Tag: Poezie
Het zal je maar gebeuren: met 39 anderen vastzitten in een kapotte skilift hoog boven in de bergen. Dat kan natuurlijk niet goed gaan, toch?
Tirol Inferno van Annelies Verbeke en Klaas Verplancke is onverwacht, fijn leesvoer.
Denkend aan Rien Bonte
Een gedicht met melancholische toon van Rien Bonte:
Het gedicht is opgenomen in Meulenhoffs Dagkalender 1994, samengesteld door Hans Warren.
Vorig jaar kreeg ik deze oude scheurkalender cadeau van een van de zussen van Bonte. Rien Bonte was mijn leraar Nederlands op de middelbare school. Later werd hij ook een vriend bij wie ik wel eens langs ging om gezellig te filosoferen over het leven. Rien gaf me ook raad over hoe te schrijven en stimuleerde mijn creatieve ondernemerschap. Daarvoor ben ik hem nog steeds erg dankbaar.
Rien was leraar, dichter en auteur van boeken als Watrama’s groen paleis en Antoni van Leeuwenhoek: De wereld in een korrel zands. Ook was hij een kenner van de geschiedenis van Hoorn. Ik kan me nog een levendige rondleiding van Rien door de binnenstad herinneren.
Toen vorig jaar Mijn vriend Spider-Man uitkwam, wilde ik Rien het eerste exemplaar geven bij de boekpresentatie. Ik was heel benieuwd naar wat mijn oud-leraar Nederlands van mijn eerste boek ging vinden. In het bijzonder omdat hij een kleine rol in het verhaal had. Rien en ik waren het immers niet over eens wat goede strips zijn en die vriendschappelijke discussie begon al tijdens de eerste les die ik van hem had. Dat moment zit in het boek.
Een paar weken voor de presentatie wilde ik Rien bellen om hem te vertellen dat het boek eraan kwam. Toen overleed hij plotseling. Ik was bij de begrafenis, net als veel oud-leerlingen, want Rien was geliefd. Een paar weken later bezocht ik Bonte Boeken: de tweedehandsboekwinkel van de familie Bonte, waar ik zijn vader en zus aantrof.
Toen ik nog in Hoorn woonde, kwam ik geregeld bij Bonte Boeken. Het was mijn vaste stek voor tweedehands leesvoer. Het is altijd gezellig in de winkel en de medewerkers, allemaal Bontes, hebben altijd zin in een praatje.
Ik vertelde ze me over mijn bedoeling om het eerste exemplaar aan Rien te geven en nu dat niet meer kon, wilde ik hen graag een exemplaar van het boek overhandigen, zodat het toch bij de familie terechtkwam.
Zus en vader vonden het best bijzonder en beloofde het boek aan Riens enige zoon te geven.
Riens zus schonk een kopje thee voor me in, en we praatten wat over haar broer. Wat voor toffe leraar en heerlijk mens hij altijd geweest was. Als bedankje voor het boek, kreeg ik van Riens zus dus de kalender vol met gedichten. Het was een emotionele gebeurtenis, die middag in de boekenwinkel.
Sommige mensen maken in je leven diepe indruk door wat ze doen en wie ze zijn. Rien was zo iemand. Vandaag lees ik zijn gedichten en denk ik aan Rien.
Rien Bonte (1952 – 2017)
Dit is een van mijn favoriete gedichten van Bonte:
EINE KLEINE NACHTMUSIK
We zaten eindeloos te turen
Naar de Pleiaden en de Zwaan
We telden kraters in de maan
En met het carillon de uren
Vanuit de tuintjes van de buren
Dreef soms eens wat gefluister aan
Maar te gedempt om te verstaan
Die nacht van hooi en houtskoolvuren
De wereld had zich neergelegd
De glazen stonden volgeschonken
Een hemelsbrede baan van vonken
Kon er ruimschoots in terecht
We namen onze wijn en dronken
Maar we zwegen: alles was gezegd.
Rien Bonte.
Minneboo leest: Duplex
Duplex is een stripalbum waar acht dichters en even zoveel striptekenaars aan hebben gewerkt. De duo’s maakten acht grafische gedichten.
Zondagmiddag 12 juni stond ik tegen de avond samen met Stefan Nieuwenhuis en Anneke Claus op een perron op het station van Haarlem. We kwamen van de Pletterij waar die middag het boek Duplex was gepresenteerd. Daar had ik zelf niet zo veel mee te maken, behalve dan dat ik door Nieuwenhuis was uitgenodigd om de happening bij te wonen. Hij is namelijk de initiatiefnemer van Duplex, terwijl Claus een van de dichters is die aan het project deelnam.
Nieuwenhuis nodigde acht duo’s uit om een grafisch gedicht te maken. Dichter en stripmaker werkten dus samen om tot een uniek en dichterlijk beeldverhaal(tje) te komen. Het zijn dus geen verstrippingen waarbij een bestaand gedicht als basis voor een strip dient. Verstrippingen hebben in Nederland een beetje een slechte reputatie en dat is niet geheel onterecht. De meeste verstrippingen die de afgelopen jaren uitkwamen heb ik na een eerste lezing nooit meer opengeslagen. Ik heb het dan vooral over boeken als ‘Nederlandse literaire klassiekers verstript in één pagina’ of ‘De Avonden met integraal de oorspronkelijke tekst!’-albums.
Dan vind ik boeken als De Aanslag van Milan Hulsing interessanter omdat de stripmaker daar zijn eigen ding doet met de brontekst. Dat is dan ook geen verstripping meer in de stricte zin des woords, maar een vrije adaptatie waarbij het beeldverhaal een werk op zich is geworden. Hetzelfde geldt voor In the Pines van Erik Kriek. Die heeft die liedjes namelijk helemaal naar zijn hand gezet en gevisualiseerd op zijn eigen wijze. In the Pines kwam een paar maanden geleden uit en ik vind dat echt een fantastisch boek.
NederVlaams
De duo’s van Duplex zijn Tsead Bruinja en Lies van Gasse, Anneke Claus en Serge Baeken, Marije Langelaar en Wilbert van der Steen, Daniël Dee en Robert van Raffe, Maarten van der Graaff en Maarten de Saeger, Maud Vanhauwaert en Delphine Frantzen, Dennis Gaens en Sam Peeters, en Ellen Deckwitz en Ruben Steeman. Van Nieuwenhuis heeft dus een mix van Vlaamse en Nederlandse makers aan elkaar gekoppeld.
Enkele duo’s waren die middag in de Pletterij om hun samenwerking aan het publiek te presenteren. Twee dagen eerder had iets soortgelijks plaatsgevonden bij Poetry International in Rotterdam. Om de naam van het album eer aan te doen, wilde Nieuwenhuis zijn project vast twee keer presenteren. En waarom ook niet? Doorgaans komen er weinig stripmakers naar een poëziefestival en weinig dichters naar een stripfestival. Wat ze met elkaar gemeen hebben is dat hun lezerspubliek doorgaans veel kleiner is dan dat van andere schrijvers.
https://youtu.be/JmWR6Y02VCU
De middag in debatcentrum de Pletterij was voor mij de laatste halte wat betreft Stripdagen Haarlem 2016. Het was een gezellig weerzien met Serge Baeken, Tonio, Natasja en Stefan en een aangename kennismaking met Anneke en Delphine Frantzen, wier werk ik wel ken, maar nog nooit had ontmoet.
Engelse versie
Inmiddels is het Duplex-concept ook van start gegaan in Engeland. In juli vindt er een grote tweetalige Duplex-expositie plaats in het Nederlands Stripmuseum in Groningen.
Duplex is uitgegeven door Strip2000 in samenwerking met Zone 5300. Het is een album dat zich niet makkelijk laat duiden. De acht verhalen hebben ieder een eigen karakter en de tekenstijlen zijn zeer uitlopend. Het is zo’n boek dat je een paar keer rustig tot je moet nemen voordat de inhoud goed en wel in je neerdaalt. Het is ook zo’n project wat je aanspreekt of niet. Ik heb zelf niet zo veel met poëzie. Songteksten, ja, die snap ik, maar gedichten zijn een slag apart. Ik lees die met moeite.
Zoals je weet heb ik meer met strips. Bij Duplex geniet ik dus in eerste instantie van het grafische werk en dringt in tweede instantie pas de tekst echt tot me door. Ik vind dit soort projecten eigenlijk vooral interessant omdat ze de mogelijkheden van het beeldverhaal onderzoeken. In het bekijken van deze experimenten zit bij mij vooral het leesplezier bij Duplex.
[hr]
Daarom Minneboo leest:
Als stripjournalist wil ik zoveel mogelijk strips onder de aandacht brengen. Daarom heb ik de rubriek Minneboo leest in het leven geroepen, om te laten zien hoe rijk en divers het medium strip kan zijn. De artikelen in deze rubriek zijn geen recensies (die teksten staan gepubliceerd in de bijhorende rubriek), maar kunnen thematisch zijn, een interview, een tekenstijl belichten of simpelweg een nieuwe uitgave kort aanstippen.
Striprecensie: Het paradijs verloren
Pablo Auladell maakte een overbluffende en meeslepende stripbewerking van Paradise Lost van John Milton. Een aanrader voor de liefhebber van prachtige stripromans.
Dichter John Milton (1608-1674) geldt als een van de belangrijkste schrijvers uit de Engelse literatuur. Zijn Paradise Lost is een beroemd gedicht uit de zeventiende eeuw dat hij schreef tussen 1658 en 1663. Dit epische gedicht bestaat uit 10.000 versregels en behandelt het verhaal van de zondeval: de uitdrijving van Adam en Eva uit het paradijs, nadat ze de vruchten van de boom der kennis hebben genoten, juist datgene dat God hen verboden heeft. Zoals iedere westerling met oppervlakkige kennis van de Bijbel wel weet, was het Satan die Eva ertoe verleidde om de appel uit de boom te eten, waarna Adam al snel in de voetsporen van zijn geliefde trad. Milton maakte Satan tot de hoofdrolspeler van zijn epische gedicht en eigenlijk maakte hij een soort antiheld van hem en de drijvende kracht in de plot. Paradise Lost is dus vooral het verhaal van Satan, en het is daarom dat critici zich toentertijd afvroegen of Milton wellicht vraagtekens zette bij de macht van de kerk.
Pablo Auladell (Alicante, 1972) illustreerde sinds 2001 al een vijftigtal boeken die voornamelijk in het Spaans zijn verschenen. In 2006 won hij tijdens de Saló del Cómic in Barcelona de prijs voor nieuw talent voor zijn strip La Torre Blanca. Het paradijs verloren is zijn belangrijkste werk tot nu toe.
Lange geschiedenis
In 2010 kreeg Auladell van uitgeverij Huacanamo, die voornamelijk poëzie uitgeeft, de opdracht een beeldroman te maken van het beroemde gedicht van John Milton. Die strip is het eerste hoofdstuk Satan geworden. Daarna stond het project een tijdje stil totdat de digitale uitgeverij Minos de illustrator vroeg verder te gaan. Auladell deed nog eens drie jaar over de resterende drie hoofdstukken. Het resultaat van al die moeite, mag er zijn.
Ik geef toe: het origineel van Milton heb ik nooit gelezen, maar mijns inziens kan ik het boek daarom volledig op zijn eigen merites beoordelen zonder mezelf genoodzaakt te zien om een de bron met de adaptatie te vergelijken. Poëzie is nu eenmaal niet mijn afdeling, noch is de Bijbel mijn favoriete boek. In tegendeel zelfs: de wereld zou beter zijn zonder al die heilige boeken, daarvan ben ik overtuigd. Die overtuiging wordt alleen maar versterkt door de striproman van Auladell, die een prachtig verhaal vertelt op een meeslepende wijze gevisualiseerd dat je tot de laatste bladzijde geboeid blijft lezen.
Meeslepend
Auladell weet niet alleen abstracte begrippen als hemel en hel effectief en concreet te visualiseren, hij maakt ook echte personages van de hoofdrolspelers. Je kunt niet anders dan met Satan meeleven: de aartsengel komt in opstand nadat God zijn engelen aan zijn zoon heeft voorgesteld. De maat is vol wat Lucifer betreft en hij heeft geen zin om zich ook nog eens aan de zoon te moeten onderwerpen. Samen met zijn leger trekt hij ten strijde tegen het leger van God. Lucifer en zijn aanhangers worden verslagen en naar de hel verbannen. Daar verzint Satan/Lucifer op wraak en besluit een wig te drijven tussen God en zijn creatie de mens.
De mens, Adam en Eva, zijn door God geprogrammeerd om hem lief te hebben en gehoorzaam te zijn, alleen dan zullen ze geluk ervaren. Gelukkig hebben ze nog wel van hem vrije wil gekregen, en als Satan Eva verleidt tot het eten van een vrucht van de boom der kennis, kiest ze daar dus voor. Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat de mensheid beter af is. God straft Adam en Eva weliswaar door ze uit het paradijs te laten smijten en sterfelijk te maken, maar daarmee zet het duo ook een stap richting onafhankelijkheid. Alsof de kinderen het ouderlijk huis verlaten en daarmee de verstikkende invloed van een veeleisende vader de rug toe keren.
Het uiterlijk van de personages deed mij denken aan acteurs uit klassiek theater of de opera, maar met dit verschil dat de visuele vertelling niet theatraal aanvoelt, maar juist zeer meeslepend en levendig is, bijna alsof je naar een (Hollywood)film kijkt. Bij het lezen lijken de platen tot leven te komen. Een knappe prestatie. Auladell is geen slaaf van Miltons tekst: die tekst zien we alleen terug waar dat nodig is, verder volgt de illustrator juist de klassieke regel show don’t tell.
Dictator
God beeldt hij uit als een wat vadsige dictator die heerst over zijn rijk en absolute devotie eist. Gods wil is duidelijk wet, wie dat niet bevalt, krijgt met zijn leger te maken. Over zijn zoon zegt hij: ‘Vandaag heb ik mijn enige zoon verwerkt! Ik heb hem aangesteld als jullie leider en heb gezworen dat iedereen in de hemel voor hem zal knielen en hem als meester zal erkennen! Wie hem niet gehoorzaamt, gehoorzaamt mij niet en zal uit de gelukzaligheid worden geworden en eeuwig zonder verlossing in de duisternis doorbrengen.’ Saddam Hoessein had het waarschijnlijk niet beter kunnen zeggen.
Je krijgt hierdoor veel sympathie voor Satan die de opstand tegen God verpakt als een strijd voor zelfbeschikkingsrecht. De heilige oorlog die in de hemel wordt uitgevochten is spectaculair en zou het storyboard kunnen zijn voor een film van Peter Jackson (Lord of the Rings) of Wolfgang Petersen (Troy).
Auladell gebruikt zwart houtskool en zacht potlood. In deze video kun je zien hoe hij te werk gaat als hij Adam en Eva in de beruchte appel-eet-scène visualiseert:
en deze:
Het paradijs verloren is in een prachtige harde kaft uitgegeven door uitgeverij Sherpa. De luxe uitgave is inclusief leeslint.
Hardcover, 320 pagina’s kleur | ISBN 978-90-8988-082-6 | € 39,95
Het album is ook verschenen in een gelimiteerde oplage van 75 exemplaren met afwijkende cover, linnen rug en piezografie gesigneerd door de auteur. | ISBN 978-90-8988-084-0 |
€ 75,00.
Argibald hangt in de kroeg
Werk van cartoonist/illustrator Argibald hangt de komende twee maanden in café Averechts te Utrecht: met Oost-Indische inkt en ecoline vervaardigde tekeningen, cartoons en korte teksten en verhaaltjes worden tentoongesteld.
Twee jaar geleden sprak ik Argibald (ook wel bekend als Willem Bentvelzen, maar alleen zijn moeder schijnt hem zo te noemen) uitgebreid voor Het Parool toen zijn bundel Ik vond de site beter uitkwam bij uitgeverij Xtra. Momenteel verschijnen zijn cartoons met enige regelmaat in o.a. Propria Cures, Van Speijk en Bionieuws. Online is hij aanwezig op o.a. De Speld, FOK! en Studio Noord.
Naar aanleiding van de expositie publiceert de cartoonist in eigen beheer een boekje met teksten: De theezakjes van de ziel. Meer nieuws hierover op zijn facebookpagina.
Argibalds werk is te bewonderen tot 17 Maart aan Lijsterstraat 49 te Utrecht. Het perfecte excuus om wat beeldende kunst te aanschouwen terwijl je een biertje drinkt.
Nico Dijkshoorn is schrijver, dichter en muzikant. En sinds zijn optredens in De wereld draait door een bekend gezicht. ‘Ik heb constant de neiging om te zeggen: het is allemaal wel aardig mensen, maar ik doe ook maar gewoon mijn best.’
Nico Dijkshoorn sleep zijn pen op het internet met columns over Big Brother. Het directe contact met een grote schare lezers smaakte naar meer en sites als Fok.nl en GeenStijl waren en dankbaar podium voor Dijkshoorns vaak venijnige pennenvruchten. Tegenwoordig is hij door zijn optredens als huisdichter van De Wereld Draait Door een bekend gezicht. In 2008 debuteerde Dijkshoorn onder het pseudoniem P. Kouwes met de dichtbundel De eerste 1000 gedichten. Zijn eerste roman De tranen van Kuif den Dolder verscheen een jaar later, recent gevolgd door Dijkshoorn, een selectie van zijn beste verhalen, reportages, columns, gedichten en gelegenheidsstukken.
Wat zou je nu doen als er geen internet had bestaan?
‘Ik denk dat ik nu nog steeds in de bibliotheek van Amstelveen zou werken. Dat was een droombaan.’
Waarom heeft het zo lang geduurd voordat je begon met schrijven?
‘Ik heb wel eens wat geschreven toen ik achttien was, maar wat heb je op die leeftijd nou meegemaakt in Nederland? De meeste debutanten schrijven van die adolescente bekentenisliteratuur: je hebt een vriendin, het gaat eens uit. Een enkeling doet dat geniaal, zoals Reve of Claus. Als ik op mijn 23ste fulltime schrijver was geworden zou ik erg zenuwachtig zijn omdat ik tot mijn zestigste er ieder anderhalf jaar een boek moest uitkakken. Dat zou ordinair geld verdienen zijn. Zo’n Arthur Japin geloof ik voor geen meter. Die denkt gewoon: over welk historisch type zal ik nu weer een briljante roman gaan schrijven.’
Wat is daar volgens jou mis mee?
‘Dit is een particuliere mening, maar ik heb weerzin om schrijven als een beroep te zien. Als het gaat om persoonlijke boeken hou ik van een zekere urgentie.’
Dicht op de huid
Waarin zit dan de urgentie in jouw teksten?
‘Die zit er nauwelijks, maar ik vind ook niet dat ik tot nu toe een groot werk heb geschreven. Het verhaal ‘Bob houdt het voor gezien’, over mijn zoon bij AZ, dat ook in Dijkshoorn staat, is tot nog toe mijn beste werk. Dat zit het dichtst op mijn huid, want ik durf daarin voor het eerst niet de hele tijd zo schijtlollig te zijn.’
In dat verhaal verliest Bob in twee jaar spelen voor AZ alle lol in het voetballen.
Voetbalt hij weer?
‘Nee, hij raakt echt geen bal meer aan.’
Je publiceert columns in De Pers, Voetbal International en op Nu.nl. Hoe ga je te werk?
‘Ik schrijf mijn columns voor De Pers altijd op donderdagochtend tussen negen en tien. Ik weet van tevoren niet waar ik het over ga hebben. In het begin nam ik nog een onderwerp van de site en koos daar mijn eigen invalshoek bij. De laatste tijd schrijf ik meer, in de goede zin van het woord, Carmiggelt of Martin Bril-achtige stukjes. Daarin probeer ik op een niet heel sentimentele manier iets over mezelf te zeggen. Bijvoorbeeld over het ongemak dat ik ervaar bij het signeren. Het schrijven van een verhaal duurt altijd tien minuten langer dan ik nodig heb om het te tikken. In die tien minuten extra zoek ik uit wie de spits van AC Milan is en gooi ik wat zinnetjes om. De teksten zitten blijkbaar al in mijn hoofd. De Tranen van Kuif Den Dolder schreef ik bijvoorbeeld in tien dagen. Iedere dag een hoofdstuk.’
Is het belangrijk voor je om snel te kunnen schrijven?
‘Ik kan het niet anders. Ik heb een deadline nodig, anders wordt het niets. Men vraagt ook altijd of ik niet bang ben dat er niets komt als ik onvoorbereid bij DWDD zit. Maar dat is juist mijn drive. De angst dat er niets komt zorgt ervoor dat er íets komt. In het begin bereidde ik nog wel eens mijn gedichten in DWDD voor. Dan had ik al wat in mijn hoofd zitten of iets opgeschreven. Dat waren altijd de allerslechtste gedichten omdat ze niets met het moment zelf te maken hadden. ‘
Voor wie schrijf je?
‘Ik was laatst in Nijmegen een van de sprekers: Thomas Rosenboom, Ramsey Nasr, Joost Zwagerman traden ook op. En daar staat Dijkshoorn dan tussen met zijn lulverhaaltje over sierwortelsnijden. Wat me dan enorm ontroert is dat er in de zaal van alles zit: van bouwvakker tot de gesjeesde literatuurstudenten of professoren. Wat ik schrijf raakt kennelijk een hoop mensen. Literatuurvorsers pluizen mijn tekst uit en diezelfde tekst komt bij iemand binnen die een huis staat te sausen. Prachtig vind ik dat.’
Als Dijkshoorn zou moeten kiezen tussen schrijven of muziek maken, is de keuze snel gemaakt: ‘Muziek is mijn kern. De high die ik met muziek maken ervaar is niet met schrijven te vergelijken. Ik voel me tijdens optredens met mijn band veel meer op mijn gemak dan wanneer ik alleen voorlees.’
Andy Kaufman
Sinds zijn eerste stappen op het web houdt Dijkshoorn zijn publiek graag voor de gek, onder zijn eigen naam of als P. Kouwes, de Amsterdamse bouwvakker die alleen kan spellen als hij dicht: ‘Dat is wat ik sinds tien jaar doe: fucken met verwachtingspatronen. Constant met een groot publiek pielen.’
Wat vind je zo leuk aan fucken met je publiek?
‘Ik vergelijk me op geen enkele manier met Andy Kaufman, (een eigenzinnige Amerikaanse komiek die het in de maling nemen tot een kunst verhief – red.) want hij is een soort god voor mij. Toen ik die man ontdekte was ik volledig gevloerd. Ik herkende mezelf in zijn acties, want ik doe dat ook een beetje. Kaufman liet zijn alter ego Tony Clifton naar David Letterman gaan. Letterman dacht dat Kaufman in dat pak zat, maar die zat blauw van het lachen thuis naar de show te kijken terwijl zijn vriend Bob Zmuda voor Clifton speelde.’
Kun je een voorbeeld geven van hoe jij mensen in de maling neemt?
‘Een vergelijkbare situatie – minder briljant, maar toch –op GeenStijl heerste op een gegeven moment de sfeer van “kom niet aan Lee Towers!”. Ik schreef toen in een stuk dat ik van een goede vriend had gehoord dat Towers een collega van de hijskraan had gelazerd omdat die beter kon zingen dan hij. Met een dwarslaesie tot gevolg. En Lee Towers was zo ongevoelig dat hij ’s avonds speciaal voor hem wilde zingen, maar dan wel alleen het nummer ‘You Never Walk Alone’. Dat schreef ik gewoon als geintje. ’s Avonds zag ik op RTL Shownieuws een zwaar geëmotioneerde Lee Towers op het Scheveningse strand dit verhaal ontkennen. Daar kan ik echt een week op vooruit.’
Is P. Kouwes jouw Tony Clifton?
‘Eigenlijk wel. Mensen geloofden echt dat hij een bouwvakker was die schreeuwend en zwetend op een kamertje zat te schrijven. Een deel trapt daar in, dat vind ik wel prettig.’
Wat is voor jou de lol daarvan?
‘Ik heb nooit geprobeerd het GeenStijl-publiek te bedienen. Ik schreef altijd voor de tien à vijftien procent die de grap snapt en dan gierend van het lachen de woedende reacties van die andere gekken leest. Dát is mijn publiek.’
Heeft het fucken buiten internetfora nog wel eens vervelende reacties opgeleverd?
‘Laatst kwam er in Nijmegen een vrouw op me af die zei: “Je bent een vrouwenhater, dat voel ik in al je verhalen!” Daar ben ik dan even echt van in de war.’
Omdat ze een verkeerd beeld van je heeft op basis van je werk?
‘Ja, ik ben er dan niet onzeker over, want ik weet dat ik geen vrouwenhater ben. Ze legde later uit dat ze een interview met mij in de Viva had gelezen. Ik had me voorgenomen om de ergste antwoorden te geven. Dat vrouwen niet kunnen schrijven. Dat soort dingen. Het was een duo-interview met mijn vriendin en ze legde iedere keer uit hoe ik echt ben. Dat als we naar de slager gaan ze anderhalf uur moet wachten omdat ik iedereen laat voorgaan. Maar die vrouw zag het geintje niet. Dat vind ik teleurstellend. Ik vind het fijn als mensen van tevoren denken dat ik een blatende Amsterdammer ben, maar als ze mij dan ontmoeten en hun best een beetje doen, hoop ik dat ze door dat beeld heen prikken en zien dat ik eigenlijk in de kern wel oké ben.’
Verlegenheid
Wat zou je schrijven als je een contactadvertentie voor jezelf zou plaatsen?
Dijkshoorn lacht en denkt even na: ‘Dat is natuurlijk wat pathetisch, maar bij wijze van spreken zou ik dan zeggen: “Houd van mij”. Korter kan ik het niet zeggen. Ik geniet erg van het feit dat de mensen met hulp van die televisie beter begrijpen wie ik nou ben.’
Kun je dat toelichten?
‘Mensen denken dat ik die persoon uit mijn verhalen zelf ben. Maar ik ben eigenlijk een enorme schijterd. Voorheen begon ik niet zomaar tegen iemand te praten als ik een boekwinkel of een platenzaak binnenstapte. Omdat ze nu een blik van herkenning hebben is mijn schroom weg en durf ik makkelijker te vragen of ze een bepaalde plaat hebben. Dat zou ik vroeger nooit gedurfd hebben. Die verlegenheid is dan ook aan het verdwijnen. Mijn televisie-optredens bij DWDD helpen daarin enorm, want wat ik daar doe, dat ben ik. Dus ik heb het idee dat mensen mij beter kennen.’
Het is wel dubbel: aan de ene kant mensen aan de kaak stellen in je gedichten en anderzijds jezelf verlegen noemen.
‘Ik heb constant de neiging om te zeggen: Het is allemaal wel aardig mensen maar ik doe ook maar gewoon mijn best. Ik word ongemakkelijk van verering. Neem deze situatie nou. Dit is een prettig gesprek maar toch is het ongemakkelijk dat je mij hier zo interviewt.’
Batman
Dijkshoorn blijkt een fervent stripliefhebber te zijn, al vond zijn grote verzamelwoede reeds vijftien jaar geleden plaats: ‘Ik heb een waanzinnige comicscollectie thuis staan. Ik heb zestienhonderd strips in anderhalf, twee jaar tijd verzameld. Er zitten zeker 200 bij die heel bijzonder zijn. De Daredevil-reeks van Frank Miller, Hellboy, veel Image comics, alles van Alan Moore. Ik heb ze allemaal gerubriceerd en keurig in hoesjes van zuurvrij plastic gestopt. Op een gegeven moment had ik iets van 23 abonnementen op series bij de stripwinkel. Dat liep helemaal uit de hand. Toen er van The Darkness #11 elf verschillende omslagen uitkwamen, kocht ik ze allemaal. Uiteindelijk had ik geen tijd meer om ze te lezen.’
Wat vind je zo leuk aan strips?
‘Het is een nostalgische trip. Toen ik klein was heb ik nog als Batman over straat gelopen, mijn jas met een drukkertje om mijn nek. Die hele Kees de Jongen-romantiek. Toen ik zes was ben ik samen met oom Wim en mijn vader naar die Batman-film met Adam West geweest. Ze hadden bij de bioscoop een werkstudent ingehuurd als Batman. Ik heb een jaartje of zes gedacht dat ik echt Batman had ontmoet. Dat is voor kinderen net zoiets als Sinterklaas. De stripmakers die ik bewonder zijn allemaal meesters in het vertellen van een verhaal. Briljant kunnen tekenen en dat dan delen voor 2,50. Ik ervaar strips echt als kunst.’
Dit interview stond in VPRO Gids #24.
Uit de mond van een ware poëet
Uit bovenstaand fragment blijkt dat Paul Simon schrijft voor het plezier van het schrijven en vanwege het plezier dat hij in het zingen heeft. En sommige nummers schrijft hij om bepaalde dingen te verwerken, om zich emotioneel uit te drukken en spanningen die hij ervaart te verlichten.
Ik vind dat een mooie en waarheidsgetrouwe gedachte.
De kunstenaar die iets voor zichzelf maakt, maar niet per se iets naar anderen probeert te communiceren. Tegelijkertijd bieden Simons liedjes herkenbare en inleefbare emoties waarin we graag onszelf herkennen. Kunst geeft immers bij uitstek de ruimte om als toeschouwer/luisteraar er zelf iets mee te doen, om het werk als het ware een eigen interpretatie te geven.
Het nummer ‘Homeward Bound‘, dat later in dezelfde clip gezongen wordt door Simon, is een van mijn favoriete Simon & Garfunkel-liedjes. Het gevoel dat Paul Simon hier verwoord is universeel: iedereen die lang onderweg is heeft het wel eens ervaren. Dat je ver weg van huis soms het gevoel hebt dat je van jezelf vervreemd en dat je weer verlangt naar de geborgenheid die je ervaart in de thuisbasis. Het liedje gaat natuurlijk ook over een zanger die niet langer gelooft in wat hij zingt. Misschien omdat de ideeën die de liedteksten uitdrukken niet meer de zijne zijn. Het vertolken van de liedjes is dan slechts een act, een lege performance, betekenisloos voor de uitvoerder. Het overkomt een ieder die werk doet waar hij of zij niet achter kan staan. Dat kan een tijdje goed gaan, maar uiteindelijk werk je jezelf leeg.Tenminste, dat is wat het liedje bij mij oproept. Die interpretatie hoeft natuurlijk helemaal niet overeen te komen met wat Simon ermee bedoelde. Dat is juist zo mooi aan poëzie en kunstuitingen, dat ze voor een ieder iets anders kunnen betekenen. Simons gedachten bij Homeward bound zijn dan ook anders dan de mijne. In 1990 zei de zanger zelf het volgende over het nummer in een interview met Song Talk Magazine:
“That was written in Liverpool when I was traveling. What I like about that is that it has a very clear memory of Liverpool station and the streets of Liverpool and the club I played at and me at age 22. It’s like a snapshot, a photograph of a long time ago. I like that about it but I don’t like the song that much. First of all, it’s not an original title. That’s one of the main problems with it. It’s been around forever. No, the early songs I can’t say I really like them. But there’s something naive and sweet-natured and I must say I like that about it. They’re not angry. And that means that I wasn’t angry or unhappy. And that’s my memory of that time: it was just about idyllic. It was just the best time of my life, I think, up until recently, these last five years or so, six years… This has been the best time of my life. But before that, I would say that that was.” Bron: Songfacts.com.
Hieronder een andere, maar zeker niet minder mooie uitvoering van dit nummer:
Breinkoekje: Professional
de beroepsdichter
vond dat ze
tekort kwam
en stelde hem
voor de keus
Pussy
of
Poezie
—
Hij schreef daarna
nog veertien bundels.
Poseur
Daar zit je dan
met je zwarte cowboyhoed,
je gothic t-shirt
en je muffe dreads.
Poseren terwijl
niemand
naar je kijkt.
Melkwegcafé, maart 2009.
Grafstemming: Das
Het was
de dood
die hem
de das
omdeed.
—
Hij was koud.
Met Borsato in de trein…
Soms is het fijn om op tijd wakker te worden…Ik droomde dat ik na een lange draaidag van 11 uur nog één videoklusje te doen had. Volkszanger Marco Borsato – je kent hem wel: onze eigen wereldverbeteraar die zelfs een acteerklus niet uit de weggaat (helaas) – zou in de trein van Leiden naar Amsterdam een concert in de coupé ten gehore brengen. Dit alles ter promotie van Warchild, legde zijn manager mij uit. Nou ja, het had net zo goed namens de Vereniging voor de Hereniging van Laven in de Efteling kunnen zijn, for that matter. In een droom is immers alles mogelijk. Borsato’s manager, een lange, kale zwarte zakenman in driedelig pak, zei met zijn vriendelijke stem dat hij even wat moest regelen en verliet de coupé.Ik snoot intussen mijn neus, want ik begon aardig verkouden te worden. Op dat moment stapte de Hollandse zangheld de treincoupé binnen. Ik stelde mezelf voor en schudde met mijn kleffe hand de zijne. Borsato zei niet wie hij was, ervan uitgaande dat iedereen dat wel wist. Hij rook naar Old Spice en bitterballen. Op zijn witte kabeltrui zat een lichte koffievlek.
Borsato zou gaan zingen, net op het moment dat ik wakker werd. Opgelucht, want het ‘concert’ gemist: uit de droom ontsnapt voordat deze een nachtmerrie zou worden. Hoewel Borsato die ochtend wel het laatste lachte, want ik werd wakker met het nummer ‘Binnen’ in mijn kop. En dat wilde er de komende uren nog niet uit. —-
Hoe het komt dat ik van Borsato droomde? Psychologen kunnen hier ongetwijfeld een hele studie op loslaten. Ik denk dat het kwam omdat ik de avond ervoor de compilatie-uitzending van DWDD had gekeken. Voor de tweede keer had ik het gedicht van Nico Dijkshoorn over de zanger gehoord. Krachtige poëzie die indruk maakte. Daar kan John Ewbank nog wat van leren.