Tag: René Goscinny
Albert Uderzo, co-creator en tekenaar van de reeks Asterix (en heel veel andere strips) is overleden op 92-jarige leeftijd. Asterix blijft een van de beste stripreeksen ooit. Dus daarom een blik in een paar albums.
Expositie Asterix en de Belgen
Van het prachtige stripalbum Asterix en de Belgen is nu een tentoonstelling in het Stripmuseum in Brussel.
Nieuwsgierig nam ik laatst een kijkje, want Asterix is een van mijn favoriete stripfiguren. Het zijn albums die je telkens opnieuw kunt lezen vanwege de scherpe grappen van van scenarist René Goscinny (1926 – 1977) en de prachtige illustraties van Albert Uderzo (1927).
Aan het begin van de tentoonstelling worden we dan ook terecht aan beide heren voorgesteld. Goscinny stierf helaas al op 51-jarige leeftijd. Een van de grootste stripscenaristen van de Europese strip stierf in mijn geboortejaar. Ik hou van de humoristische tekeningen van Uderzo, die zijn hand niet omdraaide om rake karikaturen van bestaande personen op papier te zetten.
Even terzijde: veel van mijn striphelden beginnen echt op leeftijd te raken. Uderzo is 90 jaar oud en met pensioen, Stan Lee is 94, ook John Romita Sr. is inmiddels 87. Zijn zoon, mijn favoriete Spider-Man-tekenaar is al 60. Bijna net zo oud als mijn vader. Enkele andere helden zijn al reeds overleden, behalve Coscinny bijvoorbeeld ook André Franquin, die in 1997 stierf. Dat maakt mij niet alleen duidelijk dat veel van de stripmakers die ik bewonder niet hedendaags zijn. En dat we binnenkort afscheid van hen moeten gaan nemen.
Er zijn overigens wel stripmakers van nu die ik bewonder, maar daarover een andere keer meer.
Spelelementen
De tentoonstelling richt zich dus op één album van de reeks Asterix. Asterix en de Belgen verscheen oorspronkelijk in 1979. Het is het laatste album waar Goscinny aan meewerkte.
De expositie bevat enkele actieve onderdelen. Zo kun je op een bewegend plateau gaan staan om met je voeten een rubber balletje te manoeuvreren tussen de personages van de strip. Ook is er een groot bord waarop je de personages en hun vaste props bij elkaar moet raden. Druk tegelijk de knoppen in bij het personage en de prop. Als je het juist hebt, gaat er een groen lampje branden. Het Stripmuseum heeft dus een expositie willen maken die gezinsvriendelijk is.
Zoals ik al schreef in eerdere verslagen, is het Stripmuseum in Brussel geen stoffig instituut waarin je alleen originele pagina’s aan de muur kunt bewonderen. De tentoonstellingen worden op een ludieke wijze en sfeervol vormgegeven. Vaak zit er ook een interactief element in. Dit keer ligt dus meer de nadruk op het spelelement, zonder dat het geheel een circus wordt. Toen ik door de expositie liep, was er een schoolklas aanwezig. De leerlingen waren lekker in de weer met de spelelementen.
Herdrukken
Er zijn ook mooie zwart-wit pagina’s uit de strip te zien voor de liefhebbers van Uderzo’s illustraties. Dit zijn geen originelen maar facsimiles. Willem de Graeve, codirecteur en hoofd communicatie, vertelde me dat het te kostbaar zou zijn geweest om de originelen op te hangen. Die worden namelijk voor het grootste deel bewaard in de Bibliothèque Nationale de France.
Je zou origineel en facsimile eigenlijk naast elkaar moeten leggen om het zeker te weten, maar als het er niet bij had gestaan dat het hier fotografische herdrukken betreft, had ik het verschil niet gezien. Natuurlijk hebben originele tekeningen en strippagina’s een soort van aura vanwege hun uniekheid, maar voor de inhoud van de expositie maakt het eigenlijk niet uit dat de platen geen originelen zijn. Je kunt nog steeds het vakmanschap bestuderen zonder dat de originele platen kunnen verkleuren of tijdens vervoer gevaar lopen.
Parodie
Coscinny zei in 1976: ‘Ik parodieer graag. Ik beschrijf de dingen zoals ze zijn, maar met een lichte kwinkslag, waardoor ze grappig worden. Die kwinkslagen zijn de bouwstenen van wat stap voor stap een parodie wordt.’ In de reeks Asterix worden culturele stereotypen op een humoristische wijze uitvergroot. Waar de dappere Galliërs ook komen. Dat maakt de reeks juist zo aantrekkelijk, omdat we om onszelf en anderen kunnen lachen.
In de tentoonstelling komt goed naar voren hoe de stripauteurs jongleren met een handvol Belgische symbolen, die soms meer aan de mythologie dan aan de realiteit zijn ontleend. Toch maken ze niemand belachelijk, maar is het album eerder een ode aan België en een teken van vriendschap.
Belgische helden
In het album Asterix en de Belgen komen meerdere Belgische helden en beroemdheden voorbij. De bode die de naburige stammen pijlsnel waarschuwt, is een karikatuur van Eddy Merckx, de legendarische wielerkampioen uit het Brusselse, vijf keer winnaar van de Ronde van Frankrijk. Als koerier geeft hij blijk van een uitzonderlijke snelheid. Nicotine, de vrouw van stamhoofd Vandendomme, is een karikatuur van de Belgische actrice en zangeres Annie Cordy, die eind de jaren 1970 bijzonder populair was in Frankrijk.
De Belgische zanger Jacques Brel (1929-1978), die zijn liefde voor België bezong in onder meer Bruxelles of Marieke, komt in het album aan bod met enkele woorden uit zijn beroemdste lied, Mijn Vlakke Land. Uiteraard wordt in de expostie aandacht besteed aan deze beroemdheden en verteld wie ze zijn. Niet iedereen zal ze immers nog kunnen herinneren, vooral de jonge bezoekers niet. Die hebben hun eigen contemporaine helden. En natuurlijk ontbreekt er geen knipoogje naar Manneken pis.
De tentoonstelling Asterix en de Belgen is samengesteld door Mélanie Andrieu en bevat teksten van Andrieu en Jean Auquier. De expositie niet al te groot, maar was dan ook eigenlijk een soort tussendoortje. Een opstap naar de grotere expositie over de Belgische strip die in het najaar te zien zal zijn. Van Asterix kun je genieten tot en met 3 september 2017.
Recensie: De kunst van Morris
Van sommige boeken kan ik heel blij worden, simpelweg omdat ze bestaan. De kunst van Morris is zo’n boek.
De kunst van Morris is een prachtig naslagwerk waarin het werk van Maurice De Bevere (1923-2001) aandachtig en grondig wordt bestudeerd en de geschiedenis van Lucky Luke uitvoerig uit de doeken wordt gedaan. In 1946 bedacht Morris de legendarische stripheld en tot aan zijn dood in 2001 tekende de Belgische stripmaker ruim zeventig albums over de cowboy. Alles samen zo’n 3000 pagina’s.
Meesterlijke tekenaar
De kunst van Morris bevat veel mooie originele tekeningen van de meester en laat goed zien wat Morris nu zo’n geniaal stripmaker maakte. Morris leerde veel van zijn tijd in een animatiestudio en de animatie-invloeden zijn vooral in het begin van zijn stripcarrière goed terug te zien. De tekenaar verdeelde toen vaak één beweging over meerdere stripplaatjes. Iets wat toen vrijwel nog niet voorkwam in de Franco-Belgische strip. Hetzelfde geldt voor zijn gebruik van close-ups, vogelperspectief en het feit dat zijn stripplaatjes net iets hoger waren en meer van formaat varieerden dan het werk van collega’s als Franquin en Jijé. Die gebruikten namelijk veel een vast stramien van vier stroken met drie plaatjes op een pagina. Later kwam Franquin hier ook meer los van en begon vaker te experimenteren.
Morris leerde overigens veel van Jijé en zijn collega’s en liet zich ook beïnvloedden door de makers van MAD. De stripmaker woonde enkele jaren in de Verenigde Staten en pikte dus ook veel op van Amerikaanse stripmakers.
Morris combineerde vaak realistische tekeningen met meer schetsmatige weergaven. Alles stond in dienst van het verhaal wat hij zo duidelijk mogelijk wilde visualiseren. Ook kon hij meesterlijke karikaturen maken van bestaande Hollywoodacteurs. Gaandeweg verfijnde zijn stijl steeds meer en dat zie je ook aan de evolutie van Lucky Luke: die begon als een beetje bol tekenfilmachtig figuurtje vergelijkbaar met de stijl van Betty Boop, maar werd slanker en langer.
70 jaar Lucky Luke
Eigenlijk is de Kunst van Morris een aanrader voor iedereen die van strips houdt en nader wil kijken naar tekentechnieken. En natuurlijk een heel geschikt boek voor de fans van Lucky Luke. Wereldwijd gingen er driehonderd miljoen albums over de toonbank. In 2016 is het ook zeventig jaar geleden dat Morris zijn westernheld voor het eerst op papier zette, dus dat dit dikke boek nu in de winkels ligt is geen toeval. In 1946 verscheen de eerste aflevering in het Franse stripblad Spirou en de Nederlandse versie Robbedoes.
Het is wel mazzel voor ons dat uitgeverij Dargaud brood zag in een Nederlandse uitgave van dit Franse boek. (Dat trouwens heel fijn vertaald is.) Ik ben ze daar dan ook dankbaar voor en schafte het boek direct aan zodra het bij Het Beeldverhaal te koop was. Niet alleen is Lucky Luke een van mijn favoriete striphelden, ook bewonder ik Morris al heel lang. Hij is een van mijn favoriete tekenaars.
Het toffe aan de reeks Lucky Luke is dat je de oude albums telkens weer opnieuw kunt lezen. Niet alleen zie je dan steeds meer nieuwe details in de tekeningen, ook vervelende verhalen nooit. Vooral niet de albums die door René Coscinny werden gepend. Deze albums zijn geniaal en tijdloos.
De kunst van Morris is gepubliceerd ter gelegenheid van de tentoonstelling L’Art de Morris, die werd geopend tijdens het 43ste Festival International de la bande dessinée en die van 28 januari tot 16 oktober 2016 te zien was in het Musée de la bande dessinée van Angoulême. De tentoonstelling was samengesteld door Stéphane Beaujean en Jean-Pierre Mercier. Gaëtan Akyüz en Vladimir Lecointre schreven het boek.
De komende vijf jaar wordt de originele reeks van Lucky Luke trouwens volledig heruitgegeven. De 73 originele albums verschijnen in een nieuwe, uniforme stijl: een nieuwe vertaling, nieuwe lettering, nieuwe covers en een opeenvolgende nummering.
Ravon, Borel /Lucky Comics / Hardcover / 312P / € 45 (Digitale versie: € 19,99)
ISBN: 9782884714266
Vanaf het moment dat bekend werd gemaakt Matthieu Bonhomme een Lucky Luke-verhaal zou maken, keek ik al uit naar het album. De moordenaar van Lucky Luke stelt niet teleur.
Het was in eerste instantie vooral de cover die mijn interesse in het album De moordenaar van Lucky Luke wekte. Een sfeervolle illustratie van de bekende cowboy die in de stromende regen klaarstaat om zijn wapen te trekken. Achter hem doorbreekt een bliksemschicht de onweerslucht. Een onheilspellend beeld dat meteen duidelijk maakt dat dit album een andere toon zal hebben dan de oorspronkelijke albums van Morris en Goscinny, namelijk duisterder en een beetje realistischer.
Het verhaal begint dan ook meteen lekker grimmig: een schot wordt gelost in een klein plaatsje dat we eerst van veraf zien. Langzaam zoomt de camera dichterbij naar de hoofdstraat. Daar staan de bewoners geschokt naar het lichaam te staren dat op zijn buik in de modder ligt: Lucky Luke is neergeschoten. Hoe dit heeft kunnen gebeuren is waar het verhaal De moordenaar van Lucky Luke om draait.
We zien hoe een bekende lonesome cowboy door de regen rijdt richting het plaatsje Foggy Town. Daar vindt hij een plek voor zijn paart Jolly Jumper en een plekje in de herberg.
Het is leuk om te zien hoe mensen reageren als ze ontdekken dat deze cowboy de beroemde en beruchte Lucky Luke is. Kinderen kijken vol bewondering naar de man die sneller schijnt te schieten dan zijn schaduw en zien in hem een beroemdheid. Volwassenen kijken vooral met ontzag en angst in de ogen naar deze snelschieter.
Goud
Uiteraard is er in het plaatsje Foggy Town iets niet pluis: een week geleden is de postkoets overvallen en ging de overvaller er met het goud vandoor. Van de sheriff hoeft men niet veel te verwachten: dat is eigenlijk een onhandige, beetje achterlijke jongen die afhankelijk is van zijn twee grotere broers. Die liggen Lucky Luke vooral dwars als hij gevraagd wordt om de zaak uit te zoeken.
Het is een situatie die vaste Lucky Luke lezers bekend in de oren zal klinken, toch verloopt het verhaal iets anders dan je wellicht zou verwachten. Soms blijkt dat slechteriken een hoop leed hebben geleefd. En wie Lucky Luke nu heeft neergeschoten? Ja, dat ga ik natuurlijk niet vertellen.
Ik vind De moordenaar van Lucky Luke een zeer onderhoudend verhaal, dat weliswaar niet gespeend is van clichés maar toch verrassende wendingen bevat. Daarbij vind het bijzonder leuk om te aanschouwen hoe Matthieu Bonhommes interpretatie van dit universum eruit ziet. Zijn Lucky Luke is herkenbaar getekend, maar toch anders. Jolly Jumper kan in deze strip niet praten, maar zijn karakter is er niet minder eigenzinnig.
Oude held
Het is ook erg leuk om de doodgraver van Morris in de menigte te ontwaren en ook het inkleurschema lijkt te zijn overgenomen uit de oorspronkelijke reeks terwijl het album toch een eigen identiteit heeft gekregen. Een mooie hommage aan de eenzame cowboy die dit jaar zeventig is geworden.
Hoe oud hij ‘echt’ is? Dat weet Lucky Luke zelfs niet. Als Doc Wednesday hem daarnaar vraagt, zegt hij: ‘Geen idee, 30 misschien?’ Doc antwoordt verbaast: ‘Weet je dat niet? Perfect! De leeftijdsloze cowboy! Een levende legende!’ Een mooie knipoog naar het feit dat de meeste Europese striphelden bevroren in de tijd lijken te zijn en niet ouder worden.
No smoking
De leukste running gag is wel dat onze held gedurende het album telkens een rokertje probeert te scoren maar daar om verschillende wijzen niet in slaagt. Van verregende tabak tot en met een indiaan die geen vredespijp wil roken omdat de kruidenvoorraad net in de modder is weggespoeld. Hij mag dan geluk als voornaam hebben, het zit Lucky Luke in dit album behoorlijk tegen allemaal. Jammer voor hem, smullen voor ons.
Ik hoop dat we in de toekomst meer van dit soort alternatieve Lucky Luke-strips mogen verwachten.
Matthieu Bonhomme. De moordenaar van Lucky Luke
Uitgeverij Lucky Comics / Dargaud
Softcover 64 pagina’s. € 7,95
ISBN: 9782884713818
Twee jaar geleden werd met veel succes een nieuw avontuur van Asterix uitgegeven, Asterix bij de Picten, gemaakt door scenarist Jean-Yves Ferri en tekenaar Didier Conrad. Een vermakelijk album. Toch gaat er wat mij betreft niets boven de klassieke verhalen van het oorspronkelijke creatieve team achter de reeks, Albert Uderzo en René Goscinny.
De geliefde Galliër en zijn dorpsgenoten debuteerden 29 oktober 1959 in het eerste nummer van het franse stripblad Pilote, opgericht door Albert Uderzo, René Goscinny en Jean-Michel Charlier (auteur van onder andere Blueberry). Dat Asterix een grote ster zou worden zit al in zijn naam: Aster is het Latijnse woord voor ‘ster’, de toevoeging rix is Keltisch voor ‘koning’. Hoewel, Uderzo (1927) heeft ooit gezegd dat als ze niet zelf een stripblad hadden gehad om Asterix in te introduceren, hij er waarschijnlijk nooit was gekomen. Veel uitgevers geloofden niet in Asterix als held omdat hij met zijn kleine voorkomen er niet uit ziet als een typische held. Die waren indertijd namelijk jong en aantrekkelijk. Misschien dat het nieuwe aan Asterix en Obelix er juist voor heeft gezorgd dat de striphelden opvielen.
Een andere belangrijke factor is waarschijnlijk de scherpe pen van René Goscinny (1926-1977), een geniaal stripauteur die naast Asterix onder andere ook de reeks Lucky Luke pende. Ook een strip die ik tegenwoordig nog graag herlees. Dat kan ook makkelijk want beide reeksen zijn door hun historische setting tijdloos, maar bovenal zijn ze goed geschreven en bevatten scherpe grappen.
Running gags
Goscinny schreef over de Galliërs avonturen vol woordspelingen en knipoogjes naar de geschiedenis en de actualiteit. Ook ging hij speels om met clichés, stereotypen en culturele referenties. Een van de sterke punten van de Asterix-strip is de herkenbaarheid die deels wordt veroorzaakt door herhaling en running gags. Goscinny laat in de verhalen bepaalde elementen telkens terugkomen waardoor deze een vaste waarde worden en door de herkenning juist een lach opwekken. Denk bijvoorbeeld aan de Bard die constant het zingen wordt ontzegd omdat hij geen toon kan houden, de arme Romeinen die iedere confrontatie het onderspit moeten delven en Obelix die nooit toverdrank mag drinken omdat hij als kind in de ketel is gevallen.
Vriendschap
Mijns inziens is het hart van de reeks de vriendschap tussen Asterix en Obelix. Hoewel de vrienden elkaar altijd bijstaan, hebben ze ook geregeld ruzie. Zoals in het album Het geschenk van Caesar, waar bovenstaande stripstrook uit afkomstig is.
Als de nieuwe dorpsbewoner Appendix, aangespoord door zijn vrouw Angina, campagne voert om dorpsleider te worden, raakt hij natuurlijk in conflict met Abraracourcix, de huidige leider van het dorp. Er barst een politieke strijd los tussen Appendix en Abraracourcix (die in de huidige vertaling Heroïx heet). Tijdens een maaltijd laat Asterix aan zijn vriend weten dat hij de vreemdelingen het liefste ziet vertrekken, want dat gezin leidt tot ruzie in het dorp. Obelix, die zojuist tot over zijn oren verliefd is geworden op de dochter van Appendix, is het daar niet mee eens en stormt boos Asterix’ huis uit.
In de scène hierboven leggen de twee het weer bij, zoals ze dat altijd doen. Asterix zoekt Obelix op en vraagt of zijn vriend nog steeds boos is. Vervolgens gaat de kleine blonde Galliër naast Obelix zitten en prikt hij speels in diens zij. Dat amuseert zijn vriend. Uiteraard is Obelix veel sterker en als hij Asterix’ vriendschappelijke gebaar herhaalt, knalt hij hem meters ver weg.
Deze scène en lichte variaties daarop zien we door de hele reeks terugkomen. Een visueel cliché dat juist door de herkenbaarheid een vertrouwd gevoel geeft. Vergelijkbaar is het moment dat de twee heren ruzie krijgen en met de neuzen tegen elkaar gedrukt naar elkaar staan te schreeuwen. (Iets wat veelvuldig voorkomt in Asterix bij de Picten.)
Het bovenstaande strookje toont ook meteen de andere kracht van de strip Asterix, namelijk hoe goed Uderzo kan tekenen. De goed getroffen lichaamstaal van de personages spreekt boekdelen. De aantrekkelijke tekeningen en het humoristische vernuft maakt dat je avonturen van Asterix eindeloos kunt blijven lezen.
Gepubliceerd in Eppo #17 (2014).
De Belgische stripmaker Morris (pseudoniem van Maurice de Bevere) is natuurlijk het meest bekend vanwege de strip Lucky Luke, over de sympathieke cowboy die altijd sneller schiet dan zijn schaduw en het opneemt tegen al dan niet historische schurken als Billy the Kid, Jesse James en de gebroeders Dalton.
Deze parodie op de Amerikaanse westernfilm is een van de favoriete strips uit mijn jeugd. Zo nu en dan sla ik nog wel eens een album open om te genieten van het tekenwerk van Morris en de grappen van scenarist René Goscinny, die tot zijn dood in 1977 de meeste albums schreef.
De tekenstijl van Morris veranderde in de loop der jaren. Aan het begin van zijn carrière werkte hij in een Brusselse animatiestudio en was zijn stijl sterk beïnvloed door de animatiefilms uit die tijd. Later veranderde dat toen hij karikaturen en illustraties maakte voor de Belgische krant Het Laatste Nieuws en het weekblad Télémoustique. Lucky Luke debuteerde in 1946 en verscheen jarenlang in stripbladen Spirou en Robbedoes. Inmiddels zijn de albums in meer dan 23 talen verkrijgbaar – het is een van de meest succesvolle Europese strips ooit.
Filmsterren
Morris liet zich voor zijn strips inspireren door de cinema. Hij vond dat beide media veel met elkaar gemeen hebben omdat ze van dezelfde soort technieken gebruikmaken. Bovenstaande scène uit De premiejager is daar een mooi voorbeeld van: in de onderste strook zouden de eerste drie plaatjes één shot kunnen zijn uit een film, waarbij de camera in het derde plaatje inzoomt op het personage.
Niet alleen lijken sommige stripplaatjes rechtstreeks uit films te komen, oplettende lezers herkennen veel kopstukken uit de Amerikaanse en Franse filmwereld die een bij- of hoofdrol spelen: Alfred Hitchcock, David Niven, Boris Karloff, Mae West, Louis de Funès, Serge Gainsbourg, Lee Marvin en Groucho Marx kwamen allemaal wel eens voorbij.
Stond acteur Jack Palance nog model voor Phil IJzerdraad, in het verhaal De premiejager uit 1972 is de beeltenis van Lee van Cleef gebruikt voor het personage Elliot Belt. Van Cleef (January 9, 1925 – December 16, 1989) was een Amerikaanse filmacteur die we vooral kennen uit westerns. Vaak speelde hij de schurk, zoals in High Noon uit 1952 en de klassieke spaghettiwestern The Good, The Bad and The Ugly van Sergio Leone, waarin hij de hoofdrol naast Clint Eastwood vertolkt.
Boeventronie
Lee had met zijn puntige neus en priemende ogen aan een starre blik of een half woord genoeg om als bedreigende schurk over te komen. Morris heeft van zijn gezicht een prachtige karikatuur gemaakt, net zo goed als dat de rol van Elliot Belt een parodie is van de premiejager die Lee neerzette in de film For A Few Dollars More.
Belt is een opportunistische premiejager die zijn eigen moeder nog voor een beloning zou uitleveren. Wanneer de bijzondere dekhengst van paardenfokker Bronco Fortworth is gestolen, verdenkt Fortworth zijn stalknecht, de Cheyenne indiaan Tea Spoon, en zet een prijs van 100.000 dollar op zijn hoofd. Belt ruikt een buitenkans en probeert eerst samen te werken met Lucky Luke om de indiaan te vangen, maar wanneer Luke dat niet wil, trommelt Belt collega-premiejagers op. In bovenstaande scène probeert Luke Tea Spoon te beschermen tegen een lynchpartij waar Belt en Fortworth de aanstichters van zijn. Gelukkig maar, want even later blijkt dat de vrouw van Fortworth het paard heeft gestolen omdat ze te weinig aandacht van haar echtgenoot kreeg.
Morris stierf in 2001. Spijtig, want ik ben heel benieuwd hoe zijn karikaturen van hedendaagse sterren als George Clooney, Brad Pitt en Bruce Willis eruit hadden gezien.
Dit artikel is in Eppo #13 (2012) verschenen.