengt hem in het hart van de duisternis: die van de oorlog, maar ook in zichzelf.
Army of Darkness (Evil Dead 3) (Sam Raimi, 1992)
Dit is een heel ander soort oorlog, maar in tegenstelling tot die in Vietnam, zeer vermakelijk. Nash uit Evil Dead 1 + 2is samen met zijn uit 1973 afkomstige Oldsmobile getransporteerd naar de middeleeuwen. Daar wordt hij aangezien als degene die volgens de voorspellingen het boek der doden zal ophalen, maar omdat hij de uitspraak van de magische woorden verknalt, komen de doden tot leven. De volledig belachelijke plot is oh zo vermakelijk. Bruce Campbell acteert met flair met een flinke dosis zelfspot. En op het moment dat het dodemansleger aan komt stormen, handgemaakte skeletten die in de lucht worden gehouden door de poppenspelers die net buiten beeld zijn, ben ik helemaal verkocht. Een ode aan stop-motion specialist Ray Harryhausen die hem vast van plezier uit zijn graf zou doen opspringen -als hij dood was geweest. Harryhausen (geboren in 1920 te Los Angeles leeft immers nog steeds).
Meest memorabele quote van de film: ‘Give me some sugar, baby!’
Heb je zelf ook nog wat favoriete Aatjes toe te voegen? Daar is het commentformulier voor. Volgende week vrijdag gaan we verder met de B.
Vanaf 29 april draait Iron Man 2 in de bioscoop. Ik heb er erg zin in want de eerste film met Robert Downey Jr. in de hoofdrol was zeer geslaagd. Ook dit keer regisseert Jon Favreau de film. De schurk wordt gespeeld door Mickey Rourke. Alle songs in de film zijn gemaakt door de Australische rockband AC/DC. Ik ben zelf geen fan AC/DC, maar heb er ook niets op tegen overigens. Al ligt de keuze voor het rockgeluid van AC/DC bij een hardware superheld als Iron Man erg voor de hand. En ik maar denken dat Tony Stark heel zen naar Vivaldi zit te luisteren terwijl in zijn harnas de schurken te lijf gaat. Sony Music zal de soundtrack uitbrengen: AC/DC: Iron Man 2. Op dit album komen 15 classic AC/DC nummers te staan die zijn geselecteerd uit de 10 albums die de band tussen 1976 en 2008 heeft uitgebracht. Het album ligt vanaf 16 april in de winkel.De eerste video van het album is het nummer ‘Shoot To Thrill’. De videoclip werd opgenomen in Buenos Aires tijdens het AC/DC concert van vorige maand. In de video zijn, naast de concertopnamen, ook enkele niet eerder vertoonde beelden van Iron Man 2 gebruikt. De video mag niet geembed worden, dus hier een linkje.Lees ook:
Flashbacks of a fool is het speelfilmdebuut van videoclipregisseur Baillie Walsh. Het is een prima debuut met slechts enkele schoonheidsfoutjes. Antiheld Joe Scot (een gedegen acterende Daniel Craig) is een aan lagerwal geraakte acteur die zichzelf heeft verloren in drugs, drank en seks. Wanneer hij krijgt te horen dat jeugdvriend Boots (Max Deacon) is overleden, drijven Scots herinneringen af naar de laatste zomer van zijn jeugd: zijn vriendschap met Boots, zijn eerste liefde Ruth en de relatie met een vriendin van zijn moeder, maar vooral denkt hij na over hoe een reeks van keuzes en een onbezonnen daad leidden tot een tragische dood en hem deden besluiten het ouderlijk huis te ontvluchten. De terugkeer naar huis dwingt Scot om zich te verzoenen met zijn verleden. Regisseur Walsh scheef ook het scenario en bedient zich van enkele herkenbare gegevens: de uitgerangeerde acteur die zich overgeeft aan een hedonistische levensstijl is immers een cliché. Ook zijn sommige wendingen voorspelbaar, de tragische gebeurtenis die Scot ertoe aanzet om te vluchten zie je van tevoren aankomen. Maar dergelijke schoonheidsfoutjes (als je ze al zo mag noemen) zij de regisseur vergeven door het gedegen spel van de cast en de stijlvolle vertelwijze. Walsh neemt de tijd om de gebeurtenissen langzaam te doen ontvouwen en trakteert de toeschouwer – dankzij het vakwerk van cameraman John Mathieson – op prachtige beelden en een fijnzinnige cinematografie. Het romantische kustlandschap van Zuid-Afrika, dat dubbelt voor de Engelse kust begin jaren zeventig, is sfeervol in beeld gebracht. De zee speelt dan ook een terugkerende rol in het verhaal: ze neemt en geeft. IJdeltuit Het is de visualisatie van Flashbacks of a fool die mij in het bijzonder aantrok aan dit debuut: Wanneer Scot via een telefoontje van zijn moeder verneemt dat zijn oude vriend Boots is overleden weet hij zijn emoties in toom te houden. De filmmakers zetten Scot echter in zijn huis neer, voor een levensgrote foto waarop de acteur met tranende ogen in de lens kijkt. Niet alleen zijn innerlijke gevoelens worden met dit theatrale beeld gecommuniceerd, ook zijn ijdelheid wordt nog eens onderstreept. Het vermoeden rijst al snel dat er meer moet schuilen achter deze schijnbaar ijdele acteur die zich verliest in een hedonistische levensstijl en die aan oppervlakkig menselijk contact de voorkeur geeft. Het antwoord op de vraag hoe hij zo geworden is wordt langzaam onthuld in de terugblik naar zijn jeugd. Maar of Scot werkelijk anders zal zijn na zijn terugkeer, laat Walsh fijn in het midden. Muziek voor de ziel Muziek van David Bowie (Ziggy Stardust-periode voor de kenners) en in het bijzonder het nummer ‘If there is something’ van Roxy Music spelen een belangrijke rol in Flashbacks of a fool. Natuurlijk zijn herkenbare songs een dankbaar middel om een tijdsbeeld neer te zetten, Walsh geeft ze echter ook een niet geringe rol in de betekenis van de plot. Niet verwonderlijk wellicht voor een regisseur die zijn eerste stappen zette bij het maken van muziekvideo’s voor bands als INXS, Oasis en Massive Attack. Hartverscheurend is de slotsequentie waarin een citaat van de liedtekst van bovengenoemd nummer een stortvloed aan emoties losmaakt bij Ruth, gespeeld door Claire Forlani. Het geluid van de scène is weggedraaid, alleen het liedje is te horen, wat het indrukwekkende optreden van de acteurs extra benadrukt. Flashbacks of a fool is reeds uit op dvd.Flashbacks of a fool, Groot-Brittanie/2008. Regie: Baillie Walsh. Met: Daniel Craig, Emilia Fox, Claire Forlani, Harry Eden, Helen McCrory, Jodhi May, Olivia Williams. (DFW)Deze recensie verscheen ook op het filmblog van Zone 5300.
Terwijl ik met een kopje koffie achter mijn Mac langzaam aan het wakker worden ben, denk ik terug naar een zeer geslaagd weekend. Zaterdag en zondag zat ik in het donker te kijken naar animatiefilms op het Klik! Amsterdam Animation Festival. Vrijdagavond kreeg ik kippenvel van de bijzondere stem van Ray LaMontagne.
Er heerste een ontspannen sfeer vrijdagavond in de Rabozaal van de Melkweg. Zo’n 1400 man zat en stond te kijken naar Ray LaMontagne en zijn driekoppige band: Jennifer Condos op bas, Eric Heywood op gitaar en Ethan Johns op de drums. Eigenlijk kende ik LaMontagne niet zo goed. Op aanraden van vriend Johan (die wel eens blogt op breinkoekjes.blogspot.com) kwam ik die avond in de Rabozaal terecht. De stem van LaMontagne klonk als schuurpapier en veroorzaakte bij deze toehoorder kippenvel. Hij zingt vooral mooie luisterliedjes. Veel teksten gaan over de liefde, zijn geliefde, thuis en werken. Leefliedjes dus.
Ik vond hem het lekkerste klinken bij de nummers waarin hij een wat hardere stem op zet en lekker angry schreeuwt. LaMontagne maakte een verlegen indruk en zei zelden meer bij applaus dan ‘dankjewel’. Wat ik begreep van het stel dat naast ons zat en al meerdere concerten had bezocht, is dat altijd het geval. Eén moment in de show speelde de gitaartechnicus een deuntje mee. Toen begon Ray zelfs even grapjes te maken. Hieronder het nummer waarin de technicus meespeelt. Een van de hoogtepunten van de avond, geplukt van Youtube.
Binnenkort maar wat meer muziek Ray LaMontagne inslaan. Voor de liefhebber hier nog het nummer ‘Trouble’ waarmee hij doorbrak: