Het levenspad van Peter Parker lijkt soms geplaveid met tragiek. Hoewel hij sinds de dood van zijn Oom Ben probeert het goede te doen, kan hij soms niet voorkomen dat er door zijn heldendaden onschuldige slachtoffers vallen. Vaak komen die slachtoffers uit zijn directe omgeving. Captain George Stacy was de eerste.
Je raadt het wellicht al aan de naam, want inderdaad de oud-commissaris van politie was inderdaad de vader van Gwen Stacy, Peters eerste grote liefde. Ook was hij een van de weinige vertegenwoordigers van de sterke arm die Spider-Man wel ondersteunde.
In Amazing Spider-Man#90 (november 1970) denkt Parker eindelijk een oplossing gevonden te hebben om Doctor Octopus te verslaan. Hij ontwikkelt speciaal webvloeistof die ervoor zorgt dat zijn zesarmige vijand niet meer in staat is om mentaal zijn mechanische tentakels te besturen. Sterker nog: die armen beginnen Ock zelf aan te vallen. En dan gebeurt er dit:
In tegenstelling tot wat de film The Amazing Spider-Manvan Marc Webb je wil laten geloven, vraagt Captain Stacy bij zijn sterven aan Peter of hij Gwen wil beschermen en niet dat hij vindt dat Spider-Man uit haar buurt moet blijven. Al die tijd wist de beste man dus al dat zijn aanstaande schoonzoon en Spidey dezelfde persoon zijn. Hij was dan ook een zeer intelligente kerel met een zeer goede inborst. Dat maakt hem als personage wellicht een beetje vlak, want ronde personages kennen ook minder mooie kanten aan hun karakter, maar zijn dood des te tragischer.
Overigens, en dat is wel weer grappig, refereert de film Spider-Man 2 van Sam Raimi naar Stacy’s heldendaad. Hierin redt Stan Lee een vrouw van vallende brokstukken die tijdens een gevecht met Doctor Octopus naar beneden komen:
https://www.youtube.com/watch?feature=player_detailpage&v=kLVBcCkVWb0#t=73
Dat Lee een held was vermoedden we natuurlijk allang, maar nu weten we het zeker. Een soortgelijke scène zat overigens ook in Spider-Man, maar aangezien het hier draait om een gevecht met Ock, leek me dit een beter voorbeeld.
Amazing Spider-Man #90. Tekst: Stan Lee. Tekeningen: Gill Kane, inkt John Romita Sr.
Doctor Octopus is nooit een van mijn favoriete schurken geweest. Een pompeus mannetje met mechanische armen en een bloempotkapsel. Zelden was hij echt bedreigend.
Dat komt onder andere door onzinnige verhalen die wat mij betreft net te veel doorslaan in het belachelijke, zoals deze:
Waarom wil Doctor Octopus met Tante May trouwen? Omdat ze een grote erfenis krijgt, namelijk een eiland in Canada vol met uranium en een kerncentrale als bonus. Nog los van de vraag van wie ze deze erfenis krijgt en waarom, is een nog belangrijker vraag waarom Octopus de moeite neemt om haar te trouwen in plaats van deze verlaten centrale, die natuurlijk volledig operationeel is, gewoon over te nemen. Maar ook superschurken hebben soms, euh, slechte dagen wellicht. En schrijvers ook, want dit verhaal mag je gerust een van de dieptepunten noemen tijdens Gerry Conways periode als hoofd-Spider-Man-schrijver. Let wel: een maand ervoor introduceerde de beste man ook de Spider-Mobile, dus kennelijk was het een slecht jaar voor hem en voor de lezers trouwens.
Maar goed, Doctor Octopus dus. Mijn negatieve beeld van deze schurk veranderde toen ik Sam Raimi’s tweede Spider-Man-film zag. Hierin is Doc Ock de tegenstander van onze held en wordt hij gespeeld door Alfred Molina. De Britse acteur weet een echt mens van Otto Octavius, zoals Octopus heet, te maken. De scène waarin Peter Parker hem interviewt terwijl ze aan de eettafel zitten met Otto’s vrouw erbij, is echt heel goed gedaan. Wie zien hier een broederlijke band ontstaan tussen twee wetenschappers. Als het lot anders had beslist, had Otto wellicht een leermeester kunnen zijn voor Peter, in plaats van hem naar het leven te staan.
Spider-Man 2 maakt wat mij betreft ook voor het eerst duidelijk dat Octavius echt een gevaarlijke schurk is en dat zijn mechanische armen dodelijke wapens kunnen zijn. De scène waarin Otto op de operatietafel ligt en zijn armen de artsen die hem proberen te redden, een voor een afmaken, is pure horror. In deze effectieve scène laat Raimi zien dat er met Doctor Octopus niet te sollen valt. Met behulp van de kettingzagen knipoogt de regisseur en passant naar zijn eigen Evil Dead trilogie.
Soms is live-action overtuigender dan een striptekening. In het geval van Spider-Man 2 zijn niet alleen die armen van de Octopus fantastisch gemaakt en zien ze er werkelijk bedreigend uit, ook doet de soundtrack wonderen: het mechanische geluid dat de armen maken, het gillende personeel en het nare geluid als een van de slachtoffers over de vloer wordt meegetrokken en met haar nagels de vloer openrijt.
Overigens zijn er wel voorbeelden te vinden in het Spider-Man oeuvre waarin Octopus erg wel bedreigend uitziet. Deze cover van Web of Spider-Man #4 getekend door John Byrne bijvoorbeeld:
Spider-Man probeert de gevaarlijke armen te ontwijken. De armen zijn zo sterk dat de de muur achter het Webhoofd vergruizen. Byrne toont alleen de armen en laat heel slim Otto zelf achterwege. Zijn iet wat mollige postuur en belachelijke kapsel doen de dreigende werking die van de armen uitgaat teniet. En het verhaaltje van Web of Spider-Man #4 helpt ook al niet om de reputatie van Octopus op te vijzelen: de superschurk wordt door een psychiater behandelt omdat hij na het laatste gevecht met Spider-Man geestelijk is ingestort.
Zucht. Eigenlijk blijf ik Octopus een sukkel vinden, ondanks het goede werk van Raimi en Molina. En hij is nog een mama’s kindje ook:
Een nieuwe aflevering met het thema kostuumdrama. Als superheld kun je natuurlijk niet je kostuum bij de stomerij afleveren of deze in een wasserette in de machine stoppen. Of wel?
Er zijn opvallend veel Spider-Man-verhalen waarin we Peter een wasje zien doen. Hij wast zijn kostuum natuurlijk thuis, meestal met de hand. Waarschijnlijk is hij bang dat de kleuren van zijn kostuum zullen afgeven op de rest van de was.
Overigens is dat Spider-Man kostuum wassen een running gag die door verschillende schrijvers is opgepikt. Denny O’neil maakte het overigens wel erg bont in Amazing Spider-Man #213. Peter denkt lekker goedkoop zijn eigen zeep te maken en wast zijn Spider-Man pak daarin. De resultaten steken echter bleekjes af bij de verwachtingen:
Pagina’s lang slingert hij door New York in zijn uitgebleekte kloffie om daarna maar snel weer een nieuw pak in elkaar te zetten.
Volgens Sam Raimi, die drie Spider-Man-films regisseerde, kan Peter Parker net zo goed zijn Spidey kostuum wassen in een wasserette, zoals we in Spider-Man 2 kunnen zien. Raimi maakt van de gelegenheid gebruik om zijn hoofdrolspeler een beetje voor aap te zetten doordat het kostuum inderdaad afgeeft op Peters witte was.
Het is trouwens opvallend hoeveel YouTube video’s er zijn met het thema Spider-Man en wassen. Overigens betreft het vooral flauwe grappen.
Realisme
Het doen van de was is een zeer alledaagse bezigheid. Door dit soort zaken in de Spider-Man-verhalen te vermengen, geven de schrijvers van Marvel ze een realistisch tintje. Hetzelfde geldt voor scènes waarin Peter Parker te maken krijgt met burengerucht, momenten waarop de huurbaas aanklopt voor de achterstallige huur en die keren dat Peter Parker tijd heeft om een hapje te gaan eten en blijkt dat zijn koelkast alleen nog maar beschimmeld brood bevat omdat hij door alle drukte geen tijd heeft gehad om boodschappen te doen:
Nog een paar dagen en dan is het weer 31 oktober: Halloween. Daarom een speciale Halloweenaflevering van Spidey’s web.
Er zijn maar weinig Spider-Man-verhalen die zich op Halloween afspelen. Je hebt het komische verhaal The Short Halloween geschreven door Seth Meyers en getekend door Kevin Maguire. Hierin probeert Spidey, tijdens een Halloweenoptocht door Greenwich village, een derderangs juwelendief in te rekenen maar wordt hij geraakt door een raketje waardoor hij bewusteloos raakt. Spidey valt van het dak naar beneden, waar een dronkaard in een steegje net aan het kotsen is. Zijn vrienden zien de echte Spider-Man voor hem aan en nemen hem mee naar huis, terwijl de juwelendief de nep-Spider-Man naar zijn schuilplaats ontvoerd. Hilarsch, ach, wel een aardig verhaal van de schrijvers van Saturday Night Live, maar geen klassieker. Zeker geen Halloweenklassieker.
Een belangrijk verhaal dat zich ook op Halloween afspeelt is Revalations part four dat in Peter Parker Spider-Man #75 staat. Hierin kwam de beruchte Clone Saga tot een einde. Norman Osborn bleek nog in leven te zijn en het meesterbrein te zijn achter alle ellende die Peter Parker (en de lezer) over zich heen kregen gestort in de afgelopen jaren. Osborn ontvoerde Ben Reilly, Peters Kloon, en Spidey. Ook liet hij alle vrienden en kennissen van Peter naar The Daily Bugle komen. De redactieruimte is versierd met Halloweendecoraties. Een mooie locatie voor als Spidey en the Green Goblin met elkaar op de vuist gaan.
In het openingsshot van de comic krijgen we ook een beetje Halloweensfeer mee.
Eigenlijk is het niet zo erg dat er maar weinig Spidey-avonturen spelen op de leukste spookavond van het jaar, want je zou kunnen zeggen dat het in de wereld van Peter Parker bijna elke dag Halloween is. Zijn vijanden gaan immers kleurrijk gekleed. Wat dacht je van de eerder genoemde Green Goblin met zijn groene trollenpakje, goblin glider, pompoenbommen en vlijmscherpe vleermuizen van metaal? En een schurk als Jack O’Lantern is met zijn naam en brandende pompoenhoofd welhaast de perfecte posterboy voor Halloween.
Niet alle schurken verlenen zich echter voor een link met Allerheiligen. Kingpin, de zakenman die altijd gekleed gaat in nette maatpakken, bijvoorbeeld niet en ook Sandman past niet goed in het rijtje. Spider-Mans collega Ghost Rider dan weer wel. De kostuums van superhelden en –schurken worden dan ook vaak gedragen op Halloweenfeestjes en door cosplayers.
Al ziet zo’n Green Goblin outfit er toch wel erg lullig uit in het echt. Geen wonder dat regisseur Sam Raimi en kostuumontwerper James Acheson Willem Dafoe in der tijd in Spider-Man liever in een soort kevlar harnas lieten rondvliegen. Wat betreft het masker hadden ze wel een mooiere oplossing moeten bedenken, vind ik.
De vorige keer schreef ik over de zelfportretten die Spider-Man van zichzelf maakt om te verkopen als nieuwsfoto’s aan The Daily Bugle. Nu zien we in de comics soms voorbeelden van hoe die foto’s eruit zien, maar zelden fotorealistische afbeeldingen van de muurkruiper in actie.
Toen in 2002 de eerste Spider-Man-film van Sam Raimi uitkwam, vond ik wat van dat soort plaatjes op het web. Ik weet niet meer waar precies, maar ik vermoed dat ze door de filmmaatschappij online zijn gezet ter promotie van de film. Het leuke aan deze reeks is dat een paar foto’s ook in de film te zien zijn, namelijk in de scène waarin Peter Parker voor het eerst foto’s verkoopt aan Jameson. Zo zouden Peter Parkers foto’s er in reallife uitzien:
Het is een tijd geleden dat ik de eerste Spider-Man-film zag, maar ik weet nog hoe blij ik als fan was dat er dit keer eens een fatsoenlijke verfilming van mijn favoriete stripheld was gemaakt. De actie zat goed in elkaar en ik kon me goed vinden met de casting van Tobey Maguire als Peter Parker, Kirsten Dunst als Mary Jane en J. K. Simmons als Jonah Jameson. Willem Dafoe zette een overtuigende schizofrene Norman Osborn neer. De film inspireerde indertijd mijn scriptieonderwerp: superheldenstripverfilmingen. (Probeer dat maar eens vijf keer hardop uit te spreken zonder je tong te blesseren.)
In mijn scriptie, waarmee ik volleerd filmwetenschapper werd aan de UvA, stonden de volgende vragen centraal: Hoe werkt de vertaling van strip naar film: welke elementen kunnen vertaald worden en welke moeten aangepast worden? Wat maakt een stripverfilming geloofwaardig?
Ik gebruikte deze foto’s van Spider-Man om het verschil tussen de werking van strip en film aan te geven en dan met name wat betreft de geloofwaardigheidkwestie. Hieronder een fragment van dat hoofdstuk:
Deze stilstaande plaatjes zouden zo in een Spider-Man-comic kunnen voorkomen, ware het niet dat dit fotorealistische beelden van de held in actie zijn. Hier gebeurt echter iets vreemds. De kleurenfoto’s bevatten overwegend felle kleuren als geel en groen – dit sluit aan bij het primair gekleurde roodblauwe pak van Spiderman. Ondanks het overeenkomende kleurgebruik tussen Spidey en omgeving doen deze foto’s wat onrealistisch aan: in een fotorealistische afbeelding ‘botst’ een magisch figuur als Spiderman met zijn omgeving. Dit is niet het geval in de bewegende scènes van Spider-Man in actie en geldt uiteraard ook niet voor de comics. De vraag die nu rijst is: waarom werken deze foto’s niet en stripplaatjes en filmbeelden wel?[1] Waarom ‘botst’ in de foto’s de magische figuur met de omgeving?
In eerste instantie zijn de foto’s te gestileerd om echte snap shots te zijn: de compositie is te mooi, te uitgebalanceerd. De foto’s tonen precies de sleutelmomenten die een actie typeren, net als in een stripplaatje. De reden voor de botsing tussen het magische en realistische ligt echter dieper dan de stilering van de foto’s. Voor het antwoord moet een onderscheid gemaakt worden tussen de betreffende elementen – namelijk de foto’s, de filmbeelden en stripplaatjes – en gekeken worden waarin de foto’s met de andere beelden nu precies verschillen. In principe wordt in alle beelden iets getoond dat als magisch of niet-realistisch omschreven kan worden: een man in kleurrijk pak met superkrachten tegen een realistische achtergrond. Aan de voorstelling als zodanig lijkt het in eerste instantie dus niet te liggen. Het verschil tussen de elementen zit in de essentie waar het beeld uit bestaat, namelijk getekend of fotografisch beeld. Nu worden twee tegenstellingen duidelijk: een fotorealistisch beeld tegenover een getekend beeld en een stilstaand fotorealistisch beeld tegenover een bewegend filmbeeld.
Er is een groot verschil tussen fotorealistisch beeld en een getekende versie van de werkelijkheid. Fotorealistisch beeld roept de connotatie op van realiteit: foto’s en film zijn immers het antwoord op de vraag naar een realistische weergave van de wereld. ‘Photography and the cinema […] are discoveries that satisfy, once and for all and in its very essence, our obsession with realism,’ volgens André Bazin.[2] Bazin spreekt over de mythe van cinema: ‘[T]he cinema as a total and complete representation of reality’.[3] Hoewel fotorealistisch beeld veel van haar onschuld heeft verloren sinds algemeen bekend is dat beeld gemanipuleerd of zelfs digitaal gecreëerd kan worden, moet de kracht van de oorspronkelijke mythe niet onderschat worden. Ten opzichte van bijvoorbeeld een getekende weergave van een voorwerp zal een foto altijd meer waarheidswaarde bezitten, al is het maar doordat een tekening niet de schijn opwekt een objectieve weergave van de werkelijkheid te zijn. Bazin beargumenteert dat er door de schilder/tekenaar altijd interventie is tussen de werkelijkheid en de toeschouwer. Foto’s zouden in dit opzicht objectief zijn – de afbeelding is gemaakt door een apparaat.[4] Een schilder maakt een representatie van een voorwerp op een doek, een foto legt dit voorwerp vast. Die afstand tussen werkelijkheid en afbeelding speelt ook mee als we een strip lezen. In een getekend plaatje van Spiderman, zijn zowel het personage als de achtergrond getekend. Doordat we te maken hebben met het product van een tekenaar, is er geen sprake van een contradictie tussen magie en realisme. De achtergrond kan er realistisch uitzien en een bestaande locatie in New York verbeelden, toch blijft de afbeelding een interpretatie/representatie van de werkelijkheid en wordt deze niet gezien als de werkelijkheid.[5] In het geval van de foto’s in Spider-Man zien we iets dat eigenlijk niet kan – een fotorealistische afbeelding van Spiderman conflicteert met onze verwachtingen van de realiteit. Hier wordt de mythe van fotografie en cinema doorbroken: er is immers geen sprake van een realistische afbeelding. De afbeelding an sich is naturalistisch, de setting en de mensen lijken echt. De handelingen van Spiderman kunnen echter niet echt zijn: ze zijn onmogelijk in onze realiteit.
De tweede tegenstelling die een rol speelt, is zoals gezegd het stilstaande fotorealistisch beeld tegenover een bewegende filmbeeld. In hoofdstuk één kwam het begrip closure al ter sprake. Als lezers verbinden we stripplaatjes tot een actie of gebeurtenis, we vullen de momenten tussen de plaatjes zelf in en construeren daardoor de actie. De lezer is als het ware medeplichtig aan de constructie van het verhaal – hij/zij laat de handelingen in zijn hoofd gebeuren. Dit gebeurt niet bij de foto’s in de film omdat deze niet tezamen een scène vormen, zoals plaatjes in een strip dat wel doen. Derhalve werkt het closure principe hier niet. Schijnbaar heffen de bewegende filmbeelden de contradictie tussen het magische en reële op, doordat we Spider-Mans acties voor onze ogen zien gebeuren. In film zorgt beweging er dus voor dat je de illusie van het onrealistische niet ziet. Dit kan voor een deel te maken hebben met de manier waarop films en strips ervaren worden. Lezen is een intensievere bezigheid dan het kijken van film, doordat er een actieve participatie van de lezer verwacht wordt om het verhaal tot leven te wekken. (Daarmee wil ik overigens niet beweren dat de filmkijker geheel passief is.) Dennis O’Neil, comicschrijver en editor, omschrijft dit verschil als volgt:
[C]omic books are meant to be read. Reading requires more participation from the audience than cinema where if you are just passive you can still get it. You have to bring your brain cells to reading. I think that there is that interaction between the part of you that perceives images and the part of you that translates the very abstract stuff that is language. If you like comics, I think it’s because of some kind of chemical process in your brain. Those two messages entering your consciousness at the same time through the same sense organ are very pleasing to you. If you are looking at a movie or a television show, it’s a different experience. You don’t have to use your imagination as much, the language is coming through the ear, the visual information is coming in through your eye. That’s what you experience everyday in your life, it’s not special in the way of perceiving a comic book.[6]
Het ervaren van film is dus vergelijkbaar met hoe we de werkelijkheid ervaren. Door het bewegende beeld is het onrealistische makkelijker te accepteren: is zien immers niet geloven?[7]
Toch is dit niet het gehele antwoord. Daarvoor moet de logica van de verhaalwereld in het onderzoek meegenomen worden.
[1] Tijdens de drie filmvoorstellingen die ik heb bijgewoond, begon het publiek altijd te lachen toen de actiefoto’s in beeld kwamen. Dit geeft aan dat de foto’s op z’n minst raar/onrealistisch overkomen.
[4] Volgens Bazin speelt de persoonlijkheid van de fotograaf alleen een rol in de selectie van het te fotograferen onderwerp en het doel van de foto. Hierin verschilt fotografie van schilderkunst: ‘All the arts are based on the presence of man, only photography derives an advantage from his absence.’ Bazin 1967: 13.
[5] Zoals ook is aangegeven in hoofdstuk één, is het in strip zelfs mogelijk een realistische achtergrond te mengen met meer abstract (of minder realistisch) getekende personages.
[6] O’Neil geïnterviewd door Pearson en Uricchio 1991: 32.
[7] Ik kom hier nog op terug in de conclusie, wanneer ik de geloofwaardigheid van (digitale) special effects behandel. Er zijn namelijk meerdere visuele mechanismen aan het werk die hier een rol spelen.
In augustus 2003, nu alweer tien jaar geleden, studeerde ik af met de 150-pagina’s dikke scriptie. Ik weet nog hoeveel lol ik had in het schrijven ervan. Eigenlijk was dit praktisch het begin van mijn serieus schrijven over strips. De films Batman, Spider-Man en Hulk behandelde ik uitvoerig. Het was het begin van de superheldenhype die Hollywood nog steeds bezighoudt. Wat dat betreft valt er nog steeds een hoop te genieten als liefhebber van superheldenstrips, al moet ik toegeven dat de nieuwe reeks Spider-Man-films me minder doet dan de eerste twee van Sam Raimi. Het pionieren is wel over.
Spider-Man kent een zeer uitgebreide selectie aan schurken die hem het leven zuur maken. J. Jonah Jameson is wellicht de gevaarlijkste opponent van allemaal, want hij weet de publieke opinie tegen Spidey op te zetten.
Als hoofdredacteur en eigenaar van de krant The Daily Bugle schreef hij jarenlang haatvolle artikelen waarin hij het Webhoofd zwart maakt en vaak in verband brengt met allerlei misdaden die de held gepleegd zou hebben.
Jameson was er al bij vanaf het eerste uur en maakte zijn opwachting in Amazing Spider-Man #1(maart 1963). Behalve naargeestige artikelen ging hij ook de boer op om het publiek te waarschuwen voor het gemaskerde gevaar: Spider-Man zou een slechte invloed hebben op de jeugd omdat hij een gemaskerde man is die het recht in eigen hand neemt. ‘Children my try to imitate his fantastic feats! Think what would happen if they make a hero out of this lawless, inhuman monster! We most not permit it!’ schreeuwt Jameson bij een bijeenkomst. Dan komt de aap uit de mouw: in plaats van een schurk als Spider-Man te aanbidden, kan de jeugd beter een voorbeeld nemen aan zijn zoon, John Jameson. Die is een echte held, vindt Jonah, want zijn zoon is een dappere testpiloot die op het punt staat met een raket de ruimte in te vliegen.
De ironie van het lot wil dat deze testvlucht mislukt en dat Spider-Man degene is die John Jameson van een wisse dood redt. Niet dat dit heethoofd Jameson doet afkoelen. In tegendeel: zijn haatcampagne tegen Spider-Man gaat door.
Ondertussen lukt het Peter Parker niet om een fatsoenlijke baan te vinden. Zijn showbizzdagen als Spidey zijn geteld door de negatieve campagne die Jameson voert. Maar goed, hij kon toch de cheques niet inwisselen die zijn uitgegeven aan Spider-Man. (Gemaskerde mannen die geld komen halen bij de bank worden doorgaans niet vriendelijk ontvangen.)
In Amazing Spider-Man #2 looft Jameson een groot bedrag uit voor de fotograaf die in staat is om een goede foto van the Vulturete schieten –de nieuwste superschurk in New York. Als Peter dat te horen krijgt, besluit hij dat hij als Spider-Man in staat moet zijn dat soort lucratieve plaatjes te schieten. Zijn eerste confrontatie met the Vulture verliest onze held, maar het levert hem wel een vol rolletje film op. Zo ontmoet hij Jameson voor de eerste keer.
Vanaf dit moment is Peter Parker de fotograaf die spectaculaire actiefoto’s weet te schieten en met name van zijn alter ego Spider-Man die Jameson weer gebruikt om zijn haatartikelen mee te illustreren. Overigens is Jameson in deze eerste scènes nog niet de vrek die hij later wel blijkt te zijn. Hoe goed Peters foto’s ook zullen zijn in de toekomst, Jameson zorgt ervoor dat hij altijd maar de helft betaald van wat ze werkelijk waard zijn.
In Amazing Spider-Man #10 wordt eindelijk onthuld waarom Jameson zo’n hekel aan het Webhoofd heeft. Hij is namelijk jaloers:
In de jaren die volgen doet Jameson er alles aan om Spider-Man uit te schakelen en te ontmaskeren. Niet alleen blijft hij zijn krant te gebruiken voor zijn haatcampagne, ook laat hij Spider-Slayers bouwen om het Webhoofd een kopje kleiner te maken. Ook is hij verantwoordelijk voor de creatie van the Scorpion: een superschurk die in zijn loopbaan veel slachtoffers maakt. Je kunt je afvragen wie van de twee nu echt een gevaar is: Spider-Man of Jameson.
Desondanks heb ik een zwak voor de man. Jameson mag dan vaak overkomen als een lafaard, een kniert en heethoofd, soms treedt hij op als echte vaderfiguur voor Peter en ondanks zijn fouten blijft hij een journalist in hart en nieren die de waarheid boven tafel probeert te krijgen. Nou ja, afgezien van het Spider-Man stokpaardje dan, want dat maakt de scherpe journalist eigenlijk blind voor de feiten.
Als the Hobgoblin dreigt te onthullen dat Jameson achter de creatie van the Scorpionzit, besluit Jameson zelf te bekennen en zijn bekentenis in de krant af te drukken. Jameson laat zich door niemand chanteren. Dat kost hem zijn baan als hoofdredacteur van de Bugle, een krant waar hij zielsveel van houdt. In deze scène uit AMS # 50 komt Spider-Man erachter wat Jameson van plan is en probeert hem tegen te houden. Dus ondanks het feit dat Jameson Peter het leven zuur maakt met zijn nare stukjes, geeft hij ook om zijn baas. Het is een complexe relatie.
Natuurlijk heeft Spidey wel gelijk dat Jameson een hypocriet is: als Hobgoblin Jamesons geheim niet bekend zou maken, zou de hoofdredacteur nooit zijn bekentenis hebben getikt. Maar toch…
Overigens is Jameson tegenwoordig de burgemeester van New York en zijn Peter Parker en hij familie van elkaar omdat tante May getrouwd is met Jamesons vader, maar dat is een verhaal voor later. Nu sluit ik graag af met een montage van de hoogtepunten van J. K. Simmons’ optreden als Jameson uit de drie Spider-Man-films van Sam Raimi:
Regisseur Marc Webb biedt een frisse kijk op de mythe van Spider-Man, maar dit avontuur steekt niet overal even perfect in elkaar.
Als je dan toch na vijf jaar al een filmreeks gaat rebooten en je ook weer de oorsprong van Spider-Man uit de doeken doet, moet je het radicaal anders aanpakken dan je voorganger. Niemand zit immers te wachten op een herhalingsoefening. Die boodschap moet regisseur Marc Webb in zijn achterhoofd hebben gehouden toen hij aan The Amazing Spider-Man begon. Zijn Spider-Man is duisterder dan die van Sam Raimi: geen sprookjesachtige shots van New York tijdens magic hour, nee, nachtscènes waarin het Webhoofd letterlijk in de schijnwerpers van de politie staat die jacht op hem maakt. Het is allemaal wat ruiger: Peter Parker wordt op het schoolplein hard in elkaar geschopt door Flash Thompson, de politie weet het Webhoofd met scherp te raken en behalve oom Ben valt er nog een ander dodelijk slachtoffer in de privé-sfeer.
Webb houdt een aardige balans tussen de emoties, actie en humor, waardoor de film ondanks de zware emotionele lading, niet te veel de emo kant op gaat.
In The Amazing Spider-Man treffen we een nerdy en geniale Peter Parker aan die in het laboratorium net zo op zijn plek is als op een skateboard. Hij is het buitenbeentje van de school, het favoriete slachtoffer van pestkop Flash Thompson. Maar zijn leven is niet volledig kommer en kwel: hij krijgt een relatie met de beeldschone klasgenoot Gwen Stacy die niet voor hem onderdoet qua intelligentie.
Jaren geleden is Peter bij zijn oom Ben en tante May gaan wonen. Zijn ouders waren hun leven niet meer zeker door het geheime project waar ze aan werkten. Wanneer Peter een mysterieuze koffer ontdekt die van zijn vader was, gaat hij op zoek naar de reden van de verdwijning van zijn ouders. Zo maakt hij kennis met Dr. Curt Conners, de voormalige partner van zijn vader die hun werk bij Oscorp heeft voortgezet. Daar wordt Peter ook gebeten door een bijzondere spin waardoor hij spinnenkrachten verwerft. Wanneer Conners door een van zijn experimenten verandert in een levensgrote hagedis, is het aan Peter Parker om hem tegen te houden.
Meer Ultimate dan Amazing
Meer zal ik niet van de plot verklappen, maar favoriete personages als J. Jonah Jameson, Mary Jane Watson of Harry Osborn, die allen prominent aanwezig waren in de trilogie van Raimi, ontbreken. Webb tapt uit een ander vaatje. Op de titelrol staat dan wel dat de film gebaseerd is op de Marvel comic Amazing Spider-Man door Stan Lee en Steve Ditko, Webb haalde de meeste mosterd uit de serie Ultimate Spider-Man van Brian Michael Bendis, die in 2000 moderne verhalen rondom de muurkruiper begon te vertellen. Sommige scènes zijn duidelijk geïnspireerd door die Ultimate-verhalen, ook wat betreft de sfeer van de film en het uiterlijk van Peter Parker moet ik bij The Amazing Spider-Man meer denken aan het schrijfwerk van Bendis dan dat van Lee. Niet zo gek ook, want zoals gezegd moesten ze het wel anders aanpakken om de reboot bestaansrecht te geven en waarom dan niet gebruik maken van de geüpdate versie van 12 jaar geleden? Maar los van het bronmateriaal hebben Marc Webb en de scenaristen hun eigen draai aan de wereld van Peter Parker gegeven en flink lopen sleutelen aan zijn oorsprong om er een goedlopend filmverhaal van te maken.
Verbetering
Het grote probleem van het oorspronkelijke Spider-Man-verhaal in Amazing Fantasy #15 (1962) is altijd de dood van oom Ben geweest. Doordat Peter een overvaller laat gaan omdat hij vindt dat dit niet zijn werk is, en die schurk later zijn geliefde oom vermoordt, leert hij dat het hebben van grote krachten gepaard gaat met een grote verantwoordelijkheid. Ik heb het echter altijd erg toevallig gevonden dat een schurk die eerst een televisiestudio overvalt een paar weken later inbreekt in het huis van de Parkers en daar Ben vermoordt. De scenaristen van de film hebben de dood van Ben en de overval op een meer logische wijze samengebracht.
The right men for the job De casting van Andrew Garfield is voortreffelijk: hij zet een ontwapenende, eigentijdse Peter Parker neer. In tegenstelling tot Tobey Maguire weet hij overtuigend te huilen en aangezien het emogehalte van deze film behoorlijk hoog is, komt dat goed uit. Webb besteedt namelijk veel tijd aan de relatie tussen Peter en Gwen en de persoonlijke perikelen in het leven van Peter Parker. Niet onterecht natuurlijk, want daar draaien de Spider-Man verhalen doorgaans om.
Ook de casting van Martin Sheen als oom Ben is een schot in de roos. Juist omdat Ben relatief weinig screentijd heeft, is het fijn dat acteerveteraan Sheen met weinig een boeiend en warmhartig personage kan neerzetten. Ook over Emma Stone als beeldschone en slimme Gwen Stacy zal je mij niet horen klagen. En ook Dennis Leary is als inspecteur Stacy goed gecast en maakt indruk, al had ik graag wat meer van hem gezien.
Monsterlijk
De film gaat mank bij de schurk in het verhaal: Rhys Ifans zet een zeer menselijke Curt Conners neer. Ooit verloor hij deze wetenwschapper zijn rechter arm en hij hoopt deze terug te laten groeien door zijn genetische structuur met die van een hagedis te mengen waardoor hij in The Lizard veranderd. Deze monsterlijke verschijning weet niet te overtuigen en slaat een modder figuur. Daarbij ziet zijn kop, een vreemde mengeling van een hagedis en een menselijk gezicht, er niet uit. The Lizard kan niet tippen aan vorige schurken als Doctor Octopus, prachtig gestalte gegeven door Alfred Molina, noch aan Willem Dafoe die overtuigend de gespleten persoonlijkheid van Norman Osborn wist uit te drukken.
Slecht ontwerp Webb heeft op sommige momenten in de film te veel haast: Peter steelt zijn web simpelweg van Oscorp, al ontwerpt hij de schieters wel zelf. Op een slapstickscène in de badkamer na, waarin Peter uit onwennigheid te veel kracht gebruikt en de kraan kapot trekt en de deurkruk al snel van de deur haalt, heeft Spidey wonderbaarlijk weinig moeite om een geoliede vechtmachine te worden. Iets meer oefening had de overgang van doorsnee nerd naar superheld geloofwaardiger gemaakt. Ook het Spider-Man-pak ziet er uit alsof men een ondoordachte, vlugge schets van de ontwerper heeft gebruikt. Waarom gaan rommelen aan een ontwerp dat al vijftig jaar prima dienst doet in de strips?
Aangezien het verhaal dat gesponnen is in deze film nogal wat losse eindjes bevat – de geschiedenis van Peters ouders is niet volledig uit de doeken gedaan, ook de moordenaar van oom Ben loopt nog vrij rond – mag een vervolg niet uitblijven.
Eindoordeel: The Amazing Spider-Man is een onderhoudende film die op de emotionele momenten meeslepend is, bevolkt wordt door een goede cast en strakke actiesequenties bevat. Helaas is de schurk minder boeiend en is het scenario op sommige punten wat slordig.
Te zien vanaf 28 juni in 3D en Imax 3D.
Voor de liefhebber: hier alvast een scène uit de film, waarin Spidey’s bijdehante humor goed naar voren komt:
Vandaag was ik bij de vroege persvoorstelling van The Amazing Spider-Man, maar ik mag er tot de week van release niets over publiceren: om de film te kunnen zien heb ik een embargoformulier moeten tekenen. Zwijgplicht dus.
Nu ben ik gewend dat je bij grote publieksfilms je mobieltje moet inleveren voordat je de zaal in gaat, wat ook dit keer het geval was, maar het moeten ondertekenen van zo’n embargoformulier was nieuw voor me. Het is ook een beetje gek dat men niet wil dat je te vroeg over de film publiceert als je bedenkt dat Sony al maanden trailers dumpt op het web. Getuigt deze houding van weinig vertrouwen in het product? Zijn ze bang voor te negatieve reacties voordat de film uitkomt?
Kennelijk hebben ze qua publiciteit een voorkeur voor de speculatie buzz die al die trailers hebben veroorzaakt en liever geen evenwichtige visies op de film.
The Amazing Spider-Man is vanaf 28 juni in de bioscoop te zien. Een paar dagen eerder zal ik mijn recensie plaatsen. Voor mij is het geen probleem om er even mee te wachten.
Hoe anders was dat tien jaar geleden toen de eerste Spider-Man-film van Sam Raimi uitkwam. Ik had toen nog geen blog, maar wilde de film behandelen in mijn scriptie over superheldestripverfilmingen. Ik kon niet wachten tot ik het eerste filmavontuur van Spider-Man kon gaan zien. De verwachtingen waren hooggespannen en werden gelukkig waargemaakt. Ik schrijf gelukkig, want als fan van de stripheld wil je toch dat men een goede vertaling van het Webhoofd maakt. Vandaag voelde ik die spanning een stuk minder: het is immers alweer de vierde film over Spider-Man en daarbij begint regisseur Marc Webb weer bij het begin: de oorsprong van Spider-Man wordt namelijk behandeld. Maar dan wel heel anders, namelijk…. Oeps, daar ga ik al bijna. Snel deze blogpost publiceren en mijn computer afsluiten…
Met nog anderhalve maand te gaan voordat The Amazing Spider-Man op het witte doek slingert, wordt de spanning extra opgevoerd door de filmmaatschappij: een clip van maar liefst vier minuten is op de Amerikaanse buis en op het interpret te zien.
Niet dat we heel veel nieuws zien: ze hebben vooral eerdere trailers door elkaar gehusseld. Goed, het fragment begint met een nieuwe sequentie op een brug waarin Spider-Man een kind uit een vallende auto redt. Daarna is het vooral een kwestie van déjà vu, vermengd met een paar spectaculaire webslinger shots.
Waar we vooral weinig van zien is The Lizard, de schurk uit de film. Logisch, want daar moeten we vooral nieuwsgierig naar blijven. Waar ik nu al te veel van heb gezien, is Peter Parker die zijn masker afdoet. Een van de makken van Ultimate Spider-Man, de reeks waar deze film op gebaseerd is, is dat schrijver Brian Michael Bendis Peter Parker om de haverklap laat ontmaskeren. Er is bijna niemand die niet weet dat Peter Parker en het webhoofd dezelfde persoon zijn. Iets wat ik altijd een zwaktebod heb gevonden. Het ziet ernaar uit dat de film van Marc Webb op dezelfde toer gaat.
Maar daarbij speelt voor mij nog iets: Ultimate Spider-Man is niet de ‘echte’ Spider-Man, maar een alternatieve versie van het webhoofd, dus laat deze verfilming me meer koud dan de serie van Sam Raimi waar tien jaar geleden (!) het eerste deel uitkwam en die gebaseerd was op de reeks Amazing Spider-Man. Raimi gebruikte de verhalen van Stan Lee en Steve Ditko als basis, Webb het alternatieve universum dat door Brian Bendis is geschapen. Bendis heeft een goede reputatie als het om strips schrijven gaat, maar liet met de verhaallijn over dood van Peter Parker toch behoorlijk wat steekjes vallen. Sommige van zijn beslissingen en aanpassingen op het Spidey-concept waren heel slim, met anderen was ik minder gelukkig als lezer.
Uiteindelijk maakt het niet uit: er bestaan nu eenmaal verschillende versies van het Spider-Man-verhaal en die kunnen heel goed naast elkaar bestaan. Jonge lezers zullen zich misschien beter kunnen vinden in de Peter Parker van Bendis, ik hecht meer waarde aan Peter die ik al sinds jaren ken. Mocht de film van Webb tegenvallen, dan duik ik weer gewoon met mijn hoofd in de strips en doe probeer ik The Amazing Spider-Man te vergeten.
Eerder was er al een teaser-trailer die veel tongen losmaakte op het web. Je mag je ook afvragen of een reboot niet te snel is na de vorige trilogie van Sam Raimi. Al geeft deze trailer wel de indruk dat men een andere weg inslaat dan de avonturen met Tobey Maguire. Dat komt deels omdat het verhaal gebaseerd is op Ultimate Spider-Man, de moderne versie van het webhoofd. Maar ook omdat we in andere tijden leven dan een paar jaar geleden en omdat de filmmakers zich met hun product moeten onderscheiden van de vorige versie. Er moet immers grof geld verdiend worden.
Ik krijg door de trailer wel zin om Marc Webbs interpretatie van Spider-Mans oorsprong te gaan zien. Waarom niet? Verschillende versies van hetzelfde verhaal kunnen heel goed naast elkaar bestaan. Kies zelf de editie uit die je het meeste bevalt.
Zelf ben ik niet zo fan van het kostuumontwerp van deze Spidey-versie, om maar iets te noemen. Ook is de Lizard niet een van mijn favoriete schurken. Met de casting van Andrew Garfield ben ik vooralsnog meer tevreden. Ik denk dat hij een interessante interpretatie van Peter Parker zal neerzetten. Ook Dennis Leary als Captain George Stacy lijkt me boeiend, al wijkt deze behoorlijk af van de stripversie. Maar een purist is met geen enkele adaptatie tevreden.
Eigenlijk heeft het niet zo heel veel zin om te speculeren over trailers, want de gemonteerde beelden geven slechts een indruk van de film die de lading van het geheel niet hoef te dekken. Hoewel het een amusante bezigheid is, beoordeel ik de film liever als hij in de bios is te zien en troost me met de gedachte dat deze vierde film niet slechter kan zijn dan het vorige deel. De lat der verwachting ligt dankzij Spider-Man 3 ook heel laag, de trailer wil ik dan ook als veelbelovend kwalificeren. Laat maar komen die 4 juli.
Kun je je dat plastic masker nog herinneren dat Willem Dafoe ophad toen hij The Green Goblin speelde in de eerste Spider-Man-film? Het masker maakte hem nogal expressieloos. Niet iedereen was er blij mee.
Deze week kwam ik een screentest tegen op Spider-Man Crawl Space, waarin duidelijk te zien is dat men eerst aan een look voor de schurk dacht die veel meer overeenkomt met die uit de comics. Deze optie had Dafoe meer expressiemogelijkheden gegeven dan het plastic masker.
Production designer Neil Spisak zei indertijd het volgende over het aankleden van The Green Goblin:
‘[The Goblin] proved to be a difficult character to translate in that we didn’t want to go too far into unreality. Obviously, it’s based on a comic book, so it’s pushed some, but the idea that there was a human being there was important to Sam. What was clear was that there wouldn’t be a change in the way Norman Osborn looked when he became the Goblin, that it had to do with a mental change and putting on a costume.’ Bron: Behind the mask of Spider-Man, geschreven door Mark Cotta Vaz.
Het kostuum van The Green Goblin uit de Spider-Man comics zou niet misstaan op een Halloweenfeestje. Het wordt echter ongeloofwaardig als een zakenman als Norman Osborn daar in gaat rondvliegen, ook al is hij dan gek geworden.
Om het dragen van superheldenkostuums geloofwaardig te maken in de film, moet er een goede reden gesuggereerd worden, anders rijmt dit niet met de psychologie van de personages. In de film zijn het pak en de glider door Oscorp ontworpen in opdracht van het Amerikaanse leger, om een aanvalseenheid van supersoldaten te creëren. Het pak is een soort van harnas, ontworpen om de piloot van de glider te beschermen. The Green Goblin uit de film heeft daarom een meer technologische look dan zijn evenbeeld uit de comics. Het masker is in de comic flexibel en biedt de drager expressiemogelijkheid. In de film is dit een hightech masker/helm dat nog wel enkele kenmerken heeft van het masker uit de strip: de puntoren, een lange kin, kromme neus en de enge grijns. Het idee zou Osborn hebben gekregen van zijn collectie ceremoniële maskers, die tentoongesteld staan in zijn studeerkamer. In de film wordt dus een logische reden gegeven waarom Osborn het kostuum draagt en voor het uiterlijk ervan: Osborn steelt het pak en de glider nadat hij The Green Goblin geworden is – hij ontwerpt een masker om zijn identiteit te beschermen.
Dat gezegdhebbende, had een variant van het masker dat meer lijkt op wat we in bovenstaande video, me ook interessant geleken. Al zijn de ogen in dit masker wel erg doods.
De kans is groot dat je wel eens het werk van Kyle Cooper hebt gezien, zonder dat je je ervan bewust was dat het zijn werk was. Cooper is een van de beste filmtitelsequentie-ontwerpers van deze tijd. Hij maakte de titelsequenties van meer dan honderd films, onder andere die van Se7en en de Spider-Man-films van Sam Raimi.
“Oh, dat werk!” Precies!
In onderstaand video-interview vertelt hij over zijn werk en zijn aardig wat voorbeelden van zijn titels te zien. Wat mij erg aanspreekt is dat hij fysieke effecten boven de digitale trukendoos prefereert. Op die manier ontstaan er toevallige ongelukjes die heel goed kunnen uitpakken.
Het interview is onderdeel van het project Forget the film, Watch the titles van Submarine Channel. Het project is puur gericht op titelsequenties. En dat zijn soms ware kunststukjes op zich. Ze maken je lekker voor de film die komen gaat. Ze geven een indruk van de film en de sfeer van het verhaal dat je gaat zien. Ze helpen je als het ware de drempel over waardoor je van de echte wereld de filmwereld in kunt stappen. Soms geven ze een impressie van wat er zich in het vorige verhaal heeft afgespeeld, zoals de titelsequentie van Spider-Man 2 die prachtige tekeningen van Alex Ross bevat.