Vanmorgen gebeld met de poezenboot. We mogen de rode kater hebben als we willen. Tof! Morgen kunnen we hem ophalen.
Nu hebben we vrijdag al allerlei spullen gekocht bij de dierenwinkel, dus het is nu een kwestie van het huis zo vriendelijk en klaar mogelijk maken voor als Jack morgen komt.
Ik heb zojuist mijn losstaande action figures, die eerst boven op de stripkasten stonden, maar in de kasten gezet. Daar zit een glazen deur voor, zodat Jack er niet zo maar bij kan. En nu kan hij ze niet een voor een om tikken, wat ik hem wel meteen zie doen als hij de kans krijgt.
Ik ben blij dat we een kat hebben gevonden, maar voel ook aardig wat gezonde spanning. Je weet namelijk nooit van tevoren wat je precies in huis haalt. Is hij heel druk en bijdehand? Of gewoon speels en gezellig? Of krijgen we een bazig baasje in huis opeens?
Ik heb niet zo veel ervaringen met katten. Als tiener woonde ik bij mijn vader en Anita in huis en op een dag kwam Anita met een kitten thuis. Omdat die rood was, noemde we hem Barend – naar mijn opa die ook roodharig was. Anita had Barend in de dierenwinkel gezien en kon hem daar niet achterlaten. We hadden toen al honden. Mijn ouders bepaalden vroeger dus wat voor huisdieren we hadden. Als volwassene moet je daar zelf voor kiezen.
De verzorging van Barend lag volgens mij vooral bij mijn ouders en broertje en zusje. Dus de eerste keer dat ik sinds jaren weer eens een kat moest verzorgen, was toen ik zes weken in Utrecht op een huis en kat paste in 2012. Tim was nogal een zeurpiet die de hele dag liep te mauwen. Later bleek dat hij een maatje nodig had, want toen zijn baasjes eenmaal een vriendje hadden aangeschaft, hield het mauwen op.
Volgens de mensen van de Poezenboot kan Jack prima alleen zijn. Mooi, want meteen twee katten nemen vind ik een erg grote stap opeens. Eerst maar eens zien hoe het met Jack gaat hier in huis. Ik kijk in ieder geval uit naar zijn komst.