Het moet ook niet gekker worden in stripland: psychiater Sigmund opent in november zijn eigen pop-up winkel om de publicatie van het vijfentwintigste album te vieren.
In het vijfentwintigste album wordt dokter Sigmund door Pavados Robotica benaderd om het prototype van de allereerste therapierobot ever te testen. Dat verzoek verbaast hem niet, want hij is immers de bekendste psychiater van Nederland! (En ook zo bescheiden bovendien.) Bang voor concurrentie is hij ook niet, een robot kan toch nooit een therapeut van vlees en bloed vervangen? Verder wordt de deur van Sigmunds praktijk zoals altijd platgelopen door zeurende zestigers, verveelde vijftigers, vastgelopen veertigers, dolende dertigers, twijfelende twintigers, tobbende tieners en meneer Baltus.
Je zou het bijna vergeten omdat dat strip alweer veertien albums oud is, maar toen ik vanmorgen het nieuwste S1ngle-album pakte om te lezen, besefte ik weer hoe goed de strips van Hanco Kolk en Peter de Wit zijn. Wat mij betreft kun je ze als het beste komische duo van de Nederlandse strip beschouwen.
Kolk en De Wit werken al eeuwen samen en solo werkt De Wit hard aan de carrière van psychiater Sigmund. Recent werd bij de Harmonie van De Wit een hele dikke pil aan Sigmund-cartoons gepubliceerd. Al meer dan twintig jaar maakt de sympathieke De Wit deze grappige strip over Neerlands meest gestoorde psychiater. Inmiddels al ruim 6000 afleveringen. De bundel bevat maar liefst 1000 strips waarvan 50 nooit eerder verschenen consulten. Zelfs op herhaling blijft Sigmund leuk.
Maar goed, we hadden het eigenlijk over S1ngle. Uiteraard draait het nieuwe albumFantasy ook nu weer om de singles Fatima, Stella, Nienke en Floor en weten de heren Kolk en De Wit hedendaagse verschijnselen als selfies, google glasses en Game of Thrones op zeer grappige wijze te vermengen met de eeuwige zoektocht naar de ware. Dit keer krijgt Nienke een vriendje en daarom wil Fatima niet achterblijven. Ze gaat koortsachtig op zoek naar haar ware. Uiteindelijk vindt ze die in de wereld van de life role-playing game, misschien tegenwoordig nog de enige plek om de ridder op het witte paard te kunnen vinden.
Kortom, lachend en soort van romantisch ontbeten vanmorgen. [hr]
Daarom Minneboo leest: Als stripjournalist wil ik zoveel mogelijk strips onder de aandacht brengen. Daarom heb ik de rubriek Minneboo leest in het leven geroepen, om te laten zien hoe rijk en divers het medium strip kan zijn. De artikelen in deze rubriek zijn geen recensies (die teksten staan gepubliceerd in de bijhorende rubriek), maar kunnen thematisch zijn, een tekenstijl belichten of simpelweg een nieuwe uitgave kort aanstippen.
In het Stripmuseum Groningen is vanaf 17 december de expositieStripfies te zien. Selfies zijn tegenwoordig helemaal ingeburgerd. Sterker nog: probeer maar een paar minuten op Facebook, Twitter of Instagram te zitten zonder dat er eentje voorbij komt.
Stripfiguren konden daarom niet achterblijven. Speciaal voor de tentoonstelling maakten Nederlandse striptekenaars een tekening waarop te zien is hoe hun personages op ludieke wijze fotograferen. Dat zijn onder andere Heer Bommel en Tom Poes, Storm, Roodhaar, Agent 327, Elsje, Sigmund en Baron van Tast.
Check daarom het Stripmuseum Groningen van 17 december tot en met 1 maart. Uitgeverij Don Lawrence Collection bundelt de selfies in een boekje van 64 pagina’s dat voor €9,95 te koop is.
Dankzij de vakkundige pennenstreken van Peter de Wit en Hanco Kolk heeft strippsychiater Sigmund een zeer goede dag. Hij krijgt immers een dikke zoen van Stella uit S1ngle.
Of mag Stella zich gelukkig prijzen dat ze eindelijk eens de lippen mag roeren van een intelligente kerel? Het is maar hoe je het bekijkt.
In strips kunnen alle dromen waar gemaakt worden en daarom roept deze grappige tekening gemaakt op de Stripdagen Haarlem bij mij de vraag op met welk strippersonage ik eens zou willen tongworstelen. Wat de dames van S1ngle betreft is het antwoord voor mij niet moeilijk, dat moet Fatima zijn, ook al wordt de aantrekkelijke, neurotische blondine met maar één oog getekend door Kolk. (Je kunt immers niet alles hebben.)
Als we het stripuniversum wat groter maken, dan dient een groot aantal kandidaten zich aan. Mary Jane Watson is tegenwoordig weer vrijgezel om maar meteen een mooie stripbabe te noemen. Dat striplezers wel eens warmbloedig van strippersonages dromen bewijzen de vele beurs- en opdrachttekeningen die op het web opduiken waarin personages bloot of half bloot zijn afgebeeld. In ieder geval heel anders dan dat je ze doorgaans op de strippagina’s tegenkomt.
En hoe zit het met jou, stripliefhebber? Welk stripfiguur vind jij aantrekkelijk genoeg om te zoenen?
Is dat Fanny Kiekeboe, Franka, Roodhaar of toch ook een van de S1ngle-dames? Dezelfde vraag stel ik natuurlijk aan de vrouwelijke striplezers….
Update
Direct nadat ik de link van deze blogpost geplaatst had op Facebook, begonnen mensen met het beantwoorden van de vraag. Heel tof natuurlijk, maar als je geen FB hebt, kun je deze antwoorden niet zien. Daarom heb ik besloten om de reacties ook zoveel mogelijk hier te plakken. Laat je erdoor inspireren, zou ik zeggen.
Wie comics leest, weet dat het verhaal nooit echt afloopt en eeuwig doorgaat. Comics zijn superheldensoaps: overleden personages komen terug en grote veranderingen worden – meestal – weer teruggedraaid.
Eind 2012 overleed Peter Parker in Amazing Spider-Man #700, het laatste nummer van de serie, en tegenwoordig zit superschurk Doctor Octopus in zijn lichaam om als ‘Inferieure’ Spider-Man het Marvel Universum onveilig te maken. Dat klinkt inderdaad net zo fout als de huidige verhalen die schrijver Dan Slott hierover uithoest. Verhalen van een lager niveau dan menig fan-fiction of Vijftig tinten grijs-achtige lectuur. Ik troost mij met de gedachte dat Slott ooit vervangen zal worden en dat Peter Parker dan wel weer terug zal keren, net als Superman, Batman en andere dode (super)helden die het eeuwige voor het tijdelijke inruilden. Want zo gaat dat in comics.
Die troost ontbreekt echter volledig bij televisieseries die ongelukkig eindigen.
Neem Dexterbijvoorbeeld. Acht jaar lang leefden we mee met een psychopaat die misdadigers omlegt. Langzaamaan zagen we hoe Dexter in een echt mens veranderde. De avonturen van deze sympathieke messentrekker zouden aan het eind van seizoen 8 tot een spannende conclusie komen. Helaas, in plaats daarvan presenteerden de schrijvers een verschrikkelijke cop-out: wat logisch leek gebeurde niet. Dexter werd niet ontmaskerd door zijn politiecollega’s van Miami Metro, noch leefde hij nog lang en gelukkig met zijn geliefde Hannah, de aantrekkelijke blonde seriemoordenaargroupie met een voorkeur voor giftige salades. De makers kozen voor een flauwe middenweg en niet voor een bevredigende climax. In 50-minuten werd acht jaar kijkgenot veranderd in een waste of time. Omdat tijd geld is, overweeg ik een fikse schadevergoeding van betaalzender Showtime te eisen om deze verloren tijd te compenseren.
Dexter is natuurlijk niet de enige serie die slap afloopt. Gelukkig heb Lost nooit gekeken, want naar het schijnt krijgt het merendeel van de fans nog steeds therapie bij dokter Sigmund om de grote teleurstelling van de laatste aflevering te verwerken. De frisse scifi-serie Fringe (met het sympathiekste trio uit de televisiegeschiedenis en meer onverwachte plot-twists dan menig kabinetsbeleid) had beter kunnen eindigen na de spannende climax van seizoen vier en niet met het halfbakken, clichématige invasieverhaaltje uit het slotseizoen.
Vroeger werden series niet afgerond. De omroep trok simpelweg de stekker eruit, waardoor er nooit echt een einde kwam aan de avonturen van de personages waarmee je een emotionele band had opgebouwd. Eigenlijk was dat beter, want je kon zelf fantaseren hoe het verhaaltje verderging. Nu rest ons niets anders dan het risico op teleurstelling te minimaliseren en de laatste aflevering van een geliefde serie niet te bekijken. Nog beter: laat de televisie uit en ga comics lezen. Maar uiteraard niet de huidige Spider-Man-reeks.
Peter de Wit verrijkt al meer dan dertig jaar het Nederlandse beeldverhaal met zijn humoristische strips als Sigmund en de series S1ngle en Gilles de Geus (die laatste twee maakt hij samen met Hanco Kolk.) Recent sloeg hij een nieuwe weg in en maakte een grafische novelle over het legenestsyndroom, een onderwerp dat hem nauw aan het hart ligt.
Stripmaker Peter de Wit (Beverwijk, 1958) weet al meer dan dertig jaar de lachspieren van zijn lezers te stimuleren. Sinds 1994 houdt hij met Sigmundde lezers van de Volkskrant dagelijks een lachspiegel voor. De kleine psychiater met ooglap is misschien wel zijn bekendste creatie, maar uit die strip kwamen ook de populaire Burka babes voort. Met Hanco Kolk maakt De Wit met S1ngle grappen over drie hartsvriendinnen op zoek naar de ware liefde; samen verhaalden ze de avonturen van struikrover Gilles de Geus en creëerden ze het komische duo Mannetje & Mannetje. Met zijn strips heeft De Wit de Nederlandse humorstrip onmiskenbaar verrijkt.
‘Ik ben geboren voor de krantenstrip, die heb ik altijd willen maken,’ vertelt De Wit geestdriftig. ‘In 1979 solliciteerde ik bij stripblad Eppo met krantenstrips, maar daar konden ze bij het weekblad niets mee natuurlijk. Kranten wilden ze ook niet hebben: ik was nog niet goed genoeg. Pas vijftien jaar later ging mijn droom met Sigmund in vervulling. Dat was een soort thuiskomen.’
Ik spreek De Wit in zijn kantoor in het centrum van Amsterdam. Via een onopvallend steegje krijgt men toegang tot het pand waar voorheen een krantenredactie en drukkerij waren gehuisvest. De stripmaker deelt de ruimte met een stempelmaker, fotograaf en vormgever. De dagen dat hij niet thuis werkt, zit hij hier te schrijven en te tekenen. Een computer ontbreekt op zijn bureau, want e-mail en Google leiden maar af. Wel liggen er enkele A4 blaadjes met kleine schetsen en uitgeschreven dialogen voor nieuwe Sigmund-stroken. Soms staan er de contouren van een hele strip. Verder liggen er wat krantenknipsels: inspiratiebronnen voor grappen voor Sigmund. ‘Ik lees veel kranten en tijdschriften en haal mijn onderwerpen uit de actualiteit.’
Meneerke Psi
Neerlands bekendste striptherapeut debuteerde in 1993 in de Vlaamse krant Het laatste nieuws als Meneerke Psi. Na een paar maanden werd de publicatie echter gestopt omdat men moeite had met de cynische toon. De Volkskrant bleek daar juist voor te vallen.
‘Vooral in het begin had Sigmund altijd het laatste woord of trapte hij de patiënten de deur uit. Dat was allemaal heel cynisch en lik op stuk. Op den duur wordt dat erg voorspelbaar. Nu heeft de patiënt meestal de grap. Ook heb ik Sigmund begrijpender gemaakt. Hij is nu meer de therapeut die vraagt wat men er zelf van vindt.’
In Vlaanderen heeft de strip later nog jarenlang in De Morgen gestaan.
Hollandse humor
In Sigmund doken op een gegeven moment de Burka babes op: de dames gehuld in burka’s dragen steevast een boodschappentas van een supermarktketen waaruit respectievelijk een prei of een stokbrood steekt. Het eerste boekje over de Burka babes is vertaald in het Spaans, Tsjechisch, Engels en Frans. De Italiaanse editie is in de maak. Vanaf het begin kreeg De Wit al veel reacties op de dames, mensen stuurden zelfs hun eigen grappen naar hem op. Volgens de stripmaker zit de aantrekkingskracht van de strip in het feit dat het gaat om huisvrouwen die mopperen over hun man en de nieuwste mode bespreken. Daarbij speelt de discussie rond de multiculturele samenleving in veel Europese landen.
Met de strip laat De Wit zich behoorlijk kritisch uit over de positie van vrouwen in de islam. Bijvoorbeeld met de laatste cartoon uit Polderburka’s waarin Sigmund een moslima gebiedt haar burka uit te trekken om zichzelf te bevrijden van haar gevangenis. De vrouw antwoordt: ‘Dan ben ik niemand,’ en inderdaad: onder de kleding schuilt een grote leegte, geen lichaam te bekennen. Sigmund verzucht: ‘Ja, dat is de kracht van onderdrukking.’
De Wit: ‘Een burka dragen lijkt me heel vervelend. Het is ongemakkelijk, je hebt heel weinig zicht. Je moet ervan zweten, je struikelt erover. Het is letterlijk en figuurlijk een soort gevangenis.’
Toch schuilt er geen maatschappelijke boodschap achter de cartoons. ‘Het is mijn werk om kritisch te zijn en op het randje te lopen. Maar het is geen moslimbashing. Als je hard op de koran inhakt, dan ben je na drie grappen wel klaar. De kracht van de burka babes is juist dat het een vriendelijke strip is. Ik beoog niet iets stichtelijks. Eigenlijk wil ik gewoon lol trappen.’
Of zijn gevoel voor humor typisch Hollands is, weet De Wit niet. ‘Mijn humor is erg geïnspireerd en beïnvloed door Amerikaanse krantenstrips. Dus je kunt zeggen dat het een soort van Amerikaanse ondertoon heeft. Maar het kan best zijn dat Amerikanen het juist heel Europees of Nederlands vinden,’ zegt de stripmaker.
Het beeld van de burka babes dat toch veel weg heeft van zwarte tampons met voetjes, nodigt uit het maken van grafische grappen. ‘Als ik die cartoons teken probeer ik altijd aan het lege en gestileerde van Dick Bruna’s werk te denken.’
Hergé
De Wit vertelt met duidelijk plezier over zijn strips en het maken ervan. Zijn passie voor het beeldverhaal begon, zoals bij zoveel collega’s, al op jonge leeftijd. Hij las stripbladen als Sjors van de Rebellenclub, Robbedoes, Stripschrift en Vivo Magazine, waarin Prins Valiant stond. Met middelbare schoolgenoot Gerard Aartsen startte hij in 1973 het stripinformatieblad Striprofiel. Samen interviewden zij stripmakers. ‘Dat was een interessante leerschool. Ik zag bijvoorbeeld dat strips groter worden getekend dan ze worden afgedrukt.’
Op zijn vijftiende bezocht De Wit met Aartsen de Studios Hergé in Brussel om Bob de Moor te interviewen. De Moor was bijna veertig jaar lang de rechterhand van Hergé, de geestelijk vader van Kuifje die onmiskenbaar zijn stempel op het Europese beeldverhaal heeft gedrukt. ‘Ik ben een van de weinige Nederlanders die Hergé een hand heeft gegeven,’ vertelt De Wit. ‘Tijdens het interview ging opeens de deur open en kwam God binnen. Volgens mij zweefde hij zelfs een stukje boven de grond. De kamer werd ook lichter, zo’n uitstraling had hij. Ik weet niet of hij Vlaams of Frans sprak. Ik denk Vlaams, want mijn Frans was niet goed. Hij vroeg of we al iets te drinken hadden gehad. Een glaasje cola werd ons geoffreerd. Hij was maar even binnen en verdween toen weer. Maar dat was toch wel bijzonder eigenlijk.’
Hoewel De Wit tegenwoordig niet veel strips meer leest, pakt hij nog graag een Kuifje-album uit de kast. ‘Hergé was een geweldige tekenaar en zijn werk heeft een mooie zwart-wit verdeling. In een tekening is het wit net zo belangrijk, net zo vertellend als het zwart. Die tip geef ik gratis weg. Qua inkten is veel wit laten ook nog eens goedkoper,’ grapt de Hollandse tekenaar die ook graag in zwart-wit werkt.
Jochem
Toen De Wit besloot stripmaker te worden, probeerde hij verschillende stijlen uit. Zijn eerste gepubliceerde strip Jochem tekende hij in een soort klare lijn, geïnspireerd op de stijl van De Moor. Toen hij voor Eppo aan de slag ging met de westernstrip Stampede! en later De Familie Fortuin, koos hij voor een meer cartooneske stijl. Hierin zijn duidelijk de invloeden te zien van de verschillende Amerikaanse cartoonisten die hij bewondert. Zoals Virgil Partch (1916-1984), Brant Parker van Tovenaar van Fop, Gordon Bess (Roodoog), maar bovenal Mort Walker van Flippie Flink inspireerden De Wit.
Legenestsyndroom
In diezelfde vertrouwde cartooneske stijl tekende hij Het lege nest. In deze grafische novelle heeft vader Ben het er erg moeilijk mee dat zijn kinderen op kamers zijn gaan wonen. Sindsdien voelt hij zich nutteloos. Ben lijdt aan het legenestsyndroom en moet van zijn vrouw in therapie. Door Ben met een therapeut te laten praten had de stripmaker een middel gevonden om de vader op natuurlijke wijze zijn verhaal te laten vertellen. De Wit houdt namelijk niet van gedachteballons. En dat Sigmund een belangrijke bijrol heeft in de strip is ook logisch: waarom een nieuwe striptherapeut bedenken als je al jaren een succesvol personage hebt?
Met Het lege nest slaat de humorist een nieuwe weg in: voor het eerst maakte hij een persoonlijk beeldverhaal. De Wit had het er namelijk zelf ook moeilijk mee toen zijn zoon en dochter drie jaar geleden op kamers gingen. ‘Ik vind het geweldig om vader te zijn. Wat Ben heeft is misschien wat aangedikt, maar zijn ervaringen en de mijne komen aardig overeen. Als de kinderen het huis uitgaan, sta je als echtpaar elkaar toch even gek aan te kijken. Ik heb daar lang aan moeten wennen.’
Het lege nest moest vooral een dramatisch verhaal worden met een weemoedige sfeer. Toch is het boekje door de tekenstijl en luchtige toon niet zwaarmoedig. Soms komt De Wit erg grappig uit de hoek, al komen de grappen vooral uit de situatie voort en zijn ze niet de kern van de vertelling zoals bij zijn andere stripwerk. Als vader Ben in de strip trots vertelt dat zijn dochter psychologie studeert, merkt Sigmund blijmoedig op: ‘Hele goede studie. Daar zit toekomst in.’
Ondanks zijn jarenlange ervaring als stripmaker en ondanks het feit dat hij co-auteur van de Gilles de Geus-albums is, had Peter moeite met het schrijven van een langer verhaal. ‘Ik ben meer geschikt voor de korte baan, zoals cartoons en krantenstrips. In een krantenstrip moet je veel weglaten in tekst en beeld omdat het verhaal duidelijk moet zijn en de lezer het snel tot zich kan nemen.’
Ambacht
De Wit kreeg hulp van onder meer zijn uitgever en Hanco Kolk, zijn vriend en collega met wie hij sinds 1985 al op succesvolle wijze samenwerkt. ‘Als we S1ngle maken houdt Hanco over het algemeen de verhaallijn in de gaten. Ik ben meer voor de gags, de scènetjes en dat soort dingen. Hanco heeft het scenario van Het lege nest gelezen en stelde hier en daar een plaatje extra voor om de timing soepeler te laten lopen. Ook kwam hij met kleine suggesties die de strip verrijken. Als Ben in de eerste scène de vaatwasmachine uitruimt, heeft hij een theedoek vast bijvoorbeeld. Die tekende Hanco erbij.’
De Wit beschouwde het tekenen van Het lege nest als iets wat hij naast zijn echte werk deed. ‘Toen het boek klaar was, had ik het gevoel dat ik voor het eerst een project had afgesloten. Het werk aan Sigmund, die ik alweer bijna 18 jaar teken, stopt namelijk nooit. Je bent als dagstriptekenaar een soort ambachtsman. Elke dag is er weer een nieuwe krant en daar moet een strip in. Die gagmachine gaat gewoon door. Het komt nooit in me om ermee te stoppen: Ik vind het een geweldige baan.’
Kerstliedjes zitten zo bij me ingebakken dat ik ze nooit meer uit mijn hoofd krijg. Sterker nog: vaak spoken ze in augustus al spontaan door mijn brein. Verschrikkelijk natuurlijk om in een zonovergoten Nederland opeens Last Christmas van Wham! te gaan neuriën. Gelukkig kan ik met het plaatsen van deze webvideo gepaste wraak uitoefenen op de homo-erotische heren van Wham!, hun jaren tachtig-kapsels en die verschrikkelijke synthesizer die dit nummer overheerst.
Maar dat niet alleen… heb je wel eens goed naar de tekst geluisterd?
Last Christmas, I gave you my heart
But the very next day, You gave it away
This year, to save me from tears
I’ll give it to someone special
Een jaar na dato heeft hij nog steeds last van het feit dat ze hem dumpte. Een jaar later… kom op zeg! Wat een aansteller. En sterker nog: hij is nog steeds niet over haar heen:
Now I know what a fool I’ve been
But if you kissed me now I know you’d fool me again
Gelukkig is het later in George Michaels carrière nog goed gekomen en heeft hij nog een paar mooie albums gemaakt waardoor ik hem Last Christmas bijna kan vergeven. Bijna. Al het begin is moeilijk, moet je maar denken.
Geen idee wat de lulligste kerstvideoclip aller tijden is, maar die lulligheid van Last Christmas wordt door deze parodie uitstekend geïllustreerd.
En oh ja: Merry X-Mas.
Psychiater Sigmund weet gelukkig wel raad met die viespeuken van de rooms-katholieke kerk:
Verder vind ik dit een aardige actie. Dit soort weerstand zie ik graag in dagen waarin de dwaallichten weer overal te horen zijn. Gisteren zag ik een item bij het NOS Journaal, waarin mensen helemaal uit hun dak gingen omdat ze over Jezus mochten zingen. De nachtmis meets De Toppers. Ik vond dat een enger beeld dan wat ik me voorstel van een algemene vergadering van een stel PVV’ers. Mensen schijnen vergeten te zijn dat Jezus, God en al die andere figuren ook maar gewoon door een paar creatieve schrijvers zijn bedacht.
Het is 5 december. Wie moet er nog koortsachtig een surprise inpakken, een gedichtje schrijven en misschien zelf nog wat cadeautjes kopen? De Sint en Kerstman in ons maakt overuren. Wat te halen voor je geliefde, vrienden, kinderen, vaders, moeders, schoonmoeders, schoonvaders, neven, nichten, ooms en tantes? Heel simpel: koop strips.
Je kunt natuurlijk ook dit jaar weer een paar sokken kopen of een boekenbon of zo’n lekker chemisch ruikend parfum, maar het is natuurlijk veel beter en origineler om iemand blij te maken met een goede strip. Het medium is zo rijk, er is voor iedereen wel een album, graphic novel, serie of cartoonbundel te bedenken.
Geen zin om al die teksten door te bladeren? Maak het jezelf nóg makkelijker en stap een stripspeciaalzaak binnen. Waarschijnlijk heeft de verkoper aan een half woord genoeg. Je hoeft alleen maar te vertellen voor wie je iets zoekt en voilà, je gaat met een origineel Sinterkerstcadeau de deur uit.
De jury van de Willy Vandersteenprijs kent de prijs voor beste Nederlandstalig beeldverhaal 2010 -2011 toe aan de Nederlandse stripauteur Michiel van de Pol (1965) voor zijn album Terug naar Johan, uitgegeven bij Oog & Blik/De Bezige Bij. Van de Pol volgt daarmee Brecht Evens op die in 2009 de eerste editie van de prijs won met zijn graphic novel Ergens waar je niet wil zijn. Op zaterdag 10 december ontvangt Van de Pol op het Gala van de Vlaamse Strip tijdens het Strip Turnhout festival, de prijs die de naam draagt van Willy Vandersteen (1913-1990).
Zoals algemeen bekend was Vandersteen de geestelijke vader van Suske en Wiske.
Michiel van de Pol debuteerde in 1996 met de gagstrip Mol in het Sjors en Sjimmie Stripblad. Naar aanleiding van de geboorte van zijn eerste zoon startte Van de Pol een dagboekstrip dat in 2000 gebundeld werd door uitgeverij De Prom (De Medicijnman). Zes jaar later won de Nederlandse stripauteur met zijn autobiografische strip Cartoondiarree de Stripstrijd van Het Parool. De strip verscheen twee jaar lang in de Nederlandse krant. Michiel van de Pols werk verscheen o.a. in NRC Next, Eisner en Zone 5300. In 2010 verscheen bij uitgeverij Oog&Blik/De Bezige Bij Terug naar Johan, waarin de stripauteur terugkijkt naar zijn vervlogen jeugdjaren.
Uit het juryrapport: “In het boek maakt Van de Pol de lezer deelgenoot van zijn jeugdvriendschap met Johan en de impact van een ontluikende puberteit op die vriendschap. De jury prijst de kwetsbare en humoristische manier waarop Van de Pol herkenbare en persoonlijke situaties neer zet. Met een schijnbaar nonchalante eenvoudige stijl creëert Michiel van de Pol meerdimensionale personages van vlees en bloed. Het werk van Michiel van de Pol is een mooie vertegenwoordiger van de sterke aanwezigheid van de autobiografische graphic novel in Vlaanderen en Nederland. Bovendien prijst de jury van de Willy Vandersteenprijs auteur Michiel van de Pol als exponent van een stripgeneratie die koppig en met veel doorzettingsvermogen hun eigen ding blijft doen in financieel vaak weinig stimulerende omstandigheden.
Bijzondere appreciatie drukt de jury daarnaast uit voor twee albums die tot in de laatste fase mee in de running waren, met name het aangrijpende Van Istanbul naar Bagdad van auteurs Hanco Kolk en Arnon Grunberg en de heerlijk onderkoelde gagstrip Sigmund van Peter de Wit‘.
De Willy Vandersteenprijs werd in het leven geroepen door Vlaams-Nederlands huis deBuren in Brussel, Stripdagen Haarlem en Strip Turnhout en bekroont het beste oorspronkelijk Nederlandstalige album van de voorbije twee jaar. Er is een geldprijs van 5.000 euro aan verbonden en de laureaat krijgt een tentoonstelling over het winnende album die zowel in Vlaanderen als Nederland te zien zal zijn.
De Vlaams-Nederlandse jury voor de prijs bestond deze editie voor de tweede opeenvolgende en laatste keer uit Leen Vandersteen (niet-stemgerechtigd juryvoorzitter), Ineke Horst (uitbaatster stripwinkel Sjors Dordrecht), Noël Slangen (communicatiespecialist, stripliefhebber), Jan Smet (stichter Bronzen Adhemar, Stripgids en stripfestival Turnhout), Frank Van Leemput (advocaat, stripliefhebber) en Hein Van Putten (art director De Volkskrant, stripliefhebber).
Terug naar Johan Persoonlijk kan ik me prima vinden in het oordeel van de jury. Ik vind Terug naar Johan een interessant en aansprekend boek, het beste wat Van de Pol tot nu toe heeft gemaakt.
Stripmaker Peter de Wit vertelt met Het lege nest voor het eerst een persoonlijk verhaal. ‘Als de kinderen het huis uitgaan, sta je als echtpaar elkaar toch even gek aan te kijken.’
In de grafische novelle Het lege nest heeft vader Ben er grote moeite mee dat de kinderen het huis uit zijn. Bens leven lijkt plotseling zinloos. Bij het horen van het nummer Dochters van Marco Borsato wordt hij al emotioneel. Ben lijdt aan het legenestsyndroom en gaat in therapie. Zijn therapeut is Sigmund, Neerlands bekendste strippsychiater. ‘De vader moest aan iemand zijn verhaal kwijt en ik hou niet van gedachteballons in strips,’ vertelt Peter de Wit. ‘Ik kon wel een nieuwe therapeut bedenken, maar ik heb Sigmund al. Alle raad die hij geeft over het legenestsyndroom klopt. Ik heb aardig wat documentatie over het onderwerp, dus ik kon Sigmund allerlei onderzoeken van psychologen in de mond leggen. Het moest niet echt een zelfhulpboek worden, maar wel een beetje.’
Naast de strip Sigmund waarmee De Wit sinds 1994 de lezers van de Volkskrant dagelijks een lachspiegel voorhoudt, is hij co-auteur van de populaire krantenstrip S1ngle die hij samen met Hanco Kolk maakt. Met Het lege nest slaat De Wit een nieuwe weg in: voor het eerst maakte hij een lang verhaal over een onderwerp dat hem nauw aan het hart ligt.
‘Ik wilde vooral een weemoedig
en liefdevol verhaal maken’
De Wits kinderen, een zoon van 25 en een dochter van 21, gingen drie jaar geleden op kamers. Toen maakte hij in Sigmund een serie grappen over het legenestsyndroom. Sindsdien wilde De Wit er altijd al een langere strip over maken. ‘Het moest eruit. Het is niet zo dat ik honderden verhalen te vertellen heb, maar dit wilde ik graag tekenen.’
Had de stripmaker net zoveel moeite met de situatie als zijn hoofdpersoon? ‘Als je kind geboren wordt is dat een soort wonder. Van het ene op het andere moment ben je vader. De 25 jaar die daarvoor hadden plaatsgevonden waren opeens onbelangrijk en haast vergeten. Ik vind het geweldig om vader te zijn. Wat Ben heeft is misschien wat aangedikt, maar zijn ervaringen en de mijne komen aardig overeen. Als de kinderen het huis uitgaan, sta je als echtpaar elkaar toch even gek aan te kijken. Dat is toch heel raar. Ik heb daar lang aan moeten wennen.’
Geen computer
Een paar dagen per week zit De Wit in een werkruimte die hij deelt met onder meer een fotograaf en een stempelmaker, gehuisd in het oude Handelsblad-gebouw in het centrum van Amsterdam. Op zijn werkkamer thuis zorgen e-mail en Google voor veel afleiding, daarom heeft hij hier als enige geen computer op zijn bureau staan.
Aan dit lege bureau is hij begonnen met het script van Het lege nest, een dramatisch beeldverhaal met zo nu en dan een relativerende grap: ‘Ik wilde vooral een weemoedig en liefdevol verhaal maken. De humor komt voort uit de situatie, er zitten geen bedachte grappen in.’
De toon van de grafische novelle is vooral luchtig. Wanneer Sigmund zijn cliënt mee uit wandelen neemt, blijkt hoe zwaar vader Ben het te pakken heeft. Waar andere mannen kijken naar etalages vol typische mannendingen als elektronica en auto’s, blijft de ontheemde vader tevreden staren naar een wiegje met Nijntje erop. Hij las de kinderen altijd Nijntjes avonturen voor. Als hij de tekst van Nijntje in de dierentuin begint te citeren, haakt Sigmund spontaan in. Dan blijkt dat de psychiater tot zijn twaalfde alleen de boekjes van Dick Bruna mocht lezen van zijn moeder. ‘Je hoort vaak dat psychiaters en therapeuten een bijzondere of nare jeugd hebben gehad. Daarin is Sigmund geen uitzondering,’ legt De Wit uit.
De volwassen kinderen van Ben zijn op de achtergrond altijd aanwezig: ze bellen op of hun portretfoto’s komen in beeld. De Wit voert ze echter nooit letterlijk op als personages: ‘Een bewuste keuze, want het verhaal draait om de vader en de therapeut als bijfiguur.’
Cartoonesk
Het lege nest is getekend in de cartooneske stijl waarin hij Sigmund en de Burka babes tekent. De oplettende lezer ziet veel personages op de achtergrond glimlachen: ‘Leuk dat je dat is opgevallen! Ik wilde het verhaal een blije, sympathieke uitstraling geven dus heb ik express veel mensen laten lachen. Deze strip moest contrasteren met Sigmund, waar ik graag treurige en depressieve mensen voor teken. Ik vind het fijn om vijftien rimpellijnen in hun gezicht te krassen en gebogen ruggen, geslagen door het leven, te tekenen.’
Thuis werd de novelle goed ontvangen. ‘Het is niet zo dat mijn kinderen zo schrokken dat ze weer thuis zijn gaan wonen. Dat was natuurlijk mijn opzet, maar helaas’, grapt de breed grijnzende stripmaker.
Het lege nest ligt nu in de winkels. Uitgeverij De Harmonie, 96 blz. € 14,90.
Dit interview is donderdag 6 oktober in NRC Handelsblad gepubliceerd.
Liefhebbers van de strips van Fred de Heij, en daar schaar ik mezelf ook onder, kunnen hun lol op, want recent werden Pulpman #10 en Pulpmania gepubliceerd, een bundel verhalen uit het magazine.
Een groot deel van de bundel staat vol met de verhalen over Pulpman zelf: een vreemde figuur met een clownesk uiterlijk, een opportunistische antiheld. De wereld van de pulp bevat personages met een dubieuze moraal – ze vormen in dat opzicht een spiegel van de mensheid.
De Heij tekent in een realistische stijl. Hij dient zijn verhalen sappig op met een dosis geweld en de nodige seks. Zoals bekend, schroomt De Heij in zijn verhalen niet om, vaak prachtig getekende vrouwen, te pas te laten penetreren. Ook hebben veel verhalen een bovennatuurlijk tintje. Ze zijn een interessante combinatie tussen aardse handelingen (seks) en fantastische transformaties en gebeurtenissen.
In Pulpmania zijn de vervolgverhalen ‘Kapitein Pulp’ (Pulpman als piraat) en ‘Biechten’ opgenomen. Het feit dat je de verhalen nu in een ruk uit kunt lezen, geeft de bundel een meerwaarde. Zelf hou ik er niet zo van om strips in afleveringen te lezen.Hopelijk mogen we in Pulpmania #2 meer lange verhalen verwachten.
In ‘Biechten’ weet Alice op slinkse wijze uiteindelijk de familieranch van haar pleegvader te bemachtigen. Door alle familieleden af te werken, weet ze de concurrentie stuk voor stuk uit te schakelen. Als toetje lukt het haar zelfs om de priester bij wie ze haar zonden opbiecht, op seksueel vlak te corrumperen. (Niet dat dit gezien de huidige misbruikschandalen in de katholieke kerk echt een prestatie is natuurlijk, maar dat terzijde).
Tot mijn grote plezier staat het verhaal ‘Zingeving’, dat ik voor Pulpman heb geschreven, er ook in. Hierin draait het allemaal om Dante die door een demon bezeten raakt. Dit stelt hem in staat om wraak te nemen op iedereen die hem recent heeft benadeeld. De samenwerking met Fred beviel goed en ik hoop binnenkort een vervolg te schrijven.
Commentaar in stripvorm
In het korte verhaal ‘Sigmund’ neemt Pulpman de praktijk over van Neerlands bekendste strippsychiater. Fatima van de strip S1ngle is een van de patiënten. Ze beklaagt zich over het feit dat ze nog steeds vrijgezel is. ‘Ja. Hè. Hè. Tuurlijk ben je single. Je ziet er toch ook niet uit.’ Pulpman vindt het maar niets dat ze maar met één oog getekend wordt. Haar uiterlijk zou irritatie opwekken. ‘Aanstellerig gedoe,’ vindt hij dat. Later komt Maaike Hartjes de praktijk binnenlopen, Fred heeft haar getekend in de simpele stijl waarin de stripmaakster zichzelf jaren tekende in haar dagboekstrip. Pulpman denkt dat het kleine poppetje een beestje is en stampt erop.
Toen deze strip in Pulpman #7 stond, vroeg ik De Heij op de Stripdagen Haarlem wat hij precies met deze strip wilde uitdragen.
‘Die heb ik gemaakt omdat het leuk is,’ zei de stripmaker in de stand van uitgeverij Xtra. Wilde hij misschien commentaar geven op de strips die hij aanhaalt?
‘Niet op Maaike Hartjes en Sigmund, maar wel op S1ngle. Dat vind ik geen leuke strip. Die lijnvoering, daar hou ik gewoon niet van.’
Fred pakte de betreffende strip er nog even bij. ‘Nou, dat is toch grappig. Een andere reden is er niet, hoor. Ik hoef niet een of andere onbekende fluttekenaar aan te pakken. Deze mensen zijn zo bekend, die kunnen er ook wel tegen. Ik denk dat ze er ook om kunnen gniffelen.’
En daar draait het in de meeste strips van Pulpman om: absurde, overdreven pulpverhalen vol seks en geweld die vooral bedoeld zijn om een glimlach los te maken bij de lezer. Dat is met Pulpmania bij mij zeker weer gelukt.